Prince Rupert – Stewart

Prince Rupert – Stewart

Als de Cowpuccino opengaat om 7 uur staan we voor de deur; gedoucht, aangekleed, tassen in de auto, sleutel in het sleutelkastje. We drinken koffie, eten een snelle bagel (nouja, de bagel is op zich niet snel of traag; de snelheid waarmee hij verdwijnt is wel indrukwekkend) en gaan op weg. En oh mensen, wat is de weg mooi. We rijden langs de rivier de Skeena, een supersnel stromende, brede rivier, met grindbanken, eilandjes, mistflarden die langs de rivier glijden. Het is groen langs de kant, de zon prikt steeks vaker door de mist heen en hoewel er weinig plaatsen zijn om (veilig) te stoppen (wat Karin wat gefrustreerd maakt zo af en toe) genieten we met volle teugen. We volgen Highway 16 tot aan Terrace. Dat is een verrassend grote plaats en duidelijk een kruispunt van wegen en handel. We hebben nog ruim voldoende benzine, dus tanken hoeft niet, maar wij willen ook brandstof voor onderweg! We vinden er een grote Safeware supermarkt, zoals die er ook in Prince Rupert was en kopen er koffie bij de Starbucks en een aantal broodjes. 

Net voorbij Terrace slaan we af naar het noorden. En daarmee rijden we officieel op de legendarische Stewart – Cassiar Highway. Op de kruising staat een groot bord: north to Alaska! We rijden uiteindelijk maar 150 van de bijna 800 kilometer van deze snelweg, maar we voelen ons toch een beetje avonturiers. Niet slecht voor een stel reizigers in een witte Nissan Versa! De weg (toch al niet vol) is meteen merkbaar leger en er gaan soms 10, soms 15 minuten voorbij voor we een tegenligger tegenkomen! De weg is nog steeds groen, al laten we de Skeena River achter ons en is het water langs deze weg moeilijker te zien. We komen aanvankelijk niet alleen weinig mensen, maar ook weinig beesten tegen. Als we noordelijker komen wordt dat beter. Eerst steekt een eekhoorntje over. Dan een vosje! Hoog op zijn poten en snel. De volgende is minder leuk: we zien nog net een camper achteruit rijden die zojuist een bever heeft doorgereden. Het enorme beest ligt morsdood en bloedend op de weg. We worden er een beetje sip van. Twee meertjes verderop zien we een beverburcht… het zal toch niet? Brrr. Gelukkig is het mooi weer en we proberen het bloederige spektakel snel te vergeten. En als we bijna toe zijn aan (de volgende) pauze en plassen, trapt Martijn ineens op de rem. “Ik zag wolven”, zegt hij stellig. Karin kijkt hem verbijsterd aan terwijl Martijn snel de auto keert (heerlijk, een verlaten snelweg) en terugrijdt. Als we bij het zijweggetje komen kruisen we onze vingers en…

Ongelooflijk… Drie wolven snuffelen aan de rand van de weg wat om elkaar heen. Drie! Een pikzwarte, een prachtige donkergrijze en een bruingele, in een meer traditioneel wolvenkleurtje. Karin’s mond valt open, maar ze gebruikt onmiddellijk de kleine camera die ze altijd op schoot heeft als we in Canada rondrijden. Het lukt haar om drie plaatjes te schieten voor eerst de bruine wolf en dan al snel de twee donkere, uit het zicht verdwijnen. Martijn rijdt er heel voorzichtig nog even achteraan, maar het helpt niet. De wolven zijn weer net zo onzichtbaar als ze altijd zijn… We kijken elkaar volkomen verbouwereerd aan voor de auto bijna onploft van ons gelach, gejuich, een highfive en een compliment van Karin aan Martijn voor zijn opmerkzaamheid en van Martijn aan Karin voor haar snelle actie met de camera. We zijn zo blij met de plaatjes! Nee, ze zijn niet perfect, maar zonder dat bewijs geloven we zelf nauwelijks dat we dit daarnet hebben gezien, laat staan dat iemand anders ons zou geloven!

