Archief van
Auteur: Karin

Zagreb – Leiden

Zagreb – Leiden

Het was ondanks het lekkere bed een wat onrustige nacht. iets dat ongetwijfeld samenhangt met het feit dat we rond 7 uur naar de luchthaven moeten. We staan om kwrt over 6 op en zitten een kwartiertje later aan het ontbijt, dat net wordt ‘ingericht’. Zoals voorspeld door de receptioniste van gisteren zijn de verse warme criossantjes er keurig om half 7. Het is nog wat vroeg, dus met name Kain heeft nog wat moeite met eten en het feit dat er geen lekkere koffie is, geen thee is èn geen lekkere sapjes zijn, helpt niet. Maar dat ligt om eerlijk te zijn niet aan het hotel. Het is te vroeg!

Om tien voor 7 rekenen we af en vertrekken daarna naar de luchthaven. Het is er ontzettend druk en er staan enorme rijen, maar de incheckapparaten staan er verlaten bij. We checken in, printen onze boardingpasses en wachten dan in de véél acceptabelere rij voor het droppen van de bagage. Daarna gaan we door de douane en oh ja, de ruimte erna is klein en vol, dat was Karin even vergeten. Gelukkig is er wel lekkere koffie en dan maakt een kleine vertraging niet zoveel uit.

Als het vliegtuig opstijgt in de strakblauwe lucht zwaaien we naar Zagreb en naar Kroatië. En, als we hoger komen, naar Bosnië en daarna, na een draai, naar Slovenië. Wat een heerlijke vakantie! We hopen dat het iet de laatste keer is dat we hier komen. Daag! 

Marokko wacht (nee, geen grapje)

Marokko wacht (nee, geen grapje)

Jaren geleden was Karin met Eveline in Marokko en dat smaakte naar meer. En dit jaar nemen we een ‘hap’. Na een late vlucht en twee nachten in Fes, rijden we in zes dagen via de woestijn en het rifgebergte naar Marrakesh. Daar blijven we ook nog twee nachten. Een beetje van allerlei kanten van Marokko hopen we te zien: schitterende landschappen, mooie steden, lekker eten en vriendelijke mensen. Eens kijken of Marokko nog steeds een feestje is! 

naar Fes

naar Fes

Wat een ontspannen begin van onze vakantie! We hoeven pas om half 3 van huis dus na wat uitslapen (mislukt), vakantie-rommelen (gelukt) en lekker lunchen (ook gelukt) pakken we om half 3 een bus en aansluitende trein naar Schiphol. We hebben dramatische berichten in het nieuwe gezien over een overlopende luchthaven, dus we hebben ruim de tijd genoeg genomen. Het valt mee vandaag, maar ‘better safe than sorry’. Na een dwaalsessie over Schiphol en flink wachten (met boek, met uitzicht op de vliegtuigjes zitten we op tijd aan boord en exact op tijd vertrekt de Royal Air Maroc vlucht naar Cassablanca. 

De vlucht verloopt soepel, ondanks het grote aantal (deels jengelende) kinderen en het feit dat we alleen tekenfilmpjes zonder geluid kunnen bekijken of verschillende geel/groen uitgeslagen schermen die boven het middenpad hangen. Maar: we zitten aslnog naast elkaar en we hebben allebei een boek bij ons en een reisgids om in te verdwalen, dus we komen de 3 1/2 uur prima door. 

In Cassablanca hebben we ons voorgenomen om meteen door te lopen naar de andere gate. Er is onderweg niet zoveel en we moeten door een controle en dat kan in Marokko lang duren, waarschuwt Karin Martijn. Niets teveel gezegd, want we komen bij de overgang naar de hal voor de binnenlandse vluchten in een trage, chaotische tas- en paspoortcontrole terecht. Maar goed; we hbben de tijd, anders dan het stel dat probeert de hele rij voorbij te rennen omdat ze NU een vlucht hebben. Aangezien er net 30 man tegelijk voorgedrongen is omdat ze ‘echt een aansluitende vlucht moeten halen’ valt dat niet heel lekker en uiteindelijk schuiven ze net voor ons in de rij. we hebben medelijden met de Marokkaanse moeder met twee kleine kinderen achter ons: het is inmiddels laat voor de frummels (zelfs als je er een uurtje afhaalt, voor lokale tijd) en de kids worden langzaam onhandelbaar.

Uiteindelijk zijn we door de rij en komen in een enorme ruimte. Er zijn meerdere gates, het krioelt er van de mensen, er is een café’tje en verder staat er een maquette van een moskee, met aan het plafond er boven een enorme, gouden … tja, het lijkt nog het meest op een strakke ijspegel, steeds smaller wordend naar onderen. De verbinding met Allah denken we; de punt wijst recht naar de top van de minaret. Het is in ieder geval erg… ehm uniek…

ALs we alles in ons hebben opgenomen halen we wat drinken, laden de telefoons op en wachten we op de vlucht naar Fes. En dat duurt effe. Het Marokkaanse systeem is ook bij de gates alles behalve duidelijk en efficiënt. Er zijn meerdere vluchten met vertraging die nog boarden vanaf het moment dat we bijvoorbeeld zouden moeten gaan boarden voor Fes. Dat laatste (het boarden naar Fes) gebeurt niet en die onduidelijkheid levert enorm veel stress op, bij zowel mensen naar Fes als mensen naar Agadir (de eerdere vlucht). We vermaken ons aanvankelijk wel, maar uiteindelijk duurt het erg lang en na anderhalf uur extra wachten (staand) zijn we redelijk versleten. Dan mogen we gelukkig het vliegtuig in en na een vlucht van zeker 32 minuten (ja, meer is het niet) landen we in Fes. 

Daar zijn we de laatste vlucht die binnen komt en we zijn onder de indruk van de lading douaniers die nog aan het werk is. We krijgen een efficiënt en vriendelijk welkom èn een stempel in onze paspoorten. Daarna pikken we de tassen van de band (terwijl achter ons de ene na de andere douaniers er mee stopt voor vandaag) en wurmen ons na nóg een controle (ja incusief x-ray en deze kunnen we ècht niet plaatsen) naar buiten. Daar staat onze chauffeur… of niet?! Er staan allerlei mensen, maar we zien onze namen niet. Als we na drie keer kijken op het punt staan te gaan bellen komt hij aangehold: sorry! Hij was net even iets uit zijn auto halen. Aangezien hij anderhalf uur op ons heeft moeten wachten en het inmiddels 1 uur ‘s nachts lokale tijd is, hoor je ons niet klagen. Zeker niet als hij ons veilig en supersnel naar ons hotel brengt. 

Althans, naar het dichtstbijzijnde pleintje en daar komt, nadat onze chauf heeft gebeld, een pietsie slaperig kijkende jongen aanwandelen die ons meeneemt naar Ria Tafilalet. Moeilijk te vinden, maar doodstil, voorzien van een prachtige ontbijtruimte èn een stille, schone kamer. Het bed is wat hard, maar dat mag de pret niet drukken. Weltruszzzz….

Fes

Fes

Ok, we willen het niet hebben over hoe weinig uren we hebben geslapen, maar we hebben wel góed geslapen en de fluitende vogeltjes buiten de Riad maken veel goed. We douchen ff en zitten keurig op tijd (9 uur lokale tijd) achter een uitstekend ontbijt. We gooien een hele berg eten naar binnen: trek! We vragen ook of we vanavond hier kunnen eten (de Riad ligt wat afgelegen, we willen vandaag rustig aan doen en we hebben goede verhalen gelezen over het eten) en krijgen een kaart plus de tip om zometeen een taxi te nemen naar de ontmoetingsplek met de gids voor de stadswandeling. Dat lijkt een goed idee: de oude binnenstad, of Medina van Fes is een, doolhof en we hebben bovendien nog 20 minuten om er te komen. En als je in één keer goed loopt is het 20 minuten lopen verderop!

We gaan op stap en lopen in één keer goed naar het pleintje van gisteravond. Daar loopt een drukke weg langs en daar over heen schieten de rode ‘petit taxi’s’. Elke stad in Marokko heeft een eigen kleur van deze lokale taxi’s en ze zijn nogal wisselend van kwaliteit. Als er een keurig exemplaar de bocht om komt steken we onze hand op. We vertellen waar we heen willen en de wat stug uitziende man knikt en zet meteen de meter aan. Opnieuw een chauffeur die ons snel en veilig wegbrengt. Deze keer naar ‘Cinema Amal’, een oude, gesloten bioscoop en het vertrekpunt van onze wandeling. We rekenen af, bedanken de chauffer (die vriendelijk glimlacht en ons toeknikt; helemaal niet zo stug), checken de tijd (exact 10 uur) en we staan nog geen 30 seconden voor de bioscoop als Mohammed er aan komt, een jonge Marokkaan die onze gids is. Hij blijkt uitstekend Engels te spreken en neemt ons mee. Nee, niet die grote weg op, hier, dit kleine steegje in!

En Fes… Fes is something else… 

Sommige steegjes zijn net een mens breed andere een ezel en twee mensen, ontdekken we. Aan sommige steegjes liggen prachtige gebouwen. Een moskee, een universiteit, een begraafplaats van de stichter van de stad, een oude karavanserai, of pleisterplaats voor handelaren van welleer, een bibliotheek en een soefi-heiligdom, met er om heen allemaal diepzwarte mensen uit zuidelijker landen. Aan andere steegjes liggen winkeltjes van allerlei soort. Een bakkerij, een ‘scharensliep’, een slager, een metaalbewerker. Winkeltjes met sieraden, metaalplaten, spoelen met draad, vlees (waaronder een drommedariskop en -bult; alleen voor bijzondere gebeurtenissen, zegt Mohammed), kleding, kruiden, peulvruchten, sinaasappels, dadels… En Mohammed vertelt honderduit en neemt ons vooral mee om allerlei ambachten te zien. De scharensliep laat ons zien hoe scherp een schaar van 180 jaar oud (!) nog is en hoe hij messen scherp maakt en metaal bewerkt tot pinnen om riemen mee te maken. De koperslagerhoudt met een blote voet de koperen pot tegen die hij geconcentreerd ‘uitdeukt’ met een hamer (“I call this the Noisy Square”, zegt Mohammed. We tend to agree). De wever laat zien hoe hij weeft met wol, katoen en ‘Moroccan silk”, een uit agave gewonnen draad die lijkt op zijde. De gemeenschapsbakker bakt tegen een vergoeding platte, door families zelf gemaakte broden. De leerlooiers nemen ons mee naar het dak om de verfbaden te bekijken: een stinkende, zware maar kleurrijke bezigheid. En tussen de toeristen en lokale families lopen ezels en paardjes, soms met zware ladingen op hun rug.

Het is netter dan 10 jaar geleden, toen Karin er was. Er is ook al veel gerestaureerd en er wórdt de komende periode ook nog veel gerestaureerd. En tegelijk is het precies zoals Karin zich herinnert: een vol, kleurrijk doolhof! De medina van Fes is Unesco werelderfgoed en we zijn blij dat het goed wordt bewaard. Sommige huizen zijn uit de 14e (!) eeuw en Mohammed maakt handig gebruik van allerlei afspraken met mensen die hij kent om ons de gebouwen en het uitzicht van de daken er boven te laten zien. Ondanks dat blijft het aantal verkoop-praatjes beperkt en als ze er zijn is het bescheiden en vriendelijk. 

We eindigen de tour in een ‘huiskamer’ van een lokale familie, die ons muntthee serveert. Mierzoet. De familie laat zich niet zien, maar Mohammed geeft uitgebreid antwoord op onze vragen en maakt het behalve leuk ook leerzaam, zonder vervelend te worden. Als de theepot leeg is, neemt hij ons mee naar een geweldig mooi en volgens zijn verhalen goed restaurant. We zien overal bordjes gerserveerd staan, maar ondanks dat het 1 uur is, zijn de meeste tafels leeg. Mohammed zorgt dat we een tafeltje op het dakterras krijgen, in de schaduw en neemt dan afscheid. We bedanken hem uiteraard uitgebreid en ploffen dan in de schaduw. Het windje zorgt er voor dat het niet heel heet is, maar we zijn wel een beetje op, na de weinige uren slaap en de forse wandeltocht. Het eten is heerlijk: allerlei hapjes vooraf, kip met amandelen als hoofdgerecht en fruit toe en met erbij een flinke plons drinken komen we helemaal bij. Als we beneden komen om af te rekenen zit de hele tent (alle drie de verdiepingen) stampvol! De ober bij wie we afrekenen heeft een flinke dosis humor, het eten is naar lokale begrippen duur, maar voor ons goedkoop en als we ook nog hulp aangeboden krijgen om de weg verder te vinden, lopen we helemaal vrolijk de deur uit.

We slaan rechtsaf en als laatste ‘actie’ voor vandaag lopen we de hoofdstraat (zo één die een ezel en twee mensen breed is) uit naar de Bab Boujeloud of Blauwe Poort, één van de beroemdste poorten van Fes. Na alle bezienswaardigheden van vandaag ziet deze winkelstraat er al bijna gewoon uit. Dat is hij hier natuurlijk ook, maar gisteren zouden we het nog heel exotisch hebben gevonden. De poort is blauw aan de buitenkant en tot onze verrassing groen (de kleur van de Koran) aan de binnenkant. We maken wat plaatjes, lezen de reisgids er op na en na enig overleg nemen we daarna een taxi naar onze Riad. Daar ploffen we op het dakterras, in de schaduw, met een muntthee en een frisje, terwijl de toenvalkjes en ooieevaars over ons hoofd scheren. Wat een eerste dag…

Van Fes naar Risanni

Van Fes naar Risanni

We hebben nog niet zoveel uur geslapen als we zouden willen, maar het begin is er. Gisteravond hebben we in het hotel gegeten en zijn we daarna op tijd ons mandje in gedoken. En nu is het half 8 Marokkaanse tijd en het valt nog niet mee om die aan te houden. Ons beider telefoons besluiten namelijk om de beurt dat het tóch Nederlandse tijd is. Of nee, tóch Marokkaanse. Of nee… Aangezien er geen touw aan vast te knopen is, ging de wekker vanochtend een uur te vroeg en besluiten we de rest van de week waar mogelijk maar af te gaan op Karin’s FitBit (haar Fitness horloge waar je ook een wekker op kunt zetten). Voor nu hebben we de wakkere tijd ‘benut’ door lekker een uurtje te liggen suffen, maar nu zitten we dan toch aan het ontbijt. Een wat slaperige Marokkaanse man begint van alles klaar te zetten, buffet-style. Waar we gisteren het hele hotel voor ons alleen hadden moeten we het sinds gisteravond delen.

Na het ontbijt rekenen we het eten en de drankjes af en gaan we daarna op zoek naar een Petit Taxi. Deze keer lopen we een paar minuten naar de Bab… ehm nouja de dichtstbijzijnde poort. En inderdaad, daar staan ladingen taxi’s. Een vriendelijke man wil ons wel meenemen. We vertellen hem de straat (in het Frans). Dat gaat goed: die kent hij. En dan het nummer. Ook in het Frans. Hij kent volkomen verbijsterd en vraagt voorzichtig in het Frans: ‘ehm, spreekt u Frans’. Karin schiet in de lach. Nou is haar Frans roestig, maar dit was toch echt het huisnummer in het Frans! Nouja, Martijn heeft de bestemming ook in Phoney staan (het route appje op zijn telefoon), dus hij gaat schaduwen en dan roepen we wel ho. Man blij, meter aan, wij blij. Jalla! (We gaan!)

De Europcar vestiging hebben we inderdaad zo gevonden en als we voor de deur staan komt er een mannetje aangerend. Mooi: het is stipt half 9. We hebben het strak gepland, want we hebben een lange rit voor de boeg. Alles gaat voorspoedig tot de pinautomaat (voor de borg) weigert… De man stelt na herhaaldelijk proberen een kleine koffiepauze voor en regelt in het café naast de vestiging een bakje lekkere, sterke koffie. Maar ook na de koffiebreak weigert het apparaat dienst. Of we dan even langs de luchthaven willen? Dan geeft hij ons wel de auto mee. We gaan akkoord (anders komen we hier nooit weg) en de luchthaven ligt op de route. Bij de luchthaven blijkt een borg laten blokkeren op je creditcard nog niet zo eenvoudig: eerst vinden we geen parkeerplaats. Dan komt Martijn de luchthaven niet eens op zonder paspoort. Inmiddels belt een verontwaardige Europecar-man. Waar we blijven. Karin handelt het gesprek af, regelt Martijn’s paspoort en terwijl Martijn zich heen en weer haast zien we de tijd voorbij tikken. Uiteindelijk, met in totaal anderhalf uur vertraging, vertrekken we dan toch naar het zuiden. He, he! Beetje jammer, want daarmee is al onze tijd om een stop te maken opgegaan aan administratief geneuzel en hebben we vooral een heel erg lange reisdag voor de boeg.

We pakken de N8 naar het zuiden en Martijdn went al snel aan de Marokkaanse rijstijl van de mede-weggebruikers (nee, niet alleen automobilisten, maar ook ezels, schaapskuddes, voetgangers, fietsers, brommers, vrachtwagens, bussen…) en aan het oude barrel dat deze week onze huurauto is. Het is niet idioot druk en als je je niet teveel op laat jagen, keurig stopt bij elke politiecontrole en ervan uitgaat dat je over de hele route ong. 60 km / uur kan afleggen, gaat het prima!

We rijden via Ifrane, een chique skiplaats in de Midden Atlas, waar we aapjes in de bomen zien. We slaan bij Azrou af naar de N13 en die blijven we de rest van de dag volgen. We maken bij de kruising een plasstop (en nemen flesjes fris mee) bij een enorm tankstation van Afriquia en verder gaan we. De route wordt steeds mooier: waar die eerst nog erg verstedelijkt is, rijden we steeds meer door de uitlopers van de Midden Atlas, langs een rivier, of over een mooie vlakte. We lunchen bij Le Pit in Midelt (ja, in het midden van onze route), een tent die goed staat aangeschreven op Tripadvisor en ons snel en vriendelijk van een goede lunch (hapjes vooraf, Tajine uiteraard en het fruittoetje weten we nog net te ontwijken: dat duurt te lang). Over het terras scharrelt een heel lange rij processierupsen. We weten meteen waarom ze zo heten: allemaal achter elkaar!

Verder gaan we naar het mooiste stuk van onze reis, de Gorge du Ziz. Deze prachtige kloof laat ons ook vanuit de auto genieten. Tussen rotspartijen, langs een rivier, via een helderblauw meer (gevuld met kalkhoudend water vermoeden we) en op en neer door de bergen. De kloof loopt door een uitloper van de Hoge Atlas en het ziet er bijzonder uit om de bergen eerst als een muur aan de horizon te zien. Een muur die steeds hoger wordt en waar we ons uiteindelijk op stuk dreigen te rijden, voor daar ineens de toegang tot de kloof is. Een groot deel van de kloof is gevuld met dadelpalmen. Er tussen staan staan ksour (enkelvoud: ksar): lemen woonkastelen die in lichte of zwaardere staat van verval zijn. In het steeds mooier wordende licht is het een prachtig en exotisch gezicht.

De kloof loopt door tot bij Erfoud (of: Arfoud) en daarna is het nog 20 minuten tot ons hotel bij Risanni. We slapen in hotel Ennasra, een lemen kasbah ongeveer twee kilometer noordelijk van Risanni. Het hotel is uitgestorven. We zijn letterlijk de enige gasten, al schijnt er nog een gezelschap te komen dat twee kamers bezet zal houden. Het hotel is prachtig: op de binnenplaats ligt een enorm zwembad en als het niet zo snel aan het afkoelen zou zijn zouden we meteen een duik nemen. Voor nu gaan we nadat we de tassen op kamer hebben gezet eerst een ommetje lopen. Aan de overkant van het hotel liggen de resten van een oude handelsplaats, een plek die rond 800 beroemd was als één van de belangrijke handelsplaatsen aan de rand van de Sahara. Er is niet veel van over: een paar stenen en lemen overblijfselen steken uit de grond. Verder is er niet veel te zien en aangezien de zon onder gaat en we langs de drukke N13 lopen, gaan we terug naar het hotel. Het is geen straf om aan het zwembad te zitten en we bestellen een drankje. Hebben ze toevallig bier…? En jawel, we hebben mazzel! We nemen allebei een biertje en toasten in de langzaam donker kleurende buitenlucht op deze lange, maar mooie rit. Volgende keer doen we hem graag in twee dagen: er is zoveel te zien. Volgende keer? Nou, als de rest van de vakantie net zo goed wordt….

