Archief van
Categorie: Jordanie

Jordanie – Het Achtste Wereldwonder

Jordanie – Het Achtste Wereldwonder

Samen met Baobab reizen we in 8 dagen van noord naar zuid door dit “stabielste land in de regio”.


Dag 1 – Vlucht naar Amman
Dag 2 – Dode Zee
Dag 3 – Petra, via Mt. Nebo en Madaba
Dag 4 – Petra, vrije dag
Dag 5 – Wadi Rum
Dag 6-7 – Aqaba
Dag 8 – Aqaba-Amman, terugvlucht Nederland

Vliegen naar Amman

Vliegen naar Amman

Wat een luxe: weten dat je nog dezelfde dag op vakantie gaat, maar wel de rust hebben om nog even je tas te pakken, de stad in te gaan en rustig thuis te lunchen. Uiteindelijk is het om 3 uur tijd om naar Schiphol te gaan. Taxi Harry rijdt ons van Leiden in 1 keer naar de luchthaven en gelukkig missen we net de file die daarna ontstaat door werkzaamheden aan de A4. We checken in (bij de apparaten: waarom kunnen we thuis dan niet inchecken!?), droppen onze bagage en dwalen daarna nog een tijd winkel in en uit. Uiteindelijk eten we nog wat en tegen zes uur kunnen we boarden.

Aan boord horen we dat de vlucht wat vertraagd is en we nogal een ruime aanvliegroute nemen (i.v.m. de toestand in Libanon) dus dat we een uur later zullen aankomen dan gepland. Plaatselijke tijd 1 uur ‘s nachts (1 uur later dan in Nederland). De vlucht verloopt goed, hoewel het wel erg jammer is dat we niet naast elkaar kunnen zitten (nee, dat ging ondanks de apparaten niet goed). Karin blijkt naast wat reisgenoten te zitten: moeder Teja, vader Bernard en kids Killian (8) en Siri (7). Ze zijn al flink bereist en vertellen achteloos over Thailand, Costa Rica, Egypte en nog 3 landen. Eveline zit naast een Jordanese die inmiddels al 8 maanden in Vancouver woont met haar man en sinds 4 maanden een kindje heeft. Ze gaat nu voor het eerst met de spruit naar huis en vertelt 100-uit in reactie op alle vragen over het land. En het kindje huilt tot opluchting van Eveline van Vancouver tot Amman niet.

In Amman blijkt dat we weer een half uur hebben ingehaald en net voor de douane wacht reisleidster Marja. We hadden ons al zitten afvragen hoe dat nu verder ging met de visa, maar we worden in sneltreinvaart door de douane geloodst en krijgen na het afhalen bagage gelukkig ook onze paspoorten weer terug. We maken ook kennis met Marjon, Jan en zoon Connor, die voor het eerst mee zijn met een groepsreis.
In ons kleine, ge-airco-de busje zijn we in 3 kwartier bij hotel Cordoba: een keurig hotel in 1 van de (buiten) wijken van Amman. Het is laat en we zijn bekaf, maar hebben nog wel even tijd om te registreren dat het koeler is in Nederland! De temperaturen beloven nogal te gaan wisselen deze week, maar gelukkig zijn we al gewend aan hitte… De kamer heeft airco en we hebben in weken niet in zo’n lekker koele kamer gelegen. We vallen dan ook als een blok in slaap: Jordan, here we come!