Helemaal uitgelaten rijden we naar de eerstvolgende rest area, waar we (als altijd) een keurig toilet vinden en in de zon daarna een broodje eten en een sapje drinken. Wauw! Als we verder rijden wordt het landschap steeds mooier. We zien bergen in de verte, met sneeuw! En even laten zien we wat verderop een hele rits auto’s stilstaan en een groep mensen die in een beek aan het staren is. Ehm, juist? We parkeren de auto langs de zijkant en ‘ah, zalm’, zegt Karin: ‘en die mensen wachten op een grizzly!’. Dat is immers ook een belqangrijke reden waarom wij hier zijn: de zalmen trekken de rivieren in om te paaien en daar komen beren op af. We kijken even naar de felrood gekleurde zalmen, met een groenige kop. We beginnen te ontdekken dat er heel veel soorten zijn: dit is de sock eyed zalmon, die de meest heftige kleur aanneemt in het paaiseizoen. Ze zien er prachtig uit en zijn druk bezig met de voorplanting. Geen beer te bekennen en we besluiten na een tijdje door te rijden. Vanuit Stewart gaan we serieuze pogingen doen.

Bij de Meziadin Juction slaan we links af, de 37a naar Stewart èn zusterstadje Hyder. Deze weg is simpelweg adembenemend. Om elke bocht zien we een nieuws uitzicht waar we bij oeh-en en ah-en. Er komen gletcherarmen van de bergen naar beneden. Hoog en klein, maar toch. Tot we over een heuvel en door een bocht komen en ineens oog in oog staan met de Bear Glacier, die tot aan het water op het niveau van de weg rijkt. Wauw! Er wordt aan de weg gewerkr, maar we vinden een plaatsje waar we veilig kunnen staan en plaatjes maken. Brr, snel dan, want hoewel het lekker zonnig en halfbewolkt is, is het aanmerkelijk kouder, mede dankzij een stevige wind.

Bijna in een juichstemming komen we rond half drie in Stewart aan en dat stelt niet teleur. Het is net zo klein, slaperig, outpost-achtig en schattig als we hoopten. We slapen in de Ripley Creek Inn, een geweldig hotel in een serie oude gebouwen (waaronder het oude bordeel, dat nu een woning is die integraal te huur is) die zoveel mogelijk in hun oude glorie zijn hersteld. De man die ons incheckt vertellen we op zijn vraag enthousiast over onze dag en de wolven. ‘Oh, then you are really lucky!’, zegt hij. Hij is rond de 50 en heeft in zijn leven ongeveer 6 keer één wolf gezien. En hij groeide hier op! We laten hem de plaatjes zien. Geen twijfel mogelijk, bevestigt hij, wolven. Tevreden brengen we de spullen naar onze kamer. We kijken uit op de moerasachtige monding van het Portland Canal. Het is lekker weer en daar gaan we maar eens even van profiteren: even de kreukels uit de benen lopen.

We gaan even kijken in het visitors center en daarna lopen we de boardwalk die over het moerassige deel aan de rand van het dorp ligt. Het uitzicht is geweldig; links en rechts bergen en voor ons de zee-arm. We zien een eekhoorntje met een enorme dennenappel worstelen, we zien Canadese ganzen overvliegen en we horen allerlei zangvogeltjes, al zijn ze niet zo zichtbaar. Als we de boardwalk hebben bekeken, bekijken we de ‘hoofdstraat’ van Stewart. Het mini-stadje is genoemd naar de broers Stewart, die één van de eerste mijnwerkers in de streek waren. Rond 1890 kwam de mijnbouw op gang en Stewart werd gebouwd en uitgebouwd als gevolg van de rijke goud-, zilver- en kopermijnen in het gebied. Het mijnen ging door tot de jaren ’60 van de vorige eeuw, hoewel ook nu nog een klein aantal mijnen actief is. De gebouwen in de hoofdstraat van Stewart weerspiegelen de geschiedenis; veel is gerestaureerd. Toerisme is nu de belangrijkste inkomstenbron en de ongeveer 400 vaste inwoners van Stewart werken vooral in dat toerisme óf in de visserij.

In deze ene straat zit alles dat we nodig hebben… en da’s maar goed ook, want veel meer is er niet! Als we zijn uitgekeken lezen we nog een tijdje op de kamer en daarna gaan we vroeg eten. Om half 6 zitten we aan een tafeltje in de Bitter Creek Café. En daar krijgen we verrassend lekker eten! Een zalig soepje vooraf (vissoep voor Karin; paddestoelen voor Martijn) en daarna een uitstekend hoofdgerecht (ribs voor Martijn en Alaska King Crab voor Karin!). We zijn positief verrast: hier eten we morgen weer! Maar nu gaan we snel op stap, want er moeten nog beren worden gezocht. Grizzlyberen wel te verstaan.