Risanni, Merzougha en Erg Chebbi

Risanni, Merzougha en Erg Chebbi

Vandaag is er een keer geen wekker en hebben we echt lang en goed geslapen. Hehe: toen ons hoofd gisteravond het kussen raakte (na een prima maaltijd in het hotel: er was zelfs keuze!) waren we meteen vertrokken. Het was toch wat vermoeiend allemaal. Vandaag kunnen we de dag weer aan. Aan het uitstekende ontbijt (er is inderdaad gedekt voor nog 6 mensen, maar we zien ook nu, net als gisteravond, niemand) maken we plannen. Fossielen, ksour en souk moet het worden, in een nog te bepalen volgorde. En we sluiten af met de woestijn! We nemen afscheid van het vriendelijke personeel en stoppen de spullen in de auto. we hebben het zo geregeld dat we daar vandaag niet meer bij hoeven te zijn, maar het blijft sinds ons avontuur in Costa Rica (bagage uit de achterbak gestolen) een vervelend idee om daar onze tassen in te laten zitten, ook als iedereen ons verzekert dat er niets mis kan gaan.

Onze eerste stop is Tahiri’s Museum van Fossielen en Mineralen. Meneer Tahiri is daar wereldberoemd mee geworden en er is zelfs een fossielensoort naar hem genoemd. Een vriendelijke rastaman komt ons tegemoet. Het bezoek is gratis. Zal hij er iets bij vertellen? Dat willen we wel en hoewel het verhaal er wat op de automatische piloot uit komt, is het leuk om te horen bij de ladingen fossielen die hij ons laat zien. Het is indrukwekkend. Marokko begint de afgelopen jaren bekendheid te krijgen als fossielen- en mineralenland en we kijken onze ogen uit naar de piepkleine en enorme (en alles er tussen in) trilobieten, ammonieten, schildpadden- en krokodillenschedels en haaientanden. Er is zoveel dat niet alleen als fossiel wordt geprepareerd. De man laat ons zien dat ze van sommige stukken steen wastafels, wijnrekken of tafels maken. Het zwarte steen zit propvol fossielen en als het wordt gepoetst lijkt het wel marmer. Buiten liggen tafels vol met stukken steen vol met fossielen. Te koop, maar niet heel mooi. De restjes. Binnen, in de shop, ligt veel moois (en lelijks) en uiteindelijk willen we wel een in twee delen gezaagde ammoniet meenemen als aandenken. Wat moet het kosten, vraagt Karin. we willen zelf niet meer dan 70 Dirham betalen hebben we besloten, maar we willen ook wel wat achterlaten om te zorgen dat ze het museum-gedeelte intact laten. ’80’ zegt Rastaman. ‘Volgens mij moet 50 lukken’ zegt Karin (normaal zou ze 40 zeggen, maar zie boven). De man herhaalt 80. Karin 50. Ok, 70 zegt de man. Prima zegt Karin. Rastaman is verbaasd. Pardon? ‘Tja’, zegt Karin, ‘als je het liever hebt zeg ik 55 en dan wordt jij verontwaardigd en uiteindelijk zeg ik 60 en hap jij toe en zijn we allebei blij, maar ik dacht het museum moet wel blijven bestaan.’ De man is stil, krijgt dan ineens een enorme grijns op zijn gezicht en zegt ’60 sounds perfect to me’. We laten hem voor we weg gaan nog de foto’s van Trix zien, net T-Rex skelet dat in Leiden staat. Hij wil de naam drie keer horen en hoopt ooit nog eens langs te komen. 

Nadat we de karavaan van bijna 15 Italiaanse campers voor hebben laten gaan richting Erfoud, rijden wij terug naar Risanni. Helaas loopt de eerste tankbeurt op een teleurstelling uit (‘no diesel today, sorry!’) maar als we de afslag naar Risanni opdraaien zien we een groot tankstation dat stikt van de tour-auto’s. Mooi: lokale mannen die voor toeristen tanken, dan durven we de kwaliteit wel aan. Na het tanken laten we vlakbij de souk de auto in de bewaking van een mannetje met groen hesje achter. Goed op passen he?! Hji belooft het met een grijns. Daarna banen we ons een weg door de licht opdringerige mannetjes die proberen ons mee te krijgen naar hun winkeltje. De souk is behoorlijk groot, maar niet veel bijzonders vandaag. Morgen is het marktdag en schijnt er van alles te worden verkocht. Vandaag niet. We zijn dan ook vrij wild en na een uitgebreid rondje hebben we het ook wel gezien met souk en verkopers. Ze zijn vriendelijk, maar we willen echt niks, sorry.

We besluiten koffie te gaand drinken bij een café’tje dat we bij ons verkenningsrondje aan de zuidwestelijke rand van het dorp hebben gezien en als we die straffe bak achter de kiezen hebben vervolgen we de weg. Rechts op de rotonde, voor de circuit touristique, een route van 21 kilometer met allerlei ksour. Vervallen, gerestaureerd, bewoond of leeg, druk of verlaten: we zien ze allemaal in de route waar we anderhalf uur over doen. De lemen gebouwen (soms met rijk versierde torens of poorten) zien er geweldig uit en hoewel het licht niet heel vriendelijk is zo midden op de dag, genieten we met volle teugen, in onze koele auto met een fles water voor handen. Karin schiet plaatjes, we kijken onz eogen uit (ook naar een waterput, moskeetjes, een begraafplaatsje etc.) en we zijn blij dat we niet keihard Risanni uitgescheurd zijn. Dit is leuk!

Na een drankje bij ons hotel van afgelopen nacht (waar het personeel blij verrast is ons te zien: er is nog steeds / weer niemand) en een korte Internet-leen actie maken we het rondje naar Risanni terug af en parkeren de auto tussen twee andere auto’s haaks op de stoep, net als daarstraks. Karin kijkt opzij en ziet dat de jongen die zogenaamd achteloos tegen de auto naast ons leunt, in feite bezig is te proberen de auto open te maken! In zijn hand heeft hij een pin en hij blijft angstig over de auto heen kijken of hij parkeermannetjes ziet. Dit vinden we een heel slecht idee en Martijn rijdt resoluut weer achteruit. Iets verderop kan de auto langs de stoep staan, vol in het zicht van het parkeermannetje. De stoep is er bovendien zo hoog dat de deur aan die kant niet open gaat. Dat is beter. De parkeerman belooft op te passen en wij volgen de Tripadvisor app naar het best gewaardeerde restaurantje van Risanni. Het is flink zoeken, maar als we het dan hebben gevonden komen we in een leuke tent terecht waar we snel, vriendelijk en in het Engels worden bediend. En heerlijk eten: een ‘berber-pizza’. Eén van de platte Marokaanse broden, gevuld met gehakt, kruiden, ui. Het is heerlijk en we smikkelen samen de berg eten op. Als we op 2/3 zijn horen we een angstaanjagend geluid… De aankomst van een kudde Nederlandse toeristen. In veel te korte broeken en hemdjes strijken ze neer aan de tafels om ons heen. We kijken elkaar aan, schakelen over in (hopelijk feilloos) Engels en rekenen af zodra we klaar zijn. Nederlandser kunnen ook echt heel leuk zijn natuurlijk (kijk ons nou ;-), maar hier willen we even niet bij horen. 

Onze auto is gelukkig ongesloopt en na een bedankje aan Parkeerman vertrekken we naar Merzouga. De reisinstructies zijn wat verwarrend: in het ene geval wordt over 40 minuten gesproken, in het andere over anderhalf uur. In het ene geval is er anderhalve kilometer ongeasfalteerde weg; in het andere nog geen 100 meter. Het pakt gunstig uit: In 40 minuten en na ongeveer 150 meter ongeasfalteerde weg parkeren we de auto bij Kasbah Mohayut. De auto en onze tassen blijven hier vannacht staan en wij gaan de woestijn in! We hebben nog veel tijd en die gebruiken we voor nog een drankje, kleine tas reorganiseren èn kennismaken met Jos en Rita. Rond de 60 vermoeden we en een bereisd en vriendelijk stel. Zie je wel: Nederlanders op reis zijn ook leuk! We blijken met z’n vieren de rode zandduinen van de Erg Chebbi te gaan bedwingen en dat vinden we meteen allemaal een goed idee.

Karin is de enige met kameel (of nou ja: technisch gezien dromedaris) ervaring en geeft op verzoek wat adviezen (nek bedekken tegen de zon, toch echt je lenzen uitdoen, goed vasthouden als het beest omhoog komt) en als we allevier zijn geïnstalleerd deinen we het ‘erf’ van het hotel af, zo de woestijn in. De Erg Chebbi is één van de twee Sahara ‘Erg’s’ van Marokko: een stuk woestijn vol grote door zand omhoog geblazen zandduinen. De Erg Chebbi is bekend door de prachtige oranje-roze duinen die in het avondlicht steeds mooier van kleur worden. Een vreemd gezicht: de zandduinen lijken ‘ineens’ te ontstaan aan de rand van de zwart/grijze steen- en zandwoestijn die Merzougha omringt. We lopen eerst een stuk langs de duinen naar het noorden. Dat valt ons allemaal stiekem een beetje tegen: we zouden toch de zandwoestijn in? Maar na ongeveer een half uur deinen steken we schuin de woestijn in. De kamelen (drommi’s, maar iedereen hier noemt de beesten camels, dus het wil er niet zo in) sjokken achter elkaar en achter de gids (in felblauwe Touareg kleding) aan: Martijn voorop, gevolgd door Karin, Rita en Jos. Een kameel rijdt niet bijzonder comfortabel: je moet je evenwicht een beetje zien te vinden en naar beneden loop/glijdend over de zandduinen moet je enorm uitkijken dat je er niet voorover vanaf kukelt. We hadden ook een jeep, quad of sandbuggy kunnen nemen, maar eerlijk gezegd worden we een beetje chagrijnig van de herriedingen die in de verte de zandduinen stuk maken en de beesten verjagen. Maar: het uitzicht en de ervaring maken al die kleinigheden goed. Tussen de geel, oranje, roze, rode duinen sjokken we nog anderhalf uur door. We worden steeds stiller en iedereen probeert zo goed en zo kwaad als het gaat plaatjes te schieten. Zandduinen, knalblauwe lucht met hier en daar een wolkje, de strakke scheidiging tussen de zon- en schaduwkant van de duinen…

Beurs en stijf, maar zeer, zeer tevreden klauteren we na twee uur met wat hulp van onze drommi’s af. We staan nog even te genieten van de zonsondergang in de verte, maar die verzandt (no pun intended) wat in een inversielaag en bovendien heeft onze gids haast. Kom, kom, wuift hij ons achter zich aan. We vragen ons af waar het kamp is gebleven, maar over de duinkam kijken we naar beneden en daar in de kom, ligt een schitterend kamp. Wauw, dat ziet er chiquer uit dan we hadden gedacht. Keurige zwarte tenten, van binnen volledig met doeken en kleden bekleed, voorzien van licht en echte bedden èn een stoel. Tussen de tenten liggen kleden op de grond, om het lopen te vereenvoudigen en het zand op afstand te houden (Karin giet per kant een halve liter Sahara uit haar schoen).

De achterste tent bevat een w.c. en wastafel; de voorste een heus restaurantje met allemaal tafeltjes, kaarsen, stoelen. Wauw. Als de zon weg is en we hebben vastgested dat het halfbewolkt èn volle maan is (goed èn slecht nieuws: een mooi gezicht, maar nauwelijks een ster te bekennen door die klap licht!) worden we aan tafel geroepen. we delen een tafeltje met Jos en Rita en de tijd vliegt voorbij. Gelijkgestemde zielen zegt Jos en zo voelt het inderdaad. We hebben een erg leuke avond, die we na het eten afsluiten bij het vuur, terwijl de gids en de koks trommelen en zingen. Onverstaanbaar, maar oh zo passend in het landschap. Met de muziek nog in onze oren zoeken we de tent op. Weltrusten drommi’s, tot morgen!

Erg Chebbi, meer Merzougha

Erg Chebbi, meer Merzougha

Om 10 voor 7 staan we bovenop een zandduin, naar het oosten te turen. Het is frisjes: waar het daarnet nog windstil was, begint de wind te waaien terwijl de zon opkomt. De maan gaat onder in het westen, achter Merzougha, dat we van deze hoogte kunnen zien liggen, net als de uitlopers van de Atlas. Het is helder, alleen hier en daar een wolk. Die ene wolk is wel precies boven de horizon op de plek waar de zon er bovenuit zou moeten komen. Als die  er even later bovenuit piept is het licht al geel en helder. De duinen verkleuren snel, in omgekeerde volgorde. We kijken neer op het kamp. Het is doodstil om ons heen. In de verte zien we de onze drommi’s liggen. Goedemorgen woestijn.Tijd voor thee en een koekje.

Na dit snelle geïmproviseerde ‘ontbijt’ (vooruit: twee kaakjes) is het tijd om te gaan. We klimmen achter de gids aan naar onze drommi’s. Na een laatste blik op het kamp (zwaai, zwaai) bestijgen we onze drommi’s. Auw. vooral Karin zit een stuk minder comfortabel dan gisteren. Niet alleen hebben we wat spierpijn en een beurs achterwerk; Karin’s drommi krijgt een lange lijn en probeert constant zijn voorgangr in te halen. Dat levert grote stuiterende stappen op. Er is bovendien bezuinigd op het zadelmateriaal, wat haar na afloop een aantal enorme pijnlijke blauwe plekken opgeleverd blijkt te hebben, van het stalen frame. Twee uur terug duurt dan ook wel heel lang, maar het landschap is nog net zo mooi als gisteren. Wat een landschap en wat een voorrecht dat wij er deel van mogen uitmaken, al is het maar even.

Vlakbij het hotel zien we een enorme karavaan drommi’s het ‘erf’ verlaten. Het zijn er zeker 50. Het is een spectaculair gezicht! Ladingen mensen die even, voor 20 minuten, de woestijn mogen ‘proeven’. We voelen ons echte professionals en we worden druk op de foto gezet. Zij komen uit de woestijn. Jazeker, glimmen wij. Om ons vervolgens stevig vast te grijpen als de drommi’s wat vlot een duin af stuiteren. Professionals, jaja… Wij (en onze achterwerken) zijn blij als de tocht er op zit en we verdenken de drommi’s ook van enige opluchting. We geven een dikke fooi en strompelen het hotel binnen.

Daar staat een prima ontbijt op ons te wachten. We gooien flink wat brandstof naar binnen en na een paar glazen verse jus voelen we ons weer mens. We kunnen hier douchen, maar we laten het nog even zitten. We gaan eerst nog een beetje verder langs de woestijn rijden en vanmiddag in ons ‘eigen’ hotel wel zwemmen (jawel, weer een zwembad hebben we op Internet gezien), douchen en haren wassen. Voor nu nemen we hartelijk afscheid van Jos en Rita. We wisselen mailadressen uit, zodat we de over en weer gemaakte foto’s kunnen uitwisselen. We vermoeden allemaal dat we meer dan de helft moeten weggooien, dus hopelijk kunnen we elkaars collectie aanvullen.

Na een laatste zwaai gaan we er vandoor. We rijden nog even verder zuideljik. Naar het einde van de weg! Waar vroeger de geasfalteerde weg al ophield bij Risanni of zelfs bij Erfoud, is er nu een geasfalteerde weg tot Taouz. De weg is in uitstekende conditie en het is erg leuk om een stuk te rijden. Rechts de zwarte of bij vlagen witte of gelige rots- en zandbodem; links de oranje, roze en gele zandduinen, de Erg Chebbi. Vlak voor Taouz keren we om; de weg gaat niet verder en we genieten vooral van het grote niets. We hoeven even geen dorpje.

Terug naar Merzougha gaan we, met af en toe een fotostop. En met één koffiestop, bij Café Nora. We mogen gaan zitten op een binnenplaatsje met lemen banken, vrolijke kussens en allemaal stopcontacten in de lemen muren. Duidelijk gericht op toeristen. Maar dat is niet erg: we hebben goede verhalen gelezen over Nora en ze (nouja, hij, de ober) serveert een interessante bak koffie. Sterk en gekruid, met kardemom en kaneel! Niet iets voor elke dag, maar wel lekker om te proberen. We voeren een kort gesprekje met een Duits/Spaans stel, onderweg met een camper… en fietsen! Ze komen binnen in korte sportbroekjes en truitjes. Als ze horen dat we Nederlanders zijn, is de man opgetogen: ah, dan spreekt u Duits. Nou, een beetje. We hebben een kort gesprekje, maar zijn Spaanstalige partner trekt na een tijdje zijn aandacht en wij ontsnappen.

Tijd voor voor een douche. Hotel Nasser Palace is, met als Mohayud, alleen bereikbaar over een onverharde weg en wat moeilijker te vinden. Het is wel een groot hotel. Met een mooie plek aan de rand van de woestijn en wat verder weg van het dorp, organiseert het eigen woestijntripjes. Wij willen op dit moment vooral af van al dat zand en het zwembad op de binnenplaats twinkelt uitnodigend. We moeten alleen nog even wachten. Doordat ze zo vroeg zijn is de kamer nog niet klaar. Dat begrijpen we en excuses wuiven we weg: geen punt, mogen we dan wel wat drinken. Natuurlijk! Binnen een paar minuten staat er thee en een bak vers gedopte pinda’s voor ons neus. We zitten voor het hotel op een soort ‘veranda’ (maar dan enorm) op wat banken, uit de zon onder wat lappen. Beetje Internet er bij: best uit te houden! We hebben de helft van de eerste bak thee nog niet op als de man die ons ontving er aan komt: komen jullie? De kamer is klaar! Oh wauw, dat is snel. Hij wappert: drink eerst rustig je thee op, ik zie jullie zo.

We krijgen kamer 12, als we zover zijn, een dubbele kamer (duidelijk bedoeld voor een gezin oid) beneden in een hoekje. Er valt qua rust niet veel te kiezen: alle kamers liggen op de begane grond of op de eerste verdieping aan de binnenplaats. Het is bovendien druk op die binnenplaats, dus we zijn benieuwd hoe dat gaat vanavond. Voor nu trekken we zwemkleren aan en racen naar het zwembad. En dat blijkt… IJSKOUD! Man oh man, niet alleen zijn wij erg verhit, maar de watertemperatuur wordt ook na een tijdje niet beter. Martijn zwemt een klein rondje (op de foto kijkt hij alsof het heerlijk is, maar verder…) en Karin duikt een paar keer onder en dan houden we het voor gezien. Afkoelen? Gelukt! Nu dat echt schoon worden nog.

Een dikke drie kwartier later zitten we schoongewassen en met nog natte haren in het restaurant voor een bescheiden lunch. We delen een omelet met kaas. Brood erbij: prima. De soep, de salade en het fruit slaan we over, tot consternatie van de ober, maar tot begrip van de serveerster (een vrouw; de eerste die we deze week in de horeca zien!). Het eten komt op de kamer wordt ons verzekerd en tevreden ploffen we na de lunch op het terras: de zwemkleren uitgespoeld en over een stoel naast ons in de zon.

Eind van de middag is het verslag bijgewerkt, zijn de zwemkleren doorg, hebben we een lekker lang stuk gelezen en een ommetje gewandeld aan de rand van de woestijn. We zien kamelen worden gevoerd, Martijn spot vogels met een nestje in een struik, we kijken naar de zandduinen. Dat uitzicht is vandaag wel minder mooi: het raakt langzaam helemaal bewolkt! Ai, dat hadden we dus ook kunnen hebben. Wat hebben we mazzel gehad, met de volle maan! Als we terug wandelen besluiten we te vragen of er ook drank is. Alweer mazzel: we kunnen zelfs kiezen. Gezien de hoge temperaturen nemen we allebei één biertje. Pinda’s erbij en vanaf de veranda uitzicht op de zandduinen. Proost! Nu nog wat eten en ons geluk is compleet.

De vriendelijke man die ons al de hele dag af en toe even komt vragen of alles goed is of iets vertellen over het hotel, vertelt ons dat er diner op de binnenplaats is. We willen misschien wel vóór de groepen uit eten? We blijken ongeveer de enigen te zijn die geen onderdeel van een groep uitmaken. Normaal zouden we dus in Mohayut slapen; veel meer gericht op stellen en niet op groepen. Door overmacht zitten we nu hier en de vriendelijke man doet alles om het ons toch naar de zin te maken. Hij dekt een tafeltje in het hoekje van de binnenplaats en laat ons aan tafel gaan vóór iedereen anders. Het eten is verrukkelijk. Soep en fruit kennen we, maar de Tajine van gekruid gehakt en ei is echt zalig: het lekkerste dat we deze reis hebben gegeten. Toe nemen we een bakje sterke koffie en terwijl we dat opdrinken stroomt ineens de hele binnenplaats vol. Wauw; aan één lange tafel gaan 62 (!) mensen; voornamelijk Spanjaarden en Chinezen. Hoe die in één groep komen is ons een raadsel, maar wat een lawaaiig geheel! Dan nog twee groepen Belgen en een groep… Israëli? Ieks, we vluchten.

