Archief van
Categorie: Marokko 2017

Marokko wacht (nee, geen grapje)

Marokko wacht (nee, geen grapje)

Jaren geleden was Karin met Eveline in Marokko en dat smaakte naar meer. En dit jaar nemen we een ‘hap’. Na een late vlucht en twee nachten in Fes, rijden we in zes dagen via de woestijn en het rifgebergte naar Marrakesh. Daar blijven we ook nog twee nachten. Een beetje van allerlei kanten van Marokko hopen we te zien: schitterende landschappen, mooie steden, lekker eten en vriendelijke mensen. Eens kijken of Marokko nog steeds een feestje is! 

naar Fes

naar Fes

Wat een ontspannen begin van onze vakantie! We hoeven pas om half 3 van huis dus na wat uitslapen (mislukt), vakantie-rommelen (gelukt) en lekker lunchen (ook gelukt) pakken we om half 3 een bus en aansluitende trein naar Schiphol. We hebben dramatische berichten in het nieuwe gezien over een overlopende luchthaven, dus we hebben ruim de tijd genoeg genomen. Het valt mee vandaag, maar ‘better safe than sorry’. Na een dwaalsessie over Schiphol en flink wachten (met boek, met uitzicht op de vliegtuigjes zitten we op tijd aan boord en exact op tijd vertrekt de Royal Air Maroc vlucht naar Cassablanca. 

De vlucht verloopt soepel, ondanks het grote aantal (deels jengelende) kinderen en het feit dat we alleen tekenfilmpjes zonder geluid kunnen bekijken of verschillende geel/groen uitgeslagen schermen die boven het middenpad hangen. Maar: we zitten aslnog naast elkaar en we hebben allebei een boek bij ons en een reisgids om in te verdwalen, dus we komen de 3 1/2 uur prima door. 

In Cassablanca hebben we ons voorgenomen om meteen door te lopen naar de andere gate. Er is onderweg niet zoveel en we moeten door een controle en dat kan in Marokko lang duren, waarschuwt Karin Martijn. Niets teveel gezegd, want we komen bij de overgang naar de hal voor de binnenlandse vluchten in een trage, chaotische tas- en paspoortcontrole terecht. Maar goed; we hbben de tijd, anders dan het stel dat probeert de hele rij voorbij te rennen omdat ze NU een vlucht hebben. Aangezien er net 30 man tegelijk voorgedrongen is omdat ze ‘echt een aansluitende vlucht moeten halen’ valt dat niet heel lekker en uiteindelijk schuiven ze net voor ons in de rij. we hebben medelijden met de Marokkaanse moeder met twee kleine kinderen achter ons: het is inmiddels laat voor de frummels (zelfs als je er een uurtje afhaalt, voor lokale tijd) en de kids worden langzaam onhandelbaar.

Uiteindelijk zijn we door de rij en komen in een enorme ruimte. Er zijn meerdere gates, het krioelt er van de mensen, er is een café’tje en verder staat er een maquette van een moskee, met aan het plafond er boven een enorme, gouden … tja, het lijkt nog het meest op een strakke ijspegel, steeds smaller wordend naar onderen. De verbinding met Allah denken we; de punt wijst recht naar de top van de minaret. Het is in ieder geval erg… ehm uniek…

ALs we alles in ons hebben opgenomen halen we wat drinken, laden de telefoons op en wachten we op de vlucht naar Fes. En dat duurt effe. Het Marokkaanse systeem is ook bij de gates alles behalve duidelijk en efficiënt. Er zijn meerdere vluchten met vertraging die nog boarden vanaf het moment dat we bijvoorbeeld zouden moeten gaan boarden voor Fes. Dat laatste (het boarden naar Fes) gebeurt niet en die onduidelijkheid levert enorm veel stress op, bij zowel mensen naar Fes als mensen naar Agadir (de eerdere vlucht). We vermaken ons aanvankelijk wel, maar uiteindelijk duurt het erg lang en na anderhalf uur extra wachten (staand) zijn we redelijk versleten. Dan mogen we gelukkig het vliegtuig in en na een vlucht van zeker 32 minuten (ja, meer is het niet) landen we in Fes. 