We rijden van Stewart in ongeveer 3 minuten naar Hyder, het zusterstadje van Stewart net over de grens! Ja, we zijn nu officieel in de Verenigde Staten. In Alaska om precies te zijn. De meneer voor ons heeft dat nog niet helemaal begrepen. Hij rijdt accuut 30 als hij een verkeersbord tegenkomt waar dat op staat… maar vergeet dat dat ‘miles / hour’ is, in plaats van kilometer / uur! Hyder is een spookstadje en op dit tijdstip (rond kwart over 7) is het bijna volledig verlaten. We rijden er rustig doorheen en dan nog een aantal kilometer er voorbij, over een keurig geasfalteerde weg. De LP spreekt nog over gravelweg; later begrijpen we van een parkranger dat de weg pas een jaar is geasfalteerd. En dan zijn we waar we willen zijn: Fish Creek Bear Viewing Platform! In deze kreek komen elk jaar zalmen paaien (de coho en de pink salmon) en daar komen beren op af. En vanaf de viewing platforms kan je die veilig bekijken. De beren zijn gewend aan de stellage en de mensen en na een tijdje, als ze zijn gewend aan de mensen, door hebben dat die NIET in hun territorium komen, niet gevaarlijk zijn èn niet interessant, negeren ze cde mensen bijna volledig. Ook de enorme horde die er vandaag staat.

Karin koop twee driedaagse passen voor een bescheiden bedrag, Martijn partkeert de auto en we lopen de walkway op. Hekje door, richting de mensen en daar zien we… een struik bewegen. Er zit een beer onder, zegt een ranger. Maar die eet bessen. Dus moeten we wachten. Net als alle andere mensen. Rond de dertig, veertig mensen, de één met een nog grotere camera dan de andere. We zijn maar watjes, met onze toch in onze ogen geweldige camera en lens. Maar of iedereen er nu betere foto’s van maakt… we zien één mevrouw tot vier keer toe ‘naast’ schieten, als ze de beer probeert te raken (digitaal dus)! Afijn.

We wachten een paar minuten, de struik beweegt… en ineens is daar, bijna recht onde ons, op nog geen 5 meter afstand, een enorme beer! Geen twijfel over mogelijk: een grizzly- of bruine beer. Niet te verwarren met de kleinere, donkerdere zwarte beer. Zonder zich iets van de mensen aan te trekken wandelt beer Monica (naar Monica Lewinsky, zegt de ranger… we durven niet te vragen waarom) de kreek in. Wauw, wat een GEWELDIG gezicht! We gaan helemaal los met de camera en de beer gedraagt zich keurig fotogeniek. Vangt een vis, peuzelt die vol in beeld aan de overkant van de kreek op, eet nog wat bessen, wandelt de hele kreek op en af (en de hele kudde mensen er op hilarische wijze achteraan ‘bear gymnastics’, zegt de ranger) en verdwijnt dan langzaam uit zich.

Voor we iets kunnen zeggen, zegt een man die net aan komt lopen: er zit er daar, in die kleine lagoon, nog één en hij komt deze kant op. We zijn net op tijd om door de mistig wordende lagoon een net zo grote beer langzaam onze kant op te zien komen. Daarna verdwijnt ze (Mira) even uit beeld. De boardwalk is laag aan deze kant, maar een halve meter hoger dan de grond en Karin staat dan ook bijna letterlijk oog in oog met de enorme beer als ze zich over de rand op de kant hijst. ‘wow’ klinkt het zachtjes maar collectief uit alle monden tegelijk. We doen collectief en bijna onbewust een stapje achteruit, al weerhoudt ons dat natuurlijk niet om plaatjes te maken. En daarmee doen we het precies goed: we geven deze chagrijnige dame (die al meerdere keren heeft lopen dreigen naar de boardwalk deze zomer) de ruimte en na even twijfelen en stilstaan, loopt ze door, onder de boardwalk door en ook zijn blijft lang en fotogeniek zichtbaar.

Als het te donker is om foto’s te maken en Mira uit beeld is verdwenen, besluiten we dat het genoeg is gweest. Anderhalf uur lang twee verschillende grizzlyberen kijken is VEEL meer dan we hadden durven hopen. We gaan naar het hotel. Dan moeten we natuurlijk nog wèl even door de grenscontrole. Waar die er Amerika in niet is, is die er Canad in namelijk wel. We hebben onze paspoorten bij ons. Nee, we hebben niets gekocht in en geen illegale dingen meegenomen uit de VS. Ja, we willen morgen weer beren kijken! “Tot morgen”, zegt de douanier en ze grijnst vriendelijk. Het is donker als we uitstappen voor het hotel en na een snelle borrel in onze kamer, duiken we ons mandje in. Dat was een geweldige dag: eens kijken of we morgen net zo leuke kunnen maken!

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.