Hiroshima (dag 1)

Hiroshima (dag 1)

We hebben prima geslapen als de wekker gaat. Karin is al een tijdje wakker, maar licht gedesoriënteerd door de volkomen verduisterde kamer. Dat kunnen ze prima, kamers donker maken! Het weer is zo te zien uitstekend: de zon schijnt en het beloofd een graagdje of 20 te worden. Na een ontbijtje bij de Starbucks maken we ons op voor het heftige deel van ons bezoek aan deze stad.

We bezoeken het Peace Memorial Parc en alles daar omheen dat de geschiedenis vertelt van de eerste atoombom die ooit werd gebruikt, op 6 augustus 1945, om kwart over 8 ‘s ochtends. ‘Little Boy’ zoals de bom werd genoemd, ontplofte ongeveer 600 meter boven de grond en zorgde voor straling, een vuurbal en een explosie die gezamenlijk in een fractie van een seconde aan 78.000 mensen het leven kostte. Een dodental dat eind 1945 was opgelopen tot 140.000 mensen. Er stond in het centrum van Hiroshima bijna niets meer overeeind. Wat in de eerste explosie nog overeind stond werd door de branden die ontstonden platgebrand. Een beroemde uitzondering was de Genbakukoepel. De ruïne van het gebouw staat tot op de dag van vandaag aan de oever van een arm van de rivierdelta. Als we er naar kijken, van de overkant van de rivier kan het contrast met de zon, blauwe lucht en uitbundig bloeiende kersenbloesem niet schriller zijn.

Niet iedereen die is ‘geraakt’ komt in het eerste jaar om. Sadako Sasaki is 2 als de bom valt en nadat ze aanvankelijk herstelt krijgt ze op haar 11e jaar leukemie. Ze begint met het vouwen van kraanvogels, omdat ze heeft gehoord dat iedereen die 1000 kraanvogels vouwt een wens mag doen. Ze wenst dat ze weer aan hardloopwedstrijden mee kan doen. Als ze de 1000 kraanvogels heeft bereikt gaat ze door: ze zegt dat ze wil dat elk kind een wens kan doen en wenst en bidt voor wereldvrede en het einde van al het lijden. Ze sterft als ze ongeveer 1300 kraanvogels heeft gevouwen. Een beeldje van een meisje met een gouden kraanvogel boven haar hoofd herinnert aan Sadako. De glazen vitrines achter haar zijn gevulden met duizenden en duizenden gekleurde papieren kraanvogels, van schoolklassen en schoolkinderen van over de hele wereld, die de herinnering aan haar en haar wens(en) levend houden.

Karin luidt de vredesbel; een enorme bronzen bel, die met een prachtig, laag geluid een oproep doet aan iedereen die wil luisteren. Vrede. Het park is zonnig en vol mensen (een internationaal gezelschap) die kijken, wandelen, foo’s maken. We lopen langs de fonteinen, een Japanse vlag (er staat geen wind dus een foto gaat niet lukken) en minikindjes groene petjes die aan een touwtje achter hun juffen aanlopen.

Daarna gaan we het Vredesmusem in. Een deel wordt verbouwd, maar we willen toch vooral de vaste tentoonstelling zien. Die is gewijd aan de dag van de explosie en de gevolgen in de minuten, uren, dagen en zelfs jaren daarna. En het maakt (ook al) enorme indruk. Het verwrongen horloge dat is teruggevondenen de half gesmolten driewieler. De dakpannen die bubbeltjes hebben gekregen waar de stenen pan is gaan koken. De trap waar een schaduw van een man is ingebrand, die wachtte tot de bank open ging… De effecten van de straling en uiteindelijk de verhalen van de overlevenden (de Hibakusha, zoals ze woden genoemd) die via opnames vertellen over hun ervaringen, de mensen die ze verloren hebben en de angst voor hun gezondheid, de rest van hun leven.

Volkomen uitgewrongen komen we naar buiten. De Starbucks zit vlakbij. Het is tijd voor koffie en even bijkomen.

En daarna is het tijd voor lunch: het is al best laat. We twijfelen wat: wat zit er in de buurt? Uiteindelijk vinden we een tent die we wel willen proberen: hij scoort bijzonder goed op Tripadvisor en hoewel het van buiten een wat onooglijk tentje is, raden de reviews ons aan het toch te roberen. Dit is namelijk een uitgelezen kans om uitstekende Okonomiyaki te proberen! Deze specialiteit die vooral in Osaka en Hiroshima bekend is, is een soort flensje, mt daarop een berg kool en andere ingrediënten (in Karin’s geval garnalen, spek en inktvis; in Harro’s geval óók nog met noodles) èn een gebakken ei, saus en kruiden. Het geheel wordt op een grillplaat voor je neus klaargemaakt. Als we tussen de gordijntjes door schuiven worden we door een kok met een nors gezicht (de beste man heeft nog nooit gelachen denken we, uit angst dat zijn gezicht afbrokkelt) met een handbeweging naar twee krukken voor zijn neus gedirigeerd. We krijgen een simpel Engels menu (oh wat is dat toch heerlijk dat dat iedere keer gebeurt; er is anders echt niets van te maken) en als we hebben gekozen begint hij met de ervaring van jaren ons eten te maken. Het is kraakvers en het smaakt echt geweldig. Karin heeft precies genoeg gegeten en Harro moet zich gewonnen geven: de berg noodles er in maakt het nèt even een te grote maaltijd. Tevreden wandelen we naar het hotel.

Na even ‘uitbuiken’ gaat Harro een rondje hardlopen. Hij vertelt als hij terug komt dat hij nog nooit zo vaak heeft moeten stilstaan voor een stoplicht, dat het ook de eerste keer is dat hij een roltrap heeft meegenomen, maar dat hij zich prima heeft vermaakt. Onderweg heeft hij de fans van het lokale baseball team uit het stadium zien komen. Hij moest een zee van rood geklede mensen doorkruisen en heeft nog nooit zoveel kleur gezien in dit toch wat grijzige land! Karin heeft ondertussen aan de site zitten werken en gaat daar nog even mee door terwijl Harro zich toonbaar maakt. Dan vertrekken we naar Kemby’s, een American Bar, met lekkere lokale (en Amerikaanse) biertjes, lekkere Japanse whiskey en een prima hap eten (respectievelijk een burger en een zalmsandwich). Uiterst tevreden en  volkomen bekaf gaan we daarna naar het hotel. Wat een dag…

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.