Dode Zee

Dode Zee

We worden wakker van de wekker en hebben allebei de oproep van het gebed, die vannacht toch van de minaret om de hoek geschald moet hebben, volkomen gemist. Heerlijk, zo’n koele kamer en we zijn in Amman!
Na een ontbijtje en een geld-wissel-actie (keurige koers in het hotel), zitten we in ons kleine, ge-airco-de busje richting de Dode Zee. Amman is de hoofdstad van het Hasjimitische Koninkrijk Jordanie, dat ongeveer 5,5 miljoen inwoners telt. Dat aantal groeit nog dagelijks door de stroom vluchtelingen uit Libanon die door de onrust in de regio Jordanie binnen stroomt. Amman telt ongeveer 1,2 miljoen inwoners en wordt ook wel de witte stad genoemd, door de kleur van het kalksteen dat in bijna alle gebouwen is gebruikt. De stad ligt in de bergen en van dar uit is het een uurtje rijden naar de Dode Zee: het laagste punt op aarde! Onderweg stoppen we bij een steen die het officiele zeeniveau aangeeft en van daaruit gaat we nog 409 meter lager. Onze oren ploppen stevig op de weg naar beneden. Onderweg merken we aan de strenge militaire checkpoints dat we in het grensgebied met Israel zijn.

Als we uit de bus stappen ontdekken we de eerste stap in het “wisselende klimaat” deze week: het is zeker 10 graden warmer en ontzettend vochtig. The Dead Sea Spa Hotel maakt veel goed: en enorm en behoorlijk luxe complex met toegang tot het strand van de Dode Zee, maar verder ook een aantal zwembaden, een restaurant en een prima kamer met uitzicht op zee.
Na een welkomstdrankje gaan we met gids Inez (die vanuit Amman met ons is meegereisd en veel verteld) en de groep een kijkje nemen bij het water. Het water van de Dode Zee is zo zout (ongeveer 30%) dat er niets kan leven. In het zout zitten 29 mineralen die erg goed voor je huid zijn, mits je niet TE lang in het water blijft. De modder maakt het bovendien helemaal af: die werkt als een soort peeling. We wachten nog even met het water induiken: het is inmiddels 12 uur en op het heetst van de dag lijkt dit ons een minder goed idee. We trekken ons eerst terug voor een beetje opfrissen en lezen. Om ongeveer half 2 lunchen we heerlijk uitgebreid bij het geweldige lunchbuffet en na nog wat meer luieren vertrekken we uiteindelijk om 4 uur naar zee.

Het is inderdaad een erg maf gevoel: dobberen zonder er moeite voor te doen. We zijn erg voorzichtig (je wil hier GEEN water in je ogen krijgen), maar het is erg leuk om even te dobberen en jezelf heerlijk onder de modder te smeren. Daarna grondig douchen en vervolgens ploffen we in de schaduw bij het zwembad. Met kletsen, zwemmen, mensen kijken (van erg dikke zakenmeneren tot zeer keurig volledig bedekte plaatselijke dames en alles wat je verder maar kunt bedenken) en genieten van de plaatselijke fauna (jummie, wat zijn die Jordaanse mannen lekker!) vliegt de tijd. Na een poedelsessie in de kamer, waarbij we onze kleding o.a. proberen te redden van de modderresten, schuiven we om half 8 aan, aan het diner. Alweer een feest, met een enorm uitgebreid buffet, inclusief stapels taarten, koekjes en fruit toe. Als de rest van de reis ook zo wordt, willen we nu alweer terug. 🙂

De Koningsweg – van de Dode Zee naar Petra

De Koningsweg – van de Dode Zee naar Petra

Vandaag belooft een lange, maar ook erg mooie dag te worden. Na een ontbijtje aan het (uiteraard) uitgebreide ontbijtbuffet, zitten we om half 8 in de bus. Hoewel het vroeg is vinden we het niet zo erg: het is nu tenminste nog redelijk koel. 


