Archief van
Auteur: Karin

29-08 naar Tadoussac

29-08 naar Tadoussac

Na en lekkere nacht slaap springen we onder de douche: de walvissen wachten op ons in Tadoussac! Na een kort ontbijt zitten we rond half 9 in de auto, richting het oosten. Sopsop stuurt ons via een leuke binnendoorroute van een half uur naar de snelweg. Daarna schiet het echt lekker op. Ondanks dat je ook op de snelweg nergens harder dan 100 mag (niet dat veel mensen zich daar aan houden, maar vooruit) is het doordat de wegen erg breed zijn nergens echt druk. We scheuren voorbij allerlei plaatsen en al na een uur of twee is het duidelijk dat we in de buurt van de volgende grote stad komen. Quebec mag dan volgens alle verhalen een leuke stad zijn: het is ook een grote stad! De wegen lopen aardig vol en aangezien de snelweg door de buitenwijken van de stad en door de industriegebieden loopt, krijgen we niet echt een gunstige indruk van deze miljoenenstad. Vlak voorbij Quebec wacht wel een leuke verrassing: we zien vanaf de weg een enorme waterval. Het reusachtige gevaarte stort zich zeker 70 meter vanaf de rotsen naar beneden en is een meter of 20 breed. We kijken er met open mond naar: er zijn blijkbaar meer grote watervallen dan Niagara Falls.

Behalve een koffiestop met vreselijk smerige koffie houden we geen pauzes, met als gevolg dat we rond lunchtijd wel toe zijn aan een benen-strek-en-snack-momentje. We hebben geen zin in de volgende fast-food hap (tot nu toe weten we het aardig te vermijden, maar ook Subway gaat vervelen na een tijdje) dus zoeken we het naar zeggen leukste plaatsje van de de noordoever op, Baie St. Paul. We komen terecht in een schattig cafétje op de hoek van een drukke straat, waar we lunchen met een heerlijk broodje, een lekkere koffie en een verse jus. Lekkere muziek op de achtergrond en relaxte bediening zorgen ervoor dat we kalm aan doen en na nog een bakkie stappen we weer op. We kunnen er weer helemaal tegen! Aangezien het niet heel ver meer is, rijden we nu in één ruk door naar Baie St-Catharine waar een klein veerbootje ons – gratis en snel – naar de overkant brengt. Tadoussac ligt aan de monding van de Sanguenay Fjord, een beschermd natuurgebied. Vanaf de veerboot genieten we al van het uitzicht. Het is er aanmerkelijk koeler dan in Shawinigan, maar het is er adembenemend mooi. Het landschap heeft wel iets weg van de Noorse fjorden en we ademen allebei diep de frisse lucht in. Tadoussac zou bovendien één van de beste plaatsen ter wereld moeten zijn om walvissen te kijken dus we verheugen ons nu al op ons verblijf hier.

Aan de overkant besluipen de walviskriebels ons al zodra we het dorp inrijden. Overal zien we tentjes die kaarten verkopen voor walvistochten per grote boot of zodiac. We kijken elkaar aan: het is nog maar half 4… Binnen 3 minuten hebben we de auto aan de kant gegooid en informeren we binnen bij één van de grootste operators of er nog plaatsen zijn voor vandaag. We hebben geluk: we kunnen nog met een grote boot mee (om 4 uur) of met een zodiac (om half 5). Aangezien we morgen met een grote boot meegaan (dat heeft de eigenaar van onze B&B voor ons geregeld) besluiten we dat een zodiactocht eigenlijk niet mag ontbreken. We kopen een kaartje en haasten ons vervolgens naar het B&B. Suzanne en Denis heten ons van harte welkom in Auberge la Sainte Paix, een Bed&Breakfast met uitzicht op de fjord. De indruk die we kregen van de website en alle reviews die we lazen, is dat dit ‘the place to be’ is in Tadoussac en al in de eerste 10 minuten wordt dat bevestigd. Zodra Denis hoort dat we op walvisexcursie gaan wijst hij ons waar we moeten zijn, regelt in sneltreinvaart alle officiële dingen (nee laat maar zitten die bevestiging) en krijgen we de sleutel van onze kleine, maar erg gezellige kamer. Een keurige badkamer is aan de overkant van de gang en de paar huisregels die er zijn (vanaf 9 uur sleutel gebruiken om binnen te komen) klinken eerder logisch dan vervelend. We gooien onze tassen op de kamer, trekken op aanraden van Denis nog een laagje extra aan, wimpelen zijn aanbod om ons weg te brengen af en we zijn op weg.

Keurig op tijd zijn we op de kade waar Louis ons opwacht. De zodiac is vrij klein en we (wij en 8 mede-passagiers) zitten in twee rijen in het midden, met de ruggen naar elkaar toe. Er is nergens iets om ons aan vast te houden en het waait redelijk (al schijnt de zon) dus we zijn benieuwd! We hijsen ons in een knalgele regenbroek en een rode jas waar een zwemvest in verwerkt zit en na een laatste verzoek om toch vooral te blijven zitten zijn we voor we goed en wel geïnstalleerd zijn, op weg. We komen er al snel achter dat het inderdaad best onhandig is dat we ons niet vast kunnen houden. Vooral omdat we door een soort ondiepte moeten waar wind en tij dwars tegen elkaar in zorgen voor behoorlijke golven. Louis verontschuldigt zich maar zegt dat hij er echt doorheen moet en geeft gas… We krijgen een paar ontzettende klappen en er komt behoorlijk wat water binnen. Net als we denken dat we het ergste gehad hebben, klappen we frontaal op een enorme golf. We komen ongeveer een halve meter los van de banken, er komt enorm veel water binnen en het meisje dat voor Karin zit vliegt omhoog en landt naast de bank. Louis schrikt er zelfs van. De schade valt gelukkig – op wat bleke snoetjes, kletsnatte voeten voor Martijn en een enorm blauwe kont voor Karin – mee, maar we zijn blij dat we nu wel echt het ergste gehad hebben. De fotospullen zijn keurig droog gebleven (die hadden we bijna nog eerder van de vloer dan wij gelanceerd werden) en we besluiten ons nu te concentreren op de walvissen.
Geen seconde te vroeg: we kijken opzij en op een meter of 25 naast de boot komt een rug boven. Het blijkt een Minke Whale, een ‘kleine’ walvissoort van ongeveer 8 meter. Iedereen is de kou en nattigheid vergeten en praat opgewonden door elkaar: wat dichtbij en wat gaaf! Het blijkt pas het begin van een geweldige tocht: wat later zien we Harbour Porpoise (een soort bruinvissen) en nog een paar Minke Whales. Daarna geeft Louis gas en na 5 minuten liggen we naast een paar andere zodiacs te wachten… op een bultrug zo blijkt! Het magnifieke beest komt opnieuw niet heel ver van de boot boven en we proberen wat plaatjes te maken. Het fotograferen valt niet mee: we krijgen regelmatig een klein beetje water binnen en de boot schommelt behoorlijk. Toch lijkt een aantal plaatjes goed te lukken en voor de rest genieten we gewoon maar van alles dat we zien. De bultrug duikt een paar keer en komt iedere keer na een paar minuten weer boven. Dan is hij echt verdwenen lijkt het.

Louis legt uit dat hij gisteren op dezelfde plaats toen dat gebeurde een springende walvis voor de boot had op een meter of 40. We wachten even: dat zou toch wel te gek zijn. Er gebeurt niets en Louis begint gas te geven: hij heeft een Fin Whale gezien! We stoppen gauw het fototoestel weg (spatwater) kijken omhoog en vlak naast de boot (dus recht voor ons neus, want we zitten in het midden, met ons gezicht naar buiten) springt de walvis uit het water, op nog geen 10 meter, parallel aan de boot… We zien elk detail: de vinnen, het water dat van de walvis afstroomt, de witte onderkant en de zon die onder het beest doorkomt. Hij springt tot halverwege zijn staart uit het water en de paar seconden die het duurt lijken een eeuwigheid te duren. De walvis is groter dan de zodiac en we voelen ons even heel klein. Hij is zo dichtbij dat we het spatwater voelen (hoewel minder dan waar we in een flits bang voor zijn) als hij neerkomt. Karin schreeuwt het uit van een mengeling van enthousiasme, bewondering en doodsangst: wat een kick, wat een enorm gave ervaring, wat geweldig… en wat eng! Zelfs Louis ziet wat bleek (‘that was a little too close for comfort’) al legt hij ook uit dat de walvissen altijd exact weten waar de boot is en er nooit bovenop zullen springen. Hij wordt via de portofoon gefeliciteerd en geplaagd door de andere zodiac-kapiteins. We zitten zo na te trillen dat de foto’s van de staart van dezelfde duikende bultrug daarna grandioos mislukken. Maar we zijn pas halverwege! Louis zoekt opnieuw naar de Fin Whale en als we die gevonden hebben blijkt er een hele troep (school? kudde?) te zijn. We worden al gauw omringd door deze enorme walvissen. De Fin Whale is de op 1 na grootste walvis ter wereld en met een gemiddelde lengte van 20-22 meter zijn de exemplaren van de St. Lawrence River zeker geen kleintjes! We kijken onze ogen uit en concentreren ons net op een exemplaar wat verder weg als er vlak voor ons 1 opduikt. Hij is zo dichtbij dat we natgesproeid worden door zijn ademhaling. Louis vertelt ons dat als dat gebeurt, de walviswaarders vroeger zeiden dat je onsterfelijkheid had verworven. In ieder geval ben je een bevoorrecht mens… en daar is absoluut geen speld tussen te krijgen. We genieten zeker een half uur naast deze geweldige kolossen en dan is het tijd om terug te gaan. Onderweg zien we ook nog grijze zeehonden en opnieuw Minke Whales.

De terugweg is een stuk soepeler dan de heenweg: we surfen nu op de golven en zijn in notime terug in de haven. Martijn voelt zijn kletsnatte voeten nauwelijks meer (het water in de St. Lawrence is tussen de 2 en 4 graden) en we hebben allebei ondanks de regenbroek een natte kont, maar wat een supertrip. We lopen om de bloedcirculatie weer op gang te brengen vanaf de kade naar de landpunt waar vandaan we volgens Denis de zonsondergang zouden moeten kunnen zien. Dat blijkt inderdaad keurig te kloppen. Het is inmiddels kwart over 7 en in het kwartiertje dat de zon nodig heeft om te zakken praten we na over de geweldige ervaring en maken we prachtige plaatjes van de zon boven de fjord. Als de zon weg is lopen we naar het B&B waar we Denis en Suzanne enthousiast onze avonturen vertellen. Ze vertellen dat ze de dame te logeren hadden die gisteren op de zodiactrip van Louis zat waar de walvis ook uit het water sprong. Het is blijkbaar een gelukkige combinatie: hier slapen en die zodiac! We trekken droge kleren aan en vertrekken naar het dorpje. Op aanraden van Denis landen we bij Bohème waar we inderdaad heerlijk eten en lekker napraten over onze avonturen. Wat een dag… en morgen gaan we weer het water op!

30-08 meer walvissen in Tadoussac

30-08 meer walvissen in Tadoussac

Na alle avonturen van gisteren is het niet verwonderlijk dat we als een blok hebben geslapen. Heel relaxt zitten we dan ook om half 8 aan het ontbijt. Denis en Suzanne vertellen aan iedereen die het weten wil dat we een springende walvis hebben gezien en al snel zijn we in gesprek met een stel uit Montreal dat die ochtend per zodiac weg gaat. We wisselen verhalen uit en ze geven ons nog wat suggesties voor de rest van ons verblijf in Canada. Ondertussen genieten we van het ontbijt van Denis: een soort bagel met een gebakken ei, maar ook nog veel meer toebehoren, en vers fruit, een sapje en naar wens koffie of thee. Het smaakt heerlijk en geeft ons een beetje warmte mee. Het weer valt namelijk voor het eerst behoorlijk tegen. Het is bewolkt, mistig en behoorlijk fris. We nemen ook nu wat extra laagjes mee en wandelen daarna na het ontbijt rustig naar de kade.

Daar ligt de Grande Fleuve, een joekel van een boot, al op ons te wachten. We gaan aan boord en stipt kwart voor 10 vertrekt de boot. Om te beginnen varen we naar Baie St.-Catharine. Onderweg zien we de eerste ‘buit’: een aantal Beluga’s (witte walvissen) buitelt langs de boot. We zijn er helemaal niet op bedacht (geen foto’s dus), maar wat een tractatie. Biologe Chantal, die ons deze trip van commentaar voorziet, zegt dat we er straks vast meer gaan zien. In Baie St-Catharine pikken we de rest van de passagiers (waaronder helaas wat busladingen) op. Inmiddels is het niet alleen mistig en bewolkt, maar regent het ook nog. We zien er ondanks de belofte van de Beluga’s weinig van terecht komen, van deze trip, maar Chantal zegt dat het goed komt.
En dat doet het! We zien twee soorten zeehonden (Gray en Harbour Seals), heel veel Minke Whales en van dichtbij opnieuw de Fin Whales. Het exemplaar dat heel dichtbij komt blijkt beroemd. Veel van de wetenschappers geven de herkenbare walvissen namen en komen ze vaak al jaren tegen. Wij maken kennis met ‘Kapitein Haak’, die we meerdere keren vlak naast de boot zien en waarvan we goeie plaatjes kunnen maken. Op de terugweg zien we in de Fjord opnieuw een Beluga, maar deze duikt voor we ‘m kunnen fotograferen. We zijn niettemin erg tevreden: wat een mazzel! We wisten dat het hier goed walviskijken was en dat we er precies op het juiste moment zijn, maar we hadden nooit verwacht dat we zoveel verschillende soorten van zo dichtbij zouden zien.

Begin van de middag staan we opnieuw op de kade. We besluiten eerst te gaan opwarmen en lunchen bij Bohème. Daar nemen we de tijd voor en alsof de duvel er mee speelt hebben we op het terras voor het eerst vandaag zon! Opgewarmd en tevreden gaan we daarna terug naar de B&B. Opnieuw vertellen we onze verhalen aan Denis en Suzanne, die zeggen dat we wel enorm boffen: dit seizoen heeft nog niemand zoveel soorten gezien. We brengen onze spullen weg en besluiten eerst uit te puzzelen hoe we overmorgen aan de overkant van de rivier komen. Met wat hulp van Denis (die ons zijn telefoon uitleent) reserveren we een plaatsje op de vroege ferry van Forestville naar Rimouski. Die doet er maar 55 minuten over, wat ons veel tijd en ‘gedoe’ scheelt.

We sluiten daarna de dag af met een bezoek aan de Dunes (duinen) van Tadoussac. Deze duinen zijn niet door de wind bij elkaar geblazen, maar zijn eigenlijk overblijfselen van de ijstijd. Het zijn door het water en ijs afgesleten zandterrassen. Een bijzonder gezicht. We rijden een beetje rond en genieten van een uitzichtspuntje. Daarna brengen we de auto terug en eten bij een pizzatentje vlak bij. Ze serveren een prima pizza, maar het is verder een wat vreemde tent, dus we blijven er niet lang. Uitgeteld liggen we om half 10 in ons bed.