Daar zijn we de laatste vlucht die binnen komt en we zijn onder de indruk van de lading douaniers die nog aan het werk is. We krijgen een efficiënt en vriendelijk welkom èn een stempel in onze paspoorten. Daarna pikken we de tassen van de band (terwijl achter ons de ene na de andere douaniers er mee stopt voor vandaag) en wurmen ons na nóg een controle (ja incusief x-ray en deze kunnen we ècht niet plaatsen) naar buiten. Daar staat onze chauffeur… of niet?! Er staan allerlei mensen, maar we zien onze namen niet. Als we na drie keer kijken op het punt staan te gaan bellen komt hij aangehold: sorry! Hij was net even iets uit zijn auto halen. Aangezien hij anderhalf uur op ons heeft moeten wachten en het inmiddels 1 uur ‘s nachts lokale tijd is, hoor je ons niet klagen. Zeker niet als hij ons veilig en supersnel naar ons hotel brengt. 

Althans, naar het dichtstbijzijnde pleintje en daar komt, nadat onze chauf heeft gebeld, een pietsie slaperig kijkende jongen aanwandelen die ons meeneemt naar Ria Tafilalet. Moeilijk te vinden, maar doodstil, voorzien van een prachtige ontbijtruimte èn een stille, schone kamer. Het bed is wat hard, maar dat mag de pret niet drukken. Weltruszzzz….

Fes

Fes

Ok, we willen het niet hebben over hoe weinig uren we hebben geslapen, maar we hebben wel góed geslapen en de fluitende vogeltjes buiten de Riad maken veel goed. We douchen ff en zitten keurig op tijd (9 uur lokale tijd) achter een uitstekend ontbijt. We gooien een hele berg eten naar binnen: trek! We vragen ook of we vanavond hier kunnen eten (de Riad ligt wat afgelegen, we willen vandaag rustig aan doen en we hebben goede verhalen gelezen over het eten) en krijgen een kaart plus de tip om zometeen een taxi te nemen naar de ontmoetingsplek met de gids voor de stadswandeling. Dat lijkt een goed idee: de oude binnenstad, of Medina van Fes is een, doolhof en we hebben bovendien nog 20 minuten om er te komen. En als je in één keer goed loopt is het 20 minuten lopen verderop!

We gaan op stap en lopen in één keer goed naar het pleintje van gisteravond. Daar loopt een drukke weg langs en daar over heen schieten de rode ‘petit taxi’s’. Elke stad in Marokko heeft een eigen kleur van deze lokale taxi’s en ze zijn nogal wisselend van kwaliteit. Als er een keurig exemplaar de bocht om komt steken we onze hand op. We vertellen waar we heen willen en de wat stug uitziende man knikt en zet meteen de meter aan. Opnieuw een chauffeur die ons snel en veilig wegbrengt. Deze keer naar ‘Cinema Amal’, een oude, gesloten bioscoop en het vertrekpunt van onze wandeling. We rekenen af, bedanken de chauffer (die vriendelijk glimlacht en ons toeknikt; helemaal niet zo stug), checken de tijd (exact 10 uur) en we staan nog geen 30 seconden voor de bioscoop als Mohammed er aan komt, een jonge Marokkaan die onze gids is. Hij blijkt uitstekend Engels te spreken en neemt ons mee. Nee, niet die grote weg op, hier, dit kleine steegje in!

En Fes… Fes is something else… 

Sommige steegjes zijn net een mens breed andere een ezel en twee mensen, ontdekken we. Aan sommige steegjes liggen prachtige gebouwen. Een moskee, een universiteit, een begraafplaats van de stichter van de stad, een oude karavanserai, of pleisterplaats voor handelaren van welleer, een bibliotheek en een soefi-heiligdom, met er om heen allemaal diepzwarte mensen uit zuidelijker landen. Aan andere steegjes liggen winkeltjes van allerlei soort. Een bakkerij, een ‘scharensliep’, een slager, een metaalbewerker. Winkeltjes met sieraden, metaalplaten, spoelen met draad, vlees (waaronder een drommedariskop en -bult; alleen voor bijzondere gebeurtenissen, zegt Mohammed), kleding, kruiden, peulvruchten, sinaasappels, dadels… En Mohammed vertelt honderduit en neemt ons vooral mee om allerlei ambachten te zien. De scharensliep laat ons zien hoe scherp een schaar van 180 jaar oud (!) nog is en hoe hij messen scherp maakt en metaal bewerkt tot pinnen om riemen mee te maken. De koperslagerhoudt met een blote voet de koperen pot tegen die hij geconcentreerd ‘uitdeukt’ met een hamer (“I call this the Noisy Square”, zegt Mohammed. We tend to agree). De wever laat zien hoe hij weeft met wol, katoen en ‘Moroccan silk”, een uit agave gewonnen draad die lijkt op zijde. De gemeenschapsbakker bakt tegen een vergoeding platte, door families zelf gemaakte broden. De leerlooiers nemen ons mee naar het dak om de verfbaden te bekijken: een stinkende, zware maar kleurrijke bezigheid. En tussen de toeristen en lokale families lopen ezels en paardjes, soms met zware ladingen op hun rug.