We rommelen ons wat door een avondritueel (na ons woestijnavontuur zijn onze tassen ook druk aan herinrichting toe) en gaan dan in bed liggen. En zowaar, met oordopjes filteren we het grootste deel van het geroezemoes uit! Daarmee kunnen we wel slapen. We zijn bijna vertrokken als er ineens een keihard getrommel klinkt. Oh nee, live muziek! Eerlijk is eerlijk de mannen zijn niet slecht, maar wat een herrie! Tussen half 11 en 12 is het één groot feest op de binnenplaats. Als we het helemaal zat zijn klinkt er na een laatste solo een luid applaus. Ha, eindelijk! We proppen opnieuw onze doppen in en gaan lekker slapen. Het duurt zeker 3 minuten voor we zijn vertrokken!

Van Merzougha naar Gorge du Dades

Van Merzougha naar Gorge du Dades

Nadat we gisteravond de wekker iets later hebben gezet, worden we iets voor half 8 uit onszelf wakker. De nacht begon later dan we wilden, maar we hebben allebei heerlijk geslapen! Het is verrassend rustig op de binnenplaats en we onderdrukken de neiging om heel hard te gaan gillen. Er zijn al best wat mensen aan het ontbijten en we sluiten aan voor een klein ontbijtje. Daarna rekenen we af. Onze drankjes staan keurig op de rekening, maar het eten is in geen velden of wegen te bekennen. Dat zit er bij in, zegt de balieman. Ehm, nee hoor. Jawel, wacht en hij haalt de Vriendelijke Man van gisteren erbij. Die herleest de bevestiging en geeft ons gelijk. Hij bedankt ons en nadat een bescheiden bedrag extra op de rekening is gezet, betalen we alsnog. Dag, dag hotel Nasser Palace. We komen niet terug, maar je eten was heerlijk en je Vriendelijke Man erg vriendelijk!

We rijden er vandoor. Er blijkt een nóg nieuwere weg te zijn dan die naar Taouz en dat is de R702 tussen Erfoud en Merzougha. Die nemen we en als we de weg opdraaien ligt het dorpje met zijn lemen huizen er schilderachtig bij tegen de duinen en in het inmiddels weer doorgebroken zonlicht. Als Martijn stopt voor een plaatje, trekt Karin wit weg: waar is de grote camera?! We blijken allebei gedacht te hebben dat de ander ‘m heeft, maar we hebben ‘m geen van beiden. We ‘racen’ terug naar het hotel. Natuurlijk mogen we in de kamer kijken. Balieman loopt meteen mee. Iets gevonden? Nee, zegt Karin, het is een zwart tasje en… Oh! zegt Balieman, die is gisteravond al gevonden en ligt bij de balie! En inderdaad… Bij het ‘vluchten’ naar de kamer blijken we allebei gedacht te hebben dat de ander de camera had en hij is dus bijven liggen op de bank. We zijn enorm opgelucht en Karin bedankt Balieman en Vriendelijke Man uitgebreid.

Bij poging twee op de R702 maken we niet alleen mooie plaatjes van de duinen, maar genieten we ook van een enorme roofvogel (een wouw-achtige, volgens Martijn). Met een aantal stops om plaatjes te maken, rijden we naar Erfoud over de splinternieuwe weg en er aan de andere kant weer uit. Net voorbij de stadsgrenzen vinden we de Ursine de Marmare, de plaats waar veel van de fossielen-in-steen worden bewerkt. Het zou erg leuk moeten zijn dus we maken een stop, maar het valt erg tegen. We krijgen een ongeïnspireerde uitleg van nog geen 5 minuten en worden dan de winkel ingeleid. Zelfs die valt tegen: de winkel van het museum was veel leuker! We gaan er gauw vandoor.

Verder op de R702 en de erg mooie, kale route. Geen geel of oranje zand meer, maar wel rotsen en zwart zand. Als we in totaal 2 uur onderweg zijn sinds het vertrek bij het hotel vinden we de perfecte stop onderweg. Keurige toiletten , lekkere muziek uit de speakers, goeie koffie: top! Na lekker even bijkomen en een caffeïnekick gaan we weer verder. Bij Tinejdad slaan we linksaf, de N10 op. Het is een grote plaats waar we doorheen rijden. We komen ogen tekort. Niets dat echt goed te vangen is op een plaatje, maar erg leuk: mensen op volgepakte ezeltjes, vrouwen met kinderen op hun rug, schoolkinderen wandelend, winkeltjes met van alles… Door gaan we naar Tinerhir en daar maken we een zijsprongetje. We nemen de afslag naar Gorge Toudgha: een mooie groene vallei met langs de rotsige wanden dorpjes met oude lemen kashba’s en ksour. We volgende kloof (via een smalle slingerweg, de R703) tot we niet verder kunnen. Het wordt steeds smaller en de wanden van de kloof komen steeds dichterbij tot je alleen nog maar kunt lopen. Het ziet er gaaf uit, maar het is zo druk dat we niet eens plaatjes maken. Misschien ooit een keer als we er ‘s ochtends kunnen wandelen!

Voor nu rijden we na een laatste blik ongeveer een kilometer terug door de kloof. Daar ligt namelijk Auberge Petit Gorge en we menen allebei dat we dat hebben gezien op Tripadvisor als de nummer één locatie om te lunchen in de kloof. En Internet heeft niet gelogen: we krijgen van een aardige kerel, die zijn benen uit zijn lijf rent (en nog efficiënt ook) een tafel met uitzicht op de groene vallei en de kloofwanden en daarna heerlijk eten. Zowel de ‘kafta bouef’ (gekruide gehakt’ballen’) als de ommelet berbère (een ommelet in een Tajine, met gronete en kruiden) zijn heerlijk en de verse jus is inderdaad spettervers en erg zoet. We komen lekker bij en rekenen tevreden af. Daarna beginnen we aan het laatste stuk van onze route voor vandaag. We gaan terug naar de N10 en rijden door tot Boumalne Dades, waar we rechtsaf slaan, de Gorge du Dades in via de R704. En die is echt fenomenaal. Een groene vallei, rechtop staande pannenkoek-rotsen, rotsen die er uit zien of ze zijn gesmolten, rotsen als een honingraat, vervallen kasbah’s en ksour.  We stoppen bijna elke 5 tot 10 minuten voor een foto (gelukkig kan dat hier ook) en kijken onze ogen uit. Geweldig! We rijden uiteindelijke helemaal door tot km 34, waar we zoals beloofd aan de linkerkant van de weg Hotel Berber de la Montagne vinden. Daar krijgen we een simpele, maar schone kamer en thee en pinda’s als welkom. En minstens net zo belangrijk: we zijn voor de bui binnen! Het gaat voor het eerste deze reis echt regenen. Gelukkig duurt het niet lang en terwijl we op ons zachte (!) bed lekker liggen te lezen vinden we het wel prima. Zo eten. Dan slapen. En het is zo lekker stil!

Van Gorge du Dades naar Aït Ben Haddou

Van Gorge du Dades naar Aït Ben Haddou

We worden voor de wekker uit onszelf wakker. Zo, dat was een lange, stille nacht slaap. Heerlijk! Martijn spingt onder een lekkere, warme douche, maar Karin slaat die nog even over. We gaan na het ontbijt namelijk een bergwandeling maken. We hebben er zin in, maar Karin calculeert ook wat zweetdruppeltjes en pijnlijke pootjes in, dus gaat na de wandeling nog even douchen. Om half 9 staat Hassan voor ons klaar. Gisterevaond heeft hij tijdens het eten al muziek gemaakt, grappen verteld en de gaste uitgedaagd met trucjes (en dat was een heel stuk leuker dan het op papier klinkt) en vandaag is hij onze gids. Hij is een paar kilometer verderop in de Gorge opgegroeid en wandelt al zijn hele leven door de bergen.

We blijken de wandeling te doen met een Duits stel van rond de 30, die spontaan in het Nederlands zeggen dat Nederlands praten ook geen probleem is, als Karin vraagt of we Engels kunnen praten! Ze hebben in Nijmegen gestudeerd en daar Nederlands geleerd. Ze lopen bovendien net zo snel (of langzaam) als wij en zijn erg vriendelijk, dus prima gezelschap voor een bergwandeling! Hassan blijkt een talenwonder en stuitert de hele wandeling heen en weer tussen Engels, Duits en zelfs wat woorden Nederlands. Hij begint met over een muur klauteren via een ladder, de snelstromende rivier oversteken via een dikke boomstam en daarna schuin omhoog lopen via een geitenpaadje dat bezaaid ligt met stukjes leisteen. De toon is gezet. Maar: hij loopt heel rustig en houdt goed in de gaten of we kunnen volgen. Hij last regelmatig korte pauzes in door wat te vertellen of ons te laten genieten van het uitzicht. en dat is fenomenaal. Het is schitterend weer geworden en de vallei ligt er prachtig bij in het ochtendlicht. We kunnen (naar boven lopend nadat we een droge rivierbedding zijn overgestoken) steeds verder kijken. De rotslagen teken prachtig af in de zon en de overs van de rivier kronkelen felgroen tussen de roodbruine rotsen door.

Een stuk de berg op vraagt Martijn of er ook fossielen liggen. Jazeker zegt Hassan, bukt zich en raapt een steen op met een fossiel er in. Kijk maar! We beginnen allemaal te lachen: dat lijkt te mooi voor toeval. Maar als we even verder kijken zien we overal stenen met fossielen er in. Vooral ammonieten. We krijgen allemaal een soort ‘fossielen-koorts’ en besteden dik 20 minuten aan het rondstruinen over de berg. We vinden een flink aantal mooie exemplaren, waar we foto’s van maken. Behalve fossielen vinden we ook kwarts; Hassan slaat plakjes af van een dikke steen, waar we het licht doorheen kunnen zien schijnen. Met enige tegenzin volgen we hem daarna nog een stukje verder de berg op en daarna slingerend over dunnen paadjes, naar beneden. Onderweg komen we allemaal mensen tegen. Kinderen, die op geitjes passen. Mannen en vrouwen, die op het werk zijn aan het land. Hassan kent iedereen en allerlei mensen zeggen ons vriendelijk en nieuwsgierig gedag. 

Beneden gekomen pauzeren we even bij de rivier en volgen Hassan dan over allerlei walletjes tussen de akkers naar het volgende dorp. Het land is vruchtbaar: er groeien graansoorten, maar bijvoorbeeld ook perzikbomen, amandel- en walnootbomen en rozen (waar rozewater van wordt gemaakt, dat overal in stalletjes langs de weg wordt verkocht). Het is hard werken op het land. Nog maar zo’n 10% van de jongeren blijft in de vallei, zegt Hassan, om op het land te werken. De rest trekt maar de grote stad om werk te zoeken. We vragen ons af hoe oud de mensen die we zien echt zijn: we denken niet zo oud als ze lijken…

In het dorp klimmen we naar het huis van Sarah, alweer iemand die Hassan kent. Ze is huisvrouw en daarnaast weeft ze tapijten. Die verkoopt ze in de buurt, maar ook op de jaarlijkse huwelijksmarkt in Imilchil. Zodat de bruidegommen hun huwelijksgeschenk meteen bij de hand hebben. De markt is in september; ze heeft nog even om er zich op voor te bereiden, maar er hangt aan de wanden al een indrukwekkende collectie tapijten. Sarah zet thee voor ons, die Hassan uitserveert. Groene thee met thijm. De thijm hebben we boven op de berg al kunnen ruiken en is enorm sterk, dus we vrezen voor de thee, maar die is verrassend lekker. En zoet natuurlijk. Thee zonder suiker is nog maar één keer gelukt. Misschien hebben we in Marrakech, waar ze gewend zijn aan rare toeristen, meer geluk. De koekjes zijn ook zoet, en erg lekker. We komen bij van de pittige wandeling en wisselen verhalen uit over gewoontjes in Duitsland, Polen (waar de manlijke helft van ons Duitse wandelstel is geboren), Nederland en Marokko.

Als de thee op is lopen we langs de rivier en over de weg terug naar het hotel. Het is 12 uur en Hassan heeft zijn fooi dik verdiend vinden wij. We nemen afscheid en daarna maakt Karin dankbaar gebruik van het feit dat we de kamer nog even hebben: ze rent onder de douche door en verkleed zich. He lekker, schoon! Daarna betalen we het eten van gisteravond, checken we uit en pakken de auto. Ook op de terugweg is de rit door de vallei geweldig. Wat een geweldige vallei: wandelen, uitzicht èn fossielen vinden tegelijk! We genieten van het zonlicht op de rotsen (gisteren was het weer veel minder) en als we de vallei uitrijden zwaaien we even. Dag vallei: wie weet tot ziens!

We rijden door; ons einddoel is Aït ben Haddou, de beroemdste ksar van Marokko. We eten een hapje onderweg in een restaurant langs de kant van de weg, net voor het dorpje Tizi. We proberen het in dit land een beetje uit te mikken met Internet en boerenverstand en vandaag is boerenverstand aan de beurt. En daar is vandaag in ieder geval niets mis mee: het eten is prima (we delen olijven vooraf, een tajine met vlees en ei en een klein zoet toetke) en goedkoop en het is er schoon. We eten net voor de drukte uit (iedereen luncht laat hier, pas rond 14 uur) dus als het terras volloopt met tourgroepen gaan we ervan door. Onderweg kopen we nog wat water bij een tankstation en verder rijden we door. Maar over het stuk hadden we ook wel een dag willen doen: overal ksour en kasbah’s en in Ouarzazate hadden we ook wel een dagje willen kijken. We komen dagen tekort voor dit gevarieerde land!

Rond half 4 nemen we de afslag van de N9 naar Aït Ben Haddou en na een tijdje zien we vanaf een uitzichtspunt de oude ksar liggen. Een ksar is een versterkt dorp van met elkaar verbonden huizen. Er zijn maar twee of drie ingangen en soms zitten er één of meer kasbah’s in de ksar, versterkte woonkastelen met vier torens. In de Aït Ben Haddou (Aït is het woord voor (samengestelde) familie, Ben betekent ‘zoon van’ en Haddou is de naam van de vader) liggen wel zes kasbah’s en sinds de ksar integraal Unesco wereld erfgoed is geworden, is hij flink gerestaureerd. Het is geen eenvoudige leefomgeving: de drie families die er nu nog wonen (tegen de 80 van vroeger) hebben geen stromend water of electriciteit. De ksar imponeert, net als jaren geleden, zegt Karin, maar hij ziet er nu wel veel ‘netter’ uit!

We rijden door naar het dorpje en daar vinden we Dar Mouna, onze slaapplaats voor vanavond. Het is een mooi hotel: afgesloten door een muur met grote poort, voorzien van een zwembad (oeh, nu komen we toch even in de verleiding: als die ksar er niet was…), een terras met schitterend uitzicht op de ksar en een prima kamer met keurige badkamer. We dumpen de spullen en graaien snel het hoogstnoodzakelijke bij elkaar. Eerst de ksar bekijken!

We kunnen via de ‘achterdeur’ het hotel uit en lopen naar de oversteekplaats. Een klein jongetje grijpt Karin bij haar pols: 1 Dirham, I help you. Karin bedankt. Jongetje houdt vol. Karin ook en wurmt zich los. Karin wint, jongetje wordt uitgelachen door zijn vriendjes. Karin steekt snel over voor hij het in zijn hoofd haalt om haar uit pure wrok een zet te geven. Hij rent nog een tijdje mee: money! money! money! we negeren hem en net zo plotseling als hij is verschenen druipt hij af. We steken zelf ook het tweede deel van de rivier over en betalen bij de ingang 10 Dirham om binnen te komen. Voor de restauratie. Er staat een kerel op als we hebben betaald die met ons mee loopt en de ksar laat zien. Hij heeft meegespeeld in de films zegt hij. In Game of Thrones in ieder geval. Hij kent vier woorden Nederlands: slaapkamer, woonkamer, keuken en eetkamer. Die laat hij ons allemaal zien, in één van de kasbah’s die wordt gerestaureerd. Verder laat hij ons een houten slot zien; een ingenieus systeem met een soort houten tandenborstel waarvan de pinnen het slot ontgrendelen. We wandelen met hem naar boven en als hij zichzelf begint te herhalen bedanken we hem en geven we hem nog 10 Dirham. Hij protesteert. Dat moeten er 50 zijn! Welnee lachen wij, dan had je dat moeten zeggen, we hebben al betaald. Hij houdt vol, maar stelt steeds sneller naar beneden bij. Uiteindelijk krijgt hij er van ons nog 10 bij en al mopperend neemt hij afscheid. Maar 10 passen later lacht hij alweer. 

Wij bekijken het uur daarna zelf de rest van de kasbah. Wat is het veranderd! Karin kan zich nog houten ladders, vervallen torens en smaller lemen doorgangen herinneren. Nu zijn de wegen geplaveid en minstens een meter breed, zijn de trappen van steen en zijn veel van de torens gerestaureerd. Ook het joodse deel van de kasbah wordt inmiddels gerestaureerd, al gaat dat minder snel in dit vooral Islamitische land. We wandelen en bekijken de kleine straatjes en als we het zat zijn wandelen we via de burg terug naar het nieuwe dorp. Dat is heel veel groter dan Karin zich herinnert. Destijds was er niet veel en nu ligt er een heus dorp aan de overkant van de rivier! We dwalen ons keurig terug naar de kasbah en daar is vooral Karin helemaal op. Dat waren wel heel veel trappen (en berghellingen) en stapjes! Ze ploft op het terras en zit te staren: uit. Martijn kijkt het eens aan, gaat een ober opzoeken en… regelt een biertje! Dat is wel heel welkom en we proosten op deze vermoeiende, maar ook zo leuke dag! 

Van Aït Ben Haddou naar Marrakesh

Van Aït Ben Haddou naar Marrakesh

Het diner was gisteren al niet slecht, maar ontbijten op terras met uitzicht op Aït Ben Haddou slaat echt alles. geweldig! Als ook het ontbijt nog eens prima is zijn we definitief fan van Dar Mouna. Als we ooit terug komen, kiezen we zeker weer voor dit hotel! We slurpen na het ontbijt nog even het Internet leeg en maken ons dan op voor de laatste vrij lange autorit van deze reis. Naar Marrakesh en om daar te komen moeten we de Atlas oversteken via de hoogste pas die er is, op 2260 meter. We poetsen de ramen schoon: na al het stof en daarna het buitje in Gorge du Dades kunnen we inmiddels nauwelijks meer door de ramen kijken. Niets wat een flinke plons water en een zakdoekje niet oplost. De eigenaar komt nog even vragen of hij kan helpen (nee hoor, al bijna geregeld) en doet daarna de poort voor ons open. We kunnen!

De route voert zoals gezegd door de Hoge Atlas, maar we beginnen met een laatste stuk door het droge zuiden van Marokko. Het landschap lijkt een beetje op het zuiden van de Verenigde Staten dat we in films wel hebben gezien: rode rotsen, afgeschuurd door de wind. Grand Canyon landschap. De dorpjes liggen bij oases, uitgestrekt langs de weg. Het groen constrasteert heftig met het rood en grijs van het landschap. De weg is uitstekend en het is rustig, dus tot de bergen schiet het enorm op.

De Atlas doemt als een muur, bovenop nog besneeuwd, voor ons op. De weg begint naar boven te slingeren en is bedroevend slecht. Eigenlijk het slechtst van de hele route: grote gaten in de weg, wegkanten die volledig zijn weggeslagen, bergwand die over de weg naar beneden is gegleden. Martijn stuurt rustig en behendig om de ellende heen en laat zich niet gek maken door de idioten die denken dat harder dan 40 tot 50 km / uur haalbaar is. Het uitzicht is fantastisch, al is het wat heiïg  en als we door de eerste bergketen heen zijn ineens ook veel groener. We zien mos, gras, struiken en naald- en zelfs loofbomen! Overal wordt hard aan de weg gewerkt en de grote werkvrachtwagens maken het af en toe nog wat spannender. We zijn ineens op de hoogste pas (een bordje markeert de overgang) maar besluiten door te rijden. Het uitzicht is hier niet echt bijzonder en we willen eigenlijk gewoon verder. En als we over het hoogste punt zijn, wordt de weg ineens fantastisch. Wauw, hier zijn de hardwerkende mannen dus al geweest en het effect mag er zijn. Het blijft slingeren natuurlijk, maar we glijden ineens over de weg. 