31-08 nog meer walvissen bij Tadoussac

31-08 nog meer walvissen bij Tadoussac

Vandaag krijgen we van Denis een omelet met toast en fruit die hij heeft opgemaakt als een Quetzal, een bijzondere vogel uit het oerwoud van Zuid- en Midden Amerika. Het ziet er geweldig uit en het smaakt nog beter. We zitten aan tafel met twee Japanse meisjes die ook walvissen gaan kijken. Ze vinden het nogal eng, dus we proberen ze te overtuigen dat het vooral heel gaaf is. Suzanne gooit wat roet in het eten, door enthousiast over onze springende vriend te vertellen, net als ze wat ontdooid zijn. We hopen voor 1 keertje dat de walvis niet springt bij deze meiden…

Wij gaan vandaag niet varen; in plaats daarvan rijden we een stukje naar het noorden, naar Bergeronnes. In dit minuscule plaatsje (660 inwoners) staat een soort museum over de oorspronkelijke prehistorische bewoners van dit gebied. Hoewel bijna alle uitleg in ingewikkeld Frans is, genieten we toch ruim een uur van de prachtige gebruiksvoorwerpen van de verschillende indianenstammen die hier ruim 8.000 jaar geleden al leefden. Bijlen en pijlpunten, maar ook resten van prachtig bewerkte vazen, bekers en borden. Er schijnen in de buurt ruim 130 sites gevonden te zijn en niet zo lang geleden hebben 2 toeristen bij toeval rotstekeningen gevonden. De autoriteiten houden voor nu de vindplaats geheim tot duidelijk is hoe die beschermd en bewaard kunnen blijven. We worden er wel nieuwsgierig van! Na deze leuke stop, rijden we door naar Cap de Bon Desir.
Dit stukje park (we moeten een paar dollar betalen om het terrein op te kunnen, zoals in veel provinciale en nationale parken) is vooral beroemd om de prachtige kustlijn. Het zou bovendien dé plek zijn om walvissen vanaf de kant te kijken. We bekijken het informatiecentrum en lopen dan door naar de rotsen. Daar zitten al heel wat mensen te kijken, dus op goed geluk gaan we ergens tussen zitten. Voor de kust zwermen heel veel kanoers, die duidelijk ook wachten op de walvissen.

We zitten nog maar net 5 minuten als we een luide snuif horen en op 15 meter vanaf de kust glijdt in al zijn elegantie een bultrug voorbij… We zitten iets hoger en kunnen alles perfect zien. De walvis zwemt rustig schuin van de kust weg, dwars tussen de kanoërs door. Uiteindelijk duikt hij op een meter of 100 vanaf de kust, op nog geen 3 meter van 2 kanoërs, die het beste uitzicht op een walvisstaart ooit hebben. Ook ons uitzicht is niet slecht: met de kanoërs in beeld is pas goed te zien hoe groot zo’n staart eigenlijk is… laat staan het hele beest! Na deze bijzondere start zitten we uiteindelijk ruim 3 uur op de rotsen. We worden getrakteerd op Minke Whales, zeehonden en een dolfijnensoort die we niet zo snel herkennen. We halen ondertussen wat drinken en stellen de lunch gewoon uit. Wat is dit genieten! Het weer is vandaag weer perfect (half bewolkt, zonnig en warm) en we genieten met volle teugen. Uiteindelijk lunchen we laat, rond 2 uur, in Les Ecoumins. Vervolgens rijden we terug naar Tadoussac, waar we de rest van de middag gebruiken om de site bij te werken!

1-09 naar Forillon

1-09 naar Forillon

De wekker gaat vroeg want we hebben een lange reisdag voor de boeg en de ferry wacht niet! Omdat we de spullen gisteren al in hebben gepakt, zijn we na het douchen en aankleden snel klaar. We gooien alle zooi in de auto en nemen afscheid van Denis en Suzanne. Omdat we te vroeg weg gaan voor de eerste ontbijtmogelijkheid hebben ze heel attent voor ons een ontbijtje klaar gemaakt. We nemen met gemengde gevoelens afscheid: het is leuk om nieuwe dingen te gaan zien, maar we hebben het hier erg naar ons zin gehad! Denis wijst ons bij het weggaan op de Beluga`s die vanuit de woonkamer te zien zijn en we zien net als de vorige twee ochtenden een kolibri voorbij komen. Wat een plaats en wat jammer dat we verder `moeten`.

Na een laatste plaatje van de twee witte stippen achter de voorbijvarende boot (dag Beluga`s) rijden we in 1 ruk naar de ferry. De route ernaar toe is zeker geen straf. Voorbij Les Escoumins wordt het landschap steeds ruiger: minder en lagere bomen en veel meer naaldbomen. We passeren wat watervalletjes en minidorpjes en na een kleine zoektocht (we denken soms op veel te grote schaal: de ferries zjin hier ook niet zo groot!) staan we als 6e auto bij de ferry. Keurig op tijd worden we aan boord van deze snelle catemaran geloodst en vertrekken we voor de 55 minuten durende tocht naar Rimouski. De tocht gaat snel: het is opnieuw prachtig weer en we staan goed ingesmeerd aan dek te kijken of we toevallig nog een walvis zien. Zonder walvis, maar netjes op tijd, rijden we een klein uurtje later van de boot af. Aangezien we aan boord koffie hebben gedronken en het nog geen lunchtijd is (het is pas 11 uur) rijden we lekker door, via de 132 naar het oosten.

De route is geweldig mooi. De weg loopt vlak langs het water, door almaar ruiger wordend landschap. Op sommige plaatsen is de weg maar 5 meter van de zee af! Het is zoals gezegd stralend weer en deze weg wordt wat ons betreft niet voor niets tot de 10 mooiste wegen van Canada gerekend. We passeren opnieuw allerlei minidorpjes en uiteindelijk lunchen we, in een schattig café aan het water, met uitzicht op een aantal zeehonden die relaxed in het water liggen te draaien. Daarna rijden we weer verder tot we uiteindelijk afslaan de 198 op, het binnenland in. Volgens Sopsop is de route iets korter en wie weet zien we nog een beest.

De route is net zo mooi als die langs het water, midden door de bossen met hier en daar zicht op een meertje. Beesten zien we niet (we hebben meer geluk met water- dan met landbeesten) maar het is al met al niet verkeerd. Eind van de middag zijn we er alleen wel klaar mee. Het is echt een enorm eind rijden, dus we zijn blij als we bij Gaspé zijn. Vandaar is het nog ongeveer 20 minuten naar het hostel, dat aan de rand van Forillon NP ligt.

Het ligt er inderdaad prachtig bij en we worden – als we rond 5 uur aankomen – erg vriendelijk welkom geheten. Het hostel is schoon en opgeruimd en de mensen zijn enorm aardig en enthousiast. De douches zien er keurig uit en onze kamer is prima: er is een bed, twee houten stoelen, een groot licht, een klein licht en er zijn gordijnen: wat wil een mens nog meer!

We eten wat in het restaurantje dat bij het hostel hoort en dan zijn we wel klaar. We vallen `s avonds als een blok in slaap, in het heerlijk stille gebouw.

2-09 uitzicht en bevers

2-09 uitzicht en bevers

Uitgeslapen zitten we om half 9 buiten in de zon aan een glaasje water… Het winkeltje een stukje verderop gaat om 9 uur open, dus tot die tijd vermaken we ons met zeehondenspotten. Het jammere is dat als je er een paar gezien hebt elke golf op een zeehond begint te lijken, dus het is een kunst om geen `valse` melding te doen. Om iets over 9 staan we bij het winkeltje waar we ontbijt scoren. Dat nemen we mee waarna we in één keer naar de noordelijke ingang van het park rijden.

We betalen de toegang (sinds vandaag laag-seizoen prijzen, dus dat scheelt per persoon een paar dollar) en rijden naar Cap Bon-Ami, waar we vanaf de picknickplaats een schitterend uitzicht op de kust en het park hebben. In alle rust eten we in het zonnetje ons ontbijtje op. Daarna rijden we terug naar vlak voor de ingang, waar we het visitors center bekijken. We hebben (al tijdens onze vorige Canada trip) geleerd dat er echt altijd veel te leren en te zien valt en dat de mensen er bovendien erg aardig en behulpzaam zijn. Ook deze keer klopt dat idee: het center heeft zelfs een aantal aquariumbakken en bovendien veel informatie over de vissers die hier tot de jaren 70 de zee bijna leeg visten. Tegenwoordig zijn er strenge regels en beginnen de meeste soorten weer op te krabbelen.

Binnen 10 minuten zijn we ook aan de praat met een erg aardige meid die net als wij in 2003 aan de westkant van Canada was: zij voor haar proefschrift-onderzoek. We staan zeker een half uur te kletsen en als we daarna zijn uitgekeken krijgen we nog een boekje van haar met allerlei tips en bezienswaardigheden in de regio. Buiten lopen we daarna de boardwalk, met veel informatieborden en mooie uitzichtjes. Daarna is het tijd voor wat meer wandelen. We rijden naar de zuidkant van het park, waar we als eerste een fort bekijken. Fort Ramsay  werd in de 2e Wereldoorlog gebouwd en bestaat vooral uit een soort enorme loopgraaf met twee joekels van schietapparaten. Met die dingen en een soort enorm net om onderzeeërs te vangen schermden ze effectief de baai van Gaspé af, ter bescherming en zodat Canada van daaruit haar troepen kon laten oversteken. Tegenwoordig is vooral het uitzicht op de baai en een in de zon badende zeehond erg leuk. Na dit stukje geschiedenis brengen we nog een bezoekje aan Pernouille, het zuidelijke strand van het park, dat op een soort schiereiland ligt. Het blijkt een forse wandeling, maar het is erg leuk: langs het water verzamelen we restjes krab en genieten we van de zon, het water en de vogels. 

Daarna is het wel klaar met de activiteiten van vandaag. We pakken de auto en rijden naar Gaspé waar we de plaatselijke supermarkt `overvallen` en inkopen doen voor vanavond en morgenochtend. Kaasjes, hammies, een stokbroodje, sap, wijn, chippies en een salade… Het doet ons er aan denken dat we nog niet geluncht hebben. Na de boodschappen zitten we dus om half 4 aan een wat late lunch en een rustige kop koffie. Terug in het hostel brengen we de rest van de middag door met wassen en in de zon genieten van chipjes en een boek. Met uitzicht op het water, in de zon. Heel naar.

Om 18 uur staan we klaar bij de receptie van het hostel waar we worden opgehaald door Gilles, de eigenaar. Hij organiseert dagelijks, als er belangstelling is, tripjes, naar bevers, zeehonden en soms beren. Gratis, gewoon omdat hij dat leuk vindt. Vanavond zijn de bevers aan de beurt. Samen met een vrouw en twee jongens stappen we bij Gilles in de auto, die ons in een minuutje of 10 naar een beverburcht rijdt. Langs de weg, dus Gilles maant ons voorzichtig te zijn, maar als we uitgestapt zijn horen we ze al. Ze zijn – waarschijnlijk doordat ze gewend zjin aan de auto`s – helemaal niet schuw en we hebben een perfect zicht op het echtpaar met tiener-bever. We kunnen ze aan alle kanten fotograferen en Gilles vertelt – afwisselend in Frans en Engels – honderduit over deze erg hardwerkende beesten.

Na ongeveer een kwartier neemt Gilles ons mee naar een andere parkeerplaats. We mogen nu niet praten. Hij gaat ons meenemen naar een inmiddels verlaten beverburcht, maar hoopt dat hij ons – behalve een mooi uitzicht – ook elanden kan laten zien. We lopen ongeveer 5 minuten over een minipaadje door het bos en zijn zo stil mogelijk. Helaas hebben we pech: bij het meer geen elanden en ook geen beren (Gilles vertelt ons als we er zijn achteloos dat hij er een paar dagen geleden nog één zag op die plaats). De plaats is wel erg mooi. Het water is een spiegel en de kaalgevreten en dode bomen spiegelen er prachtig in. Gilles laat ons zien hoe de bevers te werk gaan en we raken erg onder de indruk van de kracht van deze beesten. Na opnieuw een kwartier lopen we terug naar de auto. Gilles rijdt langzaam terug naar het hostel, maar ook onderweg zien we geen Moose. Toch vinden we het een erg geslaagde trip en we bedanken een wat verbaasd kijkende Gilles. Voor hem is het normaal: maar voor ons is dit toch wel heel bijzonder!

In het hostel eten we en genieten we van een glaasje wijn spelen we een paar potjes Yathzee. Na nog wat lezen vallen we relaxed in slaap. Morgen Jan van Genten!

3-09 Perce en Jan van Genten

3-09 Perce en Jan van Genten

Vandaag beginnen we lui. We kunnen maar moeilijk uit bed komen,
ondanks de vele uren slaap, en douchen daarna uitgebreid (haar wassen,
scheren etc.). Vervolgens moeten we rustig ontbijten en al met als is
het half 10 voor we klaar voor vertrek zijn. Maar: niet voor we toch
nog een walvistripje hebben geregeld! We waren het eigenlijk niet meer
van plan, maar we hebben gisteren meerdere verhalen gehoord van mensen
die erg veel soorten hebben gezien. De kriebels zijn daarmee in volle
hevigheid teruggekomen. Het is bovendien niet duur en wanneer zijn we
nu in de gelegenheid om zoveel van deze prachtige beesten te bekijken!
Afijn: rechtvaardigingen genoeg, dus morgen staat er om half 10 – voor
we echt vertrekken uit dit gebied – een extra zodiactrip op het
programma.

Nu rijden we in een uurtje naar Percé, het bekendste plaatsje van
Gaspé. Percé heeft twee bijzondere bezienswaardigheden die we vanaf de
weg al zien liggen. De eerste is de Roche Percé en dat blijkt tot onze
verbazing één van de bekendste toeristische attracties van heel Canada!
Deze rots is inderdaad groot en het gat erin is bijzonder (het tweede
gat is verdwenen toen de rots erboven in 1815 instortte), maar zo enorm
bijzonder is het wat ons betreft ook weer niet. De tweede attractie is
wat ons betreft veel unieker: een Jan van Genten kolonie op Ile
Bonaventure, het tweede eiland dat we kunnen zien liggen.

Daar moeten we dringend heen, dus in het dorp kopen we meteen een
kaartje voor één van de bootjes die er heen vaart. Daarna rennen we nog
even de supermarkt binnen waar we een lunch inslaan. Als we op de kade
aankomen zouden we nog een kwartier de tijd moeten hebben, maar we
worden bijna in onze kladden een boot opgetrokken. Hij vaart ook direct
weg, dus blijkbaar vergiste de verkoper zich in de tijd. Afijn, we zijn
aan boord en weten een plekje aan de reling te vinden. Als eerste varen
we langs de rots-met-gat. Ook van dichtbij vinden we het ding best
aardig en zeker indrukwekkend, maar we snappen het ooh en aah geroep
toch iets minder. Daarna varen we naar het tweede eiland en hier zijn
wij al gauw ooh en aah aan het roepen.

Vlak bij het eiland
zien we de eerste grijze zeehonden al op de rotsen liggen zonnen. We
hebben er inmiddels al heel wat gezien, maar we blijven het geweldig
leuke beesten vinden. En bij Ile Bonaventure barst het ervan. Ze
zwemmen, we zonnen, ze liggen te niksen: kortom, ze gedragen zich
keurig op z’n zeehonds. De vrouwtjes kunnen tot 300 kilo wegen en de
mannetjes wel tot 400 kilo dus het zijn behoorlijke joekels. Ze zijn
ook niet allemaal grijs: we zien ook gevlekte en verder alle kleuren
van heel donkergrijs tot heel lichtgrijs.

Na de eerste zeehonden
wordt onze aandacht al snel getrokken door de sterren van dit eiland:
de Jan van Genten. En het zijn er nogal wat… In elke rotsspleet, op
elke rots, in de lucht, op het water: overal ziet het wit van de
vogels… en van hun poep! Dat kunnen we ruiken ook: het is een
behoorlijk doordringende lucht die deze ongeveer 130.000 Jan van Genten
produceren! De veertjes vliegen door de lucht en creëren een wit
laagje op het water en de herrie is oorverdovend. We fotograferen ons
suf en veel te snel naar ons zin zijn we deze enorme kolonie alweer
voorbij. Gelukkig kunnen we, als we het eiland rond gevaren zijn, van
de boot af en het eiland op.