Het is netter dan 10 jaar geleden, toen Karin er was. Er is ook al veel gerestaureerd en er wórdt de komende periode ook nog veel gerestaureerd. En tegelijk is het precies zoals Karin zich herinnert: een vol, kleurrijk doolhof! De medina van Fes is Unesco werelderfgoed en we zijn blij dat het goed wordt bewaard. Sommige huizen zijn uit de 14e (!) eeuw en Mohammed maakt handig gebruik van allerlei afspraken met mensen die hij kent om ons de gebouwen en het uitzicht van de daken er boven te laten zien. Ondanks dat blijft het aantal verkoop-praatjes beperkt en als ze er zijn is het bescheiden en vriendelijk. 

We eindigen de tour in een ‘huiskamer’ van een lokale familie, die ons muntthee serveert. Mierzoet. De familie laat zich niet zien, maar Mohammed geeft uitgebreid antwoord op onze vragen en maakt het behalve leuk ook leerzaam, zonder vervelend te worden. Als de theepot leeg is, neemt hij ons mee naar een geweldig mooi en volgens zijn verhalen goed restaurant. We zien overal bordjes gerserveerd staan, maar ondanks dat het 1 uur is, zijn de meeste tafels leeg. Mohammed zorgt dat we een tafeltje op het dakterras krijgen, in de schaduw en neemt dan afscheid. We bedanken hem uiteraard uitgebreid en ploffen dan in de schaduw. Het windje zorgt er voor dat het niet heel heet is, maar we zijn wel een beetje op, na de weinige uren slaap en de forse wandeltocht. Het eten is heerlijk: allerlei hapjes vooraf, kip met amandelen als hoofdgerecht en fruit toe en met erbij een flinke plons drinken komen we helemaal bij. Als we beneden komen om af te rekenen zit de hele tent (alle drie de verdiepingen) stampvol! De ober bij wie we afrekenen heeft een flinke dosis humor, het eten is naar lokale begrippen duur, maar voor ons goedkoop en als we ook nog hulp aangeboden krijgen om de weg verder te vinden, lopen we helemaal vrolijk de deur uit.

We slaan rechtsaf en als laatste ‘actie’ voor vandaag lopen we de hoofdstraat (zo één die een ezel en twee mensen breed is) uit naar de Bab Boujeloud of Blauwe Poort, één van de beroemdste poorten van Fes. Na alle bezienswaardigheden van vandaag ziet deze winkelstraat er al bijna gewoon uit. Dat is hij hier natuurlijk ook, maar gisteren zouden we het nog heel exotisch hebben gevonden. De poort is blauw aan de buitenkant en tot onze verrassing groen (de kleur van de Koran) aan de binnenkant. We maken wat plaatjes, lezen de reisgids er op na en na enig overleg nemen we daarna een taxi naar onze Riad. Daar ploffen we op het dakterras, in de schaduw, met een muntthee en een frisje, terwijl de toenvalkjes en ooieevaars over ons hoofd scheren. Wat een eerste dag…

Van Fes naar Risanni

Van Fes naar Risanni

We hebben nog niet zoveel uur geslapen als we zouden willen, maar het begin is er. Gisteravond hebben we in het hotel gegeten en zijn we daarna op tijd ons mandje in gedoken. En nu is het half 8 Marokkaanse tijd en het valt nog niet mee om die aan te houden. Ons beider telefoons besluiten namelijk om de beurt dat het tóch Nederlandse tijd is. Of nee, tóch Marokkaanse. Of nee… Aangezien er geen touw aan vast te knopen is, ging de wekker vanochtend een uur te vroeg en besluiten we de rest van de week waar mogelijk maar af te gaan op Karin’s FitBit (haar Fitness horloge waar je ook een wekker op kunt zetten). Voor nu hebben we de wakkere tijd ‘benut’ door lekker een uurtje te liggen suffen, maar nu zitten we dan toch aan het ontbijt. Een wat slaperige Marokkaanse man begint van alles klaar te zetten, buffet-style. Waar we gisteren het hele hotel voor ons alleen hadden moeten we het sinds gisteravond delen.

