Archief van
Categorie: Oost-Canada

24-08 Reisdag

24-08 Reisdag

We hebben vandaag alle tijd. Na wat uitslapen van het feestje van Eveline gisteravond, staan we om 9 uur naast ons bed voor de laatste puntjes op de i. Laatste spullen uitzoeken, alles in de tas, laatste mailtjes, vuilnis weggooien, stekkers er uit… Om half 12 staat Harro voor de deur om ons weg te brengen. Ruim op tijd, want 12 uur was ook vroeg genoeg! Na een gezellig bakkie brengt hij ons naar Schiphol.

Daar blijkt weer eens hoe handig Internet is: we hebben thuis al gezorgd dat we ingecheckt zijn en we hoeven nu alleen onze bagage af te geven. Dat is in no-time gebeurd en vervolgens vermaken we ons nog anderhalf uur achter de douane.

De vlucht naar Frankfurt verloopt voorspoedig en na een flink eindje lopen zijn we keurig op tijd voor de vervolgvlucht naar Toronto. We zitten in het midden, zodat we alleen elkaar hoeven te storen als we eruit willen. Het toestel zit vol en met een paar minuten vertraging zijn we op weg. De purser verontschuldigt voor het feit dat hij het entertainmentsysteem moet herstarten… en dan nog eens… en nog eens… Uiteindelijk concludeert hij dat het niet gaat werken en leggen we ons erbij neer dat het een lange vlucht wordt zonder films.

Na 8 1/2 lange uren, veel lezen, een maaltijd, een snack en veel drinken komen we uiteindelijk keurig om kwart voor 8 plaatselijke tijd aan in Toronto. We zijn zo door de douane (het wachten duurt even, maar de douane-man knikt eens vriendelijk en dan mogen we door) en ook onze tassen rollen keurig van de band.

We pinnen, pakken een taxi en als de chauffeur heeft gevonden waar Augusta Av. is, zet hij ons – ondanks afgesloten wegen – keurig voor de deur af. Het hostel is op z’n zachtst gezegd wat vergane glorie. Het is lawaaiig binnen en alles ziet er wat groezelig en studentenhuis-achtig uit. Het komt niet echt lekker binnen, vooral als de balie-dame de regeltjes opdreunt alsof ze al 100 jaar niets anders doet en vervolgens voor ons uitrent naar de overkant van de straat.
We moeten wel 3 trappen op en in een snikhete – maar schone – zolderkamer met 2 ventilatoren laat ze ons achter. Inmiddels zijn we klaar met de wereld. Het mag plaatselijk nog maar 10 uur zijn, maar ons klokje geeft toch echt 4 uur ‘s nachts aan. We poetsen ons tanden, richten de grootste ventilator de goeie kant op, proppen oordopjes in tegen het gezoef en vallen bekaf in slaap.

25-08 Toronto

25-08 Toronto

Hoewel we ‘s nachts behoorlijk wakker zijn geworden (waarom is het nog donker buiten: ons lijf is klaar voor ochtend!) weten we opnieuw in slaap te vallen en rekken we het tot 7 uur. Na een half uurtje wakker worden rennen we onder de douche door en om kwart over 8 zitten we aan het ontbijt.
Het hostel ziet er inmiddels wat vriendelijker uit. Alles is opgeruimd, het is overal redelijk schoon en de dame die nu achter de balie zit is vriendelijk en klinkt een stuk wakkerder. Er is ontbijt en we worden wakker met een croissantje en een kop koffie en bespreken dan met een kopje thee in de achtertuin wat we vandaag gaan doen. De eekhoorntjes rennen om ons heen: het eerste ‘wild’ is gespot!

We besluiten eerst de CN-Tower te bezoeken. Het is nog lekker vroeg en we kunnen op die manier onderweg meteen wat van de stad zien. Ons hostel ligt vlak bij China Town, dus de tweetalige borden vliegen ons al snel om de oren. In een parkje staan groepen Chinezen Tai Chi te beoefenen, zoals we dat kennen van tv.
Daarna komen we in hartje Downtown: veel wolkenkrabbers en overal zakenmensen met een kop koffie die zich naar de verschillende kantoren haasten. Er wordt overal veel gebouwd: we komen de ene bouwput na de andere tegen, afgewisseld met moderne gebouwen en huizen en gebouwen van rond de eeuwwisseling.

We hebben bij het hostel met korting al tickets gekocht, dus in de toren lopen we meteen door naar de lift. Nouja, meteen… Een bezoek aan de CN-Tower is duidelijk een ‘event’  en wel 1 waar ‘men’  graag geld aan verdient. We komen echt van alles tegen, maar uiteindelijk staan we in de lift. Karin moet even wennen aan het feit dat de lift aan de buitenkant van de toren zit en knijpt in de minuut die het duurt om boven te komen bijna de hand van Martijn fijn. Het uitzicht is spectaculair: we staan met open mond te kijken neer te kijken op de wolkenkrabbers, het City Airport, de haven, de sporen, de snelwegen en de mini-autootjes.
We maken binnen en buiten een rondje en gaan dan een stukje naar beneden waar het een drukte van belang is rond het stukje glazen vloer. Ook hier kost het vooral Karin wat zelfdiscipline om op het glas te gaan staan, maar uiteindelijk maakt ze foto’s naar beneden. Het is behoorlijk hoog zullen we maar zeggen!

Weer op de grond lopen we door naar het Harbourfront, waar op maandagochtend verdraaid weinig te beleven is. We pinnen, genieten op een bankje even van de zon en het uitzicht op de Toronto Islands en wandelen dan terug de stad in. We drinken een bakkie bij Second Cup (een Starbucks kloon) en wandelen dan naar het oosten. Na een kwartiertje komen we bij het Cloud Forest Conservatory; een overdekte jungletuin, die miniscuul blijkt. Het duurt letterlijk 2 minuten om ‘m te bezichtigen… Tijd voor lunch!

In het enorme Eaton winkelcentrum vlakbij blijkt een reusachtige foodcourt. Voor degenen die dat niet kennen: een open ruimte in het midden met allemaal tafeltjes en stoelen en rondom allerlei eettentjes waar je je blad met eten kunt halen. Van broodjes tot volledige warme maaltijden van alle continenten en snacks bij de vleet. Uiteindelijk kiezen we allebei voor een Italiaans broodje en een sapje (vitamientjes!) en knagen het rustig op.
Daarna lopen we door het volledige Eaton Centre, ondergronds naar het noordelijkste puntjes ervan. Het centrum maakt onderdeel uit van de ruim 27 kilometer (!) ondergrondse winkelpaden die Toronto kent. In de winter kan je hier dus warm en droog van je geld afkomen. Ook ‘s zomers is de plek geliefd: het is behoorlijk druk overal.

Uiteindelijk pakken we een metro, die ons met een grote u-bocht afzet bij het Royal Ontario Museum (ROM): een enorm natuur historisch museum. Daar brengen we de rest van de middag door. Bij de ingang worden we aangesproken door twee tieners die een kaart hebben waarmee ze gratis naar binnen mogen ALS ze zijn vergezeld van een betalende volwassene. Aangezien we toch moeten betalen vinden we het geen probleem om ze naar binnen te ‘smokkelen’. Ze vinden het geweldig en giegelen bij de kassa zo hard dat we elk moment verwachten dat ze ons gaan vragen waar we de meiden van kennen. We geven ze na de kassa hun kaartje en wensen ze veel plezier. Het museum is indrukwekkend. We zien een mooie tentoonstelling over de First Nations People (de indianen) en prachtige collecties Aziatische kunst en gebruiksvoorwerpen. Op een andere verdieping zien we opgezette vogels, een complete ‘hands on discovery’ afdeling (waar eindeloos veel schoolkinderen ronddwalen) en een schitterende collectie dinosauriër-botten, -fossielen en -skeletten. Na een kop koffie bekijken we ook nog de afdeling met Egyptische, Cypriotische en Griekse kunst, maar dan zijn we echt klaar.

We wandelen rustig terug richting het hostel. Eigenlijk zijn we van plan daar even rustig aan te doen, maar bijna ‘thuis’  slaan we toch de wijk Kensington nog even in. Dat blijkt een goede keuze: het is een enorm relaxte verzameling winkeltjes die van alles en nog wat verkopen. Daar vinden we ook een terrasje waar we in het prachtige zonnetje (het is de hele dag al zonnig en een graadje of 24) een drankje doen en onze benen even rust gunnen.
Uiteindelijk vertrekken we naar het hostel waar we van de balie-dame uitleg krijgen over de makkelijkste manier om met het OV naar de luchthaven te komen. Daarna werken we de site bij tot het tijd is om een restaurantje op te zoeken.
De Lonely Planet raadt op loopafstand vooral Chinees restaurantjes aan, maar ook een Italiaan. Dat blijkt een geweldige keuze! John’s Italian Caffe serveert ons heerlijke bruschetta en een nog betere pizza. We genieten van het eten en concluderen dat we echt het uiterste hebben gehaald uit 1 dag Toronto. Halverwege het eten slaat de vermoeidheid dan ook toe. We rekenen af en vallen terug in ons hostel opnieuw meteen in slaap.

26-08 naar Kingston

26-08 naar Kingston

Na opnieuw een lange nacht slaap (met ook opnieuw een pauze in het midden: we zijn allebei rond 4 uur even wakker) zitten we om 8 uur na een snelle douche aan het ontbijt. Met een kopje thee werken we daarna op het achterplaatsje tussen de zwarte en grijsbruine eekhoorntjes de site bij. Het weer is ook vandaag geweldig en omdat het wat minder waait dan gisteren is het nog wat warmer.

Daarna is het de hoogste tijd om te gaan. We halen onze spullen op, gooien het wasgoed in de emmer, halen onze sleutelborg terug en nemen met gemengde gevoelens afscheid van het Planet Travelers Hostel. Misschien zijn we gewoon te oud voor deze groezelige bedoening. De locatie en het feit dat we voor een prikkie down-town zitten zijn dan wel weer geweldig. Afijn: volgende keer ergens anders, dat wel. We lopen naar de tramhalte en pakken daar tram 510 naar het eindstation, metrohalte Spadina. Ook in de metro blijven we tot de laatste halte zitten en daar stappen we over op ExpressBus 192 naar de luchthaven. De derde stop is Terminal 1 en daar rollen we de bus uit. Het kost meer dan een uur, maar dan staan we ook voor 2 dollar 75 weer op de luchthaven!

Bij Alamo halen we de auto op. Er is nog even wat verwarring als de verhuurder denkt dat we de auto tot 12 oktober (in plaats van 12 september) willen huren en hij klinkt toch licht teleurgesteld als blijkt dat we genoegen nemen met een `compact car`. We houden echter voet bij stuk: we zijn al een maatje groter gegaan, dus meer hoeft niet. Als we de auto zien liggen we allebei tegelijk in een deuk. Dit noemen ze een compact car! Voor ons staat een splinternieuwe, roomwitte Chrystler PT Cruiser…! Grijnzend installeren we ons in deze PC Hoofdtrekker. Het zit wel goed… We plakken onze TomTom (bijgenaamd sopsop… lang verhaal…) op de voorruit en binnen een paar minuten zijn we op weg. Canada: here we come!

Via Highway 401 rijden we naar het Oosten. Op deze eerste dag staan er niet al teveel kilometers op het programma. We rijden naar Kingston, ongeveer 215 kilometer verderop. De snelweg is redelijk saai, al zien we al snel dat het landschap `landelijker` wordt. Rechts van ons vangen we glimpjes op van Ontario Lake, ­één van de grootste zoetwatermeren ter wereld. De schuren bij de boerderijen zijn hoog en rood of zilverwit en doen ons denken aan de exemplaren die we in het Westen van Canada zagen, maar ook aan Scandinavië. Langs de weg zijn op verschillende plaatsen een soort `rustplekken` gebouwd: een verzameling snacktenten, koffiehuizen, truckstops, tankstations etc. Iets gezonds halen valt niet mee: het is vooral zoet of vet. Een koffiestop bij Tim Horton`s laat ons opnieuw kennis maken met de vanilletroep die deze toko cappucino noemt. Jukkie: we zijn niet blij, al hebben ze een lekker chocochip cookie… Lunch halen we in de vorm van een broodje bij de Subway.

Om ongeveer kwart over 3 zijn we in Kingston, waar we op goed geluk naar de Queens Inn rijden, één van de oudste hotels van heel Canada! Het geheel is al een paar keer gerenoveerd en zit lekker in het centrum. We hebben mazzel: ze hebben een kamer en voor een stuk minder dollars dan waar we bang voor waren. Het is klein, maar erg schoon, met een goed bed en met een eigen (schone!) badkamer. We gooien onze spullen af en na een korte opfrissessie zijn we klaar voor `down town` Kingston. We hopen eigenlijk op een boottocht op het meer, dus onze eerste stop is de haven. Er lijkt nogal wat keuze vertelt de folder. Lastig, want we willen eigenlijk boot A, maar tocht B. Als we vragen wat de opties zijn, blijken ze speciaal vandaag boot A en tocht B te combineren. We krijgen bovendien korting met de coupon die we uit het hotel hebben meegenomen, dus wat ons betreft helemaal top!