We worden welkom geheten in dit
nationale park door een dame die speciaal voor de Engelstalige gasten
een praatje apart voor ons houdt (ons Frans gaat inmiddels heel
redelijk, maar dit is wel wat veel informatie). Daarna kopen we voor een
paar dollar een kaartje en mogen we verder lopen. We maken een plasstop
en beginnen met de lunch, die we heerlijk in het zonnetje (het is nog
steeds en alweer schitterend weer), met uitzicht op de Roche Perce,
opeten. Daarna is het wandeltijd. We kiezen het kortste pad van de drie
en dat blijkt, na een eerste forse klim, een goede optie. In 45 minuten
lopen we naar de andere kant van het eiland. Bezweet en wel komen we
aan de rand van het bos aan. En we weten ineens waarom we zoveel herrie
hoorden de afgelopen minuten… Het zicht in ongelooflijk: we zien
zover het oog (en de rots) rijkt, Jan van Genten. Van alle leeftijden
en zo dichtbij dat we ze – zonder overdrijven – bijna aan kunnen raken.
Het lawaai is overweldigend en we danken de weergoden dat de wind de
goede kant op staat, zodat de stank meevalt.

We vallen volledig
stil en pakken er eerst een flesje drinken bij om even bij te komen.
Daarna is vooral Martijn niet meer te houden. De twee uur erna fotograferen we ons suf: jonge en oude vogels, opstijgende, vliegende
en landende vogels en baltsende en vrijende vogels. We kijken onze ogen
uit naar deze prachtige vogels, waarvan de meeste een lichte gele kop
hebben en heel helderblauwe, doordringende ogen. We kunnen vanuit
verschillende uitkijkhokjes tot op een halve meter afstand van de
vogels komen en hoewel ze ons duidelijk wel zien en in de gaten houden,
trekken ze zich ook nauwelijks iets van ons aan. Het is geweldig en we
genieten – mede door het prachtige weer en ondanks de enorme
hoeveelheid vliegjes – van dit mooie en bijzondere fenomeen.

Na
twee uur is het tijd om terug te gaan. We willen de boot van 4 uur
terug hebben en moeten nog 45 minuten terug lopen. Terug bij de boot
bekijken we nog het tot museum omgetoverde huis van een rijke visser uit
de 19e eeuw. Daarna halen we een frisje en praten we op de steiger in
afwachting van de boot een beetje na. Martijn spot nog een valkje en een
aantal aalscholvers en verder barst het van de meeuwen. Om 5 over 4
komt de boot aan en varen we terug naar Perce. Daar kopen we wat
kaarten, die we schrijven onder het genot van een kopje echte sterke
koffie. We winkelen nog even (Martijn trakteert zichzelf en Karin op
een mooie ‘soft shell’, een soort kruising tussen een windstopper en
een fleece) en we controleren of we ontvangst hebben. Dat valt ook hier
tegen: sinds we op het schiereiland Gaspesie zijn hebben we al geen
ontvangst meer en dat is zelfs in dit toch behoorlijk toeristische
plaatsje niet beter! Het zal nog wel duren tot in Quebec voor we weer
berichtjes kunnen ontvangen of versturen.

Uiteindelijk is het
tijd voor een hapje. We hebben ons oog laten vallen op Maison du
Pecheur waar ze naar verluidt (de naam zegt het al) heerlijk
visgerechten serveren. We voelen ons aanvankelijk wat underdressed,
maar dat blijkt – ondanks het chique karakter van het restaurant –
nergens voor nodig. De helft van de gasten draagt net als wij vrije
tijdskleding en de bediening is duidelijk niet anders gewend. Het
restaurant heeft de afgelopen jaren een aantal prijzen gewonnen en uit
de maaltijd blijkt waarom. We eten de lekkerste vismaaltijd in jaren!
Martijn eet gerookte zalm (twee soorten) en daarna gebakken schol en
Karin begint met verse zalmtartaar en eet daarna kreeft. Die is zo vers
dat als ze bestelt de serveerster zegt dat hij net 5 minuten geleden is
binnengebracht! Het is geweldig lekker: we vallen tijdens de maaltijd
helemaal stil en laten elkaar hapjes proeven om maar vooral te delen
hoe lekker het is. Het eten is bovendien bijzonder goed te betalen.
Niet dat het heel goedkoop is, maar laten we zeggen dat goede kreeft in
Nederland minstens 2 x zo duur is!

Na deze heerlijkheden nemen we nog een kopje koffie en delen we een gebakje en daarna kunnen we geen pap meer zeggen.
We rijden in het stikkedonker (en dan bedoelen we hier ook
stikkedonker) terug naar het hostel waar we – met een wijntje erbij –
de plaatselijke Internetcomputer gebruiken om de site een beetje bij te
werken. Daarna is het hoog tijd voor een tukje. Morgen uitchecken en opnieuw walvissen… hopen we!

4-09 naar Matane

4-09 naar Matane

We worden voor het eerst in dagen weer eens wakker van de wekker, om half 8. Dat komt ervan als je het laat maakt. We rollen uit bed en binnen een half uur zijn we allebei gedoucht, is alle zooi opgeruimd, het beddengoed afgehaald en zitten we aan het gisteravond nog even bij de supermarkt opgepikte ontbijtje van sandwich, yoghurt en sap. We zijn blij verrast dat het mooi weer is: de voorspellingen voor vandaag waren niet best maar het is strakblauw en heerlijk warm en zonnig.

Om kwart voor 9 vertrekken we naar het park. We blijven keurig bij de gate wachten tot de parkwachter er is, maar als die aankomt is hij zo onder de indruk van deze braafheid dat hij ons met een grijns doorwuift. Geen toegangsgeld dus en dat is best fijn. We rijden naar Grande Grave, de plaats waar we de kaartjes ophalen en met een man of 10 in een enorme zodiac (met plaats voor zo’n 25 man) stappen. We zien ook twee jongens en een meisje uit het hostel die op hun vrije dag duidelijk ook in zijn voor walvissen. We krijgen behalve een kaartje ook een knalgele lange regenjas en we beginnen met een uitgebreide Engels / Franse uitleg over walvissen, hun eetgewoonten en de opmerking dat het de laatste dagen zeldzaam mooi walvissen kijken is! Stipt half 10 vertrekken we en al snel merken we dat we de jassen prima kunnen laten liggen. Onze eigen truien en ‘soft shells’ zijn genoeg en de baai en later de zee hebben meer weg van een groot meer, zo rustig is het.
Als we een kwartiertje weg zijn draaien we op de plaats een rondje. We horen dat er vanochtend op deze plaats een blauwe vinvis is gezien, maar helaas hebben wij minder geluk. Door gaan we dus en nog geen 5 minuten daarna zien we een dolfijnensoort (white sided dolphin) en opnieuw harbour purpoise (de soort die op een bruinvis lijkt). Fotograferen lukt niet echt bij deze spring-in-t-veld beesten, maar we genieten er wel van. Ze zijn duidelijk aan het jagen en racen door het water.

Dan klinkt er een kreet van een van de mensen aan boord: we zien een ‘pluim’! We racen erheen en al snel ziet iedereen het. Voor we dichtbij zijn vertelt de schipper al dat het bultruggen zijn en hij heeft het nog niet gezegd of we zien een van de walvissen uit het water springen. Volledig! Het is erg ver weg, maar iedereen kan het goed zien. Daarna zien we een walvis ‘lobtailen’ (met zijn staart op het water slaan) en vervolgens duiken ze allemaal weg. Als we dichtbij komen zijn ze wat gekalmeerd, maar het is een prachtig gezicht. Twee volwassenen, die de wetenschapper aan boord aan de hand van de staart (en onze foto’s!) identificeert als Splish en Fisure, en een jong van een maand of 8! We fotograferen ons suf, vooral als er weer een prachtige staart in beeld komt. We krijgen een aantal prachtige kansen en we hopen dan ook dat deze plaatjes geweldig zijn. Na een paar duiken verlaten we de bultruggen en verkassen we naar de Minke whales en Fin whales die wat verder gespot zijn. Ook bij deze prachtige en werkelijke enorme beesten blijven we een tijdje liggen. Als we verder gaan zien we opnieuw de bultruggen. We komen dichterbij en de schipper gooit zijn motor uit. De walvissen blijven daarom ontzettend rustig en zonder problemen komen we tot een paar meter afstand. Ze blijven wel een kwartier aan de oppervlakte zonder te duiken. Het jong draait rondjes om z’n eigen as, ze blazen met een gesnuif het water van hun luchtgaten en we zien een meeuw zelfs 5 minuten bovenop een van de walvissen staan! Het is doodstil aan boord: iedereen geniet met volle teugen. Uiteindelijk duiken ze, met een laatste zwaai van hun staart, de diepte in.

Als we denken dat het niet mooier meer kan, zien we vlakbij nog een moeder met jong! We maken een aantal foto’s en als ze wegduiken komt de wetenschapper Karin vragen of ze de foto op wil sturen. Hij kan de walvis zo gauw niet identificeren en dat is voor het onderzoek wel belangrijk. Hij belooft haar de naam van de walvis te sturen, als dank.
Na al dit moois (5 soorten walvissen, op 1 trip!) varen we terug naar de haven. Daar wisselen we e-mailadressen uit met de wetenschapper en daarna geven we de lui van het hostel een lift terug. Ook zij willen graag een foto: het meisje heeft geen werkende batterij in haar camera en baalde de hele trip dat ze geen camera had en de beide heren zijn hun camera vergeten! We voelen ons echten experts dat de foto’s zo in trek zijn en we hopen maar dat het ergens over gaat!

Nadat we de heren en dame hebben gedropt vertrekken we echt van deze bijzondere landpunt. Opnieuw met pijn in ons hart: wat is hier veel te zien en ontdekken! We rijden deze keer over de volledige route 132, langs de kust, terug. Het landschap is adembenemend. Hoewel het weer steeds minder wordt, genieten we – met wat stops – een paar uur lang van de kliffen, steile wegen, minidorpjes, kerkjes en begraafplaatsjes op landpunten en vuurtorens.
Uiteindelijk komen we rond 18 uur aan in Matane, een klein vissersplaatsje aan de 132. Met behulp van de LP vinden we La Seigneurie. Dat blijkt een geweldige keuze! Dit B&B zit in een statig landhuis en heeft echt superkamers, volledig met hemelbedden en badkamers. We mogen alle kamers zien en kiezen uiteindelijk een lichte, vrolijke kamer. We hoeven pas morgen na het ontbijt te betalen en als we de de tassen uit de auto hebben gehaald, racet Karin door wat kamers heen om snel alles te fotograferen voor er andere gasten komen.

Daarna lopen we een (uitgebreid) rondje door het – niet zo heel sprankelende – dorp, om uiteindelijk met de auto naar de andere LP-tip te gaan, Le Rafiot. We eten heerlijk in deze relaxte bistro en plannen het vervolg van ons trip. We gaan het andere natuurpark (Alonquin) laten vallen en kiezen voor meer wijngebied in de buurt van Niagara. Maar eerst gaan we morgen naar Quebec!

5-09 naar Quebec

5-09 naar Quebec

Na een prima nacht in een fantastisch bed, gaan we naar beneden…sorry, de Salon a Manger in voor een klein ontbijt. Het kleine ontbijt is: 2 zeer luchtige pannenkoeken, een eigen gebakken muffin, een eigen gemaakte croissant en een stukje bosbessentaart, verse vruchten en twee soorten confiture. Na van de schrik bekomen te zijn, vallen we toch maar aan. Het is een van de betere ontbijten die we in lange tijd gehad hebben. Volledig vol pakken we dan toch maar de spullen om op weg te gaan naar Quebec. Om iets voor negenen zitten we in de auto.

We beginnen met een keurig zonnetje en het is niet zo koud (al begin je wel te merken dat het langzaam herfst begint te worden, de wind is al een stuk kouder), maar na 100 km langs de St. Lawrence River gereden te hebben, begint het grijs te worden en valt er een verdwaalde spat regen. We komen ook steeds verder weg van de rivier. Het voelt een beetje als een afscheid: we zijn allebei een beetje verliefd geworden op de rivier en het land er om heen.
Behalve wat korte koffie- en benen-strek-stops onderweg is de route niet heel spannend. Het grootste deel zitten we op de Hway 20 en snelwegen zijn hier weliswaar efficiënt, maar ook een beetje saai. Rond half 3 rijden we de buitenwijken van Quebec binnen. De stad oogt aanvankelijk vooral wat industrieel, maar al snel wordt het groener. Na ongeveer 7 kilometer zien we de muren van de oude stad en met enig zoekwerk (SopSop is hier en daar de weg een beetje kwijt de laatste dagen) staan we de in de straat waar een hotel ligt waar we eventueel wel willen slapen. Helaas: er is maar voor 1 nacht een kamer en we willen er 2 blijven. Het volgende hotel (een paar honderd meter verder) is helemaal vol, maar in het 3e hebben we geluk. We krijgen een wat verouderde, maar keurig schone kamer waar we al onze zooi parkeren.

Daarna zetten we de auto weg in de parkeergarage bij het stadhuis. De automaat begint meteen Engels tegen ons te praten als onze Nederlandse creditcard erin gaat! Aangezien we verder niets hoeven te regelen lopen we meteen de stad in, voor een eerste ontdekkingsrondje. Bij Karin slaan meteen de winkelkriebels toe, zodat Martijn heel wat kleine winkeltjes ingesleept wordt. Uiteindelijk brengen we zo 2 uurtjes door met winkelen en de kathedraal bekijken. Daarna hebben we dringend behoefte aan een borrel en we vinden zomaar een terrasje in de zon. Het wijntje en biertje gaan er prima in… en komen nogal aan. We besluiten maar meteen wat te eten op het terras. De burger met frietjes is simpel, maar smaakt goed. Na nog een drankje begint het fris te worden en stappen we op.

Nadat we in het hotel en extra trui hebben aangetrokken (herfst, zoals we al zeiden), gaan we op zoek naar een Internetcafé voor mail en de site!

6-09 Quebec

6-09 Quebec

We worden al vroeg wakker. Het ligt weliswaar niet heel rot, maar het is wel een heel klein bed… wat betekent dat we elkaar nogal eens knietjes en elleboogdreunen verkopen. Vanavond gaan we allebei wel in een eigen kingsize bed liggen. Deze enorme kamer heeft er tenslotte twee! Na een nog een paar hazenslaapjes staan we rond 8 uur gedoucht en aangekleed klaar om te gaan ontbijten. Dat betekent in dit hotel dat je je 5-dollarkorting-per-persoon bonnetje meeneemt en vertrekt naar l’Omlette, een restaurantje een straatje of 2 verderop. ‘Het eitje’ zoals we de tent al snel dopen blijkt erg aardige serveersters en prima ontbijtjes te serveren. Met onze kortingsbon blijft de schade ook keurig beperkt tot een paar euro in totaal en rond 9 uur kunnen we de wereld weer aan.

We hebben ambitieuze plannen vandaag: alle leuke bezienswaardigheden van Quebec bekijken (op z’n minst van buiten) en dat tussen de regendruppels door. Het is opnieuw grijs vandaag en regenachtig, maar tegelijk ontzettend warm, benauwd en vochtig. En de stad ligt nogal strategisch… Lees: alles gaat bergop (of -af, het is maar van welke kant je komt) dus we staan op een hoop straathoeken te hijgen als 2 ouwe sokken!
Met een beetje nadenken puzzelen we een handige route in elkaar. Om te beginnen klimmen we de muren op, vlak bij ons hotel. Oud Quebec wordt omringd door 4.6 kilometer muur en je kunt bijna helemaal rond lopen. We beginnen met ongeveer een derde. Je kunt leuk rondkijken en ondanks het vreselijke uitzicht (bijna ontbrekend door de laaghangende bewolking) is het toch erg leuk. We lopen bovendien (in een rustig tempo) bergaf, dus het hijgen valt mee.