Na het ontbijt rekenen we het eten en de drankjes af en gaan we daarna op zoek naar een Petit Taxi. Deze keer lopen we een paar minuten naar de Bab… ehm nouja de dichtstbijzijnde poort. En inderdaad, daar staan ladingen taxi’s. Een vriendelijke man wil ons wel meenemen. We vertellen hem de straat (in het Frans). Dat gaat goed: die kent hij. En dan het nummer. Ook in het Frans. Hij kent volkomen verbijsterd en vraagt voorzichtig in het Frans: ‘ehm, spreekt u Frans’. Karin schiet in de lach. Nou is haar Frans roestig, maar dit was toch echt het huisnummer in het Frans! Nouja, Martijn heeft de bestemming ook in Phoney staan (het route appje op zijn telefoon), dus hij gaat schaduwen en dan roepen we wel ho. Man blij, meter aan, wij blij. Jalla! (We gaan!)

De Europcar vestiging hebben we inderdaad zo gevonden en als we voor de deur staan komt er een mannetje aangerend. Mooi: het is stipt half 9. We hebben het strak gepland, want we hebben een lange rit voor de boeg. Alles gaat voorspoedig tot de pinautomaat (voor de borg) weigert… De man stelt na herhaaldelijk proberen een kleine koffiepauze voor en regelt in het café naast de vestiging een bakje lekkere, sterke koffie. Maar ook na de koffiebreak weigert het apparaat dienst. Of we dan even langs de luchthaven willen? Dan geeft hij ons wel de auto mee. We gaan akkoord (anders komen we hier nooit weg) en de luchthaven ligt op de route. Bij de luchthaven blijkt een borg laten blokkeren op je creditcard nog niet zo eenvoudig: eerst vinden we geen parkeerplaats. Dan komt Martijn de luchthaven niet eens op zonder paspoort. Inmiddels belt een verontwaardige Europecar-man. Waar we blijven. Karin handelt het gesprek af, regelt Martijn’s paspoort en terwijl Martijn zich heen en weer haast zien we de tijd voorbij tikken. Uiteindelijk, met in totaal anderhalf uur vertraging, vertrekken we dan toch naar het zuiden. He, he! Beetje jammer, want daarmee is al onze tijd om een stop te maken opgegaan aan administratief geneuzel en hebben we vooral een heel erg lange reisdag voor de boeg.

We pakken de N8 naar het zuiden en Martijdn went al snel aan de Marokkaanse rijstijl van de mede-weggebruikers (nee, niet alleen automobilisten, maar ook ezels, schaapskuddes, voetgangers, fietsers, brommers, vrachtwagens, bussen…) en aan het oude barrel dat deze week onze huurauto is. Het is niet idioot druk en als je je niet teveel op laat jagen, keurig stopt bij elke politiecontrole en ervan uitgaat dat je over de hele route ong. 60 km / uur kan afleggen, gaat het prima!

We rijden via Ifrane, een chique skiplaats in de Midden Atlas, waar we aapjes in de bomen zien. We slaan bij Azrou af naar de N13 en die blijven we de rest van de dag volgen. We maken bij de kruising een plasstop (en nemen flesjes fris mee) bij een enorm tankstation van Afriquia en verder gaan we. De route wordt steeds mooier: waar die eerst nog erg verstedelijkt is, rijden we steeds meer door de uitlopers van de Midden Atlas, langs een rivier, of over een mooie vlakte. We lunchen bij Le Pit in Midelt (ja, in het midden van onze route), een tent die goed staat aangeschreven op Tripadvisor en ons snel en vriendelijk van een goede lunch (hapjes vooraf, Tajine uiteraard en het fruittoetje weten we nog net te ontwijken: dat duurt te lang). Over het terras scharrelt een heel lange rij processierupsen. We weten meteen waarom ze zo heten: allemaal achter elkaar!