Na het geregel is het tijd voor een blokkie om. Kingston blijkt een erg leuk stadje. Het lag vroeger erg strategisch aan de monding van de St. Lawrence River en werd rijk van de handel, maar ook van de militaire academie die in Fort Henry – op een landpunt van een van de eilanden voor de kust – is gevestigd. Er is weinig tot geen hoogbouw en de gebouwen zijn echt eind 19e eeuw: mooi, wit en blauw met veel hout en veranda`s. Andere gebouwen zijn juist van steen en allemaal licht van kleur: kalksteen afgravingen zijn een derde reden voor de rijkdom van Kingston.

Na deze omzwervingen vinden we het nog tijd voor een bakkie voor we aan boord gaan. Dat blijkt voor Karin opnieuw een misser. Na de mierzoete cappucino van Tim Horton`s blijkt nu een `frozen green tea` meer naar een soort bevroren zeewier te smaken, met dezelfde substantie. Geen succes dus we vluchten aan boord. De boot, een nagebouwde paddle steamer (die tegenwoordig noch steamt, noch paddlet) vaart ons de daarop volgende twee uren over het Ontario Lake en de monding van de St. Lawrence River. Het weer is echt geweldig: de wind is bijna gaan liggen (tot frustratie van de zeilers vermoeden we – waarvan er een hoop actief zijn op het meer) en we genieten op het bovendek met een handje vol mensen van de zon, het uitzicht en het uitgebreide commentaar. We zwaaien naar de Verenigde Staten, waar we vlak langs varen, en nemen er een wijntje bij. Karin zucht van tevredenheid: eindelijk iets lekkers te drinken!

Na twee uur is de zon weg en begint het fris te worden, dus we zijn blij dat we weer aanleggen in Kingston. We lopen meteen door naar restaurant Tango, wat een leuke tappastent zou moeten zijn. Het interieur is vreselijk en de ober kijkt ons bijna de grond in, dus aanvankelijk weten we niet helemaal of we de juiste keuze hebben gemaakt. De aardige serveerster, de wijn en het heerlijke eten maken veel goed! Malse kipspiesjes, pittige garnalen, guacamole met tortillachips en frietjes van sweet potatoes smaken uitstekend en we genieten al kletsend over de dag en de plannen voor de rest van de dag. Als we om half 11 in bed liggen duurt het tot zeker een seconde of 30 voor we vertrokken zijn!

27-08 naar Shawinigan

27-08 naar Shawinigan

Heeeeeeeeeerlijk: na het wakker worden douchen in een schone badkamer. We zijn het erover eens dat een badkamer delen geen probleem is, maar ‘t is wel fijn als ie een beetje schoon is! In de Queens Inn is dat geen probleem.
Om iets voor 8 zitten we aan het ontbijt in Coppers, de pub die bij de Inn hoort. Jus, kopje koffie, geroosterd bammetje en jam en na een herhaling van die riedel kunnen we de wereld weer aan. We vertrekken om ongeveer half 9 in de richting van Trois-Riviere, langs de St. Lawrence River naar het noordoosten. Opnieuw is de 401 niet zo boeiend, maar deze keer hebben we er iets op gevonden.

Vlak voorbij Gananoque (ongeveer 25 kilometer vanaf Kingston) duiken we – tot grote ontsteltenis van SopSop (de TomTom… en nee, het is nog steeds een te lang verhaal) – de snelweg af en de 1000 Islands Parkway op. Deze 80 km weg loopt vlak langs de rivier grofweg parallel aan de snelweg (maar dan een kilometer of wat zuidelijker). Vanaf de weg hebben we een geweldig uitzicht op de St. Lawrence River, met tenminste een deel van de 1000 eilanden. Veel eilandjes zijn minuscuul, soms net groot genoeg voor een boom of een klein bosje, maar op heel veel eilanden staat een huis of een schuur of tenminste een boathouse (met boat).
Het weer is net als de afgelopen twee dagen prachtig en met het zonnetje op het water en het uitzicht op alle eilandjes ziet de wereld er geweldig uit. Na ongeveer 20 kilometer komen we langs Rockport, waar aan het water een restaurant met patio staat. We bedenken dat het de ideale plek is voor koffie en vanaf de patio bekijken we de busladingen mensen die uit (1 lading) en op (2 ladingen) verschillende cruisebootjes worden geladen. Het is, ondanks dat het nog maar 10 uur is, al warm in de zon en na een half uurtje lopen we na een kort rondje langs de prachtige oude boathouses (uit 1830 staat er op het gebouw) weer terug naar de auto.

We rijden nog ongeveer 20 kilometer langs het water. Het gaat niet hard, maar het is een erg leuke weg. We komen langs 3 bruggen naar de VS en nog heel veel kleine en minder kleine eilandjes. Bij Brockville geven we SopSop z’n zin: de weg houdt op en we rijden zonder problemen de 401 weer op.
De uren daarna zijn niet zo spannend. We rijden ongeveer 2 uur en voor we het weten rijden we vanaf Ontario Quebec binnen. Vlak voorbij de grens is een Centre Information Touristique (vanaf nu is alles Frans, al komen we er al snel achter dat de meeste mensen gelukkig ook uitstekend Engels spreken), waar we stoppen om van het toilet gebruik te maken en onze benen te strekken. We besluiten meteen even binnen te kijken, waar we worden aangesproken door een aardige dame, die na een blik op onze verkreukelde gezichten in het Engels overschakelt. Of we wat informatie willen? Ze loodst ons naar een balie, waar dame nummer 2 ons binnen no-time aan kaarten en een boekje helpt. Als we aangeven ook nog niet te weten waar we kunnen slapen, schakelt ze het computersysteem in. Het Labour Day weekend staat voor de deur en het is druk, dus we zijn blij met haar hulp. Ze zoekt op Trois-Riviere, waar alles vol blijkt, maar in Shawinigan, een klein plaatsje ong. 25 kilometer noordelijker is nog een Inn met plaats voor 2 nachten voor een meer dan redelijke prijs. Karin is opgetogen: het plaatsje is minder boeiend, maar het ligt heel erg gunstig voor een bezoek aan Parc National La Mauricie. En dat is de reden van ons bezoek aan deze regio!

De behulpzame dame boekt de kamer, geeft ons de bevestiging en binnen 10 minuten zijn we weer buiten. Wat een wereld-service! Na dit bezoek rijden we in nog een paar uur – inclusief lunchstop – naar Shawinigan. SopSop bewijst opnieuw zijn diensten: zonder problemen komen we rond 4 uur aan bij de Comfort Inn & Suites. Het is een wat onpersoonlijk gebouw, maar de dame achter de balie is supervriendelijk, verontschuldigt zich voor haar ‘slechte’ Engels (waar wij nog bijna jaloers op zijn) en regelt binnen een minuut de sleutels naar een ENORME kamer, met twee queen size bedden, een badkamer met bad, supersnel Internet en informatie over het deluxe continental breakfast… Wat een narigheid…

We rommelen een uurtje (dat Internet werkt eerst niet zo, maar Martijn bewijst zijn nut als Nerd-Van-Dienst en daarna is het natuurlijk geregeld) en daarna verkennen we (met de auto, we zitten een eindje weg van het centrum) ‘downtown’ Shawinigan. Wat ons vooral opvalt – behalve de waterkrachtcentrale waar we praktisch naast zitten met de Inn – zijn alle gebouwen van 3 verdiepingen. Echte hoogbouw is er nergens: veel gebouwen zijn erg charmant, maar het valt echt op dat zelfs het oude centrum bestaat uit gebouwen van 3 verdiepingen. Er zijn ook 2 enorme kerken en in het laagstaande zonnetje ziet het stadje er schattig, hoewel een beetje onbetekenend, uit.
We vinden een steakhouse en aangezien we dringend toe zijn aan ‘vleesch’, strijken we neer op het terras. Na een malse entrecote voor ons allebei is er nog een klein gaatje en we delen het lekkerste pure-chocola toetje in tijden! Na nog een kopje koffie rollen we terug naar de auto en vertrekken naar het hotel. Daar werken we de site bij en maken we plannen voor morgen. Wild zie je vooral vroeg. Het park is open vanaf 7 uur en het is ongeveer een half uurtje rijden naar het begin van de weg door het park heen… Dat wordt een vroeg ontbijt!

28-08 La Mauricie

28-08 La Mauricie

Piep, piep… Piep, piep… Het duurt even voor we door hebben dat die dringende piepjes voor ons bedoeld zijn. 6 uur is toch geen vakantie-opstaan-tijd?! Als we onszelf nog eens aan de potentiële moose (eland) herinneren, wordt de animo al wat groter. Helaas komt er vervolgens van de geplande snelle douche niets terecht: we sjorren ons een ongeluk aan de douchekraan, maar er in geen beweging in te krijgen. Uiteindelijk ‘poedelen’ we aan de wastafel en zitten we om half 7 aan het ontbijt. Dat is iets minder ‘deluxe’ dan ze hadden aangekondigd. Dat komt vooral doordat er veel ‘prefab’ is; de keuze is prima en het smaakt eigenlijk heel behoorlijk.

Voor 7 uur zitten we in de auto en uiteindelijk zijn we na een half uurtje rijden bij de ingang van La Mauricie. Dit Nationale Park bestaat inmiddels 35 jaar en omvat het land waar vroeger hout werd gekapt. Dit gebeurde vooral tussen 1840 en 1950 toen bijna 50% van de oorspronkelijke hoeveelheid hout werd gekapt! Tegenwoordig worden flora en fauna in het park beschermd. Het gebied is vooral bijzonder door de enorme hoeveelheid meren (ruim 120), die achterbleven na de laatste ijstijd.
We kopen een toegangskaart van ongeveer 8 dollar p.p., die rechtstreeks ten goede komt aan het beheer van het park en de pogingen om het landschap in de oorspronkelijke pre-houtkap staat terug te brengen. We zijn zo ongeveer de eerste bezoekers en de man achter de balie neemt uitgebreid de tijd om op de kaart aan te wijzen waar mooie uitzichtspunten zijn en welke paden goed te belopen zijn (ook voor mensen met nare knieën).

Door het hele park loopt een parkway; 63 kilometer lang met om de paar kilometer een afslag naar een picknickplaats, strandje (aan de oevers van sommige meren zijn echte zandstrandjes), wandelpad of uitzichtspunt. De eerste twee stops zijn uitzichtspunten die ons een mooie blik op de rivier Saint-Maurice geven. Daarna stappen we uit bij een prachtig ‘spiegelmeer’ waar we prachtige plaatjes maken van de in het water weerspiegelde stenen, bomen en takken. Net voorbij de parkeerplaats lopen we een soort houten vlonders op, die ons een nog beter uitzicht geven.
Karin is net over het eerste stukje heen als ze een soort gesnuif en gegrom hoort. Ze schrikt zich rot, maar Martijn heeft niets gehoord. Als ze even later een auto hoort, overtuigt ze zichzelf ervan dat dat het geluid geweest moet zijn. We drentelen wat heen en weer en net als bij Karin de adrenaline is gezakt doet Martijn een paar stappen achteruit en zegt dat hij een soort gesnuif hoort… Nu staan we echt niet rustig meer. We lopen met een boog en al pratend (om aan te kondigen dat we er aan komen) over een ander vlonder terug naar de auto. We zien uiteindelijk niets, maar we zijn er niet minder van geschrokken. Als we er later over napraten komen we tot de conclusie dat het waarschijnlijk een bever oid is geweest, maar aangezien er hier ook zwarte beren voorkomen, nemen we liever geen risico’s!

Bij Lac-du-Fou lopen we in ongeveer 15 minuten naar een uitzichtspunt aan de rand van het meer. Daar staat een hutje en een telescoop, om eventuele beesten te kunnen bekijken. Helaas: geen beest te bekennen. Uiteindelijk zien we in de 20 min dat we blijven zitten een paartje common-loon (parelduikers), een grote reiger en een aantal enorme libellen. Niet echt de ‘vangst’  waar we op hoopten en we vinden dat het sowieso maar stil is. Nauwelijks vogels en al helemaal geen andere interessante beesten.
Bij Lac Etienne halen we een blikje uit een automaat en lopen daarna de ‘loop-trail’. We doen ongeveer een uur over het rondje en onderweg zien we behalve een paar prachtige uitzichten, bewijs van bevers (aangevreten bomen) en veel chipmunks (mini-eekhoorntjes), vooral heel veel paddestoelen. Wit, geel, bruin, rood en oranje; van miniscuul (nauwelijks een centimeter doorsnee) tot enorm (zeker 20 centimeter doorsnee), van aangevreten en stuk, tot puntgaaf en zeer fotogeniek. We kronkelen ons in allerlei bochten om mooie plaatjes te maken en genieten bovendien van de absolute stilte en de rest van de mooie natuur. Maar opnieuw: geen beesten.

Na even bijkomen rijden we uiteindelijk nog naar 3 uitzichtspunten en wandelen we nog 2 keer een stukje, maar de beestenvangst blijft minimaal. Om half 2, 6 uur nadat we het park in zijn gekomen, rijden we er weer uit. We vinden allebei dat het een mooi park is, maar we hopen de komende twee weken op meer beesten!
Terug in Shawinigan blijkt dat onze kraan, na een seintje vanochtend, het weer doet. We pakken een relaxte douche en lezen daarna nog een half uurtje. Uitgerust en opgefrist stappen we daarna in de auto naar Trois-Rivieres.