Aan het eind, waar de muur ophoudt, steken we de straat over en zijn we precies waar we zijn willen. De Vieux Marche de Port staat op zaterdagochtend vol met kraampjes waar lokale boeren hun waar uitstallen. Alles ziet er perfect uit: veel groente en fruit, vlees en vis, maar ook bloemen, kaas en andere dingen, waaronder een winkeltje met 1001 kruidensoorten. We gaan voor de bijl voor kleine bekertjes verse bosbessen en frambozen en lopen al snackend de kraampjes te bekijken.
Als we buiten komen lopen we vanaf de markt langs het water door de Ephemeral Gardens. Deze tuinen zijn een soort kunstwerken, speciaal ontwikkeld voor het 400-jarig bestaan van Quebec dat dit jaar wordt gevierd. ‘Tuin’ moet je overigens bij een dergelijk kunstwerk wel ruim opvatten: planten zijn geen noodzaak en sommige lappen grond zijn vooral bedekt met vage stukjes plastic of steen. Afijn: kunst is natuurlijk persoonlijk en sommige dingen vinden we wel erg mooi.

Halverwege krijgen we echter haast: het begint nu serieus te druppen. We haasten ons naar een overdekt bankje en dat blijkt net op tijd: de enige serieuze bui van die dag barst los. We pakken het boekje er nog maar even bij en lezen wat achtergrondinfo en na een minuut of 15 is het weer zo goed als droog. We wandelen langs het water en buigen dan af naar het zuiden, zodat we terecht komen in de lage oude stad. We zoeken een overdekt terrasje op, waar we genieten van een bakje koffie en daarna dwalen we door de kleine straatjes van de oude stad.
We snappen we dat al die Amerikanen zo onder de indruk zijn: het lijkt vooral op de smalle, bochtige straatjes die wij Europeanen zo goed kennen. Erg leuk, sfeervol, erg toeristisch en niet heel bijzonder… voor ons. De hordes Canadezen, Amerikanen en andere volken staan op bijna elke straathoek stil om een foto te maken. Wij schieten ook wat plaatjes, maar de fotozin is ver te zoeken vandaag. Het is ook wel erg grijs.

Behalve winkeltjes en heel veel galerietjes met mooie en minder mooie (Inuit en andere) kunst, zien we ook Place Royale, waar Quebec begon (zie artikeltje links op de pagina). We bekijken het kerkje dat er staat en wandelen langs de informatieborden, die hier gelukkig in Frans en Engels aanwezig zijn. We worden eigenlijk heel handig in het Frans (we worden alleen nog in het Engels aangesproken als we er zelf om vragen en kunnen bijna alles af zonder taalwisseling), maar lappen geschiedkundige tekst gaan toch wat ver.
Na die dosis geschiedenis is het tijd voor lunch. We eten een prima broodje in Le Cochon Dingue, met een uithangbord met een bolrond goud varken, efficiënte bediening en goed, redelijk betaalbaar eten. Na de rustige lunchstop nemen we het kabelbaantje terug naar de Hoge Oude Stad. Daar stappen we uit op het plein voor Hotel Frontenac. Volgens de reisgids is dit het meest gefotografeerde hotel ter wereld en het heeft meer weg van een enorm kasteel dan van een hotel. Het heeft meer dan 350 kamers en heeft onderdak geboden aan allerlei beroemdheden, variërend van Charlie Chaplin tot Queen Elizabeth. Vanuit dit hotel werd D-Day gepland. Het verhaal gaat dat de hoge heren de plannen uittekenden op servetjes, die ze op tafel lieten liggen! Een trouwe ober bracht ze achter ze aan.

Voor het hotel zijn de fundamenten te zien van een van de oude verdedigingswerken. Dit kasteel werd echter door een enorme brand verwoest (zoals het grootste deel van Quebec tijdens die brand), dus echt veel is er niet meer te zien. We lopen over de houten promenade richting de Citadelle en met veel gezucht en gesteun weten we weer op de muren te komen. We lopen langs dit grootste kasteel ter wereld (dat overigens nog steeds in uitstekende staat verkeert) en wandelen over de muren tot we (vlakbij waar we de muren opgingen) bij de Plains of Abraham komen. Op deze vlakte werd de strijd tussen de Fransen en Engelsen uitgevochten, die uiteindelijk in het voordeel van de Engelsen werd beslecht.
We wandelen over de lange lanen tot we bij het Parc de Joanne d’Arc komen. Deze Franse verzetsheldin speelt een redelijk grote rol in de  verbeelding van de afscheidingsbeweging in Canada, die Franstalig Quebec het liefst afgescheiden van de rest van Canada ziet. Het is dus nogal beladen, dit parkje. Beladen of niet: het is een mooi aangelegd parkje en zelfs in deze somberheid ziet het er leuk uit.

We steken dwarsuit en komen zo na een aantal ‘blocs’ bij het begin van Rue St. Jean, een heel lange, relaxte winkelstraat die vol winkeltjes, galerietjes, restaurants en pubs zit. We zijn inmiddels uitgedroogd en bekaf, dus eerst tanken we bij met veel water en cola (voor de suiker). Daarna wandelen we via de leuke straat, met een korte stop bij de oudste kruidenier van Noord Amerika, terug naar de oude stad en ons hotel.
We zijn behoorlijk versleten, dus we lezen eerst maar een uurtje om even bij te komen. Daarna laten zoveel mogelijk spullen achter in het hotel en rond half 6 zakken we af naar een pub. Drankje, nootjes erbij en mensen kijken. Na nog een drankje en een uurtje zitten zijn we weer mens. We wandelen wat rond op zoek naar een restaurantje en dat vinden we tenslotte vlak bij ons hotel. Overigens staat naast het restaurantje een boom, met aan de voet (tussen de wortels) een kanonskogel erin! We hadden gelezen dat die boom ergens was, maar we vinden hem volledig per ongeluk. Er grappig en we nemen ons voor voordat we weggaan morgen nog even een foto te maken.

We eten prima en daarna zijn we klaar met de wereld. In het hotel duiken we allebei met een boekje ons eigen enorme bed in. Slapen!

7-09 Saai!

7-09 Saai!

Vandaag is niet de boeiendste dag, weten we als we – nu een stuk beter uitgeslapen – wakker worden. We pakken onze zooi in en ontbijten opnieuw bij ‘het eitje’. Daarna halen we onze auto uit de parkeergarage, maken een snelle foto van de vreemd ingepakte kanonskogel en halen we onze tassen op. Daarna beginnen we aan de lange tocht naar het westen.

Het is saai, grijs en regenachtig weer. De komende dagen zou het weer beter moeten worden, maar vandaag is het niet eens zo heel erg. Als je toch een hele dag in de auto moet zitten… En dat doen we. We rijden via Montreal terug naar snelweg 401 die we al eerder hadden, een eeuwigheid (of iets minder dan 2 weken) geleden. We mikken eerst op Kingston, maar aangezien we daar al geweest zijn en het weer toch prut is, besluiten we eind van de middag nog even verder te rijden.

Daarna hebben we twee keer pech met een overnachtingsmogelijkheid. Een B&B in Brighton, die in de LP staat blijkt op dat adres niet te bestaan en een op allerlei bordjes aangegeven Inn, in Cobourg, is dicht. In datzelfde plaatsje strijken we uiteindelijk rond etenstijd neer in de Comfort Inn, dezelfde keten die we in Shawinigan hadden. We krijgen een geweldige kamer op de begane grond, met een schuifpui en de auto zo voor de deur. We rijden meteen even door naar het plaatsje zelf (de Inn ligt aan de snelweg), waar we bij Buttermilk Cafe lekker eten. Simpel, erg goed klaargemaakt, met heerlijke verse groenten. Daarna zijn we op en strijken we neer in de Inn om de site bij te werken en lekker een beetje te zappen. Morgen rijden we door naar het Niagara Peninsula: nog een uurtje of 3 rijden.

Ontario en Quebec van dichtbij

Ontario en Quebec van dichtbij

Na vijf jaar geleden het westen van Canade te hebben bezocht lokt nu
het Oosten. De lage dollarkoersen maken de reis natuurlijk interessant,
maar we zijn vooral benieuwd naar de steden (Toronto en Quebec staan
zeker op het verlanglijstje), de wildparken (Alonquin en Forillon) en –
met een beetje geluk – de walvissen!

Onderstaand de geplande route, maar op de eerste en de laatste nachten
en wat nachten in Tadoussac (D) en Forillon (E) na, staat er nog niets vast.

8-09 naar Niagara on the Lake

8-09 naar Niagara on the Lake

Het is stralend weer als we wakker worden. De regen van gisteren lijkt lang vergeten en we hebben prima geslapen in het redelijk enorme bed. We halen ontbijt bij het buffet op en bij gebrek aan ontbijtruimte eten we alles op de kamer op. Het is een redelijk uitgebreid ontbijt, waarbij je zelfs voor jezelf verse wafels kunt bakken, echt met beslag. Martijn probeert het uit en het smaakt heel behoorlijk!
Na het eten gooien we de tassen in de auto, leveren we de sleutel in en gaan op weg. Onze eerste stop is op nog geen 40 minuten afstand van de overnachtingsplek. We brengen een bezoek aan Jungle Cat World, een soort zoo annex opvangplek voor bedreigde diersoorten – voornamelijk grote en kleine katachtigen zoals de naam al doet vermoeden.

Als we aankomen na enige zoekwerk (Sopsop raakt helemaal in de war van het feit dat er zo’n 4 straten hetzelfde heten, elk met een eigen nummer) is het geheel net open. We zijn de eerste bezoekers en de dame achter de balie is nog niet helemaal wakker. Ze regelt wel een leuke deal voor ons: we krijgen elk 30% korting op de toegangsprijs!
We lopen door het hek een groot grasveld op, waarop geitjes, ganzen, pauwen, kippen en eenden los lopen. Verspreid over het gras staan meerdere (grote) hokken en aan het einde van het terrein zijn een tweetal grote vlaktes, waar je vanaf een uitkijktoren uitzicht op hebt.

In de twee uur daarna genieten we van allerlei katachtigen, een paar apen, drie soorten wolven en een vosje. Niet alle hokken zijn even ruim, maar aan de geboortegolven te zien, doen de beesten het uitstekend. De organisatie is actief betrokken bij het door fokprogramma’s behouden van bijna uitgestorven diersoorten en verzorgt bovendien educatieprogramma’s. Daardoor zijn vooral een tweetal wolven erg nieuwsgierig: ze komen vlak bij het hek en we genieten van de elegantie van deze beesten. Ook de tijgers, in 1 van de open ruimtes zijn magnifiek. We staan op een bepaald moment op ongeveer een halve meter van een voorbij wandelende tijger die weliswaar onverstoorbaar lijkt, maar zijn rondje steeds verder inkort, zodat hij steeds sneller langskomt.

Na twee uur brengen we een bezoek aan het toilet (waar we tegen een enorme hagedisachtige aankijken die achter glas zit), drinken een waterfles leeg die we bij ons hebben en nemen afscheid van Jungle Cat World. Een leuke stop, al blijft het naar om beesten opgesloten te zien.
We rijden verder en passeren binnen een uur Toronto. Aangezien we voorlopig nog niet aan de terugreis willen denken, scheuren we er voorbij en rijden via Hamilton en de QEW (Queen Elisabeth Highway) het Niagara Peninsula op. Deze landpunt wordt aan de zuidkant door Lake Erie en aan de noordkant door Lake Ontario omsloten. Tussen beide meren lopen twee interessante waterwegen. De eerste is het Welland Canal, bedoeld voor schepen die van A naar B of vv willen. De reden dat het kanaal er is wordt gevormd door de tweede waterweg en de kleine obstakels die zich daarin bevinden… Juist, de Niagara Falls.

Vandaag gaan we dit natuurwonder nog niet bekijken: onze bestemming is Niagara on the Lake, een klein plaatje aan de noord-oost kant van het schiereiland. Dit dorpje is herhaaldelijk tot het schattigste dorpje van Canada gekozen! Alleen al de weg ernaar toe is erg leuk: de snelste weg blijkt via wegen door de wijngaarden van het schiereiland te gaan. Jawel: Niagara ligt zuidelijker dan Zuid Frankrijk, dus het weer (en de grond!) is uitermate geschikt voor wijnteelt.
We rijden alleen al op dit eerste tripje in de regio langs wel 15 wijnboeren. Via een prachtige route door een stukje van het dorp, langs de rivier (aan de overkant zien we de Verenigde Staten liggen, op nog geen 100 meter! Een gek idee!) en langs Ford George, komen we bij het Anchorage Motel. De LP raadde ons dit motel aan en het blijkt inderdaad heerlijk rustig, schoon, leuk gelegen aan de haven en – ook erg belangrijk in dit dure land – zeer betaalbaar!

We boeken een kamer voor twee nachten en aangezien het inmiddels half 4 is (we hebben onderweg een sandwich gegeten, bij de Tourist Information, zodat we nu ook verzuipen in de kaartjes en suggesties voor activiteiten), is het dringend tijd om de benen te strekken. De dorpskern ligt op nog geen 10 minuten lopen en we moeten toegeven: het is echt een heel erg schattig dorpje! Overal zijn bloemen (in de perken, in potten, in hanging baskets, echt overal). Verder is ongeveer elk tweede gebouw een historisch pand. De dorpskern is zeer zorgvuldig bewaard en gerestaureerd, wat betekent dat de meeste oude gebouwen tussen 1813 (net na de Brits – Amerikaanse oorlog) en 1850 zijn gebouwd. Overal zijn ook kleine winkeltjes en restaurantjes dus we struinen eerst een uurtje door het meer dan schattige hoofdstraatje. We zien een oude apotheek, het oude postkantoor, het koetshuis (waar nu een ontbijttentje in zit) enzovoorts enzovoorts.
Daarna is het tijd voor wat drinken in het oude theatergebouw. Het is ook tijd voor wat plannen voor morgen. We hebben gezien hoeveel wijnboeren er zijn: nu willen we natuurlijk weten wat de resultaten zijn van dat geknutsel met druiven! Karin belt ‘The Grape Escape’ (duh…) en regelt een wijntoer voor morgenmiddag. Zo kunnen we allebei proeven en hoeven we ons niet druk te maken over het rijden.

Er is gelukkig plek dus morgen om 13 uur worden we opgehaald door deze tourcompany ‘voor een tocht met een klein groepje’. Nadat we alles hebben geregeld bezoeken we een supermarkt (voor sap en fruit), een drankzaak aan de overkant (waar we een halve liter wijn kopen) en een kaasboer, waar we drie soorten kaasjes aanschaffen. Dat laatste is trouwens leuk: we mogen alle kazen die ons lekker lijken proeven en daarna kunnen we precies aangeven hoe groot (of in ons geval klein) elk stukje moet zijn.
We eten vervolgens op tijd, bij een soort family diner. Volgens ons is elk Canadees restaurant al erg informeel, zelfs alle hippe en / of chique tenten, maar in een family diner zie je echt alles. Mensen met jassen aan, rondrennende kinderen, mensen die de krant lezen: een soort mix tussen een pub, een grand cafe en een bistro. Het eten is hier er – ook in dit geval – prima en na een uurtje staan we weer buiten.

‘s Avonds kijken we op ons enorme bed de James Bond Film ‘The World is Not Enough’ en we sluiten de avond af met wijn, kaasjes en potjes Yathzee.