We gaan onderweg via de King’s Highway, of Koningsweg, naar Mt. Nebo. Deze route wordt al zeker 3000 jaar achter gebruikt door pelgrims (christelijke en islamitische), karavanen en kruisvaarders. Ook Mozes trok vanuit Egypte via deze route naar het beloofde land, dat hij vanaf Mt. Nebo als eerste zag liggen. Als wij er aankomen is het heel rustig: we zijn gelukkig de eerste groep en kunnen in stilte genieten van alles.
Via de Weg van de Vrede komen we langs een enorm vredesmonument dat ter ere van het bezoek van Paus Johannes Paulus de IIe is neergezet. Van daaruit lopen we naar het uitzichtspunt. Dat beroemde uitzicht valt door nevel (onder andere door verdamping van de Dode Zee en smog) nogal tegen: we zien wel een groene strook waarvan Inez zegt dat het de rivier De Jordaan is, maar verder was het uitzicht gisteravond vanaf de kamer een stuk beter. Toen konden we de lichtjes van Jericho en Betlehem in Israel zo aan de overkant van de zee de verte zien liggen.

Wat wel erg leuk is, is de Mozeskerk. Deze kerk bestaat uit 3 oude kerkjes (van rond 530 na Christus) die al sinds die tijd bijna onafgebroken worden bezocht. Het is nu 1 kerk waarin een schitterend mozaiek van rond 560 n. Chr. is bewaard. Het is nog bijna geheel intact, ondanks de “beeldenstorm”  die de moslims in de 17e en 18e eeuw uitvoerden, om afbeeldingen met mensen te vernietigen. Een slimme abt bedekte de vloer met stof en zand en liet een “nep” mozaiek op de muur aanbrengen. Begin 20ste eeuw werd het teruggevonden.

Na Mt. Nebo rijden we door naar Madaba, waar we de beroemde St. Georges kerk bezoeken. Karin had er al over gelezen en is helemaal blij. De kerk bevat de resten van een enorm mozaiek-landkaart waarop de belangrijke christelijke plaatsen in het Midden Oosten staan afgebeeld, van rond 600 n. Chr. De kaart heeft uiteraard een enorme historische waarde en bevat onder andere een gedetailleerde afbeelding van Jeruzalem en de Jordaan, maar ook van tempels in Egypte en stukken van het huidige Syrie. Er is naar schatting nog maar 1/3 over, maar het is erg mooi om te zien en het bezoek zeker waard. De kerk zelf is nieuw en minder bijzonder (ondanks de grote hoeveelheid kleurige iconen). Na het bezoek slenteren we wat rond dor het dorpje en proeven de sfeer. Daarna proeven we vers sap en zingen meet voor Teja, die jarig blijkt te zijn. 


Van Madaba gaat de rit via een spectaculaire fotostop met uitzicht over een Wadi (vallei), naar het kruisvaarderskasteel van Karak. Dit enorme bouwwerk heeft echt alles: enorme muren, een slotgracht (droog natuurlijk, zoals veel in Jordanie in de zomer) en geweldige donkere en deels ondergrondse gangen. Het heeft ook z’n gruwelverhalen: vroeger werden mensen bestraft door in een ton van de muren afgegooid te worden. Een Duitse touriste vond dit blijkbaar een goed idee en duwde in 1992 in het zicht van 50 man haar man naar beneden…


Na het bezoek is het de hoogste tijd voor lunch: het is half 3 en we hebben stevige trek! We gaan met Inez en Marja mee naar het restaurant in de buurt (buffetlunch). De rest kiest voor pizza iets verderop en dat blijkt nogal tegen te vallen: de kwaliteit is wel goed, maar uiteindelijk duurt het een uur en een kwartier (i.p.v. de geplande 30 minuten) voor we verder kunnen, omdat de pizza lang uitblijft. Na de lunch rijden we dan ook snel door naar een uitzichtspunt op Dana National Park. Dit natuurgebied is een geweldige wandelkloof, waar enorm veel wilde beesten zitten: van wolven tot bijzondere hagedissen (en nog veel meer) en eindeloos veel vogels. We hebben de pech dat ook hier het uitzicht tegenvalt, maar uit het verhaal van Inez blijkt duidelijk dat Jordanie terecht trots is op dit gebied.


Na nog een uur rijden stoppen we voor thee bij het Abu Kaf theehuis: een plaats waar Marja al jaren komt met haar groepen. We drinken verse muntthee onder de druiventrossen en naast de perzikbomen en iedereen komt een beetje bij van de sufmakende busrit, ook chauffeur Isam .