Trois-Rivières is na Québec de oudste stad van de provincie Québec. De plaats werd op 4 juli 1634 gesticht als tweede stad van de kolonie Nieuw-Frankrijk. Oorspronkelijk was Trois-Rivières bedoeld als handelspost voor bont. In 1760 had het plaatsje echter nog maar 586 inwoners. In de negentiende eeuw zette de groei in; hout werd het belangrijkste exportproduct, en vanaf 1930 was Trois-Rivières de belangrijkste producent van krantenpapier ter wereld. In 1908 werd de stad in de as gelegd door een brand, die maar een paar gebouwen spaarde. Het huidige stadje is erg leuk: aan een centrale straat zijn allerlei kroegjes en eettentjes en een blokje verderop zijn allerlei charmante oude huizen (nouja, begin 20ste eeuw dus) en een kerk te zien.
We parkeren de auto aan het water en onszelf op een terrasje om eerst het vocht aan te vullen. Het is inmiddels erg warm geworden en behoorlijk vochtig. Een frisje gaat er dus wel in. Als we bijgekomen zijn besteden we een uurtje aan het verkennen van de stad, om vervolgens rond kwart voor 6 neer te strijken bij Le Grill. De naam zegt het al: een grillrestaurant, waar we geholpen worden door charmante serveerster Mary. We denken vroeg te zijn, maar op het terras is al geen plaats mee en al in het eerste uur van de twee uur dat we er doorbrengen loopt ook de rest van het restaurant vol.

Uiteindelijk kiezen we voor een uiensoepje, gegrild vleesch (in een surf-en-turf variant voor Karin: met enorme garnalen) en een salade. Het eten is geweldig! We eten er bijna onze vingers bij op en uiteindelijk blijft er van de enorme hoeveelheid voer weinig over. Na een kopje koffie rollen we naar de auto (als we niet uitkijken wordt dat letterlijk aan het einde van de vakantie) en rijden we op ons gemakje naar huis. Trouwe SopSop wijst de weg en na een half uur zijn we terug op de hotelkamer waar we de site bijwerken en plannen maken voor morgen.

29-08 naar Tadoussac

29-08 naar Tadoussac

Na en lekkere nacht slaap springen we onder de douche: de walvissen wachten op ons in Tadoussac! Na een kort ontbijt zitten we rond half 9 in de auto, richting het oosten. Sopsop stuurt ons via een leuke binnendoorroute van een half uur naar de snelweg. Daarna schiet het echt lekker op. Ondanks dat je ook op de snelweg nergens harder dan 100 mag (niet dat veel mensen zich daar aan houden, maar vooruit) is het doordat de wegen erg breed zijn nergens echt druk. We scheuren voorbij allerlei plaatsen en al na een uur of twee is het duidelijk dat we in de buurt van de volgende grote stad komen. Quebec mag dan volgens alle verhalen een leuke stad zijn: het is ook een grote stad! De wegen lopen aardig vol en aangezien de snelweg door de buitenwijken van de stad en door de industriegebieden loopt, krijgen we niet echt een gunstige indruk van deze miljoenenstad. Vlak voorbij Quebec wacht wel een leuke verrassing: we zien vanaf de weg een enorme waterval. Het reusachtige gevaarte stort zich zeker 70 meter vanaf de rotsen naar beneden en is een meter of 20 breed. We kijken er met open mond naar: er zijn blijkbaar meer grote watervallen dan Niagara Falls.

Behalve een koffiestop met vreselijk smerige koffie houden we geen pauzes, met als gevolg dat we rond lunchtijd wel toe zijn aan een benen-strek-en-snack-momentje. We hebben geen zin in de volgende fast-food hap (tot nu toe weten we het aardig te vermijden, maar ook Subway gaat vervelen na een tijdje) dus zoeken we het naar zeggen leukste plaatsje van de de noordoever op, Baie St. Paul. We komen terecht in een schattig caf̩tje op de hoek van een drukke straat, waar we lunchen met een heerlijk broodje, een lekkere koffie en een verse jus. Lekkere muziek op de achtergrond en relaxte bediening zorgen ervoor dat we kalm aan doen en na nog een bakkie stappen we weer op. We kunnen er weer helemaal tegen! Aangezien het niet heel ver meer is, rijden we nu in ̩̩n ruk door naar Baie St-Catharine waar een klein veerbootje ons Рgratis en snel Рnaar de overkant brengt. Tadoussac ligt aan de monding van de Sanguenay Fjord, een beschermd natuurgebied. Vanaf de veerboot genieten we al van het uitzicht. Het is er aanmerkelijk koeler dan in Shawinigan, maar het is er adembenemend mooi. Het landschap heeft wel iets weg van de Noorse fjorden en we ademen allebei diep de frisse lucht in. Tadoussac zou bovendien ̩̩n van de beste plaatsen ter wereld moeten zijn om walvissen te kijken dus we verheugen ons nu al op ons verblijf hier.

Aan de overkant besluipen de walviskriebels ons al zodra we het dorp inrijden. Overal zien we tentjes die kaarten verkopen voor walvistochten per grote boot of zodiac. We kijken elkaar aan: het is nog maar half 4… Binnen 3 minuten hebben we de auto aan de kant gegooid en informeren we binnen bij één van de grootste operators of er nog plaatsen zijn voor vandaag. We hebben geluk: we kunnen nog met een grote boot mee (om 4 uur) of met een zodiac (om half 5). Aangezien we morgen met een grote boot meegaan (dat heeft de eigenaar van onze B&B voor ons geregeld) besluiten we dat een zodiactocht eigenlijk niet mag ontbreken. We kopen een kaartje en haasten ons vervolgens naar het B&B. Suzanne en Denis heten ons van harte welkom in Auberge la Sainte Paix, een Bed&Breakfast met uitzicht op de fjord. De indruk die we kregen van de website en alle reviews die we lazen, is dat dit ‘the place to be’ is in Tadoussac en al in de eerste 10 minuten wordt dat bevestigd. Zodra Denis hoort dat we op walvisexcursie gaan wijst hij ons waar we moeten zijn, regelt in sneltreinvaart alle officiële dingen (nee laat maar zitten die bevestiging) en krijgen we de sleutel van onze kleine, maar erg gezellige kamer. Een keurige badkamer is aan de overkant van de gang en de paar huisregels die er zijn (vanaf 9 uur sleutel gebruiken om binnen te komen) klinken eerder logisch dan vervelend. We gooien onze tassen op de kamer, trekken op aanraden van Denis nog een laagje extra aan, wimpelen zijn aanbod om ons weg te brengen af en we zijn op weg.

Keurig op tijd zijn we op de kade waar Louis ons opwacht. De zodiac is vrij klein en we (wij en 8 mede-passagiers) zitten in twee rijen in het midden, met de ruggen naar elkaar toe. Er is nergens iets om ons aan vast te houden en het waait redelijk (al schijnt de zon) dus we zijn benieuwd! We hijsen ons in een knalgele regenbroek en een rode jas waar een zwemvest in verwerkt zit en na een laatste verzoek om toch vooral te blijven zitten zijn we voor we goed en wel geïnstalleerd zijn, op weg. We komen er al snel achter dat het inderdaad best onhandig is dat we ons niet vast kunnen houden. Vooral omdat we door een soort ondiepte moeten waar wind en tij dwars tegen elkaar in zorgen voor behoorlijke golven. Louis verontschuldigt zich maar zegt dat hij er echt doorheen moet en geeft gas… We krijgen een paar ontzettende klappen en er komt behoorlijk wat water binnen. Net als we denken dat we het ergste gehad hebben, klappen we frontaal op een enorme golf. We komen ongeveer een halve meter los van de banken, er komt enorm veel water binnen en het meisje dat voor Karin zit vliegt omhoog en landt naast de bank. Louis schrikt er zelfs van. De schade valt gelukkig – op wat bleke snoetjes, kletsnatte voeten voor Martijn en een enorm blauwe kont voor Karin – mee, maar we zijn blij dat we nu wel echt het ergste gehad hebben. De fotospullen zijn keurig droog gebleven (die hadden we bijna nog eerder van de vloer dan wij gelanceerd werden) en we besluiten ons nu te concentreren op de walvissen.
Geen seconde te vroeg: we kijken opzij en op een meter of 25 naast de boot komt een rug boven. Het blijkt een Minke Whale, een ‘kleine’ walvissoort van ongeveer 8 meter. Iedereen is de kou en nattigheid vergeten en praat opgewonden door elkaar: wat dichtbij en wat gaaf! Het blijkt pas het begin van een geweldige tocht: wat later zien we Harbour Porpoise (een soort bruinvissen) en nog een paar Minke Whales. Daarna geeft Louis gas en na 5 minuten liggen we naast een paar andere zodiacs te wachten… op een bultrug zo blijkt! Het magnifieke beest komt opnieuw niet heel ver van de boot boven en we proberen wat plaatjes te maken. Het fotograferen valt niet mee: we krijgen regelmatig een klein beetje water binnen en de boot schommelt behoorlijk. Toch lijkt een aantal plaatjes goed te lukken en voor de rest genieten we gewoon maar van alles dat we zien. De bultrug duikt een paar keer en komt iedere keer na een paar minuten weer boven. Dan is hij echt verdwenen lijkt het.

Louis legt uit dat hij gisteren op dezelfde plaats toen dat gebeurde een springende walvis voor de boot had op een meter of 40. We wachten even: dat zou toch wel te gek zijn. Er gebeurt niets en Louis begint gas te geven: hij heeft een Fin Whale gezien! We stoppen gauw het fototoestel weg (spatwater) kijken omhoog en vlak naast de boot (dus recht voor ons neus, want we zitten in het midden, met ons gezicht naar buiten) springt de walvis uit het water, op nog geen 10 meter, parallel aan de boot… We zien elk detail: de vinnen, het water dat van de walvis afstroomt, de witte onderkant en de zon die onder het beest doorkomt. Hij springt tot halverwege zijn staart uit het water en de paar seconden die het duurt lijken een eeuwigheid te duren. De walvis is groter dan de zodiac en we voelen ons even heel klein. Hij is zo dichtbij dat we het spatwater voelen (hoewel minder dan waar we in een flits bang voor zijn) als hij neerkomt. Karin schreeuwt het uit van een mengeling van enthousiasme, bewondering en doodsangst: wat een kick, wat een enorm gave ervaring, wat geweldig… en wat eng! Zelfs Louis ziet wat bleek (‘that was a little too close for comfort’) al legt hij ook uit dat de walvissen altijd exact weten waar de boot is en er nooit bovenop zullen springen. Hij wordt via de portofoon gefeliciteerd en geplaagd door de andere zodiac-kapiteins. We zitten zo na te trillen dat de foto’s van de staart van dezelfde duikende bultrug daarna grandioos mislukken. Maar we zijn pas halverwege! Louis zoekt opnieuw naar de Fin Whale en als we die gevonden hebben blijkt er een hele troep (school? kudde?) te zijn. We worden al gauw omringd door deze enorme walvissen. De Fin Whale is de op 1 na grootste walvis ter wereld en met een gemiddelde lengte van 20-22 meter zijn de exemplaren van de St. Lawrence River zeker geen kleintjes! We kijken onze ogen uit en concentreren ons net op een exemplaar wat verder weg als er vlak voor ons 1 opduikt. Hij is zo dichtbij dat we natgesproeid worden door zijn ademhaling. Louis vertelt ons dat als dat gebeurt, de walviswaarders vroeger zeiden dat je onsterfelijkheid had verworven. In ieder geval ben je een bevoorrecht mens… en daar is absoluut geen speld tussen te krijgen. We genieten zeker een half uur naast deze geweldige kolossen en dan is het tijd om terug te gaan. Onderweg zien we ook nog grijze zeehonden en opnieuw Minke Whales.

De terugweg is een stuk soepeler dan de heenweg: we surfen nu op de golven en zijn in notime terug in de haven. Martijn voelt zijn kletsnatte voeten nauwelijks meer (het water in de St. Lawrence is tussen de 2 en 4 graden) en we hebben allebei ondanks de regenbroek een natte kont, maar wat een supertrip. We lopen om de bloedcirculatie weer op gang te brengen vanaf de kade naar de landpunt waar vandaan we volgens Denis de zonsondergang zouden moeten kunnen zien. Dat blijkt inderdaad keurig te kloppen. Het is inmiddels kwart over 7 en in het kwartiertje dat de zon nodig heeft om te zakken praten we na over de geweldige ervaring en maken we prachtige plaatjes van de zon boven de fjord. Als de zon weg is lopen we naar het B&B waar we Denis en Suzanne enthousiast onze avonturen vertellen. Ze vertellen dat ze de dame te logeren hadden die gisteren op de zodiactrip van Louis zat waar de walvis ook uit het water sprong. Het is blijkbaar een gelukkige combinatie: hier slapen en die zodiac! We trekken droge kleren aan en vertrekken naar het dorpje. Op aanraden van Denis landen we bij Bohème waar we inderdaad heerlijk eten en lekker napraten over onze avonturen. Wat een dag… en morgen gaan we weer het water op!