9-09 Wijn!

9-09 Wijn!

We slapen goed in ons kleine kamertje in het Anchorage Motel. Omdat onze tour pas om 13 uur begint doen we rustig aan. We slapen een beetje uit, douchen uitgebreid en pas rond half 10 zitten we in het dorp aan het ontbijt. Vandaag gaan we voor een echt Canadees ontbijt. Martijn eet twee scrambled eggs, met bacon, toast en koffie. Karin kiest pancakes. Voor wie nog nooit Amerikaans / Canadese pannenkoeken heeft gegeten: deze bijna wafeldikke ronde plakken lijken in niets op onze pannenkoeken of flensjes. Karin eet ze met boter en jam en als je er drie op hebt, hoef je vervolgens tot in de middag niet te eten!

Na het eten pakken we de auto en besluiten een rondje te rijden in de buurt. Ook groter Niagara on the Lake is idyllisch. Er staan kasten van huizen, maar zelfs de kleine huisjes hebben keurig verzorgde tuintjes (bloemen, overal bloemen), veranda’s met schommelstoelen en schattige naambordjes. We rijden langs het water, langs de de golfbaan en uiteindelijk rijden we naar Fort George. Dit fort heeft, net als Fort Erie aan de zuidkant van het schiereiland, een belangrijke rol gespeeld in de oorlog tussen de Britten en de Amerikanen, aan het begin van de 19e eeuw. Amerika viel toen het huidige Canada binnen, maar werd na een paar jaar terug gedreven achter de huidige grenzen. Bijzonder, want de Britten waren zwaar in de minderheid!

We wandelen naar binnen en worden welkom geheten door een man in kleding uit die periode. Hij wuift ons snel door naar het eerste gebouw: er is net een gratis rondleiding begonnen (ook de toegang tot het fort is gratis), dus als we willen aansluiten… We haasten ons naar binnen en sluiten aan bij een rondleiding die uiteindelijk drie kwartier duurt. Een man in gepaste kleding vertelt ons alles over de oorlog, het fort en het leven van de soldaten en offcieren in die tijd. Fort George was duidelijk bedoeld als bevoorradingslocatie. Het terrein is veel te groot en bovendien slecht verdedigd, om het in oorlogstijd lang uit te houden. De Britten wisten dit ook en trokken zich terug toen de Amerikanen in 1812 begonnen met schieten. Het fort werd kapotgeschoten, maar is sindsdien perfect gerestaureerd.
De rondleiding is erg leuk: we horen veel over de geschiedenis en door de restaurantie met zoveel mogelijk originele stukken, krijgen we een goed idee van het leven van de manschappen (niet zo denderend) en de officieren (stukken beter). Het feit dat de officieren het een stuk beter hadden kwam overigens omdat ze hun post en alles dat daarbij hoorde, van uniform tot huisinrichting, moesten kopen.

De rondleiding sluit af met het afvuren van een musket. We krijgen de uitleg mee, maar moeten helaas voortijdig afhaken. Het is bijna 13 uur en we worden om 10 over voor ons motel afgehaald! We haasten ons naar huis, waar we ons in een paar minuten klaarmaken voor vertrek. We eten het fruit dat we gisteren hebben gekocht, maar echt honger hebben we na het enorme ontbijt nog steeds niet. Na een laatste plaspauze en wat drinken, gaan we voor het motel staan wachten. Het weer is verrassend genoeg opnieuw geweldig: er was prutweer voorspeld, maar gelukkig zitten de weerdames en -heren ernaast!

Exact om 10 over 1 worden we opgehaald door Diane van The Grape Escape. Ze rijdt voor met een grote auto en behalve wijzelf gaan er nog 2 andere mee op tour. Dat is behoorlijk relaxt en na een korte rondrit door de stad, waarbij al snel blijkt dat de van oorsprong Britse Diane een geweldig gevoel voor humor heeft en erg aardig is, pikken we Mike en zijn vriendin op. De Vriendin krijgt de hele tour geen naam. Ze is een echte ‘city girl’ (zegt ze zelf) uit Toronto en ze vindt alles ‘soooo cute’ en ‘really great’ en ze ‘loves being in the country’. Mike maakt zichzelf onsterfelijk door aan te geven dat zijn rolmodellen Al Bundy en Homer Simpson zijn… Afijn, ze zijn vermakelijke groepsgenootjes voor een middag en we zijn al snel onderweg naar Palantine Hill Wine Estate. Deze kleine wijnboer maakt zelf dit jaar geen wijnen: de vrouw in de winkel (van oorsprong uit Quebec, met een zwaar Frans accent) vertelt dat haar man vorig jaar is overleden. Haar zoon en zijzelf houden de zaak draaiend, maar slaan het wijn maken een jaartje over. Ze laat ons een echt verrukkelijke witte wijn proeven, verschillende – niet heel bijzondere – rode wijnen en tenslotte een Ice Wine.

Niagara is beroemd om deze erg dure wijnsoort. De wijn wordt gemaakt door een deel van de druiven aan de rank te laten tot ze de eerste nacht -10 (ja echt) hebben gehad. Dat kan in oktober zijn, maar ook in februari. Als de druiven storm, vogels en ongedierte hebben overleefd worden ze, voor het licht is en de druiven zouden kunnen ontdooien, geplukt (met de hand) en geperst. De druiven zijn enorm zoet en de wijn smaakt erg zoet en is zeer geconcentreerd. Twee druppels staat gelijk aan 1 druif! De wijn is dan ook erg duur, omdat hij veel werk vergt en er zo’n lage opbrengst is. Sommige jaren is er geen ijswijn! Het is een soort ultieme dessertwijn die koud geserveerd wordt, bijvoorbeeld met sterke kaas, chocola of zoet fruit.
We verwachten er niet zoveel van (we zijn allebei geen grote fan van zoet), maar tot onze verrassing is de wijn eigenlijk heel lekker. Ja, hij is erg zoet, maar ook heel rijk van smaak. We kunnen ons een klein glaasje met de bovengenoemde eetwaren helemaal voorstellen na een luxe diner! We drinken dit glas helemaal leeg en bedanken de dame achter de balie uitvoerig die helemaal opleeft van alle complimenten.

Na deze stop doen we nog twee ‘estates’ aan, waaronder die van de Nederlandse wijnmaker Marynissen. Zij dochter staat tegenwoordig in de winkel. Hoewel zij er ook niet is, wordt er vreselijk enthousiast gereageerd op de opmerking dat wij Nederlands zijn. We proeven bij beide wijnboeren drie soorten wijn en natuurlijk een Ice Wine. Vooral een Merlot uit 2002 is erg lekker. Dit jaar was een uitzonderlijk wijnjaar horen we, net als 2007. De jaren tussenin waren minder, hoewel we voor de tweede keer een wijn uit 2004 ook erg lekker vinden. Behalve de Merlot zijn vooral de Caberbet Franc en de Meritage wijnen die we veel tegenkomen. De Ice Wine is vaak Vidal, maar we proeven ook een Gewurzstraminer die we eigenlijk nog veel lekkerder vinden.

We sluiten de tour af met een bezoek aan de Jackson-Trigg wijnboerderij, een hypermoderne wijnboerderij waar we een uitgebreide rondleiding krijgen door de velden, door de hallen waar wijn wordt gemaakt en door de kelder met de houten vaten waar we veel uitleg krijgen. We vinden het allebei erg leuk om dit ook te zien: hoewel we allebei een aardig idee hebben  hoe wijn maken er aan toe gaat, is het ‘live’ zien wel erg leuk. We leren ook allerlei dingen, bijvoorbeeld dat houten vaten soms wel 1000 dollar per vat kosten! De tour duurt bijna een uur en wordt afgesloten met een proeverij. De wijnen vinden we niet zo heel erg bijzonder hoewel ook deze Ice Wine weer erg goed is. Wat verrast over onze eigen smaak stappen we weer in de auto.

En daarmee is de tour ten einde! We hebben een heel erg leuke middag gehad en dat vertellen we Diane dan ook. Ze zet ons, op ons verzoek af in het dorp, waar we eerst maar eens een frisje gaan drinken. Daarna besluiten we dat het een goed idee is om vroeg te eten. We hebben nauwelijks geluncht en na alle proefacties is iets eten misschien geen slecht idee. Diane heeft ons de tip gegeven om REST uit te proberen, een restaurant dat er in onze ogen – toen we er vanmiddag langsreden – absoluut niet uitzag. We besluiten het er toch maar op te gokken en wandelen vanuit het dorp de 15 minuten naar het restaurant. Na enige aarzelen gaan we toch maar naar binnen.
We zijn volkomen verbijsterd dat het binnen enorm druk blijkt en er heel leuk uitziet! We krijgen het laatste niet-gereserveerde tafeltje en vervolgens krijgen we een echt heeeeeerlijke maaltijd voorgezet. Alle ingrediënten zijn vers, alles wordt zelf bereid: het is echt geweldig. Soep vooraf (gazpacho voor Karin en soep van gerookte tomaten voor Martijn), daarna een malse steak voor Martijn en drie soorten varkensvlees voor Karin en vervolgens delen we een heerlijk chocolade en frambozen toetje, met iedereen een eigen kop prima koffie.

Daarna dreigt er explosiegevaar: we kunnen geen pap meer zeggen en zijn bang dat elke hap extra tot een vreselijke knal zal leiden. We rekenen af en gebruiken het half uur lopen naar het motel om de spijsvertering in beweging te krijgen. Dat lukt prima en al napratend over de geweldige dag komen we in het motel aan, waar we vroeg in slaap vallen.

10-09 Welland Canal naar de Falls

10-09 Welland Canal naar de Falls

We slapen een klein beetje uit en verzamelen dan al onze zooi. We hebben voor we weg gingen redelijk bescheiden gepakt, dus ondanks dat de kleding altijd wat de neiging heeft groter te worden, past het iedere keer toch verrassend eenvoudig in de tassen. Keurig om 9 uur leveren we de sleutel in bij de dame van de receptie die wat gestressed aan komt rennen. Daarna rijden we met de auto naar het dorp, waar we opnieuw bij het kleine ontbijtrestaurantje eten. Deze keer geen enorm ontbijt, maar eieren en toast voor Martijn en een bagel met jam en vers fruit voor Karin.

Na het ontbijt nemen we afscheid van Niagara on the Lake en rijden we westelijk naar het Welland Canal. De eerste versie van dit kanaal werd in 1829 aangelegd om het voor schepen mogelijk te maken de Niagarawatervallen te passeren en de Amerikaanse (of andersom, de Canadese) meren te bereiken. Het kanaal is 42 km lang en loopt van Port Colborne (aan de kant van Lake Erie) naar Port Weller (aan de kant van Lake Ontario). Schepen moeten door 8 sluizen en stijgen daarbij 100 m. Sinds de aanleg van het oorspronkelijke kanaal zijn er tot drie keer toe wijzigingen aangebracht in de loop van het kanaal. Het nieuwste kanaal stamt uit 1932.

We hebben geluk: als we aankomen bij Lock 2 gaat er net een schip doorheen. Dit schip is – leren we – speciaal gemaakt voor het kanaal en de meren: het heeft hoge, rechte zijkanten en past met 200 m precies in de 8 sluizen (elk 233,5 m lang). Dit schip begint net aan zijn tocht door het kanaal: het gaat omhoog van Lake Ontario naar Lake Erie. Het is een geweldig gezicht om het schip met een behoorlijke snelheid omhoog te zien komen. We parkeren snel de auto en maken veel foto’s. Als het schip wegvaart komt het zo dichtbij dat we het bijna aan kunnen raken. Het torent dan inmiddels ver boven ons uit.
Nadat het schip uit het zicht is, maken we een snelle stop bij St. Catharines, het dorpje waar de schepen vroeger aankwamen. Het oude haventje is piepklein: we kunnen ons voorstellen dat de huidige schepen niet eens door de oude versie van dit kanaal heenkunnen! Het ziet er wel erg schattig uit, met een mooi vuurtorentje. Daarna rijden we terug naar het huidige kanaal, waar we de Welland Canal Parkway opduiken, naar het zuiden. Het schip dat we daarstraks zagen is inmiddels aangekomen bij Lock 3. Daar is een soort museum en een verhoogd uitkijkplatform. We blijven bijna een uur op het platform staan, waarbij we het schip zien binnenvaren, aanleggen, omhoog komen en uiteindelijk weer wegvaren. Het is een machtig gezicht. En dat vinden duidelijk meer mensen: er stoppen in de tussentijd wel drie touringcars, hoewel de meeste mensen niet langer blijven dan15 minuten. Gelukkig zijn we duidelijk langer dan de meeste Amerikanen, dus we kijken over het algemeen makkelijk over de massa’s heen.

Na deze stop rijden we door naar Lock 7, waar we een bezoek aan de Kissing Rock brengen. Er hangt een wat onduidelijke legende aan deze rots: het is ons volkomen onduidelijk waarom, maar bij deze rots zoenen betekent volgens de verhalen eeuwigdurend geluk in je relatie. Vooruit, een klein kusje kan vast gaan kwaad. Aansluitend drinken we koffie, in de zon op het terras, met uitzicht op een schip van de Coast Guard dat door de sluis wordt getransporteerd. Tenslotte rijden we door naar Port Colborne, waar we na enig zoekwerk een leuk cafe vinden waar we – opnieuw laat – lunchen.

Dat was het einde van de Welland Canal Parkway: hoewel het misschien wat suf klinkt vinden wij de geschiedenis en vooral al die enorme schepen erg leuk. En nu we toch in de geschiedenismodus zijn, vinden we eigenlijk dat een bezoekje aan Fort Erie er ook bijhoort. We rijden over Highway 3 naar het Westen, waar we om kwart voor 4 aankomen bij het fort dat – net als fort George – een belangrijke rol heeft gespeeld in de Brits-Amerikaanse oorlog van 1812. Het fort werd ingenomen door de Amerikanen, maar vervolgens in 1813 weer door hen verlaten, waarna de Britten het weer inpikten.

Wordt vervolgd

Andalusie in de Lente

Andalusie in de Lente

We hebben er zin in: 10 dagen lang een prachtig gebied in Spanje bezoeken. Andalusie is een bekend gebied in Zuid-Spanje dat volgens de verhalen vooral in het voor- en najaar prachtig is. Het weer zou er heerlijk moeten zijn, de temperatuur aangenaam en alles staat in bloei. Dit is dan ook de tijd dat IEDEREEN Andalusie bezoekt, dus naar plaatselijke begrippen reizen we in het hoogseizoen.

We vliegen op Madrid en reizen achtereenvolgens naar Toledo, Sevilla, Jerez de la Frontera, Granada en Cordoba. De vluchten, onze auto en de hotelletjes hebben we geregeld, dus we zijn er helemaal klaar voor!

Vertrek

Vertrek

Hoewel er niets mis is met op tijd op
je bestemming zijn, heeft het toch op je eerste vakantiedag ook wel
wat om een beetje uit te kunnen slapen. We zijn allebei nog niet
helemaal klaar met slapen als de wekker gaat om half 9, maar het
voelt toch al stukken beter dan het ‘half 7’ van de weken ervoor!

We gooien onszelf na enig aandringen
het bed uit en na douchen, aankleden en ontbijten gooien we de
laatste spullen in de tas, ruimen het huis op, versturen de laatste
mailtjes en om kwart voor 11 staan we buiten. We vangen een bus en
daarna een trein en keurig op tijd checken we in. De dames achter de
balie (de een wordt ingewerkt door de ander) helpen ons gewillig aan
een plaatsje voorin het vliegtuig en vertellen ons alvast dat we niet
heel ver moeten lopen, straks in Frankfurt. Dat scheelt, want voor
iedereen die er nog nooit is geweest: je kunt je er helemaal verloren
lopen!