Als we aan de laatste kam toe zijn stoppen we voor koffie en toiletbezoek. Het uitzicht is bijzonder: rode, gele en witte rotsen met daarover heen een groene waas. En daarna gaan we verder, voor het laatste stuk. Vlakbij Marrakesh gooien we de auto vol (pardon; laten we de auto volgooien) en daaran rijden we naar de luchthaven. Het wordt eerst steeds drukken er daarna stuurt onze phoney ons ineens dóór de poorten in de muur, via een doodstille, maar keurige weg en voor zover we kunnen zien vlak langs het paleis! We wurmen ons door in totaal vier poorten heen en belanden daarna op de gote doogaande weg naar het vliegveld waar al het verkeer van Marokko zich verzameld lijkt te hebben. Even wennen na de rust van de afgelopen week, maar ook nu laat Martijn zich niet gek maken en voor we het weten staan we op een parkeerplaats bij de vertrekhal van de luchthaven. We aarzelen: klopt dit nou. Er komt een kerel aanrennen: Europcar?! Eh ja, maar wie ben jij?! Hij vraagt om de sleutel. We weigeren tot er een man aan komt lopen met een keurig Europcar pasje om zijn nek: het is ok, dit is mijn collega, zegt hij met een wat geïrriteerde blik opzij. We geven de sleutel af, halen alle spullen uit de auto en wachten het oordeel af. De auto is ongelooflijk stoffig en had een hele verzameling deuken voor we vetrokken. Daar wordt over gedebatteerd tussen de beide mannen. We hebben er zelfs geen krasje bij gemaakt dus geven vol vertrouwen de papieren af. We zijn goed verzekerd, maar het is toch ook een erekwestie en gelukkig hebben we er bij vertrek op aangedrongen dat alle deuken en krassen werden aangetekend op het papier. Dat loont nu: Pasjesman tekent het papier af en verwijst ons naar binnen.

Daar leveren we de autopapieren in en vervolgens kijken we elkaar aan. Misschien moesten we eerst maar eens kijken of we ergens wat kunnen eten. We wandelen richting de grote hal en… hoera! Een Paul. Deze Franse bakkersketen hebben we al in heel veel landen gevonden en dit exemplaar is zeer welkom. De zaak zit op een open binnenplaats. Het is er rustig, ze hebben heerlijke koffie, lekkere croissants, een goed stuk quiche… He, he, we waren er wel aan toe. En als we klaar zijn kunnen we het ‘gevecht’ met de taxichauffeurs aan…

Op de luchthaven mogen alleen grande taxi’s wachten en dat zorgt ervoor dat ze idiote prijzen vragen èn ermee weg komen. Karin onderhandelt voor wat ze waard is, maar de meter gaat niet aan en heel veel er af krijgen we niet. Afijn, we worden er zelf niet arm van, alleen licht geïrriteerd. Maar goed, als je eenmaal een afspraak hebt gemaakt, komt het wel goed en de chauffeur brengt ons snel en veilig naar onze bestemming. Daar moeten we een stukje van het doolhof door, dat de medina ook hier is. Een opdringerige kerel die op de parkeerplaats staat te wachten, is er van overtuigd dat we het niet kunnen vinden. We wimpelen hem af. we hebben een beschrijving en kunnen het prima vinden. Zo blijkt ook, maar Kerel blijft ons volgen. Om uiteindelijk bij het verkeerde hotel aan te belen. Wij bellen bij het juiste hotel (Riad Soumia) aan en negeren Kerel, die daar heel nukkig van wordt. We worden binnen gelaten en leggen hem nog één keer uit dat hij het echt zichzelf heeft aangedaan en uiteindelijk druipt hij af.

Wat een mooie plek, dit hotel. een Riad is een oud huis, gebouwd rond een open binnenplaats en op deze binnenplaats staan ook twee bomen waar de vogelstjes in rondrommelen. Aziz, een Marokkaan die Nederlands tegen ons begint te praten omdat hij 8 jaar in Antwerpen heeft gewoond, heet ons welkom, bedelft ons onder de informatie en laat ons een prachtige kamer zien. Als we iets nodig hebben moeten we het zeggen en veel plezier!Pff, we zetten onze tassen neer en ploffen neer. Wat gaan we vandaag nog doen?! We frissen ons snel even op en besluiten tot dwalen, wat drinken, meer dwalen en uiteindelijk iets eten bij – als het even mee zit – de nummer 1 van Tripadvisor die op kruipafstand van ons hotel zit. We gaan!

Marrakesh is sinds 13 jaar geleden enorm veel drukker geworden. En moderner. Hoewel er ook nog steeds ezeltjes lopen, zijn de straatjes in de siuk opgeknapt, scheuren er overal brommertjes en scooters en is het veel toeristischer geworden. De medina (de oude stad, met in het centrum de souks) zijn een doolhof, hoewel lang niet zo erg als in Fes. Maar wel veel groter dan we dachten en we kijken onze ogen uit. Op het centrale plein zien we slangenbezweerders, fruitstandjes, een man met een aapje, dames die hennatekeningen aanbieden, mannen die van alles te koop aan bieden… De souk is vooral toeristsich en wordt overstroomd door tourgroepen. Het is zo toeristisch dat Karin’s ekster-neigingen als sneeuw voor de zon verdwijnen. Op het kruidenplein (nouja, kruiden en vlechtwerk) ontsnappen we naar het dakterras van Café des Epices (kruidencafé) waar we even bijkomen van de hitte en de mensen. 

Terug door de souk raken we afgeleid door winkels waar schitterende lampen worden verokcht. Als de verkopers onze interesse merken en de lichten aandoen staan we bijna met open monden te kijken. Anders dan jaren geleden zijn het geen leren of stoffen, maar metalen lampen. Het is een prachtige gezicht, maar we slaan over. We dwalen terug en als we zijn uitgekeken dwalen we terug in de richting van ons hotel. Daar gaan we eten bij Naranj. 

Het restaurant staat op nummer 1 van Tripadvisor en gedurende de maaltijd worden we steeds blijer dat we hebben gereserveerd. Het loopt helemaal vol! We worden meegenomen naar een rustige, koele eerste verdieping en krijgen daar een mooie tafel. we vergapen ons ook hier aan de lampen: mooie stalen bollen, waarvan de uitgestanste vormen prachtige patronen toveren op de witte muren en het plafond. We eten Libanees en het is absoluut genieten. We laten de tafel vol zetten met hapjes en als we klaar zijn nemen we nog een kopje thee. Zonder suiker! 

Tevreden lopen we na het eten door de stiller wordende straatjes naar onze Riad. het hotel lijkt al in diepe rust en het idee dat we hier ook nog een kopje thee kunnen krijgen laten we varen. Dan maar op tijd naar bezzzz….

Marrakesh

Marrakesh

De laatste vakantiedag en we willen er het meeste van maken. Na een heerlijk ontbijtje in de zon, op het dakterras, gaan we als eerste de Saadische graven bekijken. Deze dateren uit de laat 16e eeuw (de tijd van sultan Ahmad I al-Mansur). In het mausoleum liggen ongeveer 60 koninklijke familieleden van Ahmad I al-Mansur, van de Saadi dynastie. Het gebouw bestaat uit drie kamers. Er is een hal voor een gebedsruimte en de hal met 12 zuilen. De graven zijn eenvoudige stenen, met mozaïeken bedekt en liggen in een mooie kleine tuin. Het lijken er maar een paar, maar als je beter kijkt zie je er steeds meer. Het geheel is prachtig, vooral het mooist bewerkte ‘koningsgraf’ dat in de jaren 80 is hersteld met Italiaans marmer. Het nadeel zijn ook hier de enorme hoeveelheid tourgroepen. Karin denkt weemoedig aan het vorige bezoek. Toch laten we ons niet gek maken en we wachten geduldig op een rustige blik of een gelegenheid voor een mooie foto.

Daarna wandelen we (met een koffie stop bij Café des Epices) helemaal van de ene naar de andere kant van de medina. Er is meer te zien en ook hier is Karin eerder geweest. De medersa Ali Ben Youssef, een koranschool, is gesticht in de 14e eeuw, maar kwam tot bloei in de 15e en 16e eeuw. Ruim 900 studenten studeerden hier ooit op theologische en juridische teksten. De medersa is inmiddels buiten gebruik en wordt overlopen door toeristen in plaats van studenten, maar het is nog steeds een majestueus, prachtig bewerkt pand. Het is schitterend en we bekijken in de anderhalf uur daarna elk hoekje en elk trappenhuis en we maken een enorme berg foto’s. 

Op de binnenplaats zien we een man zitten, tulband en al, die teksten in het arabisch schrijft op bewerkte kaarten, als souvenir. En daar schiet Karin van overeind: dat is leuk! We moeten even wachten, maar Martijn is geduldig en Karin kijkt de kunst bijna uit de man’s handen. Uiteindelijk is ze een tekst en een vrolijk praatje rijker en tevreden lopen we naar buiten.

Dwalend door de souk willen we nog even op zoek naar de verfsouk. We weten ‘m uiteindelijk te vinden, maar de mannen die bij de ingang staan zijn zo opdringerig (ze sleuren ons bijna naar binnen) dat we allebei tegelijk besluiten dat we dit geen goed idee vinden. We zijn stellig, wandelen door en maken iets verderop een foto van prachtige rode wol die in de zon hangt te drogen, op een dak. Dat is voldoende: de rest doen ze maar zonder ons!

Wij zoeken (en vinden) het Henna Art Café, een fijne lunchtent. Op het dakterras mogen we in de schaduw zitten (gelukkig maar, want het is warm en broeierig) en krijgen we verse sapjes en een heerlijke lunch. Na de lunch verdiept Karin zich nog een tijdje in de Henna Art (met henna versierde schrijfboekjes), maar uiteindelijk wordt ze er net blij genoeg van. 

Tijd voor nog één stop. Aan de rand van de medina ligt Le Jardin Secret (de geheime tuin). Dit coplex is pas sinds 2016 open na een jatrenlange restaurantie. Het gebouw (paleis) en de tuin zijn vierhonderd jaar oud en na een eerste verval werd het gebouw halverwege de 19e eeuw gerestaureerd en door allerlei hotemetoten bewoond. Daarna raakte het opnieuw in verval, maar inmiddels zijn het gebouw, de tuin en zelfs de watertoevoer gerestaureerd. Dat laatste is een knap staaltje: het geheel werkt volledig op waterdruk! Er zijn filmpjes die het uitleggen, maar het zien is indrukwekkend. We genieten van de rust, het groen en een heelijk kopje thee. 

Daarna doen we niet zo heel veel meer. We houden pauze in het hotel, gaan ‘s avonds een hapje eten bij een simpel café een stukje verderop (het ziet er allemaal een beetje groezelig uit, maar het eten is heerlijk) en daarna lopen we nog een klein rondje over het stampvolle plein. Daar zijn, nu het donker is, eindeloos veel etenskraampjes uit het niets opgebouwd en iedereen probeert ons aan tafel te krijgen met soms hilarische kreten. “Heb je al gegeten?! Geloof er niks van, je bent net een stokje” of (na een verhaal van 3 minuten van de man voor hem) “same story, better food”. We liggen in een deuk, maar we slaan toch af. 

Daarna is het klaar. Morgen gaan we terug naar huis. Een lange, saaie reisdag die we achterwege laten. Voor nu kijken we terug op onze vakantie, terwijl op het dakterras een kopje thee drinken. Hoewel we Marrakesh wel heel erg druk vinden, hebben we genoten van dit prachtige, kleurrijke, zonnige, smakelijke land. Karin zei het 13 jaar geleden al: Marokko is een feestje. En dat is het nog steeds!

Aftellen…!

Aftellen…!

Het duurt nog even maar dan gaan we weer op reis! Op 8 september vliegen we (Martijn en Karin) naar Johannesburg en de volgende dag door naar Windhoek, de hoofdstad van Namibië. De twee weken erna zullen we het noordelijke deel van dit land gaan bekijken èn een stukje Botswana (Chobe NP) en Zimbabwe (Victoria Falls). Alsof dat niet al geweldig genoeg zou zijn, gaan we daarna nóg twee weken reizen en dan ook nog samen met Harro en Eveline!

Vanuit Victoria Falls vliegen we via Johannesburg naar Kaapstad, waar we een kleine week wijntjes gaan drinken en walvissen kijken vanuit Stellenbosch, net boven Kaapstad. Vervolgens gaan we nog een dikke week door de kleinere wildparken rond Johannesburg toeren. En dan is het klaar en vliegen we, hopelijk met een berg geweldige herinneringen en een enorme stapel mooie foto’s, weer naar huis. Harro en Eveline gaan dan nog samen een week op stad naar Kruger NP en een stukje Mozambique.

Het is een reis die al een jaar geleden is gepland en waar we nog langer naar hebben uitgekeken. De laatste weken zijn we al bezig met allerlei grotere en kleinere voorbereidingen (malariapillen aanschaffen, safari outfit compleet maken etc.) en inmiddels kunnen we bijna niet wachten! Nog 12 nachtjes slapen… Lezen jullie weer mee?

naar Johannesburg

naar Johannesburg

Ruim voor de wekker gaat, gaan onze ogen open. Jawel, eindelijk: het is zover. We gaan op reis! Anders dan anders vinden we het behalve heel erg leuk, óók een beetje spannend.

Martijn heeft anderhalve week voor ons vertrek te horen gekregen dat de rugproblemen waar hij al maanden last van heeft, veroorzaakt worden door een hernia. Dat het beestje (eindelijk) een naam heeft stelt enrzijds gerust (het is niet iets nóg naarders), maar het maakt ook wel dat we ons (opnieuw) hebben afgevraagd of het een goed idee is om deze reis te gaan doen. Gelukkig zijn alle artsen (orthopeed, arbo-arts èn neuroloog) unaniem in hun oordeel: ja, prima die vakantie. Geen eindeloze afstanden lopen, niet zwaar tillen maar verder lekker blijven bewegen en vooral uitrusten en genieten. Pijn is een goeie graadmeter (niet teveel want dan moet het rustiger aan), maar wees er ook niet te bang voor: je moet het wel héél bont maken om je rug erger stuk te maken.

Nou da’s best een helder verhaal eigenlijk. Gaan dus! Neemt niet weg dat we ons natuurlijk afvragen hoe het zal gaan. Maar er is maar één manier om daar achter te komen. Gaan! Om kwart over 7 zitten we dan ook in de stromende regen in de taxi. Als we het weerbericht zo eens bekijken besluiten we dat het echt een topdag is om te vertrekken: Nederland krijgt vandaag beestenweer over zich heen! De taxi chauffeur is het met ons eens. Al pratend wisselen we verhalen uit over Chili, waar zijn vrouw vandaan komt. Hij wenst ons een heel erg mooie reis en helpt ons ondanks het beestenweer aan een karretje zodat we niet hoeven te sjouwen.

Als we de enorme rijen auto’s zo zien zal het binnen helemaal belachelijk druk zijn verwachten we zo, dus we halen maar eens diep adem voor we naar binnen gaan. … Precies drie kwartier later zitten we bij de Starbucks aan de koffie, volkomen verbouwereerd. We zijn letterlijk nog nooit zo snel overal doorheen gezeild. We zijn erg opgelucht en genieten rustig van een bakkie. Daarna browsen we nog een beetje door wat winkeltjes en planten onszelf vervolgens bij de gate.

Aan boord hebben we twee ruime stoelen geboekt, zodat we meer ruimte hebben. Bovendien zitten we op de middelste rij van het vliegtuig aan het gangpad èn (mazzel) blijft er naast ons een stoel vrij. We hebben dus samen drie stoelen en dat is heel erg lekker. Want het is wel een heel erg lange vlucht… Het loopt soepel en het personeel is enorm attent. Als er nog geen koffie is bij de eerste ronde drankjes komt de stewardess Martijn bijvoorbeeld speciaal een bakkie brengen. We zien elk drie films: LaLa land, Kong en Fantastisc Beasts and where to find them voor Karin en Logan, Pirates of the Caribean (deel zoveel) en ook Kong (ja, kwaliteitsfilmpje hoor …) voor Martijn. We lezen. We bewegen. We eten en drinken. En we zijn heel erg blij als we na bijna 11 uur landen op de luchthaven van Johannesburg.

Een stempel en onze bagage hebben we snel te pakken, maar waar vinden we nu die shuttlebus? Langswandelen bij een airport information stalletje biedt uitkomst: volg die man die dat andere stel wegbrengt. Zij moeten er ook heen! “Er” blijkt een halletje te zijn waar allerlei mensen wachten op een busje naar een hotel in de buurt. Na een kwartiertje wachten komt ook het busje naar Premier Hotel O.R. Tambo voorrijden. We krijgen een private transport en nauwelijks 10 minuten later worden we uitgeladen. We checken in, kijgen ondertussen wat drinken, onze bagage wordt op een karretje geplaatst en een vriendelijke ‘bell boy’ brengt ons naar de kamer. Hij is voor PSV zegt hij: voor wie zijn wij? We kunnen het niet over ons hart verkijgen om te zeggen dat voetbal ons geen biet interesseert. Feyenoord, zegt Martijn, daar ben ik vlakbij geboren. De jongen knikt goedkeurend. Ook een goede club.

De kamer is uitstekend en als we ook in de bar nog een drankje kunnen doen (een goeie gin & tonic) zijn we zeer tevreden. Morgen deel 2: nu lekker slapen. Weltruzzzzz…

van Johannesburg naar Windhoek

van Johannesburg naar Windhoek

Mja, zo snel in slaap vallen is natuurlijk lekker, maar als je dan vergeet een pijnstiller te nemen na zo’n heftige dag is het wel een beetje een onrustige en korte nacht! Maar goed: er hoeft vandaag niet zo veel. Lekker douchen, aankleden en een ontbijt scoren in de enorme ontbijtzaal. We krijgen accuut keuzestress van alle opties. 

Na het ontbijt zitten we nog een kwartiertje, in het zonnetje, aan het zwembad. Het hotel is erg groot, maar ook prima, zeker voor zo’n stopover! Dat blijkt ook maar weer eens als onze bagage wordt ingeladen in één van de shuttlebusjes die elk half uur gaan. Keurig volgens ons zelfbedachte schema worden we weer terug afgezet op de luchthaven. We vliegen pas om 12 uur, maar het blijkt best handig dat we er nu al, rond 10 uur, zijn. De luchthaven is echt enorm en vandaag mogen we inchecken in Terminal B en vetrekken vanaf Terminal A. Gelukkig zijn karretjes om je baagge op te laden niet alleen handig voor het niet-sjouwen, maar ook om op te leunen bij een stukje lopen. Het gaat dus allemaal heel soepel en omadt we ruim op tijd zijn kunnen we ook nog rustig ergens een bak koffie doen. Oh en kan Karin even ‘eksteren’ in een souvenirwinkeltje. Zonder iets te kopen want ‘we gáán nu pas!’.

De vlucht naar Windhoek is snel en op de laatste 10 minuten na heel soepel. Vlak voor de landing is er zoveel turbulentie dat Karin lichtgroen begint te zien, maar de piloten draaien er hun handen niet voor om. Met een zacht stuitertje komen we soepel aan de grond. Hallo Namibië!

Pfff en dan is het even klaar met het soepele gedeelte van de dag. De douane heeft een nieuw systeem. Ze willen niet alleen je paspoort zien, maar ook een ingevuld formulier, een foto (2x) en vingerafdrukken van ál je vingers! En dat dus in een nieuw systeem. Dat duurt even… We zijn een heel ruim uur bezig met door de douane komen. Daarna gaat het wel heel snel en voorbij de uitgang vinden we onze Chauffeur. Hij heeft geduldig staan wachten en vraagt in het Afrikaans ‘wil jij nog geld betrek?” Nou, pinnen willen we wel ja. Helaas is er één apparaat buiten werking en het andere geeft alleen Zuidafrikaanse Rand. Karin laat een ander stel even voorgaan: dit lijkt haar niet de bedoeling?! Jawel hoor, zegt Chauffeur: de koers is hetzelfde en door heel Namibiën worden Rand geaccepteerd. Oh! Nou, doe er dan maar een berg! 

Helaas heeft het stel dat Karin voor heeft laten gaan besloten dat ze in meerdere keren, met verschillende passen, van verschillende rekeningen eerst alle varianten willen uitproberen. Als we het na 10 minuten opgeven staan ze nog steeds te klooien. Dat pinnen komt morgen wel: we hebben nog Rand.