30-08 meer walvissen in Tadoussac

30-08 meer walvissen in Tadoussac

Na alle avonturen van gisteren is het niet verwonderlijk dat we als een blok hebben geslapen. Heel relaxt zitten we dan ook om half 8 aan het ontbijt. Denis en Suzanne vertellen aan iedereen die het weten wil dat we een springende walvis hebben gezien en al snel zijn we in gesprek met een stel uit Montreal dat die ochtend per zodiac weg gaat. We wisselen verhalen uit en ze geven ons nog wat suggesties voor de rest van ons verblijf in Canada. Ondertussen genieten we van het ontbijt van Denis: een soort bagel met een gebakken ei, maar ook nog veel meer toebehoren, en vers fruit, een sapje en naar wens koffie of thee. Het smaakt heerlijk en geeft ons een beetje warmte mee. Het weer valt namelijk voor het eerst behoorlijk tegen. Het is bewolkt, mistig en behoorlijk fris. We nemen ook nu wat extra laagjes mee en wandelen daarna na het ontbijt rustig naar de kade.

Daar ligt de Grande Fleuve, een joekel van een boot, al op ons te wachten. We gaan aan boord en stipt kwart voor 10 vertrekt de boot. Om te beginnen varen we naar Baie St.-Catharine. Onderweg zien we de eerste ‘buit’: een aantal Beluga’s (witte walvissen) buitelt langs de boot. We zijn er helemaal niet op bedacht (geen foto’s dus), maar wat een tractatie. Biologe Chantal, die ons deze trip van commentaar voorziet, zegt dat we er straks vast meer gaan zien. In Baie St-Catharine pikken we de rest van de passagiers (waaronder helaas wat busladingen) op. Inmiddels is het niet alleen mistig en bewolkt, maar regent het ook nog. We zien er ondanks de belofte van de Beluga’s weinig van terecht komen, van deze trip, maar Chantal zegt dat het goed komt.
En dat doet het! We zien twee soorten zeehonden (Gray en Harbour Seals), heel veel Minke Whales en van dichtbij opnieuw de Fin Whales. Het exemplaar dat heel dichtbij komt blijkt beroemd. Veel van de wetenschappers geven de herkenbare walvissen namen en komen ze vaak al jaren tegen. Wij maken kennis met ‘Kapitein Haak’, die we meerdere keren vlak naast de boot zien en waarvan we goeie plaatjes kunnen maken. Op de terugweg zien we in de Fjord opnieuw een Beluga, maar deze duikt voor we ‘m kunnen fotograferen. We zijn niettemin erg tevreden: wat een mazzel! We wisten dat het hier goed walviskijken was en dat we er precies op het juiste moment zijn, maar we hadden nooit verwacht dat we zoveel verschillende soorten van zo dichtbij zouden zien.

Begin van de middag staan we opnieuw op de kade. We besluiten eerst te gaan opwarmen en lunchen bij Bohème. Daar nemen we de tijd voor en alsof de duvel er mee speelt hebben we op het terras voor het eerst vandaag zon! Opgewarmd en tevreden gaan we daarna terug naar de B&B. Opnieuw vertellen we onze verhalen aan Denis en Suzanne, die zeggen dat we wel enorm boffen: dit seizoen heeft nog niemand zoveel soorten gezien. We brengen onze spullen weg en besluiten eerst uit te puzzelen hoe we overmorgen aan de overkant van de rivier komen. Met wat hulp van Denis (die ons zijn telefoon uitleent) reserveren we een plaatsje op de vroege ferry van Forestville naar Rimouski. Die doet er maar 55 minuten over, wat ons veel tijd en ‘gedoe’ scheelt.

We sluiten daarna de dag af met een bezoek aan de Dunes (duinen) van Tadoussac. Deze duinen zijn niet door de wind bij elkaar geblazen, maar zijn eigenlijk overblijfselen van de ijstijd. Het zijn door het water en ijs afgesleten zandterrassen. Een bijzonder gezicht. We rijden een beetje rond en genieten van een uitzichtspuntje. Daarna brengen we de auto terug en eten bij een pizzatentje vlak bij. Ze serveren een prima pizza, maar het is verder een wat vreemde tent, dus we blijven er niet lang. Uitgeteld liggen we om half 10 in ons bed.

31-08 nog meer walvissen bij Tadoussac

31-08 nog meer walvissen bij Tadoussac

Vandaag krijgen we van Denis een omelet met toast en fruit die hij heeft opgemaakt als een Quetzal, een bijzondere vogel uit het oerwoud van Zuid- en Midden Amerika. Het ziet er geweldig uit en het smaakt nog beter. We zitten aan tafel met twee Japanse meisjes die ook walvissen gaan kijken. Ze vinden het nogal eng, dus we proberen ze te overtuigen dat het vooral heel gaaf is. Suzanne gooit wat roet in het eten, door enthousiast over onze springende vriend te vertellen, net als ze wat ontdooid zijn. We hopen voor 1 keertje dat de walvis niet springt bij deze meiden…

Wij gaan vandaag niet varen; in plaats daarvan rijden we een stukje naar het noorden, naar Bergeronnes. In dit minuscule plaatsje (660 inwoners) staat een soort museum over de oorspronkelijke prehistorische bewoners van dit gebied. Hoewel bijna alle uitleg in ingewikkeld Frans is, genieten we toch ruim een uur van de prachtige gebruiksvoorwerpen van de verschillende indianenstammen die hier ruim 8.000 jaar geleden al leefden. Bijlen en pijlpunten, maar ook resten van prachtig bewerkte vazen, bekers en borden. Er schijnen in de buurt ruim 130 sites gevonden te zijn en niet zo lang geleden hebben 2 toeristen bij toeval rotstekeningen gevonden. De autoriteiten houden voor nu de vindplaats geheim tot duidelijk is hoe die beschermd en bewaard kunnen blijven. We worden er wel nieuwsgierig van! Na deze leuke stop, rijden we door naar Cap de Bon Desir.
Dit stukje park (we moeten een paar dollar betalen om het terrein op te kunnen, zoals in veel provinciale en nationale parken) is vooral beroemd om de prachtige kustlijn. Het zou bovendien dé plek zijn om walvissen vanaf de kant te kijken. We bekijken het informatiecentrum en lopen dan door naar de rotsen. Daar zitten al heel wat mensen te kijken, dus op goed geluk gaan we ergens tussen zitten. Voor de kust zwermen heel veel kanoers, die duidelijk ook wachten op de walvissen.

We zitten nog maar net 5 minuten als we een luide snuif horen en op 15 meter vanaf de kust glijdt in al zijn elegantie een bultrug voorbij… We zitten iets hoger en kunnen alles perfect zien. De walvis zwemt rustig schuin van de kust weg, dwars tussen de kanoërs door. Uiteindelijk duikt hij op een meter of 100 vanaf de kust, op nog geen 3 meter van 2 kanoërs, die het beste uitzicht op een walvisstaart ooit hebben. Ook ons uitzicht is niet slecht: met de kanoërs in beeld is pas goed te zien hoe groot zo’n staart eigenlijk is… laat staan het hele beest! Na deze bijzondere start zitten we uiteindelijk ruim 3 uur op de rotsen. We worden getrakteerd op Minke Whales, zeehonden en een dolfijnensoort die we niet zo snel herkennen. We halen ondertussen wat drinken en stellen de lunch gewoon uit. Wat is dit genieten! Het weer is vandaag weer perfect (half bewolkt, zonnig en warm) en we genieten met volle teugen. Uiteindelijk lunchen we laat, rond 2 uur, in Les Ecoumins. Vervolgens rijden we terug naar Tadoussac, waar we de rest van de middag gebruiken om de site bij te werken!

1-09 naar Forillon

1-09 naar Forillon

De wekker gaat vroeg want we hebben een lange reisdag voor de boeg en de ferry wacht niet! Omdat we de spullen gisteren al in hebben gepakt, zijn we na het douchen en aankleden snel klaar. We gooien alle zooi in de auto en nemen afscheid van Denis en Suzanne. Omdat we te vroeg weg gaan voor de eerste ontbijtmogelijkheid hebben ze heel attent voor ons een ontbijtje klaar gemaakt. We nemen met gemengde gevoelens afscheid: het is leuk om nieuwe dingen te gaan zien, maar we hebben het hier erg naar ons zin gehad! Denis wijst ons bij het weggaan op de Beluga`s die vanuit de woonkamer te zien zijn en we zien net als de vorige twee ochtenden een kolibri voorbij komen. Wat een plaats en wat jammer dat we verder `moeten`.

Na een laatste plaatje van de twee witte stippen achter de voorbijvarende boot (dag Beluga`s) rijden we in 1 ruk naar de ferry. De route ernaar toe is zeker geen straf. Voorbij Les Escoumins wordt het landschap steeds ruiger: minder en lagere bomen en veel meer naaldbomen. We passeren wat watervalletjes en minidorpjes en na een kleine zoektocht (we denken soms op veel te grote schaal: de ferries zjin hier ook niet zo groot!) staan we als 6e auto bij de ferry. Keurig op tijd worden we aan boord van deze snelle catemaran geloodst en vertrekken we voor de 55 minuten durende tocht naar Rimouski. De tocht gaat snel: het is opnieuw prachtig weer en we staan goed ingesmeerd aan dek te kijken of we toevallig nog een walvis zien. Zonder walvis, maar netjes op tijd, rijden we een klein uurtje later van de boot af. Aangezien we aan boord koffie hebben gedronken en het nog geen lunchtijd is (het is pas 11 uur) rijden we lekker door, via de 132 naar het oosten.

De route is geweldig mooi. De weg loopt vlak langs het water, door almaar ruiger wordend landschap. Op sommige plaatsen is de weg maar 5 meter van de zee af! Het is zoals gezegd stralend weer en deze weg wordt wat ons betreft niet voor niets tot de 10 mooiste wegen van Canada gerekend. We passeren opnieuw allerlei minidorpjes en uiteindelijk lunchen we, in een schattig café aan het water, met uitzicht op een aantal zeehonden die relaxed in het water liggen te draaien. Daarna rijden we weer verder tot we uiteindelijk afslaan de 198 op, het binnenland in. Volgens Sopsop is de route iets korter en wie weet zien we nog een beest.

De route is net zo mooi als die langs het water, midden door de bossen met hier en daar zicht op een meertje. Beesten zien we niet (we hebben meer geluk met water- dan met landbeesten) maar het is al met al niet verkeerd. Eind van de middag zijn we er alleen wel klaar mee. Het is echt een enorm eind rijden, dus we zijn blij als we bij Gaspé zijn. Vandaar is het nog ongeveer 20 minuten naar het hostel, dat aan de rand van Forillon NP ligt.

Het ligt er inderdaad prachtig bij en we worden – als we rond 5 uur aankomen – erg vriendelijk welkom geheten. Het hostel is schoon en opgeruimd en de mensen zijn enorm aardig en enthousiast. De douches zien er keurig uit en onze kamer is prima: er is een bed, twee houten stoelen, een groot licht, een klein licht en er zijn gordijnen: wat wil een mens nog meer!

We eten wat in het restaurantje dat bij het hostel hoort en dan zijn we wel klaar. We vallen `s avonds als een blok in slaap, in het heerlijk stille gebouw.

2-09 uitzicht en bevers

2-09 uitzicht en bevers

Uitgeslapen zitten we om half 9 buiten in de zon aan een glaasje water… Het winkeltje een stukje verderop gaat om 9 uur open, dus tot die tijd vermaken we ons met zeehondenspotten. Het jammere is dat als je er een paar gezien hebt elke golf op een zeehond begint te lijken, dus het is een kunst om geen `valse` melding te doen. Om iets over 9 staan we bij het winkeltje waar we ontbijt scoren. Dat nemen we mee waarna we in één keer naar de noordelijke ingang van het park rijden.

We betalen de toegang (sinds vandaag laag-seizoen prijzen, dus dat scheelt per persoon een paar dollar) en rijden naar Cap Bon-Ami, waar we vanaf de picknickplaats een schitterend uitzicht op de kust en het park hebben. In alle rust eten we in het zonnetje ons ontbijtje op. Daarna rijden we terug naar vlak voor de ingang, waar we het visitors center bekijken. We hebben (al tijdens onze vorige Canada trip) geleerd dat er echt altijd veel te leren en te zien valt en dat de mensen er bovendien erg aardig en behulpzaam zijn. Ook deze keer klopt dat idee: het center heeft zelfs een aantal aquariumbakken en bovendien veel informatie over de vissers die hier tot de jaren 70 de zee bijna leeg visten. Tegenwoordig zijn er strenge regels en beginnen de meeste soorten weer op te krabbelen.