Het geluk lacht ons toe: keurig op tijd
vertrekken we vanaf Schiphol en 45 minuten en een kopje koffie later
landen we alweer. Dan blijkt dat we in hetzelfde vliegtuig verder
vliegen naar Madrid! We moeten er erg om lachen: we rennen het
vliegtuig uit en staan dan wat beduusd stil: … eh, vertrekt ons
volgende vliegtuig niet OOK van A34. Afijn, we strekken de benen wat
en voor we het weten zitten we alweer in de lucht. Ook deze vlucht
verloopt keurig en om kwart voor 6 landen we. Daarna gaat het
supersnel: binnen 45 minuten hebben we onze koffer EN onze auto en
rijden we richting Toledo.

Trotse (tijdelijke) eigenaren van een
Seat Leon zijn we, met airco. We zijn ook nog steeds de eigenaren van
SopSop (onze Tomtom, waarmee jullie op de Canada-reis al kennis
maakten). We hebben in het verleden wel eens lopen foeteren op
SopSop, maar daar beginnen we deze reis niet aan. Keurig loodst ons
technisch-wonder-in-zakformaat ons door het verwarrende wegennet
rondom de luchthaven. We zetten er lekker de sokken in en rond kwart
8 rijden we Toledo binnen. De oude stad ligt er schitterend bij: op
een heuvel, aan drie kanten omringd door de rivier die er omheen
stroomt en bijna goudkleurig in het avondlicht. We vinden het nu al
een goede keuze, deze stop. Helaas kent SopSop het officiele adres
van Hotel Maria Cristina niet, maar een telefoontje aan het hotel
levert een adres van de aangrenzende straat op en 5 minuten later
staan we voor de deur van dit 16e eeuwse klooster, dat naast de
stierenvechtersring ligt. We krijgen een prima kamer, met een meer
dan geweldig uitzicht op de oude stad (het hotel ligt op 5 minuten
lopen van de oude stadsmuren) en een erg leuke badkamer met
karakteristieke blauwe tegeltjes.

We dumpen onze spullen en lopen dan al
foto’s makend naar het oude centrum, waar we heerlijk een uurtje
doorheen dwalen. Toledo is vooral bekend om de prachtige oude stad
met allerlei mini-straatjes. We genieten er volop van, maar al snel
zijn we vooal op zoek naar een leuk terrasje met een vino en tapas!
Dat lukt: we ploffen aan het laatste vrije tafeltje van een leuk
terrasje waar alleen maar Spaans gesproken wordt en met een vino
tinto een enorme cerveza en een schaal met ham, worst en kaas
besluiten we dat het leven een feestje is. We proosten op het begin
van de vakantie en als we uiteindelijk om half 12 in ons bed liggen
zijn we binnen een paar minuten vertrokken, ondanks het toch wat
luidruchtige verkeer buiten.

Naar Sevilla

Naar Sevilla

Bij de meeste hotels die we deze week
geboekt hebben, zit het ontbijt niet bij de kamerprijs inbegrepen. En
dat is maar goed ook als je de prijzen ziet. Soms tot 20,= per
persoon (!) voor het ontbijtbuffet! Dan verzinnen we liever wat
anders! Vandaag wandelen we een paar minuten tot we net achter de
stadspoort een mini-marktje tegenkomen. We vinden er sapjes en een
verpakte sandwich, die we meenemen naar het koffietentje waar we net
voorbij kwamen. Tussen de Spanjaarden genieten we van een cafe con
leche (soort koffie verkeerd), in de zon, zonder jas. Daarna eten we
op een bankje ons (kleffe) broodje op. Tijd om te vertrekken.

Helaas heeft het hotel geen kamer op 1
mei. Dat is de enige nacht waarop we nog geen kamer hebben en
eigenlijk hebben we al besloten dat we nog een nachtje in Toledo
willen slapen. Dat wordt komende week even online zoeken. Voor nu
zwaaien we naar het leuke hotel als we wegrijden: op naar Sevilla!

Aanvankelijk is de route behoorlijk
saai. Veel industrie aan beide kanten en een niet heel inspirerend
landschap. Al snel wordt het echter mooier. Heuvelachtig, met hier en
daar een kudde schapen, een kasteeltje op een rotspunt,
(wind)molentjes en vooral heel, heel veel olijfbomen. Van de beloofde
wijnvelden rondom Valdepenas (ook in Nederland bekend van de wijn)
zien we niets, maar de enorme hoeveelheden olijfbomen blijven tot in
de buurt van Cordoba het landschap domineren. Af en toe zien we ook
El Toro: een enorme zwarte stier van hout, overeind gehouden door
steigers en palen, als een ongedecoreerde reclame van Osborne sherry.
Er schijnen er door heel Spanje ongeveer 100 te staan en op onze
route zien we er al 3. Onderweg houden we af en toe pauze en eten en
drinken een hapje. Het wordt steeds warmer, tot het uiteindelijk vlak
bij Sevilla boven de 30 graden is. We zijn blij met de airco in ons
auto’tje, dat overigens prima rijdt.

Uiteindelijk zijn we om half 5 bij ons
hotel: SopSop brengt ons keurig tot voor de deur van hotel Melia
Sevilla, een keurig en erg groot hotel aan de rand van het centrum
van Sevilla. Stom toevallig kunnen we de auto op ongeveer 100 m. van
het hotel gratis parkeren en tevreden nemen we onze tassen en ALLE
andere dingen mee, zodat de auto volledig leeg achterblijft. We
krijgen kamer 602, een geweldige kamer met een schitterend uitzicht
op Plaza Espana en een park. De kamer heeft alles dat je je maar
wensen kan, inclusief wireless internet tegen een bescheiden tarief.
We gooien onze spullen neer en na een korte verkenning besluiten we
toch dat we nog iets van de stad willen zien.

Binnen 15 minuten staan we voor de
wereldberoemde cathedraal van Sevilla. Vandaag gaan we nergens meer
in hebben we besloten (de cathedraal is bovendien al dicht), maar we
gaan wel lekker een beetje dwalen. Dat lukt in de Barrio de Santa
Cruz, de oude Juderia (joodse wijk) uitstekend! We maken onszelf al
een beetje lekker door buiten langs het Alcazar en de cathedraal te
lopen en duiken dan de wijk in. Die bestaat uit eindeloos veel kleine
straatjes, met winkeltjes en vooral heel veel tapas barretjes. Na een
paar minuten struikelen we op een pleintje bijna over een leeg
tafeltje op een terrasje, in de schaduw, met een fonteintje ervoor.
Tevreden ploffen we neer en bestellen een wijntje en een fles water.

Op die manier worden we al snel
vriendjes met Sevilla natuurlijk! Na een tijdje, als we bijgetankt
zijn, dwalen we verder, straatje in, straatje uit, pleintje over,
foto hier foto daar… Uiteindelijk landen we om ongeveer 7 uur in
een tapasbar, NET voor de grote massa. Het is een geweldge tent: er
hangen ruim 60 hammen aan het plafond en aan de bar is het moeilijk
kiezen uit alle tapas. We kiezen een glaasje Rioja, meer water en
natuurlijk wat tapas.

Na anderhalf uur scheuren we ons los,
om zeker 300 m verder te lopen voor we opnieuw neerploffen. Deze keer
op een terras waar het tijd is voor fris en meer tapas. Uiteindelijk
rollen we om 10 uur van het terras af en na een half uurtje lopen om
half 11 ons bed in. Zei er iemand iets over werk? We kunnen ons er
niets van herinneren!

Sevilla

Sevilla

De bedden liggen heerlijk en als om 8
uur de wekker gaat, overwegen we heel even om gewoon te blijven
liggen. Maar ja, als je van een beetje leeg Alcazar wilt genieten, is
op tijd opstaan wel handig… In onze enorme badkamer duikt Karin
onder de gewone douche en Martijn onder de regendouche (eh ja, we
zeiden toch dat de kamer echt alles had?) en binnen een half uurtje
zijn we klaar om te vertrekken.

Om te beginnen wandelen we naar een
ontbijttentje vlak bij de cathedraal. Dit oude Arabische badhuis heeft
heerlijke koffie en prima ‘tostadas’, een soort getoaste broodjes met
beleg. We doen rustig aan en als we alles op hebben wandelen we naar
het Alcazar, dat als we daar aankomen, om half 10, net de deuren open
gooit. Een prima timing, want hoewel we niet de enigen zijn, zijn we
daarom wel in de gelegenheid om een heleboel zalen op ons gemakje en
alleen, zonder anderen, te bekijken. En dat is in een prachtig gebouw
als het Alcazar, geen straf…!

Het Alcazar was oorsponkelijk een fort
dat als in 913 werd gebouwd. De muren herinneren daar vooral nog aan:
enorm en met prachtige kantelen. Vanaf de 11e eeuw werd het
uitgebreid door de Moslim taifa-heersers (een taifa is een soort
klein koninkrijkje) en na de herovering van Sevilla in 1248 gingen de
Christelijke heersers daar gewoon mee door. Het resultaat is een
enorm complex, dat uit verschillende gebouwen in verschillende
bouwstijlen bestaat en een enorme tuin, die in de 17e eeuw werd
aangelegd.

Het is prachtig. We genieten vooral van
de zalen die door Koning Pedro I zijn aangelegd en / of verfraaid, in
de 13e eeuw. Hoewel hij een christelijk heerser was, zijn de zalen
gemaakt door moslim werklieden. Overal is het karakteristieke
stucwerk te zien en stralen de blauw / groen / zwart witte tegeltjes
je tegemoet. We dwalen door het hele complex en vooral het eerste uur
is het heerlijk stil. Daarna wordt het drukker en komen de
tourgroepen in actie. We zien het hele paleis, drinken koffie,
bekijken de tuinen en maken dan als toetje nog een lus langs de
tegeltjes die Karin naar hartelust fotografeert.

Uiteindelijk blijkt het kwart voor 1 als
we naar buiten lopen! We ploffen op het terrasje neer waar we
gisteren ook al wat dronken en tanken bij. Echt honger hebben we nog
niet, dus we besluiten na een rustige pauze dat het eerst tijd is
voor de cathedraal. We kopen een kaartje en wurmen ons langs wat
mensen heen om eens te kijken waar alle drukte toch over gaat.
Eenmaal binnen en door de eerste ruimtes heen (die in Spaanse kerken
traditoineel als nisjes of zelfs aparte ruimtes in de kerk bestaan)
valt onze mond open… De kerk is ENORM. 126 meter lang en 83 meter
breed werd de kerk gebouwd op de plaats van de oorspronkelijke moskee
uit de 12e eeuw. De toren (de Giralda) herinnert hier nog aan: het is
de minaret van de moskee.

We dwalen ongeveer een anderhalf uur
door de ruimte. Langs het graf van Columbus, door de ‘schatkamer’
(met werkelijk afzichtelijke schatten), door de ovale Sala Capitular,
langs het koor, met 117 uit cederhout gesneden zetels, langs de
hoofdkapel, met ruim 1000 vergulde bijbelse fuguren waarschijnlijk
het grootste altaarstuk ter wereld, en uiteindelijk naar de Giralda,
waar Martijn naar boven wandelt over de schuine hellingen (zo gemaakt
zodat wachters met hun paard naar boven konden).

Dan zijn we echt klaar. Het is half 4
en we eten een broodje en drinken een drankje op ons nieuwe favoriete
terras. We houden bijna een uur pauze voor we verder gaan: even
bijkomen! Om de dag te besluiten wandelen we door de belangrijkste
winkelstraten en trakteren we onszelf op koffie en een chocogebakje
in een soort toetjes-bar, een fenomeen dat Karin al eens in Barcelona
heeft gezien.

Daarna gaan we terug naar ons hotel.
Onderweg komen we langs de Placa de Espana, het gebouw dat Sevilla in
de jaren 20 van de vorige eeuw definitief op de kaart zette tijdens de
Iberico-Americana Wereldtentoonstelling. Het ziet er wat vervallen
uit en een deel staat in de steigers. We wandelen er langs op weg
naar ons hotel, waar we uiteindelijk om half 7 neerploffen. Ongeacht
wat we verder gaan doen: nu gaan we eerst even plat!

Sevilla naar Jerez

Sevilla naar Jerez

Het regent! We niet helemaal verrast
als we naar buiten kijken nadat de wekker is gegaan (we hebben
gisteravond het weerbericht bekeken), maar een beetje flauw vinden we
het wel. Het komt met bakken naar beneden. Daar gaat ons plan om
vandaag op weg naar Jerez de la Frontera vogels te kijken. En het is
zondag: de dag dat (in ieder geval in Zuid-Spanje) niet veel gebeurt!

Afijn, het vergt wat aanpassing
vandaag, dus om te beginnen draaien we ons nog maar eens om. Daarna
wandelen we rustig onder de douche door, ruimen de rotzooi op en
checken uit. Het is een prima hotel, hoewel iets verder lopen van het
centrum dan we dachten, al is niet iedereen het daarmee eens. Als we
naar buiten lopen bedenken we dat we niet eens verteld hebben dat we
gisteren een offciele ‘demo’ voor de deur hadden! Zeker 10 man met
spandoeken die een enorme herrie maakten door met takken en hamers op
een aantal metalen vaten te meppen… om 8 uur ‘s ochtends! Gelukkig
waren wij al op! Helaas hebben we niet ontdekt waar het allemaal om
ging. Vandaag staat er niemand: zondag 9 uur/half 10 is voor
demonstranten wat te vroeg waarschijnlijk…

Wij zijn wel blij met het hotel en we
zijn al helemaal blij met het gratis parkeren dat we de afgelopen
dagen hebben gedaan… op een mini-afstand van het hotel. Dat is nu
de regen met bakken uit de lucht komt ook erg fijn. Martijn rent naar
de auto en rijdt ‘m keurig voor. Daarna doen we nog even ons best om
het centrum in te rijden met de auto, maar dat geven we snel op. We
vertrekken richting Jerez.

Onderweg stoppen we langs de snelweg
bij een soort ontbijt-barretje. Het is er een vreselijke herrie
binnen. 3 dames doen hun best om zeker 12 mensen tegelijk te voorzien
van koffie, thee en broodjes. Ze blijven er wonderbaarlijk
vriendelijk onder en zijn zeer geduldig als we ons door wat
onbeholpen Spaans heen worstelen. Een lekkere koffie en broodje later
zijn we weer onderweg. We scheuren over de snelweg met langs beide
kanten geel bloeiende brem en uitzicht op glooiende heuvels. Na het
betalen van de tol (de eerste deze vakantie) is het nog 40 kilometer
naar Jerez. Daar rijden we met dank aan SopSop regelrecht naar Hotel
Prestige Palmera Plaza. Een enorm chique 5 sterren hotel waar we de
komende twee nachten voor een habbekrats logeren! We parkeren
verderop in de straat gratis op een pleintje en checken in, in een
enorme suite met een eigen terras. Geweldig!

We rommelen een beetje aan en als de
regen wat minder is geworden lopen we naar het centrum. Ondanks de
regen ziet Jerez er enorm leuk uit! Veel leuke pleintjes en
straatjes, veel groen (palmbomen!) en overal eettentjes (al zijn de
meesten vandaag dicht). We bezoeken eerst het Alcazar, de van
oorsprong Moorse burcht waar later door de Christenen een kasteel in
is gebouwd. We krijgen vriendelijke uitleg van een uitstekend Engels
sprekende kassamedewerker en dwalen anderhalf uur door de voormalige
moskee, de badhuizen, de tuinen en het kasteel. Halverwege houdt het
op met regenen en breekt de zon door en ziet de wereld er nog
vriendelijker uit. Het is een leuk bezoek en het maakt ons lekker
voor nog iets leuks. Sherry bijvoorbeeld, waar Jerez (nee het is geen
toeval dat het bijna hetzelfde klinkt) zo beroemd om is!