De weg naar Windhoek (38 kilometer verderop) is uitstekend. We razen met 120 km / uur over het asfalt en de enige keer dat we wat moeten afremmen is omdat er een troep bavianen de weg oversteekt. Het landschap is droog en er waait een stevige, warme wind. Het grijzige valkje dat Martijn spot beschouwt het vanaf een paaltje. Het is leek en de bergen in de verte worden indrukwekkender naarmate we dichterbij komen.

Windhoek is niet heel groot. Chauffeur rijdt ons er doorheen en brengt ons op 10 minuten lopen van het centrum zegt hij, bij Vondelhof Guest House. Er staat een grote muur omheen afgesloten met een hek. Hij parkeert de auto met de laadklep bij de receptie en geeft ons een hand. Fooi dik verdient Chauff: dat was een soepele, veilgie rit.

Het meisje achter de receptie is enorm vriendelijk. Ze geeft ons informatie, een welkomstdrankje (heerlijk: vedund guavesap!), een envelope van de reisorganisatie (morgen om 8 uur meet & greet), een sleutel, een wachtwoord voor Internet èn ze boekt een restaurant voor ons. Op haar advies gaan we vanavond eten bij Nice Restaurant. Dat staat voor Namibian Institute of Culinairy Education. Een restautant waar talentvolle maar kansarme jongeren (verder) worden opgeleid. En dan met eten op hoog niveau, maar – stelt ze ons gerust – niet te stijf. en op twee minuten lopen! Nou, dat klinkt briljant dus doe maar.

Na twee uurtjes rommelen op de kamer en in de schaduw op het terras (waarbij we twee blikjes drinken de man naar binnen gooien: dorst!) wandelen we naar het restaurant en het meisje heeft niets teveel gezegd. Het eten is heerlijk. Tonijntartaart en brie in filodeeg vooraf, daarna respectievelijk een sirloin- en een kudu steak en we delen de lekkerste appel strudel in tijden. Een wijntje en een biertje erbij èn een fles water. 

Als de rekening komt checken we drie keer of alles er op staat, want het komt over alsof we voor een derde moeten betalen. Dat is nog eens fijn dineren. We laten complimenten uitdelen aan de keuken, geven een dikke fooi en wandelen naar bjuiten. Het is volgens het meisje van de receptie handiger om s avonds een taxi te nemen, maar voor twee minuten lopen langs een drukke straat hebben we daar wat moeite mee. We hebben dan ook behalve cash geld en één creditcard niets meegenomen en als de straat verlaten blijkt, wagen we het er op.

In volle vaart wandelen we terug naar het Guest House. Hopla, gehaald en tevreden laten we ons zakken op een stoel op het terras. Daar doen we nog een drankje. Als het meisje om 9 uur de lichtje sop komt ruimen wensen we haar weltrusten en verhuizen naar de kamer. Op het beld met een klamboe er om heen (er zijn nauwelijks muggen maar die ene in Johannesburg en die ene hier in Windhoek hebben Karin alweer gevonden) lezen we en werken we de site bij. En daarna gaan we lekker slapen: morgen om 07:30 uur ontbijt!

van Windhoek naar Mt Etjo Safari Lodge

van Windhoek naar Mt Etjo Safari Lodge

Het is nog steeds wat vroeg als we wakker worden, maar daar kunnen we maar beter aan wennen. Als je op safari gaat is er geen tijd om uit te slapen, dan houd je hooguit siësta! Om half 8 zitten we gedoucht (kort: er is een enorme waterschaarste in en rond Windhoek), aangekleed en ‘ingepakt’ aan het uitstekende ontbijt. “Kleine pannenkoekjes!” juicht Karin. We ontbijten stevig (vanmiddag wordt het vast een snelle hap langs de kant van de weg) en daarna halen we onze tassen op. Als we op het punt staan naar buiten de komen, gaat de telefoon. Karin neemt op, in het engels en is dan ook even de weg kwijt als ze in het Nederlands hoort “Jullie meet&greet is er, komen jullie naar de receptie?” Ehm, ja natuurlijk. 

We krijgen een uitgebreide uitleg van Luzaan, die ons meeneemt over de kaart van Namibië, maar ook alle vouchers met ons langsloopt (we worden in totaal door drie organisaties ondersteunt deze eerste twee weken van de reis), ons haar telefoonnummer geeft en ons uitnodigt voor een groepsapp waarmee ze wegwerkzaamheden en andere bijzonderheden door zal geven. Als we naar huis gaan kunnen we er gewoon weer uit stappen. Als zij klaar is staat Bidvest-man voor de deur, degene die ons de huurauto komt brengen. Ook hij is bijzonder service gericht en hij stelt zelf voor dat ze de auto straks in Kasana komen ophalen ipv dat we m moeten wegbrengen naar de luchthaven. Handig: dat was het enige dat ons nog een beetje gedoe leek!

Hij heeft de auto op de parkeerplaats staan en we schieten in de lach als we het zien. We hadden gevraagd om een kleine 4-wheel drive. “Singel cab” hadden we gevraagd (één cabine) maar voor ons staat een glimmende witte Fort Ranger, double cab. Het kreng is minimaal anderhalf keer zo langs als een gewone auto en de treeplank komt van pas zo te zien aan de hoge instap. Ja sorry, zegt Bidvest-man, ehm de kleinere waren op. Juist. Ok, nou dan nemen wij deze vrachtwagen wel mee, zegt Martijn met een grijns.

Als we alle spullen hebben constateren we wel als nadeel aan Het Gevaarte dat er geen afgesloten kofferbak oid is. Alles is te zien en dat is onderweg best lastig als je alles het liefst uit het zicht opgeborgen wilt hebben. We vragen of we de koffers nog even mogen laten staan (“uiteraard”) en rijden naar het winkelcentrum op 2 minuten afstand van ons Guest House. Daar slaan we water, sap, nootjes en chips in en vervolgens pikken we onze spullen op. Met 15 liter water (van die grote 5 liter flessen), 3 liter sap, 2 kleine flesjes ice tea, 2 zakken nootjes en 2 zakken chips draaien we de weg op. Hello Namibia, nice to meet you.

Martijn laat zich ook door de omvang van Het Gevaarte niet tegenhouden en rijdt deze enorme diesel ook aan de linkerkant van de weg alsof hij zo zijn rijbewijs heeft gehaald. De weg wordt al snel rustiger (Windhoek is niet heel groot) en door een droog landschap, met kleine struiken en lage bomen (sommigen in bloei) rijden we naar het noorden. De wegen zijn goed: het eerste stuk rijden we op de nieuwe B1. Uiteindelijk komen we bij de plek waar de nieuwe weg wordt aangelegd, maar wij nog over de oude rijden. We zien af en toe mensen langs de weg doe brandhout of bosjes gras/hooi (beestenvoer?) verkopen of pauze houden in de schaduw van een boom. Het is warm buiten en we zijn blij met de airco.

Bij Okahandjo zou een tankstation moeten zijn. Daar zijn er niet eindeloos veel van, maar dat is nog even wennen. Als het het enorme tankstation met allerlei winkeltjes er om heen zien, rijden we er gedachtenloos voorbij. Oh wacht: plaspauze, lunch, beetje lucht uit de banden laten lopen! We keren om en uiteindelijk rijden we drie kwartier later door. Keurige toiletten, prima pie (één met kip en mayo, één cornish pasty), banden die op de juiste spanning staan om ook gravelwegen aan te kunnen en nog even wat drinken en we kunnen weer. We gaan verder omhoog en de weg wordt bijna saai. Geen bocht te bekennen en ook de bebouwing is ver te zoeken. Een grote vlakte. Maar: mèt twee wrattenzwijntjes en even verderop met een troep bavianen.

Met nog een kilometer of 38 te gaan, slaan we linksaf een gravelweg (de D2483) op. Na een wat hobbelig begin is die eigenlijk uitstekend. Volgens Luzaan worden de meeste gravelwegen twee keer per jaar ‘geschraapt’, om het aantal kuilen te minimaliseren en dat blijkt prima te werken. Af en toe moeten we een lege rivierbedding door. Er staan hekken langs de weg en na een kilometer of 20 komen we bij een hek. Een vriendelijke kerel wuift ons door: Mt Etjo straight on. Vlak voorbij de poort zien we links op het hek een knalgeel bord met een leeuw erop. Oh wauw, de weg wordt ervan afgeschermd, maar hier zitten dus ook leeuwen! Vijftig meter verder zien we ineens vlak bij de weg, achter het hek, een Kudu-stel. Ze gaan er vandoor als we remmen, maar wat een geweldig gezicht! We zitten meteen wat rechterop: dit klinkt alsof onze vakantie ècht is begonnen! Verderop roept Karin ineens “stop”. Links naast de weg in de boom zit een prachtige grijze roofvogel met een knaloranje snavel en oranje poten. We maken plaatjes en rijden dan het laatste stukje naar de lodge. We bellen aan bij de gate en als de poort open gaat vallen onze monden open.

Achter de poort ligt een prachtig landchap. Rond een enorme waterplaats scharrelen waterbucks, ganzen, springbokjes, reigers, een lepelaar en allerlei zangvogeltjes die we zo snel niet herkennen. Mt Etjo safari lodge ligt aan het water (met netten die de waterkant beschermen… en beesten verhinderen aan land te klimmen vermoeden we) en tussen het groen. We sukkelen over de weg tussen de spingbokjes door (foto’s!) en staan elke 50 meter stil tot we bij de lodge zijn. Als we inchecken is de dame achter de balie blij dat we twee dagen blijven: er is van alles te doen en eigenlijk kan je daar alleen optimaal van genieten als je minimaal een volle dag hebt. Nou die hebben we en als we naar de kamer worden geleid zijn we daar alleen maar blij om. Het is een prachtig terrein, met hoge, ruisende palmen, lage rode kamers rond een zwembad (de eerste paar rond een enorme boom met in de schaduw er onder tafels, stoelen, koffie, thee en taart) en allerlei stoeltjes en bankjes langs het water. Onze kamer is enorm èn prachtig: twee enorme bedden, een ruime badkamer, een inloopdiuche en zelfs een jaccuzi (hoewel een bad nemen in dit droge land ons bijna crimineel lijkt). We zijn enorm enthousiast, gooien onze spullen neer (deel in de safe) en ploffen daarna onder de grote boom in de schaduw. Kopje thee, stukkie taart, in een windje in de schaduw… Ja, dat vakantiegevoel begint aardig op te komen!

De waterplaats lokt al snel. Het reservaat is met hekken omringd om de beesten te beschermen, maar ruim 4.000 hectares is het enorm en de beesten die er zijn, zijn weliswaar redelijk gewend aan mensen, maar wel wild. We maken een wandeling door de ‘tuin’. Er blijken ook flamingo’s in een soort vijver te zitten en zien we daar nou nijlpaarden in het water dobberen?! We genieten: het beesten spotten is begonnen! Na een snelle en èrg frisse dip in het zwembad door Martijn, pakken we er een borrel bij (lang leve de meegebrachte whiskey) en melden ons uiteindelijk om half 6 voor onze eerste excursie.

We ontmoeten Bradwin, een jongen die hier is geboren en al de tweede generatie die in voor de lodge werkt. Hij neemt ons mee naar drie cheeta’s. Een aantal jaar geleden werd er buiten het reservaat een zieke moeder-cheeta met twee jongen aangetroffen. Mt Etjo heeft een apart gedeelte voor het reservaat voor ze ingericht en probeert de moeder op te lappen. De jongen (inmiddels 5 1/2) zijn bijna zelfstandig en het is de vraag wat er de komende jaren met ze gebeurt. het uiteindelijke doel is om ze weer uit te zetten. Tot die tijd krijgen ze elke avond vlees en tegen betaling (van een verrassend schappelijk bedrag) mag je mee om te kijken.

We rijden een paar minuten, gaan nog een hek door, rijden nog twee minuten langs een aantal bomen waar enorme gieren al zitten te wachten, en dan parkeert Brandwin de auto. Hij loopt naar voren, opent een klep op een bak voorop de auto en gooit een ENORM stuk vlees (giraffe, zegt hij later) op de grond. Als we omhoog kijken zien we in de verte, tussen het gelige gras, drie enorme katten aankomen. Focus op de auto en het vlees en op een redelijk hoge snelheid zien ze er intimiderend uit. Ze storten zich op het vlees op nog geen meter van de auto. Brandwin rijdt ietsje achteruit en daarna kijken we met open monden naar de drie knagende katten. De stilte wordt alleen verstoord door het geluid van krakende botten. De moeder-cheeta is enorm mager en er vallen plukken haar uit haar vacht. Ze is duidelijk niet in orde, ondanks de goede zorgen van het reservaat. 

We kijken bijna drie kwartier naar de etende, ruzie makende cheeta’s, tot moeder en dochter zijn afgedropen en zoonlief nog in zijn eentje op het stuk vlees kauwt, terwijl de gieren dichterbij komen. Bradwin gaat ineens rechtop zitten: als jullie uitgekeken zijn, willen jullie dan misschien nog een neushoorn zien?! Eh nou, natuurlijk! Hij checkt drie keer of we echt tevreden zijn en dan gaan we gauw het hek door en rijden we om de afzetting heen tot we op ene meter of tien van een witte neushoorn staan. Ze staat er in de ondergaande zon prachtig bij. Ze is nog vrij jong en nog maar een paar maanden hier: gered ergens vandaan. De eerste periode rende ze bij het horen van een auto meteen de bosjes in dus zo heet ze in de lokale taal: Kazawi. Bosjes.

Als we terugrijden maken we plaatjes van de ondergaande zon, zien we een troep bavianen, komen er vijf giraffen drinken bij de waterplaats en stuiteren gazelles over het pad heen. We geven Bradwin een dikke fooi en lopen tevreden naar de lodge. Het begint nu echt donker te worden en als we langs het water lopen schrikt Karin zich ongelukkig als ze ineens de karakteristieke roep van een nijlpaard hoort! Maar gelukkig: ze zijn vlakbij, maar wel aan de andere kant van het water. Vader, moeder en jong. We blijven staan kijken tot het te donker wordt en gaan ons dan opknappen voor het eten.

Het eten is, net als alles tot nu toe in de lodge, uitstekend. Een mini-quiche vooraf, daarna salades, oryx-steak, eland-worstjes (de grootste antilopensoort) en impala stoof en toe een mini-pavlova. Drankje erbij en we zijn zeer, zeer tevreden mensen als we naar onze lodge lopen, terwijl duizenden sterren boven ons hoofd stralen. Wat een dag…

Mt Etjo Safari Lodge

Mt Etjo Safari Lodge

Om 6 uur gaat de wekker. Pff, het is nog donker en hoewel we het grootste deel van de nacht lekker hebben geslapen, had het nog wel even wat langer gemogen. Bij het ontbijt beginnen we er zin in te krijgen: we gaan op game drive! Het is nog best druk (het half 7 ontbijt is alleen voor de mensen die op een game drive gaan) dus we zijn benieuwd met hoeveel mensen we in een jeep zitten. Als we buiten komen zijn we de eersten en “Hello, did you sleep well” zegt Bradwin. We worden in zijn jeep geladen en de eigenaresse van de lodge gooit meteen de klep achter ons dicht. We krijgen een knipoog: enjoy. We hebben een privé safari! 

Terwijl de zon als een enorme oranje bal omhoog komt rijden we het reservaat in. Er volgen niet 3 maar uiteindelijk 4 1/2 uur game drive en we genieten met volle teugen van alles dat we zien. Bradwin doet duidelijk zijn uiterste best en we zien giraffen (ook heel erg dichtbij), oryx, struisvogels, gnoes, Kazawi (de witte neushoorn die we ook gisteren zagen), een stel zwarte neushoorns, grondeekhoorns, wrattenzwijntjes, een jakhals, bavianen, een eland-antilope (zeer schuw), springbokjes, gazelles, blesbokjes, allerlei vogels waaronder een visarend, enorme gieren en een tawny eagle (vertaling volgt)… Halverwege is er een koffie- en theepauze met vergebakken koekjes en als Karin onderweg een tweede keer moet plassen gaat ze gewoon achter de jeep. Behalve de drie jeeps van de lodge (die elk een eigen kant op gaan) rijdt er niemand in dit park en met ene jeep voor onszelf hebben we een volledige privé-ervaring. Dat is op één moment ineens erg onhandig, als de auto niet meer wil starten nadat hij is uitgezet zodat we even in stilte kunnen genieten. Bradwin probeert en probeert, maar de accu is plat zegt hij. Willen we even helpen duwen? Karin veert overeind: ik wel, Martijn heeft rugproblemen, sorry. Iemand enig idee hoe zwaar een safari-jeep is?! Als het uiteindelijk lukt, bij poging 5, voelt ze zich een enorme heldin. Bradwin is gepast onder de indruk. Karin probeert niet al te hard te hijgen (wat mislukt) en niet al te hard trots te kijken (wat ook mislukt). Verder gaan we weer. Het is genieten, ook omdat het weer geweldig is. Het is aanvankelijk erg fris (gelukkig waren we er op voorbereid) maar het is stralend zonnig en als we om half 12 bij de lodge zijn is het erg warm. Bradwin bedanken we uiteraard uitgebreid. Hij grijnst verlegen. 

We knappen ons wat op (ergste stof ven de snufferd, haar weer in model) en schuiven dan aan bij de lunch die we hebben geboekt. Lekkere salade, frietjes, een stukje geroosterd impalavlees en heerlijk zoet-frisse grapefruit toe. Oh ja, zegt Karin, dat is ook zo: in Afrika groei je (als toerist…) dicht als je niet uitkijkt! Na de lunch is het tijd om even rustig aan te doen. We strijken een uurtje op de kamer neer, Martijn gaat daarna even zwemmen en daarna landen we met respectievelijk laptop voor het verslag (Het Internet is ver te zoeken) en camera voor de vogeltjes in de schaduw van de grote boom. 

Om half 4 staan we echter bij de auto. We willen er eigenlijk zelf nog even op uit en Karin heeft met behulp van de dames achter de balie de perfecte bestemming gevonden. Hemelsbreed op 6 kilometer afstand (al moet je er 21 kilometer voor omrijden) zijn dinosaurus-voetstappen te vinden. En anders dan degene die je vanaf de lodge kunt bereiken, hoef je er daar maar 400 meter voor te lopen. Ook haalbaar voor Martijn, met een stopje halverwege. Dus gaan we op stap: door de poort, over de gravelwegen, na 10 kilometer door een hek, meer gravelwegen, tot we (achetr twee hekken) bij een groot huis komen. Toeter voor service, staat er. Martijn toetert en parkeert de auto in de schaduw. Na enige wachten komt er uit het huis een sjofel gekleede man aanlopen. Hij vraagt welke taal we willen en als we ‘Engels’ hebben gezegd begint hij in een mix van Duits en een beetje Engels tegen ons aan te praten. we betalen hem 20 ND (ongeveer 1 euro 30) per persoon en krijgen een foldertje en veel slecht verstaanbare uitleg mee. Als jullie over een week niet terug zijn zal ik je auto trugbrengennaar de verhuurmaatschappij, zegt Sjofel. Hij moet heel hard lachen om zijn eigen grapje. We gaan op stap.  

210 miljoen jaar geleden was het Etjo plateau van zand. Dat werd (af en toe) nat. De voetstappen van een op twee poten lopende dinausaurus bleven bewaard in het natte zand en daarna bedekt met een laag vers zand. De lagen er boven duwden de voetstappen in elkaar en door de druk versteenden ze. In 1951 waren de lagen er boven zo ver weg gesleten dat ze werden ontdekt. Sindsdien zijn ze een nationaal monument. 

Het is even wandelen over het door water, wind en zand in vreemde vormen uitgesleten versteende zand. We doen rustig aan en stoppen halverwege even om te zitten. Witte geschilderde pijlen wijzen ons de weg tot er een klein bordje staat. “Tracks” We kijken omlaag en kijk nou: dinosaurus-voetstappen! Het spoor dat het verst weg is kunnen we bijna 20 meter volgen (volgens het bordje 28 meter, maar wij raken het uiteindelijk kwijt). De sporen zijn niet bijzonder groot; ze hebben ongeveer de omtrek van hand van Martijn. Een aantal is echt heel mooi bewaard gebleven en we vinden het een heel bijzonder idee dat we zover terug kijken in de tijd. De tweede set sporen is veel kleinder: ongeveer een derde van een hand in omtrek. Ze zijn lopen wel kris-kras over het hele plateau. Als we in de bomen dan ook nog vier neushoornvogels spotten zijn we helemáál overtuigd: dit was een leuke stop!