Binnen 10 minuten zijn we ook aan de praat met een erg aardige meid die net als wij in 2003 aan de westkant van Canada was: zij voor haar proefschrift-onderzoek. We staan zeker een half uur te kletsen en als we daarna zijn uitgekeken krijgen we nog een boekje van haar met allerlei tips en bezienswaardigheden in de regio. Buiten lopen we daarna de boardwalk, met veel informatieborden en mooie uitzichtjes. Daarna is het tijd voor wat meer wandelen. We rijden naar de zuidkant van het park, waar we als eerste een fort bekijken. Fort Ramsay  werd in de 2e Wereldoorlog gebouwd en bestaat vooral uit een soort enorme loopgraaf met twee joekels van schietapparaten. Met die dingen en een soort enorm net om onderzeeërs te vangen schermden ze effectief de baai van Gaspé af, ter bescherming en zodat Canada van daaruit haar troepen kon laten oversteken. Tegenwoordig is vooral het uitzicht op de baai en een in de zon badende zeehond erg leuk. Na dit stukje geschiedenis brengen we nog een bezoekje aan Pernouille, het zuidelijke strand van het park, dat op een soort schiereiland ligt. Het blijkt een forse wandeling, maar het is erg leuk: langs het water verzamelen we restjes krab en genieten we van de zon, het water en de vogels. 

Daarna is het wel klaar met de activiteiten van vandaag. We pakken de auto en rijden naar Gaspé waar we de plaatselijke supermarkt `overvallen` en inkopen doen voor vanavond en morgenochtend. Kaasjes, hammies, een stokbroodje, sap, wijn, chippies en een salade… Het doet ons er aan denken dat we nog niet geluncht hebben. Na de boodschappen zitten we dus om half 4 aan een wat late lunch en een rustige kop koffie. Terug in het hostel brengen we de rest van de middag door met wassen en in de zon genieten van chipjes en een boek. Met uitzicht op het water, in de zon. Heel naar.

Om 18 uur staan we klaar bij de receptie van het hostel waar we worden opgehaald door Gilles, de eigenaar. Hij organiseert dagelijks, als er belangstelling is, tripjes, naar bevers, zeehonden en soms beren. Gratis, gewoon omdat hij dat leuk vindt. Vanavond zijn de bevers aan de beurt. Samen met een vrouw en twee jongens stappen we bij Gilles in de auto, die ons in een minuutje of 10 naar een beverburcht rijdt. Langs de weg, dus Gilles maant ons voorzichtig te zijn, maar als we uitgestapt zijn horen we ze al. Ze zijn – waarschijnlijk doordat ze gewend zjin aan de auto`s – helemaal niet schuw en we hebben een perfect zicht op het echtpaar met tiener-bever. We kunnen ze aan alle kanten fotograferen en Gilles vertelt – afwisselend in Frans en Engels – honderduit over deze erg hardwerkende beesten.

Na ongeveer een kwartier neemt Gilles ons mee naar een andere parkeerplaats. We mogen nu niet praten. Hij gaat ons meenemen naar een inmiddels verlaten beverburcht, maar hoopt dat hij ons Рbehalve een mooi uitzicht Рook elanden kan laten zien. We lopen ongeveer 5 minuten over een minipaadje door het bos en zijn zo stil mogelijk. Helaas hebben we pech: bij het meer geen elanden en ook geen beren (Gilles vertelt ons als we er zijn achteloos dat hij er een paar dagen geleden nog ̩̩n zag op die plaats). De plaats is wel erg mooi. Het water is een spiegel en de kaalgevreten en dode bomen spiegelen er prachtig in. Gilles laat ons zien hoe de bevers te werk gaan en we raken erg onder de indruk van de kracht van deze beesten. Na opnieuw een kwartier lopen we terug naar de auto. Gilles rijdt langzaam terug naar het hostel, maar ook onderweg zien we geen Moose. Toch vinden we het een erg geslaagde trip en we bedanken een wat verbaasd kijkende Gilles. Voor hem is het normaal: maar voor ons is dit toch wel heel bijzonder!

In het hostel eten we en genieten we van een glaasje wijn spelen we een paar potjes Yathzee. Na nog wat lezen vallen we relaxed in slaap. Morgen Jan van Genten!

3-09 Perce en Jan van Genten

3-09 Perce en Jan van Genten

Vandaag beginnen we lui. We kunnen maar moeilijk uit bed komen,
ondanks de vele uren slaap, en douchen daarna uitgebreid (haar wassen,
scheren etc.). Vervolgens moeten we rustig ontbijten en al met als is
het half 10 voor we klaar voor vertrek zijn. Maar: niet voor we toch
nog een walvistripje hebben geregeld! We waren het eigenlijk niet meer
van plan, maar we hebben gisteren meerdere verhalen gehoord van mensen
die erg veel soorten hebben gezien. De kriebels zijn daarmee in volle
hevigheid teruggekomen. Het is bovendien niet duur en wanneer zijn we
nu in de gelegenheid om zoveel van deze prachtige beesten te bekijken!
Afijn: rechtvaardigingen genoeg, dus morgen staat er om half 10 – voor
we echt vertrekken uit dit gebied – een extra zodiactrip op het
programma.

Nu rijden we in een uurtje naar Percé, het bekendste plaatsje van
Gaspé. Percé heeft twee bijzondere bezienswaardigheden die we vanaf de
weg al zien liggen. De eerste is de Roche Percé en dat blijkt tot onze
verbazing één van de bekendste toeristische attracties van heel Canada!
Deze rots is inderdaad groot en het gat erin is bijzonder (het tweede
gat is verdwenen toen de rots erboven in 1815 instortte), maar zo enorm
bijzonder is het wat ons betreft ook weer niet. De tweede attractie is
wat ons betreft veel unieker: een Jan van Genten kolonie op Ile
Bonaventure, het tweede eiland dat we kunnen zien liggen.

Daar moeten we dringend heen, dus in het dorp kopen we meteen een
kaartje voor één van de bootjes die er heen vaart. Daarna rennen we nog
even de supermarkt binnen waar we een lunch inslaan. Als we op de kade
aankomen zouden we nog een kwartier de tijd moeten hebben, maar we
worden bijna in onze kladden een boot opgetrokken. Hij vaart ook direct
weg, dus blijkbaar vergiste de verkoper zich in de tijd. Afijn, we zijn
aan boord en weten een plekje aan de reling te vinden. Als eerste varen
we langs de rots-met-gat. Ook van dichtbij vinden we het ding best
aardig en zeker indrukwekkend, maar we snappen het ooh en aah geroep
toch iets minder. Daarna varen we naar het tweede eiland en hier zijn
wij al gauw ooh en aah aan het roepen.

Vlak bij het eiland
zien we de eerste grijze zeehonden al op de rotsen liggen zonnen. We
hebben er inmiddels al heel wat gezien, maar we blijven het geweldig
leuke beesten vinden. En bij Ile Bonaventure barst het ervan. Ze
zwemmen, we zonnen, ze liggen te niksen: kortom, ze gedragen zich
keurig op z’n zeehonds. De vrouwtjes kunnen tot 300 kilo wegen en de
mannetjes wel tot 400 kilo dus het zijn behoorlijke joekels. Ze zijn
ook niet allemaal grijs: we zien ook gevlekte en verder alle kleuren
van heel donkergrijs tot heel lichtgrijs.

Na de eerste zeehonden
wordt onze aandacht al snel getrokken door de sterren van dit eiland:
de Jan van Genten. En het zijn er nogal wat… In elke rotsspleet, op
elke rots, in de lucht, op het water: overal ziet het wit van de
vogels… en van hun poep! Dat kunnen we ruiken ook: het is een
behoorlijk doordringende lucht die deze ongeveer 130.000 Jan van Genten
produceren! De veertjes vliegen door de lucht en creëren een wit
laagje op het water en de herrie is oorverdovend. We fotograferen ons
suf en veel te snel naar ons zin zijn we deze enorme kolonie alweer
voorbij. Gelukkig kunnen we, als we het eiland rond gevaren zijn, van
de boot af en het eiland op.

We worden welkom geheten in dit
nationale park door een dame die speciaal voor de Engelstalige gasten
een praatje apart voor ons houdt (ons Frans gaat inmiddels heel
redelijk, maar dit is wel wat veel informatie). Daarna kopen we voor een
paar dollar een kaartje en mogen we verder lopen. We maken een plasstop
en beginnen met de lunch, die we heerlijk in het zonnetje (het is nog
steeds en alweer schitterend weer), met uitzicht op de Roche Perce,
opeten. Daarna is het wandeltijd. We kiezen het kortste pad van de drie
en dat blijkt, na een eerste forse klim, een goede optie. In 45 minuten
lopen we naar de andere kant van het eiland. Bezweet en wel komen we
aan de rand van het bos aan. En we weten ineens waarom we zoveel herrie
hoorden de afgelopen minuten… Het zicht in ongelooflijk: we zien
zover het oog (en de rots) rijkt, Jan van Genten. Van alle leeftijden
en zo dichtbij dat we ze – zonder overdrijven – bijna aan kunnen raken.
Het lawaai is overweldigend en we danken de weergoden dat de wind de
goede kant op staat, zodat de stank meevalt.

We vallen volledig
stil en pakken er eerst een flesje drinken bij om even bij te komen.
Daarna is vooral Martijn niet meer te houden. De twee uur erna fotograferen we ons suf: jonge en oude vogels, opstijgende, vliegende
en landende vogels en baltsende en vrijende vogels. We kijken onze ogen
uit naar deze prachtige vogels, waarvan de meeste een lichte gele kop
hebben en heel helderblauwe, doordringende ogen. We kunnen vanuit
verschillende uitkijkhokjes tot op een halve meter afstand van de
vogels komen en hoewel ze ons duidelijk wel zien en in de gaten houden,
trekken ze zich ook nauwelijks iets van ons aan. Het is geweldig en we
genieten – mede door het prachtige weer en ondanks de enorme
hoeveelheid vliegjes – van dit mooie en bijzondere fenomeen.

Na
twee uur is het tijd om terug te gaan. We willen de boot van 4 uur
terug hebben en moeten nog 45 minuten terug lopen. Terug bij de boot
bekijken we nog het tot museum omgetoverde huis van een rijke visser uit
de 19e eeuw. Daarna halen we een frisje en praten we op de steiger in
afwachting van de boot een beetje na. Martijn spot nog een valkje en een
aantal aalscholvers en verder barst het van de meeuwen. Om 5 over 4
komt de boot aan en varen we terug naar Perce. Daar kopen we wat
kaarten, die we schrijven onder het genot van een kopje echte sterke
koffie. We winkelen nog even (Martijn trakteert zichzelf en Karin op
een mooie ‘soft shell’, een soort kruising tussen een windstopper en
een fleece) en we controleren of we ontvangst hebben. Dat valt ook hier
tegen: sinds we op het schiereiland Gaspesie zijn hebben we al geen
ontvangst meer en dat is zelfs in dit toch behoorlijk toeristische
plaatsje niet beter! Het zal nog wel duren tot in Quebec voor we weer
berichtjes kunnen ontvangen of versturen.

Uiteindelijk is het
tijd voor een hapje. We hebben ons oog laten vallen op Maison du
Pecheur waar ze naar verluidt (de naam zegt het al) heerlijk
visgerechten serveren. We voelen ons aanvankelijk wat underdressed,
maar dat blijkt – ondanks het chique karakter van het restaurant –
nergens voor nodig. De helft van de gasten draagt net als wij vrije
tijdskleding en de bediening is duidelijk niet anders gewend. Het
restaurant heeft de afgelopen jaren een aantal prijzen gewonnen en uit
de maaltijd blijkt waarom. We eten de lekkerste vismaaltijd in jaren!
Martijn eet gerookte zalm (twee soorten) en daarna gebakken schol en
Karin begint met verse zalmtartaar en eet daarna kreeft. Die is zo vers
dat als ze bestelt de serveerster zegt dat hij net 5 minuten geleden is
binnengebracht! Het is geweldig lekker: we vallen tijdens de maaltijd
helemaal stil en laten elkaar hapjes proeven om maar vooral te delen
hoe lekker het is. Het eten is bovendien bijzonder goed te betalen.
Niet dat het heel goedkoop is, maar laten we zeggen dat goede kreeft in
Nederland minstens 2 x zo duur is!

Na deze heerlijkheden nemen we nog een kopje koffie en delen we een gebakje en daarna kunnen we geen pap meer zeggen.
We rijden in het stikkedonker (en dan bedoelen we hier ook
stikkedonker) terug naar het hostel waar we – met een wijntje erbij –
de plaatselijke Internetcomputer gebruiken om de site een beetje bij te
werken. Daarna is het hoog tijd voor een tukje. Morgen uitchecken en opnieuw walvissen… hopen we!

4-09 naar Matane

4-09 naar Matane

We worden voor het eerst in dagen weer eens wakker van de wekker, om half 8. Dat komt ervan als je het laat maakt. We rollen uit bed en binnen een half uur zijn we allebei gedoucht, is alle zooi opgeruimd, het beddengoed afgehaald en zitten we aan het gisteravond nog even bij de supermarkt opgepikte ontbijtje van sandwich, yoghurt en sap. We zijn blij verrast dat het mooi weer is: de voorspellingen voor vandaag waren niet best maar het is strakblauw en heerlijk warm en zonnig.