Helaas blijkt het op zondag zo ongeveer
onmogelijk om in de middag een Sherry Bodega (sherryboer) te
bezoeken. We wandelen daarom als troost een rondje door het centrum
om uiteindelijk bij tapasbar Juanito op een terrastafeltje neer te
ploffen. We eten opnieuw heerlijk: een soort pannenkoekjes met
mini-garnaaltjes (die er integraal ingegaan zijn: ze kijken ons nog
aan!), gehaktballetjes in sherrysaus en roerei met chips…! Ja echt
en het smaakt nog lekker ook! Karin neemt er een glaasje Tio Pepe
sherry bij: wereldberoemde droge sherry van de bodega die we net
gezien hebben. We maken ook plannen voor de rest van de dag: wat nu?
‘Juanita’ (de bijnaam van de Lonely Planet, door de Spaanse schone
die op de voorkant staat) weet raad: een bezoek aan de hammam van
Jerez!

We moeten dan wel reserveren en hopen
dat er plaats is om 6 uur. We wandelen er meteen even naar toe en het
lukt! Het is overal erg rustig in Jerez en ook hier is er plaats zat
(een verademing na Sevilla). Nadat we in het hotel lekker een tijdje
hebben gelezen en onze zwemspullen hebben opgehaald, zijn we keurig
om 6 uur terug. We krijgen hoesjes voor over onze schoenen, een
handdoek en een soort blauwe dunne, rubberen ‘sokken’ die we vanaf
het moment dat we ons uitkleden ons hele bezoek moeten dragen. Na het
omkleden komen we in een schemerige ruimte, met koepels en bogen,
verlicht door kaarsen en kleine gekleurde lampen. Het is helemaal
ingericht als een Arabisch badhuis, met een lauw, een warm en een
koud (echt koud!) bad en een ruimte om even te zitten. De bedoeling
is dat we de drie baden afwisselen en verder niets doen, voor
ongeveer anderhalf uur. We krijgen halverwege iets te drinken (zoete
muntthee, hoe kan het ook anders) en krijgen een seintje als we eruit
moeten en verder hoeft er niets… Zelfs Martijn geniet met volle
teugen: anderhalf uur is te overzien en het water is heerlijk. Met
nog 2 andere stellen is het erg rustig en iedereen doet zijn best om
zo stil mogelijk te zijn (hoewel dat bij een duik in een koud bad
niet iedereen lukt!) en elkaar niet in de weg te zitten. De omgeving
is prachtig en we ontspannen volledig. We fluisteren wat met elkaar,
maar gewoon zitten en ontspannen is ook al heerlijk.

Als we eruit gaan zijn we verbaasd dat
er al anderhalf uur voorbij is. We douchen en zijn wat verrast om te
ontdekken dat het nog licht is buiten, na het schemerdonker van het
badhuis. Tevreden lopen we richting hotel. Helaas zijn alle
eettentjes die we tegenkomen dicht en uiteindelijjk eten we een wat
ongeinspireerde sandwich in het hotel. Daarna vallen we als een blok
in slaap in de doodstille hotelkamer. Morgen zon en vogels?

Vogels!

Vogels!

Na een heerlijke nacht slaap, zitten we
al om half 9 in de auto. We willen vandaag vogels zien, op zoveel
mogelijk verschillende manieren. Het weer is vandaag weer prima: zon
en zo’n 22 graden. Heerlijk! We rijden eerst met behulp van SopSop
naar Sanlucar de Barrameda, aan de monding van de rivier die
Nationaal Park Donana afscheidt van de rest van de wereld. We hopen
voor vanmiddag een boot te kunnen boeken. Het is alsnog even zoeken
naar het kantoor en als we het gevonden hebben blijkt dat we alleen
‘nu’ (tocht van 10 uur) nog maar mee kunnen: die van 4 uur is vol. Op
dat moment komt er achter ons een schoolklas binnen (groep 5 gokken
we) , met een juf die in rap Spaans praat en met een briefje wappert.
We kijken elkaar aan, bedanken vriendelijk en maken dat we weg komen.
Als we na het kopje koffie en het broodje langs de boot komen, zien
we de schoolklas over het dek rennen…

We stappen in de auto en denken SopSop
te programmeren om ons naar een natuurreservaat onder Sevilla te
brengen. Helaas, SopSop crasht…. en blijft crashen. Uiteindelijk
zetten we hem uit (die gaat terug voor reparatie als we in Nederland
zijn) en bedanken in gedachten de vrienden die de prima kaart van het
gebied aan Karin cadeau hebben gedaan. Die komt nu extra van pas! Met
wat hulp van de kaart, aanwijzingen van Karin en stuurmanskunst en
richtingsgevoel van Martijn rijden we in 1 keer Sanlucar d. B. uit en
zitten we in no time op de weg die we willen hebben.

Daarna scheuren we in ongeveer
anderhalf uur naar natuurreservaat Canada de Parajos, ongeveer 20
kilometer onder Sevilla. Een tip van Juanita (de LP) en nog voor we
de auto uit zijn zien we al ooievaars en roofvogels (een soort
kiekendief) hoog boven de weg zweven! We kopen een kaartje van een
dame die een ‘pocito’ Engels spreekt (om vervolgens alleen maar
Spaans te spreken, afgewisseld met af en toe ‘ okay?’) en waarvan we
niet mogen fotograferen. Een verbod waar we ons keurig aan houden…
zolang ze ons kan zien. Een regel die de paar mensen die we
tegenkomen allemaal hanteren zo te zien.

Het is geweldig. Op een oppervlakte van
ongeveer een vierkante kilometer zitten zo’n 150 soorten vogels.
Sommigen in hokjes, maar de meesten vliegen, zwemmen, lopen,
waggelen, piepen en toeteren gewoon vrij rond. We zien zeker 60
soorten (zo niet veel meer) en genieten met verrekijker en het blote
oog en af en toe het fototoestel van al deze verenbaaltjes. Ooievaars
(twee soorten), flamingo’s, roofvogels, zeker 20 soorten eenden, 6
soorten reigers, 2 soorten pauwen (waaronder een volledig witte!), 3
soorten ibissen, kraanvogels en verder lepelaars, boomklevers,
plevieren, sterntjes, eindeloos veel stelt- en wadlopers: eigenlijk
teveel om op te noemen. We kijken onze ogen uit en genieten met volle
teugen: ook van de wat verdwaalde struisvogel (de enige semi-tamme
vogel) die bij het kantoor rondhangt en ons gezellig een tijdje
gezelschap houdt.

Na anderhalf uur ploffen we tevreden op
het terras: tijd voor een drankje. En daarna is het tijd voor lunch.
Op nog geen 2 kilometer zuidelijker vinden we een restaurant, dat
bomvol zit met locals. Duidelijk: daar moeten we zijn. We eten
vervolgens de lekkerste lunch in tijden! Op goed geluk bestellen we
wat dingen en de heerlijke viskroketjes, de gefrituurde gamba’s en de
uitstekende kip zijn werkelijk om je vingers bij op te eten. We nemen
nog een drankje en als om half 3 de tent leeg loopt rekenen we af met
de vriendelijke rap Spaans pratende barman.

De rest van de middag besteden we aan
het rondtouren door de omgeving (langs de randen van het moerasland)
en het wandelen door een tweede natuurgebiedje waar het opnieuw stikt
van de (broedende) ooievaars, de roofvogels, de flamingo’s en
kleinere watervogels. We genieten met volle teugen en de tijd vliegt.

Rond half 6 schoppen we onszelf
richting huis, na een kort bezoek aan een supermarkt. We nemen brood,
kaas, chips, wijn, yoghurt en fris mee. Diner op ons eigen terras en
morgen een ontbijtje in de zon op datzelfde terras, dat lijkt ons wel
wat. En verder lezen en ‘nietsen’… zalig!

Naar Granada

Naar Granada

We liggen na de wijn en de lekkere
hapjes op tijd in ons mandje en door de stilte en riante bedden is
het maar moeilijk opstaan de volgende ochtend. Zeker omdat het best
vroeg is als de wekker gaat. Toch willen we op tij weg. We gaan onze
reisdag goed besteden!

Om half 9 zitten we in de auto, nadat
we de route nog even hebben gecontroleerd online en hebben
afgerekend. Dag Jerez, we komen graag nog eens terug, maar dan niet
op een zondag 🙂 We rijden vandaag naar Granada, maar dan wel via de
toeristische route. Het is helaas nogal bewolkt, dus optimaal
genieten van de uitzichtjes zit er niet in, maar dat mag de pret niet
drukken. We rijden met behulp van kaart en richtingsgevoel de stad
uit en na een half uurtje rijden zien we Arcos de la Frontera liggen.
We stoppen er niet, maar het ligt keurig op de route en de ligging is
nogal spectaculair. De oude stad lig precies op de rand van een klif!
Van bovenaf kijk je over een enorme glooiende vlakte (bebouwd, met
heuvels en bergen in de verte) en vanaf beneden kijk je zeker 80
meter recht omhoog tegen een klif aan, waar de randen van gebouwen
net overheen piepen. Een bijzonder gezicht en we rijden een rondje om
de stad heen, om er optimaal van te genieten.

Daarna rijden we verder naar het
oosten. De route is prachtig: aanvankelijk over glooiende groene
velden, maar hoe verder de heuvels en uiteindelijk rijden we in de
bergen. Spanje is in een aantal gebieden erg vlak, maar op andere
stukken vliegen de ‘sierra’s’ je om de oren. Dit is de Sierra de
Grazalema, genoemd naar het meest pittoreske dorpje van de bergketen.
De bergen zijn maar bedekt met een dun laagje groen: de rotsen steken
er overal tussendoor. Langs de weg groeien ontelbaar veel veldbloemen
in allerlei kleuren en ook de olijf- en andere bomen komen we tegen.

Helaas merken we goed dat het niet zulk
mooi weer is: het enige uitzichtspunt dat we tegenkomen ligt volledig
in de mist. Al grappend dat dat een heel bijzonder plaatje oplevert
(‘only happens maaybe once or twice a year!’) steken we de pas over.
We treffen ook Grazalema in de mistflarden aan, maar als we aankomen
knapt het al op. We parkeren de auto en zoeken een café op, in dit
meer dan schattige dorpje. Twee cafe con leche en een chocobroodje
later wandelen we een rondje. Er is markt: 8 kledingstalletjes, 1
groentestalletje en 1 busje waarvan de eigenaar uit de achterbak allerlei soorten koekje verkoopt.

We rijden verder, naar Ronda. Daar
worstelen we ons met behulp van bordjes, de kaart en opnieuw ons
richtingsgevoel, naar de ‘nieuwe brug’ die Ronda beroemd maakt. Deze
brug plakt de oude en de nieuwe stad aan elkaar met een brug die een
kloof van ongeveer 100 m diep oversteekt. We rijden over de brug en
werpen een blik over de rand. Daarna kijken we elkaar aan: het stikt
van de toeristen (de helft van alle costa-toeristen loopt hier rond
zo te zien) en parkeren wordt een drama…. Dag Ronda, misschien tot
de volgende keer. Het lijkt een erg schattig dorpje, dat volkomen
onder de voet gelopen is / wordt. We hoeven even niet zo nodig.

Verder maar weer, maar nu pakken we de
snelweg. We rijden naar het noorden, tot we moeten afslaan naar het
oosten om in Granada terecht te komen. We willen echter nog een stop
maken, in Antequera. Daarvoor stoppen we eerst langs de snelweg bij
een tankstation annex tapasbar. We hebben gemerkt dat die vaak
verrassend goed zijn in Spanje langs de snelweg. Anders dan in
Duitsland, waar het weliswaar efficiënt en goed geregeld is, maar er
ook geen smaak meer aan de verschillende ‘raststattes’ zit, zijn de
tentjes hier allemaal erg persoonlijk. Vaak zie je behoorlijk wat
locals van een achteraf weggetje er iets komen eten. Ook deze keer
eten we een prima broodje en drinken een lekker bakkie. Daarna rijden
we door naar Antequera, De eerste reden voor deze stop zijn de drie
‘dolmen’ of grafheuvels die aan de rand van de stad liggen. De twee
die we bezoeken (Mengha en Viera) zijn uit ongeveer 2500 v. Chr.
Vooral de grootste (Mengha) is een architectonisch wonder. Enorme
rotsblokken, waarvan de zwaarste naar schatting 180 ton weegt, zijn
tegen elkaar aangezet op een manier die 4.500 jaar later nog stand
houdt! Mengha ligt bovendien zodanig dat op de dag van de
zonnewende, de zon recht de tombe invalt. Geleerden denken dat dit
niet zozeer met de zon te maken heeft, maar met de ‘heilige berg’
die er tegenover ligt en die verdacht veel weg heeft van het gezicht
van een liggende mens. Er gaan nogal wat theorieën over die berg en de
grafheuvels (‘heilige interactie tussen mens en kosmos’), maar
ongeacht de verhalen zijn het indrukwekkende menselijke prestaties,
die tombes. In 1 van de heuvels zit zelfs een soort gat / waterput
van bijna 20 m. diep. Omdat dit pas een paar jaar geleden is ontdekt,
zijn ze er nog niet uit wanneer dat gat is gemaakt en waar het voor
diende… Het zijn immers grafheuvels, dus ‘waterput’ lijkt niet zo
logisch!

We brengen er een prettig half uurtje
door en rijden dan door Antequera heen naar de tweede reden voor het
bezoek aan deze stad. Op ongeveer 12 kilometer zuidelijk ligt El
Torcal NP, een karst-gebied waar wind, regen en zon de voormalige
zeebodem (nu op ongeveer 1350 m. hoog) op prachtige wijze hebben geërodeerd, zodat fantastische rotsvormen ontstaan. Dat willen we
zien! We rijden de bergen in, wat op zich al de moeite waard is en de
laatste 500 m. naar de parkeerplaats rijden we inderdaad door
prachtige ‘pannenkoek-bergen’. Laagje op laagje op laagje steen, in
plateaus en pilaren en in bergwanden. Het is een prachtig gezicht en
Karin klikt er vrolijk op los!

Bij het informatiecentrum ontwijken we
vakkundig de bussen schoolkinderen en maken plaatjes vanaf een
uitzichtspunt. Daarna besluiten we dat we nog wel wat meer willen
zien. Er zijn twee wandelingen uitgezet: een gele van 2 uur die wel
erg ambitieus is, maar ook een groene van 45 minuten. We zijn niet de
enigen op het pas, maar de schoolklas is ons erg ver vooruit dus
daar hebben we geen last meer van en de overige bezoekers houden
rekening met elkaar, waardoor het lekker rustig blijft. De rotsen
zijn spectaculair en hoewel het hier en daar wat klimmen is, genieten
we van de wandeling. Vooral als we helemaal aan het einde een soort
wilde berggeiten op de rotsen zien! We komen er niet helemaal achter
wat het zijn, maar ze rennen over de smalste rotspaadjes alsof het
niets is en blijven zelfs even staan voor de foto.