Terug in de lodge halen we een biertje en een klein flesje rode wijn, vissen we een zak chips van de kamer en strijken aan de waterplaats neer. Proost, op Namibië. We blijven zitten tot het te donker wordt en daarna duikt Karin uitgebreid onder de douche. Om 8 uur ztten we aan het opnieuw geweldige diner (deze keer met onder andere avocadosalade, kudu-steak en blesbok-stoof). We eten door, want we gaan vandaag nog één ding doen. In een apart deel van het reservaat zitten leeuwen en die krijgen ook elke dag en klein beetje eten. Ze moeten zelf ook nog jagen, maar dit makkelijke vlees lokt ze elke dag naar een vaste plek. Daar is (van gewapend beton) een uitkijk gemaakt, met bankjes en een doorkijkje achter stalen tralies. En elke dag om half 10 kan je mee, om te gaan kijken.

We gaan mee en rijden met twee franse dames in een jeep naar de locatie aan de andere kant van de weg, op 10 minuten rijden. Daar ligt een stuk giraffe aan de ketting. We moeten blijven zitten en stil zijn maar mogen wel foto’s maken, ook met flits. Daarna gaan de lichten uit, ook op het stik vlees en van links horen we de leeuwen aan komen lopen. Dat is ondanks de betonnen muren in het donker nogal intimiderend! Een paar seconden later gaan de lichten buiten, bij de leeuwen, aan. Een mannetjesleeuw, drie vrouwtjes en twee jonge mannetjes storten zich op het vlees. Het gebrul en gegrom is oorverdovend en enorm intimiderend. We zitten ongeveer op ooghoogte en maar op drie meter afstand, dus we hebben het gevoel er tussenin te zitten. Ondanks het beprkte licht lukt het ons om een wat kleine filmpjes en een aantal goeie foto’s te maken en verder genieten we ongeveer een uur lang van het spektakel. Als alleen het oudste mannetje en één van de twee jonge mannetjes nog eten sluipen we één voor één weg naar de jeeps. Onder de kraakheldere, met duizenden sterren gevulde nachtelijke hemel rijden we terug. Een haas, wat vogels en een beledigd stekelvarken (alle stekels schieten overeind als hij er vandoor schommelt) zijn onze bonus-beesten. 

Op de kamer slapen we binnen 5 minuten. Dromend over alle beesten die we vnadaag hebben gezien!

van Mt Etjo naar Etosha NP (kamp Okaukuejo)

van Mt Etjo naar Etosha NP (kamp Okaukuejo)

Het is (bijna) licht als we wakker worden, maar we hebben geen zin om ons naar de zonsopkomst te haasten. we dreutelen nog wat en gaan rond 7 uur, als de zon net op is, ontbijten. Het is echt heerlijk buiten: lekker fris, met een windje en overal zingen de vogels. Na het ontbijt kijken we elkaar aan: we kunnen natuurlijk gewoon nog lekker even met een kopje koffie aan het water gaan zitten… 

Grapjes makend over het ontwijken van de ochtendspits (het enige motorgeluid is van een trekkertje dat balen gras neerlegt voor de waterbokken en gazelles) gaan we een uurtje aan het water zitten. Met koffie / thee worden we rustig wakker, genietend van het mooie ochtendlicht en een reiger die haar (?) jong voert. 

Als we zijn uitgedreuteld pakken we de tassen in en checken we uit. Dag Mt Etjo Safari Lodge: het is hier paradijselijk en we komen heel graag nog eens terug! Voor nu draaien we de gravelweg op (na een laatste blik op een stuk of zes pelikanen die in het water dobberen) naar het oosten. Voor we op de B1 zijn duikt Karin nog even de berm in voor een plas (we zijn op het hele stuk één auto tegen gekomen) en daarna rijden we in één ruk over de lange, rechten en uitstekende snelweg naar Otjiwarango. Onderweg drinken we flink wat water: het is heet en droog en hoewel de airco het draaglijk houdt drogen we snel uit hebben we al gemerkt. In Otjiwarango (een klein, slaperig stadje met het eerste verkeerslicht sinds Okahandja) houden we een minipauze bij een tankstation en dan rijden we door, naar Outjo. We rijden er naar The Bakery. Karst en Sandra die hier vorig jaar zijn geweest hebben ons deze stop aangeraden: heerlijke taratjes, prima broodjes en echte, lekkere koffie. Nou, vooral die koffie klinkt erg aanlokkelijk momenteel en we zijn heel nieuwsgierig. 

Ze blijken niets teveel te hebben gezegd. We eten allebei een half broodje (ze noemen het een ‘breadchen’, een interessante verwijzing naar de periode dat Namibië in Duitse handen was) met kip-mayo en een taartje (respectievelijk appel-kruimel en een brownie: mogen jullie raden wie wat at ;-), drinken elk twee bakken heerlijk sterke koffie en maken dankbaar gebruik van de gratis wifi om het thuisfront te laten weten dat we nog bestaan. Als we zijn bijgekomen en iedereen jaloers hebben gemaakt met een paar plaatjes en de eerste verhalen, pakken we ons boeltje bij elkaar en rijden we via de C38 het laatste stuk omhoog tot Andersen Gate, één van de toegangspoorten tot Etosha Nationaal Park. Het centrum van dit parkt is de ‘Pan’, een enorm uitgestrekt stuk land dat in de natte tijd volregent èn -stroomt, vanuit Angola (in het noorden). De rest van het jaar is het een uitgestrekte witte vlakte van gedroogde en gescheurde modder. Om de Pan heen ligt een enorme vlakte met grasland en stukken savanne (droog gras, met lage bomen en struiken). En in dit droge, indrukwekkende landschap komen veel beesten voor. Reden voor veel toeristen om dit als één van de highlights van Namibië te beschouwen. 

We melden ons bij de gate, krijgen een formulier mee waarmee we bij het kamp de kosten van voor het gebruik van het kamp moeten betalen en worden geregistreerd. Niet harder dan 60, houdt de openings- en sluitingstijden van het parkt, maar ook van het kamp in de gaten en veel plezier. Nou, kom maar op met die beesten, zegt Karin, waarna Martijn op de rem trapt. Links van u, ziet u zeker 20 zebra’s naast de weg, zegt hij. We schieten allebei in de lach, terwijl de zebra’s in kwestie ons een beetje vreemd aankijken. Ok, dat komt dus wel goed, met die beesten.

De rit naar het kamp is niet lang maar we doen er toch even over (links, een giraffe oh en daar, springbokjes). Het is kwart voor 4 als we uiteindelijk inchecken. We betalen de parkgelden, checken in, reserveren het diner, drinken een kopje thee, regelen wat Internet voor de komende dagen en gaan op zoek naar ons huisje. Okaukuejo is het belangrijkste administratieve centrum van het park en het is enorm. Behalve kamers / huisjes, heeft het ook chalets, luxe chalets en veel kampeerplaatsen. Wij blijken met huisje 62 een klein (rijtjes)huisje te hebben, in niet bijzonder goede staat. Maar alles is schoon, er zit een enorm muskietennet om het bed heen en we zitten halverwege tussen het restaurant en de waterplaats. Martijn ploft op bed om even bij te komen en wat te lezen en Karin gaat op stap. De waterplaas: die moet natuurlijk worden bekeken. Rond kwart voor 6 is ze terug èn enthousiast: vijf badderende olifanten, een jakhals, sprinkbokjes, allerlei vogels en dat op 2 minuten lopen afstand!

Daar willen we later zeker nog even naar terug, dus we rennen naar het diner. Het voordeel van een buffet is dat we in drie kwartier gegeten kunnen hebben (prima: vooral de pastasalade is lekker) zodat we rond 7 uur aan de waterplaats zitten, deze keer samen. We krijgen nog net een stukje zonsondergang mee en genieten daarna van aarzelende giraffes, een oryx, gazelles, een rennende familie parelhoentjes, jakhalzen en allerlei vogels die zich opmaken voor de nacht. Na iets minder dan een uurtje houden we het voor gezien. Niet omdat we er genoeg van hebben, maar we gaan nog een excursie doen!

Karin wil al heel lang een keer een night-safari doen en die hebben we dan ook geboekt! We mogen uiteindelijk met zeven man met Gabriel mee, een ervaren gids die ons met een schijnwerper met rood licht (en verder geen lichten) in zijn hoge jeep mee neemt op safari. En het is echt helemaal geweldig! Het is een heldere nacht en als onze ogen zijn gewend aan het donker zien we duizenden sterren. Door het rode licht blijven onze ogen gewend aan het donker en Gabriel legt uit dat dit licht de ogen van de beestenboel niet beschadigd. We kunnen er verrassend veel mee zien, maar we halen het niet bij Gabriel. Hij herkent aan de kleur en vorm van oplichtende ogen de beesten en de drie uur daarna laat hij ons echt van alles zien. Zebra’s, een slapende giraffe, slapende en rondwandelende springbokjes, een bat eared fox, jakhalzen… en daarna wordt het echt geweldig: een gevlekte hyena! Daaarna vindt hij er nog twee die samen met een jakhals knagen aan een dode zebra. Bij een waterplaats lijkt het wel alsof er een feestje is georganiseerd: er staan drie zwarte neushoorns èn twee olifanten. We nemen er een drankje bij. Het is enorm indrukwekkend om uit het donker ineens die enorme beesten op te zien doemen en zodra de schijnwerper er van af is, ze alleen nog te horen. We genieten met volle teugen en het lijkt alsof de game drive al niet beter meer kan. Tot Gabriel een leeuw spot. Uiteindelijk rijdt hij na 10 minuten kijken de auto naast de leeuw, die drie meter naast de weg en daarmee vier meter naast Karin loopt. Als hij zich omdraait om over te steken loopt hij recht op de auto af. Karin geeft later toe dat ze op dat momen echt bang is, maar ook opgewonden en verrukt van deze geweldige ontmoeting. De leeuw passeert de auto op nog geen halve meter voor de voorbumper en begint te brullen… We voelen het geluid helemaal: fantastisch. En als we denken dat het klaar is neemt hij ons mee de weg over naar zijn vrouwtje en hun drie maanden oude welpje. Daar blijven we bijna 15 minuten staan kijken, voor we terugrijden naar het kamp. Tijd om te gaan slapen en te dromen over close encouters of a very special kind… 

Etosha NP

Etosha NP

Het gaat allemaal niet zo vlot vanochtend. We hebben allebei niet best geslapen en het bed is wel héél hard. Krakkemikkig en Kreupel dopen we onszelf vandaag en we strompelen naar het ontbijt. Maar buiten is het heerlijk fris: erg fijn na de verschroeiende hitte waar we gisteren overdag toch wel last van hadden. We eten een prima ontbijtje en tegen de tijd dat de koffie op is, voelen we ons weer mens.

We gaan een game drive doen vandaag, met onze eigen auto en hoewel het later is dan gepland (we rijden ‘pas’ kwart per 8 weg) hebben we er enorm veel zin in. We pakken een route naar het noord-westen, naar de Okondeka waterplaats. De route er naar toe is al heel erg leuk. Het stikt in Etosha van de springbokjes, zebra’s en jakhalzen, dus die zien we dan ook in overvloed. De echte hoogtepunten op deze trip zijn echter zonder meer een rijtje overstekende oryx (het nationale beest van Namibië: omdat, zei onze gids gisteravond, ze prachtig zijn… en lekker!) een aantal grondeekhoorntjes echt naast de auto die onverstoorbaar doorknagen, een aantal grote trap (met tot 15 kilo de zwaarste nog vliegende vogels) en verder de leeuwen die we zien. Ja, meervoud. Eerst spotten we een aantal leeuwinnen, een meter of 50 naast de weg. Ze zijn nauwelijks te zien, dus we zijn trots op onze vondst, zeker omdat er nog geen extra auto’s staan (dat is na 5 minuten wel anders). Maar nog gaver is de enorme leeuw, die van de waterplaats tussen de auto’s oversteekt naar de andere kant… naar de twee welpjes die links van onze auto op nog geen vijf meter afstand liggen. Echt geweldig vooral als ze rustig spelen, met elkaar maar ook met papa, die daar eerst zogenaaamd te stoer voor is, maar uiteindelijk enorm aanhankelijk met ze knuffelt. Daarna schudt hij zich eens: da’s natuurlijk geen gedrag voor de Koning zelf. Kuch, ahum. Majestueus schrijdt hij er van door. 

Met een plasstop halverwege (op de eerste stopplek zonder hek; best een beetje eng) zijn we rond half 12 uiteindelijk terug in het kamp. We eten bij de kiosk een kleine sandwich met een paar enorm lekkere frietjes en drinken twee blikjes drinken leeg. Daarna haasten we ons naar het zwembad. Het is nog erg rustig, maar dat wordt de komende twee uur wel anders. We zijn dan ook blij met twee bedjes in de schaduw. Het water lijkt aanvankelijk van zuidpool kwaliteit, maar als onze lijven zijn gewend is het erg lekker om even op te frissen. We poedelen wat rond, drogen een beetje op, poedelen nog een rondje en daarna gaan we rond half 3 terug naar het huisje. Dat is echt niet groot, dus het is even passen en meten met onze natte zooi, maar om kwart over 3 zitten we zoals gepland in de auto voor gamedrive nummer twee. Die is wat korter dan vanochtend (om 5 uur zijn we terug) maar het blijft echt prachtig. Het hoogtepunt is een stel parende leeuwen! Papa vindt zichzelf een enorme held… 30 seconden lang. Ok en dat wel drie keer achter elkaar in de 20 minuten dat we staan te kijken.

Terug in het kamp regelen we een koud biertje en een zakje nootjes en haasten we ons naar de waterplaats. Daar worden we nog eens twee uur lang getrakteerd op een geweldige show. Eerst een jakhals en wat watervogeltjes. Dan een soort muis (elephant shrew). Dan een giraffe, die aarzelend aankomt. Oh en nog één. En nog één. Er verzamelen zich wel 10 giraffen, maar ze blijken nogal bangerikken: ze staan enorm te dralen en er durft er maar één echt te gaan drinken. Terwijl we daar naar staan te kijken zegt Tijn ineens: kijk daar. In de verte komen over de savanne, in de ondergaande zon meer dan 25 (!) olifanten aanlopen, waaronder zeker 10 kleintjes van variërende leeftijd. Het is een geweldig gezicht en het hele kamp lijkt zich binnen no time te verzamelen om dit spektakel te zien. Het is doodstil als de reuzen zich om en in het water verzamelen. Een aantal ‘fanten heeft duidelijk ‘wachtdienst’. Ze staan met hun ruggen naar het water en houden ons scherp in de gaten.

Op een gegeven moment klinkt er een laag gebrom wat begint bij één olifant en doorgegeven wordt aan de anderen en de fantjes beginnen zich te verzamelen om weg te trekken. Eén olifant en een jong blijven in het water. We denken dat het de matriarch, of in ieder geval een hoog geplaatst vrouwtje is. Er blijft een aantal olifanten bij, waaronder een waak-olifant. Pas als de dame in het water klaar is gooit de waak-olifant nog snel wat water naar binnen en daarna druipen de laatste ‘fantjes af.

Dik en dik tevreden gaan we rond kwart over 7 weg om te gaan eten. Dat is weer prima, maar het is wel idioot druk. Het nadeel van zo’n populair rest camp. Als we klaar zijn gaat Tijn alvast op bed liggen en Karin gaat nog heel even bij de waterplaats kijken. Als ze daar nog een olifant ziet èn na 15 minuten overeind schiet omdat de 2 ‘rotsen’ die op 20 meter afstand liggen overeind komen (neushoorns) weet ze het zeker: wildlife viewing in Etosha is spectaculair!

meer Etosha NP (van Okaukuejo naar Namutoni)

meer Etosha NP (van Okaukuejo naar Namutoni)

He, dat was een STUK beter. we hebben echt heel erg veel uur geslapen als om zes uur de wekker gaat. We schudden wat kreukeltjes uit het lijf, maar het gaat allemaal veel vlotter dan gisteren. Na het ontbijt gooien we onze zooi in de auto en rond kwart over 7 verlaten we Okaukuejo Rest Camp in oostelijke richting. Het doel is om via Halali Rest Camp (haverwege) naar Namutoni te rijden, onze slaapplek van vannacht. Daar komen we uiteindelijk rond half 4 in de middag aan, na opnieuw een spectaculaire game-drive-dag. 

Hoogtepunten zijn er genoeg. Twee hyena’s langs de kant van de weg: de ene gaat er rustig bij liggen en kijkt tevreden in de camera. Vier slapende leeuwinnen met een mannetje ver weg. Twee leeuwinnen die liggen te hijgen in de zon bij een waterplaatsje: de koppen rood van het bloed en één leeuwin gewond: ze trekt enorm met haar linker achterpoot. En Karin’s hartewens gaat in vervulling: op 20 meter naast de weg ligt onder een boom een cheetah (jachtluipaard)! Ze is prachtig en laat zich rustig fotograferen: liggend, zittend en uiteindelijk lopend naar de volgende boom. We hebben stomweg mazzel dat we ongeveer ‘the best seat in the house’ hebben en raken er daarna niet over uitgepraat hoe gaaf dat was. 

We worden de hele rit flink door elkaar geschud. De hoofd-gravel wegen in Etosha zijn in redelijk goede staat, maar met name op de kleine weggetjes, die naar de waterplaatsen leiden, is het oppassen geblazen. We zijn daar blij met ons Gevaarte èn blij met dat we geen haast hebben. De lunch valt wat in het water. We hebben gelukkig flink ontbeten, kunnen wel thee krijgen in Halali en zijn blij dat we een ijsje kunnen eten èn sultana’s bij ons hebben.

Al met al zijn we flink gaar als we in Namutoni aankomen. Dat blijkt een ENORM kamp (het lijkt groter of in ieder geval ruimer opgezet dan Okaukuejo, maar ook rustiger. We krijgen een prachtige chalet, die lekker ruim is èn een ijskastje heeft. Er is ook een waterplaats (gelukkig op loopafstand) èn een zwembad. We aarzelen maar heel even en gaan dan met een koud blikje drinkn naar de het zwembad. Het water sist zo ongeveer als onze verhitte lijven zich heeeel voorzichtig in het water laten zakken. Dat is lekker zeg. We komen helemaal bij! We poedelen een paar rondjes en gaan dan lekker (heel kort!) douchen. Opgefrist en ontdaan van stof en zweet blijven we daarna ene poosje op de kamer op bed liggen lezen. 

Eind van de middag zitten we, opnieuw met een koud biertje (want koud bier en beestjes kijken gaan uitstekend samen hebben we gemerkt) bij de waterplaats. We krijgen een prachtige, eenzame en enorme olifant cadeau (de olifanten van Namibië zijn naar verluidt de grootste van Afrika, met een schouderhoogte tot 4 meter) èn een rondscharrelende neushoorn. Hij komt tot dicht bij een hek waar een aantal mensen direct achter gaat staan. Karin blijft, met camera, op gepaste afstand. Best een indrukwekkend hek, maar een nog veel indrukwekkender neushoorn! Als we zijn uitgekeken, de olifant vertrekt, de neushoorn verder loopt en de zon onder is, wandelen we naar het restarant, waar we buiten aan een tafeltje eten. Het is prima en een laaiend vuur in een prachtig bewerkte vuurkorf zorg voor de nodige sfeer. Daarna is het op: we gaan naar de kamer en om kwart over 9 gaat het licht uit.

van Etosha (Namutoni) naar Rundu (Nkwazi Lodge)

van Etosha (Namutoni) naar Rundu (Nkwazi Lodge)

He, dat was een heel erg lekker lange nacht slaap. Helemaal uitgerust staan we op, rennen onder de douche door (ergens bionnenkort moeten we weer even uitgebreid dingen doen als haren wassen enzo, maar dat doen we wel als er meer water in de buurt is) en gaan ontbijten. Daarna gooien we de zooi in de tas, checken uit en maken een mini-gamedrive voor we ècht wegrijden uit dit geweldige park. Het blijft briljant: met je eigen Gevaarte beesten spotten. Vooral als de vangst een geweldige kudde olifanten is! Als we komen aanrijden bij een waterplaats staat er een aantal auto’s stil. Wij zien niks, maar we besluiten even te blijven en dat pakt goed uit. Bijna rennend komt er een enorme kudde olifanten aan. Rond de 15 en alweer met veel kleintjes erbij. Ze drinken, spelen, tot de waak-olifant ineens begint te rommelen. Alle fantjes schieten omhoog en ze gaan er bijna rennend vandoor. Behalve één olifant. Die kijkt ons eens een, lijkt haar schouders op te halen en begint een boom kaal te eten. Heel voorzichtig komen daarna de andere fantjes terug. We kunnen bijna 20 minuten genieten en daarna trekken ze achter ons weg de bosjes in. Als we wegrijden staat er één fant met kleintje op nog geen 10 meter van ons af. Oh man wat zijn ze groot…

Terug in Namutoni plassen we. De auto hebben we gisteren in Halali al volgegooid met diesel, dus we kunnen. Op naar Rundu en dat is rechtdoor twee uur naar Grootfontein (waar we bij een tankstation plassen, pinnen en een kleine lunch eten in de vorm van een ‘pie’ met kip en champignon vulling), linksaf en daarna nog een paar uur rechtdoor naar Rundu. Letterlijk. We stoppen halverwege langs de weg voor een plas en even de benen strekken en op 30 kilometer voor Rundu stoppen we voor een klein bezoekje aan een craft shop die door èn voor de lokale gemeenschap wordt gerund. Karin koopt twee mooie, houten schalen en daarna rijden we naar Rundu. 