Verder gaan we naar het mooiste stuk van onze reis, de Gorge du Ziz. Deze prachtige kloof laat ons ook vanuit de auto genieten. Tussen rotspartijen, langs een rivier, via een helderblauw meer (gevuld met kalkhoudend water vermoeden we) en op en neer door de bergen. De kloof loopt door een uitloper van de Hoge Atlas en het ziet er bijzonder uit om de bergen eerst als een muur aan de horizon te zien. Een muur die steeds hoger wordt en waar we ons uiteindelijk op stuk dreigen te rijden, voor daar ineens de toegang tot de kloof is. Een groot deel van de kloof is gevuld met dadelpalmen. Er tussen staan staan ksour (enkelvoud: ksar): lemen woonkastelen die in lichte of zwaardere staat van verval zijn. In het steeds mooier wordende licht is het een prachtig en exotisch gezicht.

De kloof loopt door tot bij Erfoud (of: Arfoud) en daarna is het nog 20 minuten tot ons hotel bij Risanni. We slapen in hotel Ennasra, een lemen kasbah ongeveer twee kilometer noordelijk van Risanni. Het hotel is uitgestorven. We zijn letterlijk de enige gasten, al schijnt er nog een gezelschap te komen dat twee kamers bezet zal houden. Het hotel is prachtig: op de binnenplaats ligt een enorm zwembad en als het niet zo snel aan het afkoelen zou zijn zouden we meteen een duik nemen. Voor nu gaan we nadat we de tassen op kamer hebben gezet eerst een ommetje lopen. Aan de overkant van het hotel liggen de resten van een oude handelsplaats, een plek die rond 800 beroemd was als één van de belangrijke handelsplaatsen aan de rand van de Sahara. Er is niet veel van over: een paar stenen en lemen overblijfselen steken uit de grond. Verder is er niet veel te zien en aangezien de zon onder gaat en we langs de drukke N13 lopen, gaan we terug naar het hotel. Het is geen straf om aan het zwembad te zitten en we bestellen een drankje. Hebben ze toevallig bier…? En jawel, we hebben mazzel! We nemen allebei een biertje en toasten in de langzaam donker kleurende buitenlucht op deze lange, maar mooie rit. Volgende keer doen we hem graag in twee dagen: er is zoveel te zien. Volgende keer? Nou, als de rest van de vakantie net zo goed wordt….

Risanni, Merzougha en Erg Chebbi

Risanni, Merzougha en Erg Chebbi

Vandaag is er een keer geen wekker en hebben we echt lang en goed geslapen. Hehe: toen ons hoofd gisteravond het kussen raakte (na een prima maaltijd in het hotel: er was zelfs keuze!) waren we meteen vertrokken. Het was toch wat vermoeiend allemaal. Vandaag kunnen we de dag weer aan. Aan het uitstekende ontbijt (er is inderdaad gedekt voor nog 6 mensen, maar we zien ook nu, net als gisteravond, niemand) maken we plannen. Fossielen, ksour en souk moet het worden, in een nog te bepalen volgorde. En we sluiten af met de woestijn! We nemen afscheid van het vriendelijke personeel en stoppen de spullen in de auto. we hebben het zo geregeld dat we daar vandaag niet meer bij hoeven te zijn, maar het blijft sinds ons avontuur in Costa Rica (bagage uit de achterbak gestolen) een vervelend idee om daar onze tassen in te laten zitten, ook als iedereen ons verzekert dat er niets mis kan gaan.