Om kwart voor 9 vertrekken we naar het park. We blijven keurig bij de gate wachten tot de parkwachter er is, maar als die aankomt is hij zo onder de indruk van deze braafheid dat hij ons met een grijns doorwuift. Geen toegangsgeld dus en dat is best fijn. We rijden naar Grande Grave, de plaats waar we de kaartjes ophalen en met een man of 10 in een enorme zodiac (met plaats voor zo’n 25 man) stappen. We zien ook twee jongens en een meisje uit het hostel die op hun vrije dag duidelijk ook in zijn voor walvissen. We krijgen behalve een kaartje ook een knalgele lange regenjas en we beginnen met een uitgebreide Engels / Franse uitleg over walvissen, hun eetgewoonten en de opmerking dat het de laatste dagen zeldzaam mooi walvissen kijken is! Stipt half 10 vertrekken we en al snel merken we dat we de jassen prima kunnen laten liggen. Onze eigen truien en ‘soft shells’ zijn genoeg en de baai en later de zee hebben meer weg van een groot meer, zo rustig is het.
Als we een kwartiertje weg zijn draaien we op de plaats een rondje. We horen dat er vanochtend op deze plaats een blauwe vinvis is gezien, maar helaas hebben wij minder geluk. Door gaan we dus en nog geen 5 minuten daarna zien we een dolfijnensoort (white sided dolphin) en opnieuw harbour purpoise (de soort die op een bruinvis lijkt). Fotograferen lukt niet echt bij deze spring-in-t-veld beesten, maar we genieten er wel van. Ze zijn duidelijk aan het jagen en racen door het water.

Dan klinkt er een kreet van een van de mensen aan boord: we zien een ‘pluim’! We racen erheen en al snel ziet iedereen het. Voor we dichtbij zijn vertelt de schipper al dat het bultruggen zijn en hij heeft het nog niet gezegd of we zien een van de walvissen uit het water springen. Volledig! Het is erg ver weg, maar iedereen kan het goed zien. Daarna zien we een walvis ‘lobtailen’ (met zijn staart op het water slaan) en vervolgens duiken ze allemaal weg. Als we dichtbij komen zijn ze wat gekalmeerd, maar het is een prachtig gezicht. Twee volwassenen, die de wetenschapper aan boord aan de hand van de staart (en onze foto’s!) identificeert als Splish en Fisure, en een jong van een maand of 8! We fotograferen ons suf, vooral als er weer een prachtige staart in beeld komt. We krijgen een aantal prachtige kansen en we hopen dan ook dat deze plaatjes geweldig zijn. Na een paar duiken verlaten we de bultruggen en verkassen we naar de Minke whales en Fin whales die wat verder gespot zijn. Ook bij deze prachtige en werkelijke enorme beesten blijven we een tijdje liggen. Als we verder gaan zien we opnieuw de bultruggen. We komen dichterbij en de schipper gooit zijn motor uit. De walvissen blijven daarom ontzettend rustig en zonder problemen komen we tot een paar meter afstand. Ze blijven wel een kwartier aan de oppervlakte zonder te duiken. Het jong draait rondjes om z’n eigen as, ze blazen met een gesnuif het water van hun luchtgaten en we zien een meeuw zelfs 5 minuten bovenop een van de walvissen staan! Het is doodstil aan boord: iedereen geniet met volle teugen. Uiteindelijk duiken ze, met een laatste zwaai van hun staart, de diepte in.

Als we denken dat het niet mooier meer kan, zien we vlakbij nog een moeder met jong! We maken een aantal foto’s en als ze wegduiken komt de wetenschapper Karin vragen of ze de foto op wil sturen. Hij kan de walvis zo gauw niet identificeren en dat is voor het onderzoek wel belangrijk. Hij belooft haar de naam van de walvis te sturen, als dank.
Na al dit moois (5 soorten walvissen, op 1 trip!) varen we terug naar de haven. Daar wisselen we e-mailadressen uit met de wetenschapper en daarna geven we de lui van het hostel een lift terug. Ook zij willen graag een foto: het meisje heeft geen werkende batterij in haar camera en baalde de hele trip dat ze geen camera had en de beide heren zijn hun camera vergeten! We voelen ons echten experts dat de foto’s zo in trek zijn en we hopen maar dat het ergens over gaat!

Nadat we de heren en dame hebben gedropt vertrekken we echt van deze bijzondere landpunt. Opnieuw met pijn in ons hart: wat is hier veel te zien en ontdekken! We rijden deze keer over de volledige route 132, langs de kust, terug. Het landschap is adembenemend. Hoewel het weer steeds minder wordt, genieten we – met wat stops – een paar uur lang van de kliffen, steile wegen, minidorpjes, kerkjes en begraafplaatsjes op landpunten en vuurtorens.
Uiteindelijk komen we rond 18 uur aan in Matane, een klein vissersplaatsje aan de 132. Met behulp van de LP vinden we La Seigneurie. Dat blijkt een geweldige keuze! Dit B&B zit in een statig landhuis en heeft echt superkamers, volledig met hemelbedden en badkamers. We mogen alle kamers zien en kiezen uiteindelijk een lichte, vrolijke kamer. We hoeven pas morgen na het ontbijt te betalen en als we de de tassen uit de auto hebben gehaald, racet Karin door wat kamers heen om snel alles te fotograferen voor er andere gasten komen.

Daarna lopen we een (uitgebreid) rondje door het – niet zo heel sprankelende – dorp, om uiteindelijk met de auto naar de andere LP-tip te gaan, Le Rafiot. We eten heerlijk in deze relaxte bistro en plannen het vervolg van ons trip. We gaan het andere natuurpark (Alonquin) laten vallen en kiezen voor meer wijngebied in de buurt van Niagara. Maar eerst gaan we morgen naar Quebec!

5-09 naar Quebec

5-09 naar Quebec

Na een prima nacht in een fantastisch bed, gaan we naar beneden…sorry, de Salon a Manger in voor een klein ontbijt. Het kleine ontbijt is: 2 zeer luchtige pannenkoeken, een eigen gebakken muffin, een eigen gemaakte croissant en een stukje bosbessentaart, verse vruchten en twee soorten confiture. Na van de schrik bekomen te zijn, vallen we toch maar aan. Het is een van de betere ontbijten die we in lange tijd gehad hebben. Volledig vol pakken we dan toch maar de spullen om op weg te gaan naar Quebec. Om iets voor negenen zitten we in de auto.

We beginnen met een keurig zonnetje en het is niet zo koud (al begin je wel te merken dat het langzaam herfst begint te worden, de wind is al een stuk kouder), maar na 100 km langs de St. Lawrence River gereden te hebben, begint het grijs te worden en valt er een verdwaalde spat regen. We komen ook steeds verder weg van de rivier. Het voelt een beetje als een afscheid: we zijn allebei een beetje verliefd geworden op de rivier en het land er om heen.
Behalve wat korte koffie- en benen-strek-stops onderweg is de route niet heel spannend. Het grootste deel zitten we op de Hway 20 en snelwegen zijn hier weliswaar efficiënt, maar ook een beetje saai. Rond half 3 rijden we de buitenwijken van Quebec binnen. De stad oogt aanvankelijk vooral wat industrieel, maar al snel wordt het groener. Na ongeveer 7 kilometer zien we de muren van de oude stad en met enig zoekwerk (SopSop is hier en daar de weg een beetje kwijt de laatste dagen) staan we de in de straat waar een hotel ligt waar we eventueel wel willen slapen. Helaas: er is maar voor 1 nacht een kamer en we willen er 2 blijven. Het volgende hotel (een paar honderd meter verder) is helemaal vol, maar in het 3e hebben we geluk. We krijgen een wat verouderde, maar keurig schone kamer waar we al onze zooi parkeren.

Daarna zetten we de auto weg in de parkeergarage bij het stadhuis. De automaat begint meteen Engels tegen ons te praten als onze Nederlandse creditcard erin gaat! Aangezien we verder niets hoeven te regelen lopen we meteen de stad in, voor een eerste ontdekkingsrondje. Bij Karin slaan meteen de winkelkriebels toe, zodat Martijn heel wat kleine winkeltjes ingesleept wordt. Uiteindelijk brengen we zo 2 uurtjes door met winkelen en de kathedraal bekijken. Daarna hebben we dringend behoefte aan een borrel en we vinden zomaar een terrasje in de zon. Het wijntje en biertje gaan er prima in… en komen nogal aan. We besluiten maar meteen wat te eten op het terras. De burger met frietjes is simpel, maar smaakt goed. Na nog een drankje begint het fris te worden en stappen we op.

Nadat we in het hotel en extra trui hebben aangetrokken (herfst, zoals we al zeiden), gaan we op zoek naar een Internetcafé voor mail en de site!

6-09 Quebec

6-09 Quebec

We worden al vroeg wakker. Het ligt weliswaar niet heel rot, maar het is wel een heel klein bed… wat betekent dat we elkaar nogal eens knietjes en elleboogdreunen verkopen. Vanavond gaan we allebei wel in een eigen kingsize bed liggen. Deze enorme kamer heeft er tenslotte twee! Na een nog een paar hazenslaapjes staan we rond 8 uur gedoucht en aangekleed klaar om te gaan ontbijten. Dat betekent in dit hotel dat je je 5-dollarkorting-per-persoon bonnetje meeneemt en vertrekt naar l’Omlette, een restaurantje een straatje of 2 verderop. ‘Het eitje’ zoals we de tent al snel dopen blijkt erg aardige serveersters en prima ontbijtjes te serveren. Met onze kortingsbon blijft de schade ook keurig beperkt tot een paar euro in totaal en rond 9 uur kunnen we de wereld weer aan.

We hebben ambitieuze plannen vandaag: alle leuke bezienswaardigheden van Quebec bekijken (op z’n minst van buiten) en dat tussen de regendruppels door. Het is opnieuw grijs vandaag en regenachtig, maar tegelijk ontzettend warm, benauwd en vochtig. En de stad ligt nogal strategisch… Lees: alles gaat bergop (of -af, het is maar van welke kant je komt) dus we staan op een hoop straathoeken te hijgen als 2 ouwe sokken!
Met een beetje nadenken puzzelen we een handige route in elkaar. Om te beginnen klimmen we de muren op, vlak bij ons hotel. Oud Quebec wordt omringd door 4.6 kilometer muur en je kunt bijna helemaal rond lopen. We beginnen met ongeveer een derde. Je kunt leuk rondkijken en ondanks het vreselijke uitzicht (bijna ontbrekend door de laaghangende bewolking) is het toch erg leuk. We lopen bovendien (in een rustig tempo) bergaf, dus het hijgen valt mee.

Aan het eind, waar de muur ophoudt, steken we de straat over en zijn we precies waar we zijn willen. De Vieux Marche de Port staat op zaterdagochtend vol met kraampjes waar lokale boeren hun waar uitstallen. Alles ziet er perfect uit: veel groente en fruit, vlees en vis, maar ook bloemen, kaas en andere dingen, waaronder een winkeltje met 1001 kruidensoorten. We gaan voor de bijl voor kleine bekertjes verse bosbessen en frambozen en lopen al snackend de kraampjes te bekijken.
Als we buiten komen lopen we vanaf de markt langs het water door de Ephemeral Gardens. Deze tuinen zijn een soort kunstwerken, speciaal ontwikkeld voor het 400-jarig bestaan van Quebec dat dit jaar wordt gevierd. ‘Tuin’ moet je overigens bij een dergelijk kunstwerk wel ruim opvatten: planten zijn geen noodzaak en sommige lappen grond zijn vooral bedekt met vage stukjes plastic of steen. Afijn: kunst is natuurlijk persoonlijk en sommige dingen vinden we wel erg mooi.

Halverwege krijgen we echter haast: het begint nu serieus te druppen. We haasten ons naar een overdekt bankje en dat blijkt net op tijd: de enige serieuze bui van die dag barst los. We pakken het boekje er nog maar even bij en lezen wat achtergrondinfo en na een minuut of 15 is het weer zo goed als droog. We wandelen langs het water en buigen dan af naar het zuiden, zodat we terecht komen in de lage oude stad. We zoeken een overdekt terrasje op, waar we genieten van een bakje koffie en daarna dwalen we door de kleine straatjes van de oude stad.
We snappen we dat al die Amerikanen zo onder de indruk zijn: het lijkt vooral op de smalle, bochtige straatjes die wij Europeanen zo goed kennen. Erg leuk, sfeervol, erg toeristisch en niet heel bijzonder… voor ons. De hordes Canadezen, Amerikanen en andere volken staan op bijna elke straathoek stil om een foto te maken. Wij schieten ook wat plaatjes, maar de fotozin is ver te zoeken vandaag. Het is ook wel erg grijs.

Behalve winkeltjes en heel veel galerietjes met mooie en minder mooie (Inuit en andere) kunst, zien we ook Place Royale, waar Quebec begon (zie artikeltje links op de pagina). We bekijken het kerkje dat er staat en wandelen langs de informatieborden, die hier gelukkig in Frans en Engels aanwezig zijn. We worden eigenlijk heel handig in het Frans (we worden alleen nog in het Engels aangesproken als we er zelf om vragen en kunnen bijna alles af zonder taalwisseling), maar lappen geschiedkundige tekst gaan toch wat ver.
Na die dosis geschiedenis is het tijd voor lunch. We eten een prima broodje in Le Cochon Dingue, met een uithangbord met een bolrond goud varken, efficiënte bediening en goed, redelijk betaalbaar eten. Na de rustige lunchstop nemen we het kabelbaantje terug naar de Hoge Oude Stad. Daar stappen we uit op het plein voor Hotel Frontenac. Volgens de reisgids is dit het meest gefotografeerde hotel ter wereld en het heeft meer weg van een enorm kasteel dan van een hotel. Het heeft meer dan 350 kamers en heeft onderdak geboden aan allerlei beroemdheden, variërend van Charlie Chaplin tot Queen Elizabeth. Vanuit dit hotel werd D-Day gepland. Het verhaal gaat dat de hoge heren de plannen uittekenden op servetjes, die ze op tafel lieten liggen! Een trouwe ober bracht ze achter ze aan.