De laatste twee uren hebben we ineens veel meer het gevoel door traditioneel Afrika te rijden. We zien ineens huisjes van hout, riet en / of modder, ezeltjes, ossen- of ezelkarretjes, kinderen die spelen met auto’tjes gemaakt van draad, kleine stenen schooltjes en ziekenhuisjes, vrouwen met kleurige rokken en manden op hun hoofd, mini-winkeltjes van golfplaten… Ook Rundu is meer een midden-Afrikaans plaatsje. Kleine marktjes met verse groenten en fruit, kraampjes met vlees (al uren hangend in de hitte: nee dank je), volgepropte auto’s en opleggers, geiten en koeien op de weg… Het tankstation is druk, het personeel aardig en efficiënt en binnen no time beginnen we aan de laatste 20 kilomneter over een gravel- en daarna een zandweg naar Nkwazi Guest Lodge. Die ligt er prachtig bij aan het water. We krijgen een keurige bungalow met gaas voor de ramen èn muskietennetten om de bedden, licht dat werkt op de zonnecollector èn licht dat werkt op de generator die aan gaat tussen 5 en 10 en aan de rivier naast de lodge stroomt (de Okavango, met aan de overkant Angola) genoeg water om straks lekker de haren te wassen. We gooien de tassen neer en gaan dan lekker een kopje thee drinken in de bar. We kunnen nog kiezen uit wat activiteiten, maar na deze lange dag houden we het voor gezien. 

We halen na een plons fris en thee allebei een bier (nee, met 440 ml is het geen bierTJE) en gaan onder een afdakje zitten kijken naar de rivier, de vogels, de familie die zich wast en vissende kindjes in Angola. Het is hypnotiserend en na een uurtje moeten we ons echt los trekken. Er is nu stroom en Karin gaat zich haastig douchen en haren wassen. Martijn besluipt vogeltjes. En om 7 uur melden we ons voor het diner. Het kleine restaurantje is prachtig en lijkt wel uit de grond gegroeid. De pannen met eten staan om een groot open vuur op een stalen rand en de saladebar staat vol met lekkere salades. We laten het ons goed smaken en zijn blij dat het ondertussen wat afkoelt. We zijn volledig bedekt en vol met Deet gesmeerd en zijn gisteren gestart met anti-malaria tabletten. Een windje om wat af te koelen en de muggen op afstand te houden is dus welkom. Terwijl we zitten te praten zien we ineens een wit met zwart gestreepte… kat ? op het lage muurtje achter het toetjesbuffet springen. Alle vier de bezette tafeltjes vallen stil en we kijken met open monden naar het lenige prachtige beest dat toch wel een erg smal koppie heeft voor een normale huiskat… “That is a Genet-cat”, zegt de kerel die binnenkomt: “He comes here often. Beautiful is it not?” We kunnen alleen maar knikken terwijl het beest er vandoor schiet.

Even later komt er een dame uit de keuken die een schaaltje vlees op het muurtje zit en de rest van de maaltijd komt de kat af en toe een stukje halen. Foto’s worden korrelig en bewogen door het weinige licht en de snelle kat, maar we genieten van de ervaring. En van het eten! Als we ook nog een toetje hebben gegeten (een bolletje ijs, lekker koel) kunnen we geen pap meer zeggen. We nemen nog twee kopjes thee en daarna gaan we nog even in de bar zitten. “Mogen we er even bij” vraagt een Nederlandse dame. Terwijl we zitten te praten komen we er achter dat we al een tijdje dezelfde route rijden. Als de dame over de cheetah begint zegt Karin half grappend: “Je bent toch niet Ria he, van de chatgroep die de reisorganisatie heeft aangemaakt?” De dame roept: “Krijg nou wat, Karin!” De mannen kijken verbaasd. Hikkend van de lach legt Karin uit dat ze als ze Internet heeft foto’s deelt op een what’s app chatgroep van African Profile Safari’s, waaraan Luzaan (uit Windhoek) ons heeft toegevoegd. Ze heeft al twee keer ongeveer de zelfde foto’s gepost als ene Ria en op de chatgroep (die overigens in het Engels is) al eens gezegd dat we elkaar eigenlijk zouden moeten ontmoeten. En verhip nu zitten we ineens naast elkaar! Ria maakt een foto van Karin “om met thuis te delen”. We blijven nog even praten en als ze weg gaan wensen we elkaar een goeie reis en “tot ziens in de volgende lodge of online”. Erg grappig.

Rond half 10 is het wel klaar. We gaan naar het huisje, richten het zo in zodat eventuele creepy-crawlies niet bij ons of onze spullen kunnen en gaan voorzichtig op het keiharde bed liggen. Terwijl een krekelkoor ons toezingt (de buitenwereld is toch ineens wel erg dichtbij in een open huisje) vallen we in slaap.

van Rundu naar Popa Falls (Nunda River Lodge)

van Rundu naar Popa Falls (Nunda River Lodge)

Bleh, dat was een veel te korte nacht. Het bed is zo keihard dat als we rond half 5 wakker worden om naar het toilet te gaan, echt slapen er niet meer inzit. Maar met wat doezelen en rustig luisteren hoe Afrika ontwaakt wordt ht vanzelf half 7. We trekken behalve een shirt ook een fleece aan, want het is fris. Overdag is het weliswaar snikheet, maar ‘s nachts koelt het flink af. Erg fijn vinden we: slapen onder een deken, met een frisse neus, is lekker! We dwalen langs de rivier (Martijn is meteen afgeleid door alle vogeltjes) en uiteindelijk naar het restaurant waar we het lekkerste ontbijt van de reis tot nu toe vinden. Een buffet met verse kleine, witte broodjes, licht gezouten roomboter, verse eieren, yoghurt met cruesli, verse fruitsalade, cake en cheese-scone! Die laatste zijn zo lekker dat Karin er twee neemt. En nog een kopje thee. Terwijl Martijn vogels besluipt en fotografeert, waaronder een koppeltje violet backed starling (een paarsrug-spreeuw, vertaalt Martijn vrijelijk). Karin werkt het verslag bij. Posten wil nog voor geen meter, maar dan staat het maar vast ergens.

Rond kwart voor 10 checken we uit en gaan op pad. Net als gisteren is het vooral één lange rechte weg en nadat het vlakbij Rundu nog druk is krijgen we daarna lange stukken ‘niets’ afgewisseld met mensen (vooral kinderen) die water halen. Lopend of op de fiets, op hun hoofden, of in hun hand in jerrycan’s, in een soort slede achter ossen, op een ezeltje of in een ezelkarretje… We kijken elkaar eens aan terwijl we een flesje water leegdrinken en in ons Gevaarte voorbij zoeven. We mogen (en willen) geen lifters mee nemen, maar ons hart breekt een beetje. Wat zijn we rijk en wat is het moeilijk om daar op een zinnige manier iets van door te geven. We zijn stil terwijl de kilometers onder ons vandoor glijden. 

Vlak voor we rechtsaf slaan halen we een reep bij een tankstation en daarna rijden we door naar Nunda River lodge. Het is deze keer maar een klein stukje offroad en daarna worden we welkom geheten door Conrad, een wat oudere en we gokken van oorsprong Zuidafrikaanse man die ons na een hartelijk welkom overdraagt aan Hellen, een vriendelijke, efficiënte lokale dame die ons door een mooie receptie, een open restaurant en een bar naar een overdekt platform over het water brengt. Ze brengt ons een welkomstdrankje, geeft ons een berg info en daarna vertelt ze dat we ook nog lunch kunnen bestellen. Nou dat bord frietjes en dat bord sla dat we delen gaan er wel in!

Onze tent is nog niet klaar, maar het is geen straf om in de schaduw en een briesje met een koel drankje rustig af te wachten tot we om 2 uur een seintje krijgen dat we in de tent kunnen. Nog even zwemmen wellicht…? Uiteindelijk is dat ons teveel moeite. Het is heet; de thermometer heeft een graad of 40 aan… in de schaduw. We bewegen zo min mogelijk en blijven stil zitten tot de tent klaar is en we daar onze spullen in kunnen zetten. We krijgen de mooiste tent vinden we: direct aan het water, op palen, met een open badkamer, echte bedden, een prima klamboe en een eigen veranda met twee prima stoelen waarin we de wereld voorbij kunnen zien trekkern… als het iets midner heet is. In de tent zelf is het ondanks de ventilator echt nauwelijks uit te houden en we vluchten naar de open bar waar we in de schaduw water drinken tot we om half 4 aan boord gaan samen met een groep Australiërs, een knorrige Duitse familie en ons Nederlandse echtpaar dat hier hun huwelijksreis viert en we al in een eerdere lodge zagen. Ze lijken permanent te stralen en vinden alles geweldig. Gelukkig: wij ook!

Nouja ‘boord’. De boot is een soort platform met een dakje en voorzien van stoelen, op twee kano-achtige drijvers. De captain heet iedereen en welkom en neemt ons mee het water op. Geen zorgen zegt hij, hij heeft twee koelboxen met drankjes bij zich dus we zullen niet van de dorst omkomen. We zijn echter inmiddels afgeleid: zien we daar nu een krokodil? Jazeker, een bescheiden exemplaar ligt op een steen te zonnen. Twee stenen verder ligt zijn nog veel kleinere broertje. We klikken wat plaatjes en daarna varen we verder stroomopwaarts, tussen de nijlpaarden door. We zien vooral ogen en oortjes. Waaronder een aantal héél kleine oortjes: jonkies! Captain houdt gepaste afstand en laat ons rustig genieten van deze gevaarlijke beesten. Verantwoordelijk voor de meeste doden in Afrika (misschien met uitzondering van de mug) zijn het geen beesten om mee te spotten. Vader snuift vervaarlijk en komt (net als iedereen zijn camera weg heeft gestopt natuurlijk) tot halverwege uit het water gesprongen. Wauw! Iedereen is ondanks de hitte en het lekkere briesje weer even wakker! De Popa falls, de belangrijkste reden voor veel mensen om naar dit gebied te komen, zijn niet bijzonder waterval-achtig. Het lijken meer rotsige stroomversnellingen, zeker in dit droogste deel van het jaar. Captain schuift de boot aan wal en iedereen (behalve Martijn, die lekker een koude cola neemt en aan boord blijft) klautert van boord en door het mulle zand naar de falls zelf. Karin doet haar best om wat plaatjes te maken, maar heel indrukwekkend is het niet. Tijd voor een borrel dan maar en terug op de boot blijkt er op speciaal verzoek van de Autraliërs zelfs gin & tonic aan boord. Karin glundert. We proosten: op een prima vakantie so far!

We varen weer terug en voorbij de lodge. We zien lokale vissers in mokorro’s (uitgeholde boomstam-kano’s). Een schitterend maar ook kwetsbaar gezicht. Captain geeft ons gelijk: de meeste nijlpaard-doden vallen doordat een visser wordt aangevallen door een teritoriale papa-hippo of beschermende mama-hippo. Deze vissers zijn gelukkig in orde en vangen vis. We zwaaien en ze zwaaien terug met een grote grijns. Verderop zien we in het steeds mooier wordende licht bijeneters; schitterende groen- en rood glanzende zangvogeltjes, en grote zwart-witte ijsvogels. In het water zien we meer nijlpaarden en … otters? Jawel, twee spelende otters. We schieten plaatjes van nijlpaarden in de ondergaande zon, die langzaam verandert van een gele, in een oranje en tenslotte een rode bol die verdwijnt in de laag stof boven de horzion.

In de schemering komen we aan en na even opknapper in de tent drinken we een berg water in de bar en gaan daarna eten. Het eten is het beste van de afgelopen week: kudu-schnitzel en cheesecake toe. Heerlijk! Dan is het echt wel een beetje op. na een laatste kopje thee gaan we naar de tent en nadat Martijn voor de tweede keer deze reis een spin verwijdert (Karin vindt hem een held: het zijn echt geen kleine jongens) is het tijd om te gaan tukken. De tent koelt langzaam af terwijl we in slaap vallen. Gauw, onder de dekens en lekker zzz….

van Popa Falls naar Divundu (Camp Kwando)

van Popa Falls naar Divundu (Camp Kwando)

We hebben heerlijk geslapen en zijn wakker geworden omdat het ondanks de dekens net iets te koud was! Dat is een beetje vreemd, maar het blijkt te kloppen: 14 graden, zegt de thermometer! Brrr, die fleece komt wel van pas. Na het ontbijt is het alweer flink veel warmer geworden en we genieten nog een uurtje van het uitzicht over de rivier vanaf ons eigen terras. We worden gefotografeerd door toeristen op een voorbij varende boot. Ja, ja mensen, kijk ons eens stoer zitten voor onze eigen luxe safari-tent!

Als we rond 9 uur vertrekken is het inmiddels 25 graden en we zoeken met genoegen de airco in de auto op. De route is ook vandaag niet moeilijk: rechtdoor voor een kilometer of 200, rechtsaf, 25 kilometer rechtdoor en dan nog een keer rechtsaf en hoepla, dan zijn we bij onze nieuwe slaapplaats. Onderweg stoppen we een keer om de benen te strekken bij een picknick plekje en verder genieten we van het Afrika dan aan ons voorbij trekt. Borden die waarschuwen voor overstekende olifanten. 

Lemen huisjes met rieten daken en keurig onderhouden en recht afgeknipte ‘hagen’ van riet er om heen. Een open schooltje, waar rond de 20 mini-kindjes op stoeltjes zitten te luisteren en hun handen opsteken. Een stel in keurige klering, wandelend van iets naar ergens die vriendelijk naar ons zwaaien. Een waterpunt, waar meerdere mensen hun jerrycans en tobbes vullen en was hangt te drogen over alle struiken er om heen. Kuddes met koeien met ENORME hoorns die de weg oversteken.Een vrachtwagentje dat we inhalen, waarvan de open achterkant volledig is volgeladen met mensen die ons nieuwsgierig aanstaren.

Camp Kwando is ook al zo’n mooie lodge. Het heeft een mooie, open bar en restaurant, aan een smal deel van de rivier (de Kwando deze keer), met een mooie vuurplaats op palen en, zo blijkt, enorme boom-huizen. We krijgen de sleutel van nummer twee: een enorme ruimte, deels van beton, deels van hout en deels van zeildoek, met een enorm tweepersoonsbed met een nog grotere klamboe er om heen. We zetten onze tassen neer en zijn gepast onder de indruk. Wauw, is dat voor een nachtje van ons?!

We wandelen terug naar de bar waar we wat drinken. Voor iets te eten hebben we eigenlijk niet echt tijd. Het kan wel maar we gaan om 14 uur op game drive. We eten allebei een pakje sultana’s leeg en nemen nog maar eens wat te drinken en daarna ontmoeten we Collin, een Schot (“Someone the other day said I was Amaricain. How insulting: it’s like telling you guys you’re Belgian!”) die we meteen gerust stellen door zelf maar vast even te roepen dat we blij zijn met alles en niets verwachten iets te zien in dit idioot warme weer. Oh ja en of hij ook voor vogels wil stoppen; die vinden we ook leuk. Hij zucht van opluchting: dan gaan we een prima tocht hebben samen. 

En jawel, we hebben niet alleen een gezellige tocht (Collin is 20 jaar hotelmanager van een Hilton-hotel geweest en zit vol met verhalen), maar we zien gewoon verrassend veel beesten. Vooral als we in ogenschouw nemen dat dit gebied (wat nu Mudumu NP is) tot 20 jaar geleden bijna leeggestroopt was en alles zijn best doet om terug te komen. We zien veel olifanten (met jonkies), al zijn ze tussen de struiken moeilijk te spotten, zebra’s, impala’s, meerdere bijeneters, ook soorten die alleen hier voor komen, hornbills (vogels die iets weg hebben van toekan’s, met grote gele snavels), een open billed stork (een ooievaar-soort) en roan antilope en lechwe (ook antilopensoorten die vooral hier voor komen, al zijn ze voor ons te ver weg voor een foto). De nijlpaarden hóren we alleen, maar aan het eind van de trip zien we nog twee giraffes (die pas twee maanden geleden voor het eerst weer in dit gebied zijn gezien) en uiteindleijk, als we de doorgaandde weg (C49) weer opdraaien, steekt vlak bij ons een enorme kudde olifanten de weg over in de ondergaande zon. Wat een toetje! Collin is net zo enthousiast als wij en hij stopt heel attent nog even bij het bord ‘pas op, overstekende olifanten’ dat nu wel heel toepasselijk is!

Terug in de lodge bedanken we hem (“ah nice, a downpayment for a bottle of scotch, thanks!”) en zien Ria en haar man (zie een paar verhalen terug) zitten. We schuiven bij ze aan voor een borrel en wisselen verhalen uit. Daarna gaan we eten. De sirloin-steak is matig, maar het choco-toetje is verukkelijk en de echte traktatie is het keukenpersoneel dat halverwege de maaltijd zingend en swingend de keuken uit komt, drie nummers voor ons zingt en daarna stralend weer de keuken in verdwijnt. Ze krijgen een lang, keihard applaus, zelf van de twee mopperende groepen Duitsers die, zo lijkt het, alles moeilijk en ingewikkeld vinden en niets wat het hardwerkende personeel doet lijkt snel of goed genoeg te gaan. Na de zang-traktatie zitten zelfs zij met een grijns op hun gezicht. We nemen de muziek mee in ons hoofd als we een kop thee drinken en ons bed opzoeken.

naar Botswana (Kasane, Kubu Lodge)

naar Botswana (Kasane, Kubu Lodge)

Vandaag verlaten we Namibië. We zijn blij dat we ook heel nieuwsgierig zijn naar Botswana, want anders vonden we het een slecht plan! Na het ontbijt vertrekken we op tijd. We hebben geen idee hoe lang de rit precies gaat duren, ook omdat de grens-overgang nogal wisselend kan zijn hebben we begrepen. De route is grotendeels ongeveer net zo spannend als de afgelopen dagen. Van de lodge terug naar de C49 (linksaf), dan naar de B8 (rechtsaf) tot Katima Mulilo, dan rechtsaf en dan gewoon de weg blijven volgen. 

We rijden door tot Ngoma Bridge, waar we Namibië uitgaan. De procedure is nogal mistig en ondanks de uitleg van de reisorganisatie vinden we het nogal vaag. Eerst een formuliertje invullen. Dan wachten, vooral omdat er maar één man is om zowel mensen uit als in het land te laten stromen! Hij is er duidelijk ook niet blij mee en gooit als we eindelijk aan de beurt zijn nog net niet ons paspoort over de balie heen. Martijn weet ze namelijk nog net tegen te houden voor ze er overheen schieten… Douane-man gromt inmiddels ‘next!’ Op deze manier is het ineens makkelijker hier weg te gaan zeg! Tja en nu… We vragen het de dame bij balie nummer 2. Zij is heel vriendelijk: hebben jullie al een permit om de auto mee te nemen? Mooi, dan kan je naar het hek en de dame daar zal je verder helpen. Dat klopt: ze laat Martijn een register tekenen en komt naar Karin toe met de vraag of ze even die sticker bij het raam weg wil halen zodat ze bij het papiertje kan wat er achter zit. Karin kijkt haar aan, grijnst en pulkt de sticker opzij. En inderdaad ONDER het papier dat met de twee stickers tegen het raam aan zit geplakt, zit een losse cross-border permit, die de dame voor de zekerheid voorziet van 6 stempels (dezelfde) en terug geeft. Karin grijnst terwijl ze het papiertje terug plaatst: “Nice system, saves you explaining to stupid tourists” De dame lacht hardop en komt naar de auto terughollen als we wegrijden: sir, maybe you want to take your sunglasses? Oops, eh ja graag. Stupid tourists…

Over de brug rijden we, die niet zozeer één rivier, maar een delta overspant en dan rijden we Botswana binnen. We worden tot stoppen gemaand door twee kerels die met tanks ontsmettingsmiddel de banden van de auto schoonspuiten. Verderop, tegen de heuvel op, is de grens en daar parkeren we de auto. Beneden in de delta zien we in de verte kuddes olifantje grazen. Wauw, wat een grensovergang! 