Na een laatste lange ruk zijn we in Wadi Musa, de Vallei van Mozes, in het plaatsje Klein Petra. We logeren de komende 2 nachten in hotel Selna, dat een prachtige uitzicht heeft over de bergen. Na een geweldige zonsondergang en een matige maaltijd vallen we uitgeput in bed in de, ondanks de airco, hete kamer. Morgen naar Petra!

Petra

Petra

Vandaag was het zover: Petra. De roze stad in de rotsen van Jordanie en voor een groot deel van de reisgenoten DE reden om naar dit land te komen. Ook wij zijn benieuwd: we hebben al zoveel gehoord over dit fenomeen, dat we bijna bang zijn dat het tegen gaat vallen.


Na een nacht redelijk slapen (vrij warm en wat onrustig na een langdurige oproep tot het gebed om 4 uur ‘s nachts, die nog een paar keer herhaald wordt) zitten we om 7 uur aan het ontbijt. Het is, net als het eten de avond ervoor, redelijk. Om half 8 zitten we bij Isam in de bus en al na 10 minuten zijn we bij de ingang van het enorme terrein. Het belooft warm te worden vandaag, dus we hebben aan alles gedacht: petjes, sjaals, zonnebrand en veeeeel water.
Marja regelt kaartjes en daarna mogen we te paard de eerste anderhalve kilometer afleggen naar de kloof die de echte toegang tot Petra vormt. Links en rechts zijn al de eerste rotsgraven te zien.

Petra is gesticht door de Nabateers (hoewel de regio al eerder bewoond was) rond 600 voor Christus. In het jaar nul had de stad zo’n 30.000 inwoners en had de stad behalve huizen en winkels ook enorm veel van de rotsgraven die tot de dag van vandaag bewaard zijn gebleven. Van de overige gebouwen uit die tijd is niets meer over: ze waren vaak van leem gemaakt. Rond 100 n. Chr. overwonnen de Romeinen de Nabateers en kreeg de stad onder andere een amphitheater. In de eeuwen daarna raakte de stad in de vergetelheid en pas in 1812 werd deze opnieuw ontdekt door Jean Louis Burckhardt. De opgravingen gaan door tot vandaag de dag en men denkt dat er nog enorm veel graven onder steen en stof verborgen liggen.


De kloof is ook ongeveer anderhalve kilometer lang en op zich al een belevenis. Er zijn nog watergoten te zien uit de oudheid en afbeeldingen die bijna weggesleten zijn uit het zachte kalk- en zandsteen. Het licht is prachtig en Karin leeft zich (met camera) helemaal uit op de aparte rotsformaties en kleuren. En na een eind kronkelen sta je er dan ineens: voor de meest beroemde foto van Petra. De Schatkamer die in het ochtendlicht ineens opdoemt uit de smalle kloof. Adembenemend. De Schatkamer is overigens de naam die het enorme en meest bewerke graf van heel Petra later heeft gekregen, waarschijnlijk omdat ze dachten dat er ook echt een schat lag.


Na veel foto’s (van de rotsen en De Schatkamer, maar ook van alle ezeltjes en kamelen die er staan om mensen te vervoeren) lopen we langzaam het terrein verder op. Het is echte reusachtig: er zijn zo’n 800 geregistreerde sites, waaronder 500 tombes. De kleur van de rotsen is een van de dingen waarom de stad bekend is en het is echt heel bijzonder: roze, geel, rood, zwart, bruin. In strepen en golven en laagjes: je kijkt je ogen uit. Na de eerste tombes drinken we thee in een tent en daarna wandelen we verder langs tombes, het amphitheater en indrukwekkende rotsformaties. Na een korte klim staan we bij een pas in 1996 ontdekte Byzantijnse kerk, met een indrukwekkende mozaiekvloer. Hoewel we allebei al veel mozaieken hebben gezien, zijn we onder de indruk van de kleuren.