Uitgeput ploffen we daarna in de auto,
drinken een fles water leeg en besluiten dat het mooi is geweest. In
ongeveer anderhalf uur scheuren we naar Granada. Daar aangekomen
rijden we aanvankelijk zonder problemen richting hotel. Maar dan
begint de ellende: 1-richtingsverkeer, opgebroken wegen (heeeeeeel
veel opgebroken wegen), wegen waarop je alleen maar rechtdoor of
rechtsaf mag (in plaats van links, wat we zo graag willen)… Granada
is een verkeerskundige ramp. Na een uur (!) rijden we EINDELIJK de
straat van het hotel in. Bekaf en behoorlijk klaar met autorijden in
deze stad, parkeren we de auto in een parkeergarage verderop en
wandelen een klein stukje terug. We krijgen gelukkig een hartelijk
ontvangst en een geweldige, stille kamer. We gooien onze spullen neer
en omdat het inmiddels bijna half 9 is gaan we meteen weer naar
buiten, om een hapje te eten. Vlak bij het hotel blijkt een geweldig
straatje helemaal vol tapas-barretjes! We kiezen een leuke uit en
eten werkelijk heerlijk: albondigas (gehaktballetjes), gegrilde
gamba’s en patatas con aioli (aardappelen met knoflook). We drinken
er een glaasje bij en zijn de ellende van het autorijden al bijna
weer vergeten!

Alhambra

Alhambra

Piep, piep, piep… piep, piep, piep.
Het is nog donker buiten en volkomen gedesoriënteerd proberen we de
wekker te vinden. Welke gek vindt kwart over 6 een goed tijdstip om
op te staan in de vakantie?! …. eh, wij dus. Nouja, echt geweldig
vinden we het niet, maar we willen toch wel erg graag naar het
Alhambra.

De afgelopen weken hebben we geprobeerd
kaartjes te krijgen via Internet, maar steeds ging er bij 1 van de
laatste stappen iets mis. Andere computer, andere browser: niets
hielp. In Spanje aangekomen schakelden we de baliemedewerkers van
hotels in, maar helaas: de vooraf te bestellen kaartjes bleken
uitverkocht tot begin mei! Dan blijft er nog maar 1 optie over: ruim
voor openingstijd van de kassa van het Alhambra zelf voor de deur
gaan liggen, op de dag dat je naar binnen wil. En die kassa gaat open
om 8 uur. Als je zeker van kaartjes wilt zijn, moet je er om 7 uur
wel zijn, werd ons van verschillende kanten verzekerd. Je kunt dan
alleen hopen op ochtendkaartjes zodat je niet pas vanaf 14 uur naar
binnen mag (de kaartjes zijn verdeeld over ochtend (vanaf half 9) en
middag (vanaf 14 uur)) en op een zinnig tijdstip waarop je het
Nasaried Palace binnen mag. Voor deze belangrijkste
bezienswaardigheid van het Alhambra moet je je aan een op je kaartje
geprinte tijd houden. Per half uur geven ze x kaartjes uit en te laat
komen betekent niet naar binnen!

Afijn, en daarom is het nu kwart over 6
en proberen we onszelf te vertellen dat het ECHT de moeite waard is.
We rennen onder de douche door en graaien onze tas mee. Gelukkig
hebben we gisteren alles al klaar gelegd, zodat we nu in ieder geval
niet na hoeven te denken. We drinken een sapje en kwart voor 7 staan
we buiten.

Een stukje verderop in de straat maken
we een taxichauffeur blij, die keurig de meter aanzet en ons voor 4 ½
euro tot voor de deur van het Alhambra brengt. Daar blijkt ‘7 uur
voor de deur’ een prima tip. Er zijn ongeveer 30 mensen voor ons en
achter ons loopt het rap vol. We gaan geduldig in de rij staan en
zijn blij met de truien en jas. Het is weliswaar prachtig helder,
maar (of ‘en daarom’) erg fris! Om half 8 is het enorm druk en staat
er een lange rij. Gelukkig gaat ook de koffietent om de hoek open en
we warmen op bij een verse, door Martijn gehaalde, bak koffie.

Stipt 8 uur gaat de deur open en binnen
10 minuten zijn we aan de beurt. We krijgen ochtendkaartjes (er wordt
omgeroepen dat er vandaag maar 100 ochtendkaartjes over zijn en 400
middagkaartjes, wat geen groot aandeel van de dagelijkse 6.000
kaartjes is!) en de tijd voor het paleis is 9:00 uur! Beter kan bijna
niet en we zijn meteen in een juichstemming. Het betekent dat we
meteen naar binnen mogen en dat we relatief snel het paleis in mogen,
als het nog niet zo belachelijk druk is. We huren een audioguide
(Martijn luistert en doet de samenvatting en Karin klikt plaatjes) en
lopen stipt half 9 naar binnen.

Daar bezoeken we eerst het paleis van
Carlos V. We vinden het maar een suf gebouw: een cirkel in een
vierkant gebouw, met veel tierlantijnen aan de buitenkant. Er is een
complete vleugel van het Nasaried Palace voor gesloopt en ondanks dat
we die vleugel natuurlijk nooit hebben gezien, vinden we het zonde!
We gaan buiten klaarstaan om het Nasaried Palace binnen te gaan, wat
inderdaad stipt om 9 uur gebeurt. En dit paleis… tja, we worden er
stil van. Het is onbetwist het hoogtepunt van een bezoek aan het
Alhambra.

Het bezoek is prachtig opgebouwd, zodat
je steeds mooiere zaken ziet. De kleuren zijn sober (zachtgeel,
gebroken wit, bruin en hier en daar kleurige mozaïektegels in
roodbruin, geel, groen, blauw en zwart) maar het stucwerk is
overweldigend. Arabisch schrift en geometrische vormen overheersen en
hier en daar zien we een wapenschild. Overal is water: in fonteintjes
en stromend langs paden en door zalen, maar ook vlak en rimpelloos,
als een enorme spiegel waar een paleis in weerkaatst. Er wordt
gespeeld met licht en schaduw en overal zijn ingenieuze gaten om wind
binnen te laten, maar hitte buiten.

We zien het voorhof, de audiëntiezaal,
de leeuwenzaal met 124 zuilen, de zaal van de 2 zusters, genoemd naar
de twee enorme platen marmer op de vloer, de binnenplaatsen met
fonteintjes, de doorgangen en hoekjes en teveel om op te noemen. We
kunnen zelfs bij het badhuis even om de hoek kijken: een deur die
meestal gesloten blijft. Karin schiet enorm veel plaatjes en al met
al brengen we ruim 2 uur door in dit paleis.

Uitgeput ploffen we – na een
plaspauze uiteraard – buiten neer in de zon (na het koukleumen in
de rij zijn we van het koele paleis niet echt opgewarmd!) en vissen
een sapje uit de tas. Even bijkomen, maar jongens wat een geweldig
paleis! We begrijpen de ophef erover volkomen! Vooral Karin is
helemaal fan en zou het liefst meteen nog een keer gaan, maar dan
graag zonder mensen. Al zijn we maar wat blij met het vroege tijdstip:
als we de rij nu zien, zijn we extra blij dat we zo vroeg waren!

Na even bijkomen bezoeken we het
Alcazaba: de overblijfselen van het fort dat op de hoek van het
Alhambra-complex stond. We wandelen over de binnenplaats en een stuk
van de muren en genieten van het uitzicht op de nog steeds besneeuwde
bergen van de Sierra Nevada in de verte. Martijn beklimt ook de
toren. De jassen gaan de tas in: het is goed opgewarmd en we smeren
ons tussendoor toch maar in. Als we al die verbrande koppen zien,
lijkt het geen domme actie!

Na het fort bezoeken we nog
verschillende tuinen in het complex en daarna de Generalife. We
denken er even doorheen te rennen, door deze ‘architecten tuin’, maar
hoe verder we komen, hoe meer we onder de indruk zijn. Overal
bloemen, fonteintjes, struiken, uitzichtjes etc. etc. Achter elke
hoek ligt een nieuwe verrassing, tot we uiteindelijk niet verder
kunnen bij de ‘watertrap’. De leuningen van deze trap, bestaan uit en
soort goten, waar – ingenieus omhooggepompt – water doorheen
stroomt.

Daarna is het op. Met alle plas-, zit-
en drinkpauzes erbij zijn we ruim 5 uur binnen geweest. We hebben
honger en Karin heeft geen benen meer over. Maar het was het meer dan
waard. Dit was zonder meer een, zo niet het hoogtepunt van onze
vakantie!

We wandelen rustig naar beneden, tot we
op Plaza Nueva op een terrasstoel neerploffen, om daar bijna een uur
niet meer vanaf te komen. We eten en drinken wat en besluiten dat we
dan nog 2 dingen willen: even dwalen door de wijk rondom de
cathedraal en de Capilla Real (de tombes van de katholieke koning
Fernando en Koningin Isabel) bezoeken.

We beginnen met het dwalen, wat
natuurlijk niet gaat zonder onderweg nog een drankje te doen, en al is het niet eens de beroemde Albayzin (de moslimwijk) met zijn kleine straatjes, ook deze (winkel-)straatjes zijn erg leuk. We vinden onderweg het oude gebouw waar in de tijd van de Moorse overheersing kolen werden verhandeld (als brandstof), met een prachtige façade. Ook de oude zijdenbeurs is geweldig: kleine straatjes met prachtige versieringen en tegenwoordig veel souvenirshops. En veel restauratiewerkzaamheden: de helft van alle gebouwen lijkt wel ingepakt.

Ook de Capilla Real waar we we uiteindelijk uitkomen is gedeeltelijk ingepakt, maar zo spannend was de buitenkant toch al niet. De binnenkant willen we zien. We mogen helaas geen foto’s maken, maar worden binnen getrakteerd op de meest ongelooflijke – in onze ogen afschuwelijke – barokke krullen en tierlantijnen. De marmeren graftombes – vier in totaal, van Isabel, Ferdinand, zoon Philip en zijn vrouw Johanna de Waanzinnige – zijn wel erg mooi (vooral die van het oorspronkelijke paar, die gemaakt zijn door een leerling van Michelangelo). Het hoofdaltaar is indrukwekkend en afschrikwekkend tegelijk. Het is prachtige bewaard gebleven en laat als afschrikwekkend voorbeeld vooral de martelaren zien, waarvan er 1 onthoofd wordt en 1 levend gekookt in olie. Heel fijn, al die details. De kerkschatten die we in het naastgelegen gebouw zien zijn ook de moeite waard: de bijbel uit de 15e eeuw van Koningin Isabel, de oorspronkelijke vaandels waarmee de Christelijke herovering van Granada duidelijke werd gemaakt aan de inwoners en de kroon en scepter van de koningin zijn wat ons betreft hoogtepunten.

En dan is het helemaal op. We wandelen terug naar het hotel en ploffen uitgeput op het bed. Uiteindelijk landen we om half 9 – na wat uurtjes lezen en slapen – in een restaurantje, dat voor het eerst deze vakantie een echt foute keuze blijkt. We eten niet lekker en het troost-toetje valt – door het onverwacht gesloten zijn van het bedoelde tentje – ook nog in het water. We halen onze schouders op. Wat ons betreft kan er niets meer fout gaan vandaag. Wat een topdag!

Naar Cordoba

Naar Cordoba

Vanochtend gaat de wekker op een vriendelijker tijdstip. Het is half 9 en we doen lekker rustig aan. We hebben nog een paar plannen en dan rijden we naar Cordoba, de laatste stad van ons (veel te korte) bezoek aan Andalusië.

De eerste stop is de markt die gisteren dicht was. Het is een kleine, overdekte markt die vooral veel vlees- en visstalletjes heeft. In sommige stalletjes liggen wel 5 soorten garnalen; in anderen grijnzen de schapenkoppen je tegemoet. Niet in alle gevallen ons ding, zo ‘s ochtends vroeg, maar het is erg leuk om tussen allemaal ‘Granadezen’ (?) te lopen die inkopen willen doen. De sfeer is gemoedelijk en er wordt in druk Spaans onderhandeld.
Als we uitgekeken zijn willen we de cathedraal nog in, maar die blijkt pas om kwart voor 11 open te gaan voor (niet-religieuze) bezoekers. Helaas, die slaan we dus over. We lopen nog een keer door de ministraatjes van de oude islamitische zijdenbeurs en eten vervolgens een rustig ontbijtje in het leuke cafeetje dat bij ons hotel hoort. Een prima idee en we zijn sowieso erg tevreden over het hotel: perfecte ligging, enorm aardige mensen en een geweldige rustige kamer. Een aanrader!

De stad uitrijden blijkt een eitje… Natuurlijk is het altijd makkelijker om van een specifiek adres naar ‘ongeveer richting snelweg’ te rijden dan andersom, maar een beetje flauw vinden we het wel. We kiezen in ieder geval voor een rechtstreekse route naar Cordoba, over een leuke B-weg en dat blijkt een prima keuze. Het land is heuvelachtig, met werkelijk miljoenen olijfbomen.

– wordt vervolgd –

Baltische Steden

Baltische Steden

Eind jaren ’80, begin jaren ’90 van de vorige eeuw werden Estland, Letland en Litouwen zelfstandige landen en de ontwikkelingen volgen elkaar sindsdien razendsnel op. We zijn al jaren nieuwsgierig naar deze voor Westeuropeanen nog steeds bijzondere bestemming.

Een reis naar deze landen lijkt ons dan ook een traktatie! We concentreren ons deze reis op de hoofdsteden en beginnen in Finland: achtereenvolgens bezoeken we Helsinki, Tallin, Riga en Vilnius.

29-07 naar Helsinki

29-07 naar Helsinki

Vakanties die in de middag beginnen
hebben het grote voordeel dat je uit kunt slapen…. Niet dat we dat
doen natuurlijk. Hoewel we allebei al een paar dagen vrij zijn, zijn
er altijd nog 101 dingen die op zo’n laatste dag nog even moeten. Het
geren is wel minder en om 10 over half 12 staan we bij de bushalte,
zoals gepland. Bus en trein werken mee, waardoor we rond kwart over
12 op Schiphol staan. RUIM op tijd voor de vlucht. De aardige jongen
aan de balie helpt ons ondanks een kapotte printer aan alle
instapkaarten (handig, dan kunnen we in Riga zo door) en zorgt dat de
bagage doorgestuurd wordt naar Helsinki, de eindbestemming voor
vandaag.

De drukte valt enorm mee en we zijn zo
door de douane. Broodje, wat drinken en een tijdje wachten later
zitten we aan boord van een Boeing van Baltic Air naar Riga. Het
vliegt lekker door en keurig op tijd zijn we op de kleine, maar
overvolle luchthaven van Riga. Twee uur later zitten we opnieuw in de
lucht en een uur vliegen over een zonovergoten zee en 1001 kleine
eilandjes later, landen we in Helsinki.

Onze koffers komen keurig van de band
(gelukkig: waarom moest er juist vandaag een stuk over de
hoeveelheden zoekgeraakte bagage in de krant staan?!) en zonder ook
maar een douane ambtenaar tegen te komen staan we 10 minuten later
bij de bus. Ook dit laatste stukje gaat het reizen soepel: bus 615
brengt ons in een half uurtje naar het station en van daar af blijkt
het een kwartiertje lopen naar ons hostel. De stad is groots opgezet:
grote pleinen, grote gebouwen en verrassend genoeg
mini-straatnaambordjes. In twee talen: Fins en Zweeds, de tweede taal
van Finland.

Het Academica hostel is behoorlijk
groot, maar we worden snel en heel vriendelijk geholpen aan een
keurige, ruime (en gereserveerde) kamer, met twee bedden, een tafel,
twee kastjes, een kitchenette en een eigen badkamer. We hebben zelfs
direct verbinding met het wireless internet, al moeten we morgen
eerst een password halen. Helemaal in orde, wat ons betreft, zeker
als ze ook een weerbericht blijken te hebben, stapels kaartjes en
brochures en tips voor goede ontbijtgelegenheden en restaurantjes
waar je typisch Fins kunt eten.

We rommelen nog een beetje, bepalen wat
we morgen willen doen en duiken dan met een boekje ons bed in.
VAKANTIE!