De procedures zijn er net zo mistig als in Nambië, maar iedereen is een stuk vriendelijker. Stempel, register invullen en dan betalen voor de auto. Iets meer dan 150 pula (de lokale munt: het woord voor regen); omgerekend zeker 12 euro… Dan naar buiten waar we de auto pakken en naar de grensman bij het hek rijden. Terwijl we dat doen kijken we op en zien we op een meter of 50 afstand, net ìn Botswana, een kleine kudde olifanten oversteken. Iedereen kijkt met open monden die kant op. Als ze weg zijn stapt Grensman naar het autoraam en zegt: “I think they should ask for a permit, otherwise this place will turn into a zoo”. We liggen helemaal dubbel, terwijl we braaf uitstappen en zelf ook nog door een bak desinfecteermiddel lopen. Dan mogen we gaan: goeie reis, zegt Grensman!

We rijden door Chobe NP (als je aan het begin en einde van de recht-er-door-heen-route een register tekent mag je er doorheen zonder te betalen) en dat merken we omdat we halverwege langs een enorme kudde Roan Antilope rijden. Wauw, die zijn zeldzaam op bijna alle plekken ter wereld. Ze zijn als we afremmen in de bossen verdwenen. Geen foto dus maar wat een mooie beesten! Ook van de dode olifant langs de kant van de weg maken we geen foto: het ziet er té triets uit. Verder zien we vooral bomen, tot we bij Kasane komen. Daar slaan we af, het dorp in. Onze lodge ligt een kilometer of wat búiten Kasane, maar Karin heeft een plek gevonden om te lunchen. Maar voor we daar zijn zien we een geld-wissel-kantoor dus Karin rent naar binnen en wisselt de overgebleven ‘Namiepse’ dollars voor pula, voor een prima koers. Met een bescheiden bergje lokaal geld voor fooien en dergelijke vertrekken we naar de lunchtent. The Old House is niet alleen een guest house, maar ook een restaurant en we blijken er zeer welkom te zijn. Het is er druk, het is er mooi, het eten is er heerlijk (we nemen allebei een burger met frietjes, gewoon omdat het kan) en we komen lekker bij van de rit en het ‘gedoe’ bij de grens. We zijn er een beetje gaar van en de hitte helpt niet mee. Het is vandaag opnieuw rond de 40 graden gokken we dus echt een beetje té. We nemen nog een drankje en rekenen dan af. Het personeel is erg vriendelijk en het is erg leuk om even een keer niet in je eigen lodge te eten (hoe goed het eten daar ook mag zijn). 

Op de laatste kilometers naar de lunch tanken we nog even bij het Puma tankstation (we hoeven hierna niet meer te rijden!) en dan rijden we naar de Kabu lodge… ehm pardon, zegt Karin als we er voor staan. Niet de Kabu lodge, maar de Kubu lodge moeten we hebben! Martijn (die het adres in de Phoney heeft gezet) kijkt schaapachtig: ehm, oeps? Na een lachbui en een zoekactie op Phoney vinden we de Kubu Lodge ongeveer 2 kilometer verder. Gelukkig, dat valt mee. En rond 3 uur parkeren we de auto op het parkeerterrein van de Kubu Lodge. Hopla, zonder ongelukken door Namibië en Botswana gereden, met dank aan Martijn!

De lodge blijkt parachtig. Heel ruim opgezet met losse huisjes met een eigen veranda, een schitterend grasveld aan de rivier voor het restaurant (op palen) waar bushbucks, wrattenzwijntjes, bavianen en allerlei vogels rondscharrelen, gratis wifi bij de receptie en een bar (ook op palen, vastgeknoopt aan het restaurant) met allerlei drankjes. Als we iedereen in Nederland hebben laten weten dat we nog leven gaan we daar heen. Iets drinken! 

We komen tegelijk aan met een stel uit Nieuw Zeeland waarmee we aan de praat raken. Bill en Anna komen uit wellington en blijken heel gezellig. We drinken uiteindelijk twee biertjes met ze mee en als zij zich gaan opfrissen voor het eten, gaan wij (om 7 uur) aan tafel. Het eten is prima en we hebben al ontdekt dat het geen straf is om heir drie nachten te zijn. We eten, drinken thee en koffie toe en dan gaat licht wel een beetje uit. Het is te warm, we zijn gaar, de alcohol zweeft nog een beetje door ons lijf en we willen gewoon naar bed. Het huisjes is helaas ondanks de lekkere ventilator bloedheet, dus spiernaakt op de lakens (en onder de klamboe uiteraard!) dan maar en dan morg…zzzzzz

rust en Chobe per boot (Kubu Lodge)

rust en Chobe per boot (Kubu Lodge)

Pfff, ondanks de hitte hebben we prima en heel veel uur geslapen. We zijn wel ontzettend vroeg wakker en dat terwijl er vandaag niets (of bíjna niets) hoeft. Na een beetje lezen, thee op bed door Martijn, douchen, was uitzoeken (we gaan een deel van onze was laten doen en tot onze verrassing is het heel erg goedkoop), een tijdje op onze veranda zitten om te genieten van de vogels en vlinders èn uiteindelijk een prima ontbijtje, pakken we een laptop en boek erbij. We strijken neer bij het zwembad: een plekje onder enorme Jakaranda’s (bomen die prachtig bloeien met lila bloemen), in een windje (het is iets minder heet dan gisteren gelukkig) en met uitzicht op de rivier, vogels, Bushbucks, een enorme hagedis… Het is er kortom wel uit te houden en met wat water in de buurt komen we de ochtend wel door. Rond 12 uur eten we de resterende sultana’s en drinken we een pot thee leeg en daarna gaan we toch eens even vragen of ze Bidvest, de autoverhuurder opnieuw willen bellen. Die zouden namelijk de auto in de ochtend komen halen hebben ze gisteren bevestigd, maar inmiddels is het zo’n beetje 1 uur…

De autoverhuurder zegt dat hij dat ja, wel bevestigd heeft, maar nee, niet in ons contract ziet staat dus helaas nee, echt niet kan doen. Dat kost namelijk 400 pula (zeg maar tussen de 35 en 40 euro). Dus als we dat willen betalen is het prima. We zijn verontwaardigde (eigenlijk vooral over het feit dat de man uit Windhoek dat niet heeft geregeld met de man uit Kasana zoals we hadden gevraagd) en nee dat willen we niet betalen. We gaan het zelf wel regelen. Martijn krijgt uitleg waar we moeten zijn en we krijgen wat hulp van de receptie, ook met het wisselen van wat pula (zodat we geen wisselgeld discussie krijgen met een taxi chauffeur). En daarna stappen we dus wat onverwacht alsnog een keer in het Gevaarte. 

In een onooglijk achteraf straatje vinden we zowaar een bord en daarna een stoffige parkeerplaats en krakkemikkig kantoortje. Er uit komt een man die keurig in pak is. Hij is wat defensief, maar nadat we gezamenlijk hebben vastgesteld dat het vooral een misverstand is aan alle kanten en de man in Namibië de echte boosdoener is, belt het Pak alvast een taxi en controleert daarna de auto. Hij is zeer tevreden en tekent ons formulier af. Car received in good conditions! Daarna wordt de auto onmiddellijk meegenomen naar de ‘wasserette’ (zoals we onderweg hebben gezien: een afdakje met daarnaast allerlei poetsmiddelen, water en mensen). De auto wordt morgen meegenomen samen met nog twee anderen, door een groep van zes mensen. Terug naar Windhoek. Prima. Dag Gevaarte: je was een enorm, maar fijn scheurijzer!

We mogen even wachten in het kantoor van het Pak. Hij ontdooit definitief als we een opmerking maken over de oorkonde die aan de muur hangt en waarin zijn vestiging wordt uitgeroepen tot vestiging van het jaar 2016. Hij gloeit van trots en zegt dat hij wacht op een plekje op de luchthaven. Dan krijgt hij een mooi nieuw kantoor. We zeggen dat we hopen dat we dat nog eens mogen komen bekijken. Graag straalt hij. Als de taxi voor rijdt een paar minuten later geeft hij ons een hand en een zwaai. Achter hem scharrelen wat mongoose door de tuin. De taxichauffeur is erg vriendelijk en heel erg nieuwsgierig naar Nederland en al pratend over het weer (wat, hoe koud?! en het hele jaar door kans op regen?!?!) brengt hij ons terug naar de Kubu Lodge. Daar zijn we precies op tijd om ons helemaal klaar te maken voor onze ‘activity’ van 3 uur. Een boottocht langs Chobe River Front en we hebben er zin in: benieuwd wat dit park ons brengt.

We worden met een aantal mensen (twee andere Nederlandse stellen en een Vlaams stel) in een busje naar de rivier gebracht aan de rand van Kasane. Daar gaan we aan boord van een bootje waar alleen één andere (Duitse) kerel in zit naast de gids. Onze gids spreekt uitstekend Engels (het klinkt alsof hij tenminste een deel van zijn leven in Engeland heeft doorgebracht) en is grappig zonder overdreven te zijn. En, zo blijkt, hij weet uitstekend hoe dichtbij hij bij de beestenboel kan komen en dat is een stuk dichterbij dan wij denken! We varen weg (eerst voorzichtig, om een taxi-bootje vol lokale mensen niet te overspoelen en daarna even héél hard) om na een snelle regstratiestop (we gaan tenslotte het nationaal park Chobe in, via het water, en daar betalen we per keer ongeveer 6 euro p.p. voor) belooft onze gids dat we beesten gaan vinden. Nou, als we zo eens naar het ‘eiland’ in het midden van de rivier kijken (afhankelijk van de waterstand is het groter of kleiner) dan geloven we dat ogenblikkelijk. We kunnen vanaf hier al olifanten, buffels en nijlpaarden zien! Dat belooft goede dingen en dat klopt.

We krijgen een fantastsiche tocht waarbij zelfs onze gids regelmatig zijn telefoon grijpt om een foto te maken of te filmen. Onze gids vaart de boot iedere keer volledig tegen het eiland aan wat regelmatig betekent dat we op drie, vier of vijf meter afstand van een beest terecht komen. En dan hebben we het over een liggende mannetjesbuffel, een grazende olifant (die ons een doodschrik bezorgt door ineens te proberen los te komen uit de modder waardoor ze ineens op nog maar twee meter afstand beweegt), een enorme krokodil van meer dan drie meter, een visarend, nijlpaarden die het water uitklimmen en gaan grazen en zelfs zwemmend naar het park overstekende olifanten (slurf-om-staart aan elkaar geknoopt, de kleintjes volledig vertrouwend op de volwassenen). Het is heet maar niet zo heet als gisteren en op het water (veel) beter uit te houden dan op het land en we genieten echt met volle teugen. We raken niet uitgefotografeerd (we zien nog veel meer: antilopensoorten en vogels met name) en vragen de gids de hemd van zijn lijf. 

De tocht eindigt met een biertje, dobberend op het water, terwijl de ondergaande zon een rode streep trekt over het water en een aantal nijpaarden (op afstand) oranje-rood kleurt. Als de zon bijna weg is racen we terug naar de rivierkant van Kasane, waar de chauffeur van de lodge ons op staat te wachten. Hij brengt ons terug naar de lodge waar we ons opknappen en om 7 uur aan tafel gaan. Bill en Anna zitten al aan het bier en we nodigen ze uit om bij ons aan te schuiven. Ze willen niet mee-eten, maar drinken heel gezellig een biertje terwijl ze ons over hun fantastische dag vertellen. Een luipaard! Jagende leeuwen! En al die andere beesten. Het is hun eerste game-drive ooit en ze zijn volledig verrukt. We genieten met ze mee: ze hebben net als wij de dag afgesloten met een boottour en ook zij hebben de zwemmende olifanten gezien. 

Als zij zich terugtrekken eten wij de rest van ons diner en praten na over de prachtige tocht. Wat een park: morgen mogen we er twee gamedrives doen en we hebben er nu al zin in!

meer Chobe (Kubu Lodge)

meer Chobe (Kubu Lodge)

Door de hitte (en misschien wel de anti-malariapillen) is het een wat rommelig nachtje (we zijn regelmatig even wakker), maar omdat we vroeg zijn gaan slapen komen we ruim aan het gewenste aantal uren. en dat ondanks dat de wekker om iets voor half 6 gaat. We rommelen ons door een ochtendritueel heen (“ja, we zijn wakker” roepen we naar de man die ons om half 6 zoals aangekondigd komt wekken: niet iets dat we konden weigeren), drinken een kopje thee en om 10 voor 6 staan we op de parkeerplaats. Daar ontmoeten we een stel van rond de 65 èn gids Brave. Ja, zo heet hij echt, legt hij later uit. Dat wil zeggen: dat is één van zijn twee namen. Iedere Botswaan krijgt een Engelse en een lokale naam: hij / zij kiest zelf welke naam hij of zij gebruikt bij welke gelegenheid. Brave (dapper) vinden we een prima naam voor een game-drive dus laten we gaan!

We rijden ongeveer een kwartier naar de gate van het nationaal park, waar Brave ons bezoek registreert. Het is druk: er staat een lading jeeps klaar dus we hopen dat het niet al te gek wordt. Als we zijn ingeschreven rijdt Brave naar binnen om na 5 minuten als hij een andere auto tegenkomt en even met de chauffeur heeft gesproken, om te keren en een zijweg in te slaan. Er is een luipaard gezien! We rijden door en helaas laat de enorme hoeveelheid jeeps (we denken wel 20) meteen zien waar het arme beest is gespot. Het is idioot druk en niet elke chauffeur gedraagt zich even netjes. Brave is gelukkig heel netjes en we wachten rustig op een gaatje. Ondertussen kunnen we de prachtige kat in de boom zien liggen. Wat een prachtbeest! Als we kijken en proberen plaatjes te klikken, zien we ineens vlak naast een jeep ergens voor ons, een tweede luipaard opstaan! Het luipaardenstel blijken moeder en haar enige overgebleven kind (er waren er eerst twee). Het jong verdwijnt al snel in de bossen, maar mama gaat in de boom liggen en even later staan we dichtbij en hebben we een prachtig uitzicht.

Als we onze plaatjes hebben geschoten en van haar hebben kunnen genieten kijken we het andere stel aan. We hoeven niet eens wat te zeggen: ja, laten we weggaan uit deze gekte. Brave kijkt tevreden: blijkbaar zijn we geslaagd voor de zinnige-toeristen-test. We rijden er vandoor en wat ons betreft kan deze ochtend nu al niet meer stuk! en ook de rest van de ochtend blijkt geweldig. We zien onder andere een bavianen-familie, met een enorm schattig mini-baby-baviaantje, ladingen impala’s (“you are so lucky, they are very rare” grapt Brave), een lechwe (een antilopensoort die alleen in deze regio voorkomt) en ook een aantal leeuwen. Eerst ver weg, drie leeuwinnen in het gras en als toetje aan het eind van de drive vindt Brave een leeuw en zijn drie leeuwinnen. De leeuw hangt nukkig op zijn voorpoten en ziet er uit of hij chagrijning is. Misschien zijn drie vrouwen net teveel voor hem?

Naast al deze beesten zien we nog van alles waaronder veel vogels en we genieten deze heel andere kant van Chobe. De wegen zijn wel slecht en als we rond half 10 terug zijn in de lodge zijn we voor onze lijven (met name mratijn z’n rug) blij dat het er op zit. We gaan lekker ontbijten en daarna douchen, haren wassen, schone kleren aandoen… We hebben tot 3 uur (nouja: 10 vóór 3) de tijd: dan start onze volgende game drive. En eigenlijk willen we nog wel wat. Martijn stelt voor om even naar het dorp te gaan en dat klinkt als een prima plan. De receptie regelt een taxi voor ons en rond 12 uur zijn we in Kasane. De taxichauffeur blijkt overigens een ex wildlife-guide (het werk was op, dus is hij nu taxi-chauffeur). Net als hij het punt maakt “you have to drive carefully on this road, because it is a wildlife corridor” ondersteunt wordt door een kudde overstekende olifanten! We zitten met open monden te kijken en moeten daarna enorm lachen. Ok, dat blijft toch wel een enorm cool gezicht! 

We laten ons afzetten bij het Shell tankstation en dat is precies handig. Het geeft ons de kans even over het marktje te struinen (vers fruit, hele stapels gedroogde vissen, kleding, speelgoed, snacks: van alles wat), de souvenirstalletjes te bekijken (massaproductie helaas), de supermarkt door te struinen (we zijn onder de indruk van de sortering: ze hebben alles!) en uiteindelijk door te lopen naar The Old House, op een meter of 500 afstand. Met iedere keer kleine stukjes lopen en voldoende mini-pauzes houdt ook Martijn het vol (al slaakt hij een zucht van opluchting als hij in een stoel zakt van The Old House) en we zijn nu al helemaal tevreden met onze ‘expeditie’. The Old House maakt het af: het eten is uitstekend, de service efficiënt en vriendelijk (ze regelen het zo dat er precies als we klaar zijn met eten een taxi klaarstaat) en we komen lekker bij in de schaduw. Het is vandaag weer heet, al staat er ook een klein beetje wind.

Terug in de lodge hebben we nog net tijd voor wat wissel-acties (dit ín de tas en dat er uit) en dan staan we om 10 voor 3 op de parkeerplaats. En jawel, daar is Brave. Hij zegt dat hij heeft geruild en ons een privétour kan geven: er is verder niemand. Ongeveer 5 seconden lang zijn we heel blij… en dan melden zich vier andere Nederlanders. We hebben ze gisteren al gezien en mja, misschien zijn we over en weer niet helemaal elkaars type. Ze kennen elkaar allemaal en zijn duidelijk ook niet bijzonder enthousiast dat wij er zijn. Ze negeren ons vooral de rest van de rit, al ontdooit iedereen wat als we elkaar over en weer op wat beesten kunnen wijzen. Het zijn gelukkig wel geïnteresseerde beesten-kijkers.

De gamedrive is héél anders dan vanochtend. Luipaard-mam en -jong zijn in geen velden of wegen te bekennen. We vinden aanvankelijk de drie leeuwinnen van vanochtend slapend onder een boom (daardoor zijn ze wel véél dichterbij). En het aantal vogels is veel minder. Maar: het aantal olifanten is enorm toegenomen en we kunnen er een aantal van héél dichtbij bekijken, waaronder een aantal jongen. De hoeveelheid antilopen is ook indrukwekkend en we zien giraffes. Aan het einde van de rit krijgen we ook deze keer ons toetje. We rijden terug naar de drie leeuwinnen en Brave geeft ons een prima plekje en zet de motor uit. Ze worden zo wakker, zegt hij, dus we gaan rustig even wachten. En inderdaad: ongeveer 10 minuten later begint er eerst eén leeuwin en dan de tweede te geeuwen, te draaien, te strekken… En jawel, ze gaan aan de wandel. Recht op onze jeep af! De ene loopt er (vervaarlijk geeuwend en terwijlze halverwege een plas doet) rechts voorbij, de andere links. Het is enorm indrukwekkend en we genieten er allemaal enorm van. Ze gaan vervolgens vlakbij de auto een kudde impala’s liggen bekijken (terwijl de derde leeuwin rustig doorslaapt overigens, lui onder haar boom). Uiteindelijk moeten we weg: Brave moet doorrijden zegt hij, anders zijn we niet op tijd het park uit. Hoe de andere auto’s dat doen weten we niet (we laten er nog zeker 6 achter als wij wegrijden) maar Brave haalt het met twee minuten speling. En dat terwijl we onderweg NOG twee leeuwinnen tegenkomen waar we heel even naar mogen kijken! Om twee minuten voor half 7 rijden we het park uit en door het snel donker wordende landschap brengt Brave ons terug naar de lodge.

We frissen ons nog heel even op en gaan dan naar het restaurant. Daar wacht ons een laatste verrassing. “Room 9 right? Come withe me” zegt de geheimzinnig lachende serveerster. Ze neemt ons mee voorbíj het restaurant, naar ronde ruimte (boma), afgeschermd door een rieten hek, met in het midden een laaiend vuur en een prachtig gedekte tafel (vol bloemen) en twee stoelen. This is your private dinner! zegt de serveerster en moet enorm lachen om onze volkomen verbijsterde gezichten. Huh, waarom dit?! Dat doen we elke avond, op iemand laatste avond en vanavond zjin jullie aan de beurt. We voelen ons enorme vereerd. Als het eten ook nog eens erg lekker is, de service net zo goed als in het restaurant, we kikkers spotten en er even verderop een genet-kat uit een boom klimt en wegsluipt, gaat deze dag definitief de boeken is als een dag met een gouden randje!