Twee tempels later (waarbij Brown University nog met opgravingen bezig is) is het tijd voor lunch. Uiteraard weer een buffet (ergens volgende week zijn we er wel klaar mee), maar het eten smaakt prima en we gieten genoeg suiker (drankjes) en zout (eten) naar binnen om al het zweten te compenseren. Na het eten lopen we door het kleine museum en dan splitst de groep.


Eveline gaat met Teja, Bernard, Killian en Siri op een ezel naar Het Klooster, een van de hoogst gelegen tombes. Dit indrukwekkende complex heeft een facade van bijna 50 meter hoog en is wat strakker dan bijvoorbeeld de rijkversierde koningsgraven. Het was waarschijnlijk een tempel in de eerste eeuw v. Chr. Het ezelritje naar boven en naar beneden is nog een belevenis, door de smalle paadjes, gladde stenen en toch vrij indrukwekkende afgronden. Jan had geen ezel nodig: hij rent bijna naar boven!
Karin vertrekt met Marja, Marjon en Connor naar het tweede museum en bezocht ook nog een man die op de site in een rotshuis woont! Hij vertelde ook daar geboren te zijn: tot 1982 leefden er bedouinen in de voormalige rotsgraven. Terug bij het restaurant vertrekken zij per kameel (Connor) en ezeltjes (Marja, Marjon en Karin) terug naar De Schatkamer. Na de wandeling door de kloof hijst alleen Karin zich op een paard (waarbij de eigenaren je bijna bespringen in een poging je een ritje en meer geld af te troggelen) en na een laatste wandeling is groep 1 terug bij de bus. Groep 2 (Met oa Eveline) is ongeveer 15 minuten later ook bij de bus en iedereen zit bezweet, erg stoffig, maar heel tevreden in de bus. Petra is nog mooier dan we hadden gedacht. 

Na een lange opfrissessie (douchen!) eten we een pizza en werken de site bij. Morgen gaan we naar de woestijn!

Wadi Rum: rotswoestijn

Wadi Rum: rotswoestijn

Na het ontbijtbuffet zitten we op tijd in de bus om naar Wadi Rum, de rotswoestijn in het zuid-oosten van Jordanie, te gaan. Na een klein stukje rijden stoppen we bij een uitzichtspunt dat uitkijkt over de rotsen waar Petra in is verborgen. We kunnen van bovenaf de toegangsweg en een enkele uitgehakte tombe zien, maar verder is het goed te begrijpen waarom de stad zo lang “kwijt” is geweest. Achter de rotsen zien we in de verte opnieuw  vaag Israel / de Palestijnse gebieden liggen en op 1 van de rotspunten ligt de tombe van Aaron (voor de bijbelfans: de broer van Mozes).


Daarna vervolgen we de hobbelige, bochtige Koningsweg naar Wadi Rum. Het is goed te begrijpen dat Killian wagenziek wordt en waarschijnlijk zijn we allemaal stiekem blij als we op de lange, rechte Desert Highway terecht komen voor het laatste stuk. Na een korte stop bij een klein supermarktje (water!) rijden we door naar het visitors centre van Wadi Rum. Karin sprint de bus uit: geen toiletstop op het hele stuk was een beetje weinig!


Na een koffiestop met een fantastisch uitzicht op The Seven Pillars of Wisdom (de beroemde berg uit het boek van TE Lawrence) bekijken we een film/dia presentatie over het gebied en bekijken het kleine, maar mooie museum. Wadi Rum is pas goed bekend geworden in het buitenland, sinds een klimteam er in 1984 aandacht aan besteedde (je kunt er fantastisch rotsklimmen). Sinds een aantal jaar is het een natuurreservaat, waar onder andere de in het gebied bijna uitgestorven Oryx en Caracal voorkomen. Het landschap wordt gevormd door rotsen die uit graniet (onderop) en zandsteen (bovenop) bestaan en vlaktes met rozerood en geel zand.