Voor het hotel zijn de fundamenten te zien van een van de oude verdedigingswerken. Dit kasteel werd echter door een enorme brand verwoest (zoals het grootste deel van Quebec tijdens die brand), dus echt veel is er niet meer te zien. We lopen over de houten promenade richting de Citadelle en met veel gezucht en gesteun weten we weer op de muren te komen. We lopen langs dit grootste kasteel ter wereld (dat overigens nog steeds in uitstekende staat verkeert) en wandelen over de muren tot we (vlakbij waar we de muren opgingen) bij de Plains of Abraham komen. Op deze vlakte werd de strijd tussen de Fransen en Engelsen uitgevochten, die uiteindelijk in het voordeel van de Engelsen werd beslecht.
We wandelen over de lange lanen tot we bij het Parc de Joanne d’Arc komen. Deze Franse verzetsheldin speelt een redelijk grote rol in de  verbeelding van de afscheidingsbeweging in Canada, die Franstalig Quebec het liefst afgescheiden van de rest van Canada ziet. Het is dus nogal beladen, dit parkje. Beladen of niet: het is een mooi aangelegd parkje en zelfs in deze somberheid ziet het er leuk uit.

We steken dwarsuit en komen zo na een aantal ‘blocs’ bij het begin van Rue St. Jean, een heel lange, relaxte winkelstraat die vol winkeltjes, galerietjes, restaurants en pubs zit. We zijn inmiddels uitgedroogd en bekaf, dus eerst tanken we bij met veel water en cola (voor de suiker). Daarna wandelen we via de leuke straat, met een korte stop bij de oudste kruidenier van Noord Amerika, terug naar de oude stad en ons hotel.
We zijn behoorlijk versleten, dus we lezen eerst maar een uurtje om even bij te komen. Daarna laten zoveel mogelijk spullen achter in het hotel en rond half 6 zakken we af naar een pub. Drankje, nootjes erbij en mensen kijken. Na nog een drankje en een uurtje zitten zijn we weer mens. We wandelen wat rond op zoek naar een restaurantje en dat vinden we tenslotte vlak bij ons hotel. Overigens staat naast het restaurantje een boom, met aan de voet (tussen de wortels) een kanonskogel erin! We hadden gelezen dat die boom ergens was, maar we vinden hem volledig per ongeluk. Er grappig en we nemen ons voor voordat we weggaan morgen nog even een foto te maken.

We eten prima en daarna zijn we klaar met de wereld. In het hotel duiken we allebei met een boekje ons eigen enorme bed in. Slapen!

7-09 Saai!

7-09 Saai!

Vandaag is niet de boeiendste dag, weten we als we – nu een stuk beter uitgeslapen – wakker worden. We pakken onze zooi in en ontbijten opnieuw bij ‘het eitje’. Daarna halen we onze auto uit de parkeergarage, maken een snelle foto van de vreemd ingepakte kanonskogel en halen we onze tassen op. Daarna beginnen we aan de lange tocht naar het westen.

Het is saai, grijs en regenachtig weer. De komende dagen zou het weer beter moeten worden, maar vandaag is het niet eens zo heel erg. Als je toch een hele dag in de auto moet zitten… En dat doen we. We rijden via Montreal terug naar snelweg 401 die we al eerder hadden, een eeuwigheid (of iets minder dan 2 weken) geleden. We mikken eerst op Kingston, maar aangezien we daar al geweest zijn en het weer toch prut is, besluiten we eind van de middag nog even verder te rijden.

Daarna hebben we twee keer pech met een overnachtingsmogelijkheid. Een B&B in Brighton, die in de LP staat blijkt op dat adres niet te bestaan en een op allerlei bordjes aangegeven Inn, in Cobourg, is dicht. In datzelfde plaatsje strijken we uiteindelijk rond etenstijd neer in de Comfort Inn, dezelfde keten die we in Shawinigan hadden. We krijgen een geweldige kamer op de begane grond, met een schuifpui en de auto zo voor de deur. We rijden meteen even door naar het plaatsje zelf (de Inn ligt aan de snelweg), waar we bij Buttermilk Cafe lekker eten. Simpel, erg goed klaargemaakt, met heerlijke verse groenten. Daarna zijn we op en strijken we neer in de Inn om de site bij te werken en lekker een beetje te zappen. Morgen rijden we door naar het Niagara Peninsula: nog een uurtje of 3 rijden.

Ontario en Quebec van dichtbij

Ontario en Quebec van dichtbij

Na vijf jaar geleden het westen van Canade te hebben bezocht lokt nu
het Oosten. De lage dollarkoersen maken de reis natuurlijk interessant,
maar we zijn vooral benieuwd naar de steden (Toronto en Quebec staan
zeker op het verlanglijstje), de wildparken (Alonquin en Forillon) en –
met een beetje geluk – de walvissen!

Onderstaand de geplande route, maar op de eerste en de laatste nachten
en wat nachten in Tadoussac (D) en Forillon (E) na, staat er nog niets vast.

8-09 naar Niagara on the Lake

8-09 naar Niagara on the Lake

Het is stralend weer als we wakker worden. De regen van gisteren lijkt lang vergeten en we hebben prima geslapen in het redelijk enorme bed. We halen ontbijt bij het buffet op en bij gebrek aan ontbijtruimte eten we alles op de kamer op. Het is een redelijk uitgebreid ontbijt, waarbij je zelfs voor jezelf verse wafels kunt bakken, echt met beslag. Martijn probeert het uit en het smaakt heel behoorlijk!
Na het eten gooien we de tassen in de auto, leveren we de sleutel in en gaan op weg. Onze eerste stop is op nog geen 40 minuten afstand van de overnachtingsplek. We brengen een bezoek aan Jungle Cat World, een soort zoo annex opvangplek voor bedreigde diersoorten – voornamelijk grote en kleine katachtigen zoals de naam al doet vermoeden.

Als we aankomen na enige zoekwerk (Sopsop raakt helemaal in de war van het feit dat er zo’n 4 straten hetzelfde heten, elk met een eigen nummer) is het geheel net open. We zijn de eerste bezoekers en de dame achter de balie is nog niet helemaal wakker. Ze regelt wel een leuke deal voor ons: we krijgen elk 30% korting op de toegangsprijs!
We lopen door het hek een groot grasveld op, waarop geitjes, ganzen, pauwen, kippen en eenden los lopen. Verspreid over het gras staan meerdere (grote) hokken en aan het einde van het terrein zijn een tweetal grote vlaktes, waar je vanaf een uitkijktoren uitzicht op hebt.

In de twee uur daarna genieten we van allerlei katachtigen, een paar apen, drie soorten wolven en een vosje. Niet alle hokken zijn even ruim, maar aan de geboortegolven te zien, doen de beesten het uitstekend. De organisatie is actief betrokken bij het door fokprogramma’s behouden van bijna uitgestorven diersoorten en verzorgt bovendien educatieprogramma’s. Daardoor zijn vooral een tweetal wolven erg nieuwsgierig: ze komen vlak bij het hek en we genieten van de elegantie van deze beesten. Ook de tijgers, in 1 van de open ruimtes zijn magnifiek. We staan op een bepaald moment op ongeveer een halve meter van een voorbij wandelende tijger die weliswaar onverstoorbaar lijkt, maar zijn rondje steeds verder inkort, zodat hij steeds sneller langskomt.

Na twee uur brengen we een bezoek aan het toilet (waar we tegen een enorme hagedisachtige aankijken die achter glas zit), drinken een waterfles leeg die we bij ons hebben en nemen afscheid van Jungle Cat World. Een leuke stop, al blijft het naar om beesten opgesloten te zien.
We rijden verder en passeren binnen een uur Toronto. Aangezien we voorlopig nog niet aan de terugreis willen denken, scheuren we er voorbij en rijden via Hamilton en de QEW (Queen Elisabeth Highway) het Niagara Peninsula op. Deze landpunt wordt aan de zuidkant door Lake Erie en aan de noordkant door Lake Ontario omsloten. Tussen beide meren lopen twee interessante waterwegen. De eerste is het Welland Canal, bedoeld voor schepen die van A naar B of vv willen. De reden dat het kanaal er is wordt gevormd door de tweede waterweg en de kleine obstakels die zich daarin bevinden… Juist, de Niagara Falls.

Vandaag gaan we dit natuurwonder nog niet bekijken: onze bestemming is Niagara on the Lake, een klein plaatje aan de noord-oost kant van het schiereiland. Dit dorpje is herhaaldelijk tot het schattigste dorpje van Canada gekozen! Alleen al de weg ernaar toe is erg leuk: de snelste weg blijkt via wegen door de wijngaarden van het schiereiland te gaan. Jawel: Niagara ligt zuidelijker dan Zuid Frankrijk, dus het weer (en de grond!) is uitermate geschikt voor wijnteelt.
We rijden alleen al op dit eerste tripje in de regio langs wel 15 wijnboeren. Via een prachtige route door een stukje van het dorp, langs de rivier (aan de overkant zien we de Verenigde Staten liggen, op nog geen 100 meter! Een gek idee!) en langs Ford George, komen we bij het Anchorage Motel. De LP raadde ons dit motel aan en het blijkt inderdaad heerlijk rustig, schoon, leuk gelegen aan de haven en – ook erg belangrijk in dit dure land – zeer betaalbaar!

We boeken een kamer voor twee nachten en aangezien het inmiddels half 4 is (we hebben onderweg een sandwich gegeten, bij de Tourist Information, zodat we nu ook verzuipen in de kaartjes en suggesties voor activiteiten), is het dringend tijd om de benen te strekken. De dorpskern ligt op nog geen 10 minuten lopen en we moeten toegeven: het is echt een heel erg schattig dorpje! Overal zijn bloemen (in de perken, in potten, in hanging baskets, echt overal). Verder is ongeveer elk tweede gebouw een historisch pand. De dorpskern is zeer zorgvuldig bewaard en gerestaureerd, wat betekent dat de meeste oude gebouwen tussen 1813 (net na de Brits – Amerikaanse oorlog) en 1850 zijn gebouwd. Overal zijn ook kleine winkeltjes en restaurantjes dus we struinen eerst een uurtje door het meer dan schattige hoofdstraatje. We zien een oude apotheek, het oude postkantoor, het koetshuis (waar nu een ontbijttentje in zit) enzovoorts enzovoorts.
Daarna is het tijd voor wat drinken in het oude theatergebouw. Het is ook tijd voor wat plannen voor morgen. We hebben gezien hoeveel wijnboeren er zijn: nu willen we natuurlijk weten wat de resultaten zijn van dat geknutsel met druiven! Karin belt ‘The Grape Escape’ (duh…) en regelt een wijntoer voor morgenmiddag. Zo kunnen we allebei proeven en hoeven we ons niet druk te maken over het rijden.

Er is gelukkig plek dus morgen om 13 uur worden we opgehaald door deze tourcompany ‘voor een tocht met een klein groepje’. Nadat we alles hebben geregeld bezoeken we een supermarkt (voor sap en fruit), een drankzaak aan de overkant (waar we een halve liter wijn kopen) en een kaasboer, waar we drie soorten kaasjes aanschaffen. Dat laatste is trouwens leuk: we mogen alle kazen die ons lekker lijken proeven en daarna kunnen we precies aangeven hoe groot (of in ons geval klein) elk stukje moet zijn.
We eten vervolgens op tijd, bij een soort family diner. Volgens ons is elk Canadees restaurant al erg informeel, zelfs alle hippe en / of chique tenten, maar in een family diner zie je echt alles. Mensen met jassen aan, rondrennende kinderen, mensen die de krant lezen: een soort mix tussen een pub, een grand cafe en een bistro. Het eten is hier er – ook in dit geval – prima en na een uurtje staan we weer buiten.

‘s Avonds kijken we op ons enorme bed de James Bond Film ‘The World is Not Enough’ en we sluiten de avond af met wijn, kaasjes en potjes Yathzee.

9-09 Wijn!

9-09 Wijn!

We slapen goed in ons kleine kamertje in het Anchorage Motel. Omdat onze tour pas om 13 uur begint doen we rustig aan. We slapen een beetje uit, douchen uitgebreid en pas rond half 10 zitten we in het dorp aan het ontbijt. Vandaag gaan we voor een echt Canadees ontbijt. Martijn eet twee scrambled eggs, met bacon, toast en koffie. Karin kiest pancakes. Voor wie nog nooit Amerikaans / Canadese pannenkoeken heeft gegeten: deze bijna wafeldikke ronde plakken lijken in niets op onze pannenkoeken of flensjes. Karin eet ze met boter en jam en als je er drie op hebt, hoef je vervolgens tot in de middag niet te eten!