Na een lunch (sandwich: een keer geen buffet!) stappen we in twee jeeps (met een “dakje” tegen de hitte) voor een rondtour van 3 1/2 uur. Het landschap is adembenemend. Door het veranderende licht veranderen de kleuren van de rotsen en het zand in de loop van de uren en er is genoeg te zien. Zo zien we inscripties van de Nabateers (zie het stuk over Petra) die ongeveer 1000 jaar oud zijn. We zien zowel letters die niemand meer kan lezen als afbeeldingen van een barende vrouw, handen, voeten, dromedarissen en mensfiguren. Ze zijn te vinden op een rots in de buurt van de Bron van Lawrence, maar ook in een smalle kloof die we inklimen en op een enorm stuk vlakke rots.
Verder beklimt Eveline samen met wat anderen de natuurlijke rotsbrug, die tussen twee enorme rotsen inhangt. Na een theepauze zien we nog iets dat het huis van Lawrence geweest zou moeten zijn (eerlijk gezegd zijn het landschap eromheen en de stilte indrukwekkender) en bekijken de wandelende duinen. Ze heten zo, omdat ze onder invloed van de wind elk jaar een stukje opschuiven. Ze zijn prachtig rood en natuurlijk heerlijk klimmateriaal voor Killian, Siri en Connor.

Warm, bezweet, maar erg tevreden over de fantastische trip komen we bij het visitors centre terug. Daar wacht Isam, die ons met de bus naar Captain’s Camp brengt: het tentenkamp waar we vannacht zullen slapen. Het is stukken luxer dan we gedacht hadden van een tentenkamp: “rijtjestenten” met keurige bedden per tentruimte, een open lucht en overdekte eet- en loungeruimtes en zelfs aparte wc’s en douches!
We zullen hier vast goed slapen, maar eerst is het tijd voor een kamelentochtje! We gaan per kameel van de zonsondergang genieten. Eveline zit voor de eerste keer een kameel en straalt en ook Karin zit met een grijns van oor tot oor in de langzaam zakkende zon te genieten van het rijden, de kleine jongetjes die hier met een charmante grijns geboren lijken te worden en het fantastische landschap. De zonsondergang, die we vanaf een rots bekijken, is prachtig en daarna mogen we ook nog terug per kameel. De jochies hebben hun fooi verdiend wat ons betreft!

Het eten laat even op zich wachten, maar gelukkig kunnen we genieten van de sterren. De melkweg ligt als een witte streep over de hemel en er lijken elke minuut dat het donkerder wordt meer sterren bij te komen. Het eten is heerlijk: salades, gegrild vlees en een soort ‘bedouin pizza’; een geroosterd pitabroodje met een vleesvulling. 

Na het eten genieten we nog eindeloos van de sterren en daarna gaan we vroeg slapen. Zou het ons lukken om onszelf uit bed te krijgen voor de zonsopkomst…?

Van de woestijn naar de kust

Van de woestijn naar de kust

Het is tien over 5 als de wekker gaat. Karin twijfelt, maar Eveline “springt” haar bed uit en het is natuurlijk toch wel erg de moeite waard: zonsopkomst in de woestijn! Om half 6 zitten we er klaar voor en in het half uur daarna wordt het steeds lichter. De rotsen achter ons krijgen als eerste licht en worden prachtig rood. Uiteindelijk zitten we rond kwart over 6 zelf in de zon. Het was erg de moeite waard, maar nu roept ons bedje toch nog even!


Om acht uur komen we opnieuw ons bed uit (nu met omgekeerd enthousiasme) en na een poedelsessie eten we in de “ontbijttent”. De zon is al erg heet en we vinden het dan ook niet erg om om negen uur afscheid van het kamp te nemen en in de koele bus te ploffen. We rijden in een uurtje naar Aqaba en daar krijgen we eerst een korte bustour door het stadje. De plaats is de belangrijkste en enige badplaats van Jordanie en er wordt hard aan de weg getimmerd om het ene na het andere prachtige hotel uit de grond te stampen. Het ene nog groter en luxer dan het andere; een of andere sjeik is zelfs bezig om een nieuwe baai aan te leggen. Daarvoor is een splinternieuw hotel afgebroken!


In Hotel Alcazar zijn de kamers klaar en we beginnen dan ook met een mini-siesta op de kamer. Daarna pakken we ons boeltje op en strijken neer aan het zwembad van het luxueuze Movenpick Hotel. We betalen de hoofdprijs om binnen te komen, maar dan hebben we ook toegang tot verschillende zwembaden en een prive strand en verschillende restaurants. Daarnaast krijgen we een handdoek te leen en staan de stoelen en ligbedden natuurlijk voor ons klaar. Na een klein broodje (ahum) duiken we de plomp in en vermaken we ons aan en in het water tot een enorm gezin ons met herrie verjaagt naar een ander zwembad. Ook daar brengen we nog een hele tijd door: we zwemmen, kletsen, lezen en zonnen uiteindelijk zelfs een beetje (met bijna 40 graden is schaduw toch lekkerder).


Rond 7 uur duiken we weer in de kleren (anders dan je zou verwachten is deze badplaats enorm ‘streng’ dus we zijn van top tot teen bedekt) en genieten van de zonsondergang aan het strand. Pootjes in de Golf van Aqaba (uitloper van de Rode Zee) en de zon boven Eilat achter de bergen zien verdwijnen… heel vervelend allemaal…
We eten bij The Red Sea Grill: een garnalenbisque en een plaatselijke specialiteit van gegrilde vis op gekruide rijst met nootjes en ons eerste glaasje wijn deze reis; ‘from the Holy Land’. Als we klaar zijn om te vertrekken komen zowel de kok als onze ober aangerend om ons een dessert van het huis aan te bieden: een Movenpick ijsje! Daar willen we natuurlijk wel plaats voor maken, al zijn we heel blij dat ze er op ons verzoek ook echt een klein ijsje van hebben gemaakt.


Heel tevreden wandelen we terug naar het hotel. Tukjestijd!

Meer zon en zee

Meer zon en zee

We zijn er na een pinactie en een geimproviseerd ontbijt helemaal klaar voor: snorkelen vanaf een glass bottom boat! De toch begint om 10 uur en na bij de manager van het hotel betaald te hebben brengt een volkomen maffe Jordanier ons naar de haven. Hij is enorm bijdehand, maar kan ook lachen om onze gevatte antwoorden.


Bij de haven hebben we een strop: er hebben te weinig mensen geboekt, dus de tocht gaat niet door. We besluiten af te zien van de tocht om half 2: dan zitten we op het heetst van de dag in de zon. We mogen mee terug rijden en krijgen als troost een vers sapje van onze chauffeur, die het speciaal onderweg gaat halen. Nog vrolijk van alle onzin die hij uitkraamt en van hetr sapje, krijgen we in het hotel keurig ons geld terug.We droppen wat spullen op de kamer en vertrekken direct naar het museum van Sheikh Hussein bin Ali, die over-, overgrootvader van de huidige koning, en het daarnaast gelegen Aqaba Fort.


Bij de ingang treffen we Ahmed, die in het Visitor Centre werkt.Na een praatje nodigt hij ons uit voor een kopje thee en vertelt hij over alle reizen die hij heeft gemaakt. Daarna gidst hij ons door het kleine, maar mooie museum en laat hij ons het kasteel zien. We merken aan hem dat de Jordanese gastvrijheid waar we over gelezen hebben echt bestaat: hij is erg vriendelijk, niet opdringerig en is duidelijk erg trots op zijn land. Na bijna twee uur nemen we afscheid en ploffen we voor een frisje op een terrasje met uitzicht op zee.


en de rest van de dag hebben wij ook nog niet meegemaakt; wordt vervolgd!