Na het eten pakken we de auto en besluiten een rondje te rijden in de buurt. Ook groter Niagara on the Lake is idyllisch. Er staan kasten van huizen, maar zelfs de kleine huisjes hebben keurig verzorgde tuintjes (bloemen, overal bloemen), veranda’s met schommelstoelen en schattige naambordjes. We rijden langs het water, langs de de golfbaan en uiteindelijk rijden we naar Fort George. Dit fort heeft, net als Fort Erie aan de zuidkant van het schiereiland, een belangrijke rol gespeeld in de oorlog tussen de Britten en de Amerikanen, aan het begin van de 19e eeuw. Amerika viel toen het huidige Canada binnen, maar werd na een paar jaar terug gedreven achter de huidige grenzen. Bijzonder, want de Britten waren zwaar in de minderheid!

We wandelen naar binnen en worden welkom geheten door een man in kleding uit die periode. Hij wuift ons snel door naar het eerste gebouw: er is net een gratis rondleiding begonnen (ook de toegang tot het fort is gratis), dus als we willen aansluiten… We haasten ons naar binnen en sluiten aan bij een rondleiding die uiteindelijk drie kwartier duurt. Een man in gepaste kleding vertelt ons alles over de oorlog, het fort en het leven van de soldaten en offcieren in die tijd. Fort George was duidelijk bedoeld als bevoorradingslocatie. Het terrein is veel te groot en bovendien slecht verdedigd, om het in oorlogstijd lang uit te houden. De Britten wisten dit ook en trokken zich terug toen de Amerikanen in 1812 begonnen met schieten. Het fort werd kapotgeschoten, maar is sindsdien perfect gerestaureerd.
De rondleiding is erg leuk: we horen veel over de geschiedenis en door de restaurantie met zoveel mogelijk originele stukken, krijgen we een goed idee van het leven van de manschappen (niet zo denderend) en de officieren (stukken beter). Het feit dat de officieren het een stuk beter hadden kwam overigens omdat ze hun post en alles dat daarbij hoorde, van uniform tot huisinrichting, moesten kopen.

De rondleiding sluit af met het afvuren van een musket. We krijgen de uitleg mee, maar moeten helaas voortijdig afhaken. Het is bijna 13 uur en we worden om 10 over voor ons motel afgehaald! We haasten ons naar huis, waar we ons in een paar minuten klaarmaken voor vertrek. We eten het fruit dat we gisteren hebben gekocht, maar echt honger hebben we na het enorme ontbijt nog steeds niet. Na een laatste plaspauze en wat drinken, gaan we voor het motel staan wachten. Het weer is verrassend genoeg opnieuw geweldig: er was prutweer voorspeld, maar gelukkig zitten de weerdames en -heren ernaast!

Exact om 10 over 1 worden we opgehaald door Diane van The Grape Escape. Ze rijdt voor met een grote auto en behalve wijzelf gaan er nog 2 andere mee op tour. Dat is behoorlijk relaxt en na een korte rondrit door de stad, waarbij al snel blijkt dat de van oorsprong Britse Diane een geweldig gevoel voor humor heeft en erg aardig is, pikken we Mike en zijn vriendin op. De Vriendin krijgt de hele tour geen naam. Ze is een echte ‘city girl’ (zegt ze zelf) uit Toronto en ze vindt alles ‘soooo cute’ en ‘really great’ en ze ‘loves being in the country’. Mike maakt zichzelf onsterfelijk door aan te geven dat zijn rolmodellen Al Bundy en Homer Simpson zijn… Afijn, ze zijn vermakelijke groepsgenootjes voor een middag en we zijn al snel onderweg naar Palantine Hill Wine Estate. Deze kleine wijnboer maakt zelf dit jaar geen wijnen: de vrouw in de winkel (van oorsprong uit Quebec, met een zwaar Frans accent) vertelt dat haar man vorig jaar is overleden. Haar zoon en zijzelf houden de zaak draaiend, maar slaan het wijn maken een jaartje over. Ze laat ons een echt verrukkelijke witte wijn proeven, verschillende – niet heel bijzondere – rode wijnen en tenslotte een Ice Wine.

Niagara is beroemd om deze erg dure wijnsoort. De wijn wordt gemaakt door een deel van de druiven aan de rank te laten tot ze de eerste nacht -10 (ja echt) hebben gehad. Dat kan in oktober zijn, maar ook in februari. Als de druiven storm, vogels en ongedierte hebben overleefd worden ze, voor het licht is en de druiven zouden kunnen ontdooien, geplukt (met de hand) en geperst. De druiven zijn enorm zoet en de wijn smaakt erg zoet en is zeer geconcentreerd. Twee druppels staat gelijk aan 1 druif! De wijn is dan ook erg duur, omdat hij veel werk vergt en er zo’n lage opbrengst is. Sommige jaren is er geen ijswijn! Het is een soort ultieme dessertwijn die koud geserveerd wordt, bijvoorbeeld met sterke kaas, chocola of zoet fruit.
We verwachten er niet zoveel van (we zijn allebei geen grote fan van zoet), maar tot onze verrassing is de wijn eigenlijk heel lekker. Ja, hij is erg zoet, maar ook heel rijk van smaak. We kunnen ons een klein glaasje met de bovengenoemde eetwaren helemaal voorstellen na een luxe diner! We drinken dit glas helemaal leeg en bedanken de dame achter de balie uitvoerig die helemaal opleeft van alle complimenten.

Na deze stop doen we nog twee ‘estates’ aan, waaronder die van de Nederlandse wijnmaker Marynissen. Zij dochter staat tegenwoordig in de winkel. Hoewel zij er ook niet is, wordt er vreselijk enthousiast gereageerd op de opmerking dat wij Nederlands zijn. We proeven bij beide wijnboeren drie soorten wijn en natuurlijk een Ice Wine. Vooral een Merlot uit 2002 is erg lekker. Dit jaar was een uitzonderlijk wijnjaar horen we, net als 2007. De jaren tussenin waren minder, hoewel we voor de tweede keer een wijn uit 2004 ook erg lekker vinden. Behalve de Merlot zijn vooral de Caberbet Franc en de Meritage wijnen die we veel tegenkomen. De Ice Wine is vaak Vidal, maar we proeven ook een Gewurzstraminer die we eigenlijk nog veel lekkerder vinden.

We sluiten de tour af met een bezoek aan de Jackson-Trigg wijnboerderij, een hypermoderne wijnboerderij waar we een uitgebreide rondleiding krijgen door de velden, door de hallen waar wijn wordt gemaakt en door de kelder met de houten vaten waar we veel uitleg krijgen. We vinden het allebei erg leuk om dit ook te zien: hoewel we allebei een aardig idee hebben  hoe wijn maken er aan toe gaat, is het ‘live’ zien wel erg leuk. We leren ook allerlei dingen, bijvoorbeeld dat houten vaten soms wel 1000 dollar per vat kosten! De tour duurt bijna een uur en wordt afgesloten met een proeverij. De wijnen vinden we niet zo heel erg bijzonder hoewel ook deze Ice Wine weer erg goed is. Wat verrast over onze eigen smaak stappen we weer in de auto.

En daarmee is de tour ten einde! We hebben een heel erg leuke middag gehad en dat vertellen we Diane dan ook. Ze zet ons, op ons verzoek af in het dorp, waar we eerst maar eens een frisje gaan drinken. Daarna besluiten we dat het een goed idee is om vroeg te eten. We hebben nauwelijks geluncht en na alle proefacties is iets eten misschien geen slecht idee. Diane heeft ons de tip gegeven om REST uit te proberen, een restaurant dat er in onze ogen – toen we er vanmiddag langsreden – absoluut niet uitzag. We besluiten het er toch maar op te gokken en wandelen vanuit het dorp de 15 minuten naar het restaurant. Na enige aarzelen gaan we toch maar naar binnen.
We zijn volkomen verbijsterd dat het binnen enorm druk blijkt en er heel leuk uitziet! We krijgen het laatste niet-gereserveerde tafeltje en vervolgens krijgen we een echt heeeeeerlijke maaltijd voorgezet. Alle ingrediënten zijn vers, alles wordt zelf bereid: het is echt geweldig. Soep vooraf (gazpacho voor Karin en soep van gerookte tomaten voor Martijn), daarna een malse steak voor Martijn en drie soorten varkensvlees voor Karin en vervolgens delen we een heerlijk chocolade en frambozen toetje, met iedereen een eigen kop prima koffie.

Daarna dreigt er explosiegevaar: we kunnen geen pap meer zeggen en zijn bang dat elke hap extra tot een vreselijke knal zal leiden. We rekenen af en gebruiken het half uur lopen naar het motel om de spijsvertering in beweging te krijgen. Dat lukt prima en al napratend over de geweldige dag komen we in het motel aan, waar we vroeg in slaap vallen.

10-09 Welland Canal naar de Falls

10-09 Welland Canal naar de Falls

We slapen een klein beetje uit en verzamelen dan al onze zooi. We hebben voor we weg gingen redelijk bescheiden gepakt, dus ondanks dat de kleding altijd wat de neiging heeft groter te worden, past het iedere keer toch verrassend eenvoudig in de tassen. Keurig om 9 uur leveren we de sleutel in bij de dame van de receptie die wat gestressed aan komt rennen. Daarna rijden we met de auto naar het dorp, waar we opnieuw bij het kleine ontbijtrestaurantje eten. Deze keer geen enorm ontbijt, maar eieren en toast voor Martijn en een bagel met jam en vers fruit voor Karin.

Na het ontbijt nemen we afscheid van Niagara on the Lake en rijden we westelijk naar het Welland Canal. De eerste versie van dit kanaal werd in 1829 aangelegd om het voor schepen mogelijk te maken de Niagarawatervallen te passeren en de Amerikaanse (of andersom, de Canadese) meren te bereiken. Het kanaal is 42 km lang en loopt van Port Colborne (aan de kant van Lake Erie) naar Port Weller (aan de kant van Lake Ontario). Schepen moeten door 8 sluizen en stijgen daarbij 100 m. Sinds de aanleg van het oorspronkelijke kanaal zijn er tot drie keer toe wijzigingen aangebracht in de loop van het kanaal. Het nieuwste kanaal stamt uit 1932.

We hebben geluk: als we aankomen bij Lock 2 gaat er net een schip doorheen. Dit schip is – leren we – speciaal gemaakt voor het kanaal en de meren: het heeft hoge, rechte zijkanten en past met 200 m precies in de 8 sluizen (elk 233,5 m lang). Dit schip begint net aan zijn tocht door het kanaal: het gaat omhoog van Lake Ontario naar Lake Erie. Het is een geweldig gezicht om het schip met een behoorlijke snelheid omhoog te zien komen. We parkeren snel de auto en maken veel foto’s. Als het schip wegvaart komt het zo dichtbij dat we het bijna aan kunnen raken. Het torent dan inmiddels ver boven ons uit.
Nadat het schip uit het zicht is, maken we een snelle stop bij St. Catharines, het dorpje waar de schepen vroeger aankwamen. Het oude haventje is piepklein: we kunnen ons voorstellen dat de huidige schepen niet eens door de oude versie van dit kanaal heenkunnen! Het ziet er wel erg schattig uit, met een mooi vuurtorentje. Daarna rijden we terug naar het huidige kanaal, waar we de Welland Canal Parkway opduiken, naar het zuiden. Het schip dat we daarstraks zagen is inmiddels aangekomen bij Lock 3. Daar is een soort museum en een verhoogd uitkijkplatform. We blijven bijna een uur op het platform staan, waarbij we het schip zien binnenvaren, aanleggen, omhoog komen en uiteindelijk weer wegvaren. Het is een machtig gezicht. En dat vinden duidelijk meer mensen: er stoppen in de tussentijd wel drie touringcars, hoewel de meeste mensen niet langer blijven dan15 minuten. Gelukkig zijn we duidelijk langer dan de meeste Amerikanen, dus we kijken over het algemeen makkelijk over de massa’s heen.

Na deze stop rijden we door naar Lock 7, waar we een bezoek aan de Kissing Rock brengen. Er hangt een wat onduidelijke legende aan deze rots: het is ons volkomen onduidelijk waarom, maar bij deze rots zoenen betekent volgens de verhalen eeuwigdurend geluk in je relatie. Vooruit, een klein kusje kan vast gaan kwaad. Aansluitend drinken we koffie, in de zon op het terras, met uitzicht op een schip van de Coast Guard dat door de sluis wordt getransporteerd. Tenslotte rijden we door naar Port Colborne, waar we na enig zoekwerk een leuk cafe vinden waar we – opnieuw laat – lunchen.

Dat was het einde van de Welland Canal Parkway: hoewel het misschien wat suf klinkt vinden wij de geschiedenis en vooral al die enorme schepen erg leuk. En nu we toch in de geschiedenismodus zijn, vinden we eigenlijk dat een bezoekje aan Fort Erie er ook bijhoort. We rijden over Highway 3 naar het Westen, waar we om kwart voor 4 aankomen bij het fort dat – net als fort George – een belangrijke rol heeft gespeeld in de Brits-Amerikaanse oorlog van 1812. Het fort werd ingenomen door de Amerikanen, maar vervolgens in 1813 weer door hen verlaten, waarna de Britten het weer inpikten.

Wordt vervolgd