Onze eerste stop is Tahiri’s Museum van Fossielen en Mineralen. Meneer Tahiri is daar wereldberoemd mee geworden en er is zelfs een fossielensoort naar hem genoemd. Een vriendelijke rastaman komt ons tegemoet. Het bezoek is gratis. Zal hij er iets bij vertellen? Dat willen we wel en hoewel het verhaal er wat op de automatische piloot uit komt, is het leuk om te horen bij de ladingen fossielen die hij ons laat zien. Het is indrukwekkend. Marokko begint de afgelopen jaren bekendheid te krijgen als fossielen- en mineralenland en we kijken onze ogen uit naar de piepkleine en enorme (en alles er tussen in) trilobieten, ammonieten, schildpadden- en krokodillenschedels en haaientanden. Er is zoveel dat niet alleen als fossiel wordt geprepareerd. De man laat ons zien dat ze van sommige stukken steen wastafels, wijnrekken of tafels maken. Het zwarte steen zit propvol fossielen en als het wordt gepoetst lijkt het wel marmer. Buiten liggen tafels vol met stukken steen vol met fossielen. Te koop, maar niet heel mooi. De restjes. Binnen, in de shop, ligt veel moois (en lelijks) en uiteindelijk willen we wel een in twee delen gezaagde ammoniet meenemen als aandenken. Wat moet het kosten, vraagt Karin. we willen zelf niet meer dan 70 Dirham betalen hebben we besloten, maar we willen ook wel wat achterlaten om te zorgen dat ze het museum-gedeelte intact laten. ’80’ zegt Rastaman. ‘Volgens mij moet 50 lukken’ zegt Karin (normaal zou ze 40 zeggen, maar zie boven). De man herhaalt 80. Karin 50. Ok, 70 zegt de man. Prima zegt Karin. Rastaman is verbaasd. Pardon? ‘Tja’, zegt Karin, ‘als je het liever hebt zeg ik 55 en dan wordt jij verontwaardigd en uiteindelijk zeg ik 60 en hap jij toe en zijn we allebei blij, maar ik dacht het museum moet wel blijven bestaan.’ De man is stil, krijgt dan ineens een enorme grijns op zijn gezicht en zegt ’60 sounds perfect to me’. We laten hem voor we weg gaan nog de foto’s van Trix zien, net T-Rex skelet dat in Leiden staat. Hij wil de naam drie keer horen en hoopt ooit nog eens langs te komen. 

Nadat we de karavaan van bijna 15 Italiaanse campers voor hebben laten gaan richting Erfoud, rijden wij terug naar Risanni. Helaas loopt de eerste tankbeurt op een teleurstelling uit (‘no diesel today, sorry!’) maar als we de afslag naar Risanni opdraaien zien we een groot tankstation dat stikt van de tour-auto’s. Mooi: lokale mannen die voor toeristen tanken, dan durven we de kwaliteit wel aan. Na het tanken laten we vlakbij de souk de auto in de bewaking van een mannetje met groen hesje achter. Goed op passen he?! Hji belooft het met een grijns. Daarna banen we ons een weg door de licht opdringerige mannetjes die proberen ons mee te krijgen naar hun winkeltje. De souk is behoorlijk groot, maar niet veel bijzonders vandaag. Morgen is het marktdag en schijnt er van alles te worden verkocht. Vandaag niet. We zijn dan ook vrij wild en na een uitgebreid rondje hebben we het ook wel gezien met souk en verkopers. Ze zijn vriendelijk, maar we willen echt niks, sorry.

We besluiten koffie te gaand drinken bij een café’tje dat we bij ons verkenningsrondje aan de zuidwestelijke rand van het dorp hebben gezien en als we die straffe bak achter de kiezen hebben vervolgen we de weg. Rechts op de rotonde, voor de circuit touristique, een route van 21 kilometer met allerlei ksour. Vervallen, gerestaureerd, bewoond of leeg, druk of verlaten: we zien ze allemaal in de route waar we anderhalf uur over doen. De lemen gebouwen (soms met rijk versierde torens of poorten) zien er geweldig uit en hoewel het licht niet heel vriendelijk is zo midden op de dag, genieten we met volle teugen, in onze koele auto met een fles water voor handen. Karin schiet plaatjes, we kijken onz eogen uit (ook naar een waterput, moskeetjes, een begraafplaatsje etc.) en we zijn blij dat we niet keihard Risanni uitgescheurd zijn. Dit is leuk!

Na een drankje bij ons hotel van afgelopen nacht (waar het personeel blij verrast is ons te zien: er is nog steeds / weer niemand) en een korte Internet-leen actie maken we het rondje naar Risanni terug af en parkeren de auto tussen twee andere auto’s haaks op de stoep, net als daarstraks. Karin kijkt opzij en ziet dat de jongen die zogenaamd achteloos tegen de auto naast ons leunt, in feite bezig is te proberen de auto open te maken! In zijn hand heeft hij een pin en hij blijft angstig over de auto heen kijken of hij parkeermannetjes ziet. Dit vinden we een heel slecht idee en Martijn rijdt resoluut weer achteruit. Iets verderop kan de auto langs de stoep staan, vol in het zicht van het parkeermannetje. De stoep is er bovendien zo hoog dat de deur aan die kant niet open gaat. Dat is beter. De parkeerman belooft op te passen en wij volgen de Tripadvisor app naar het best gewaardeerde restaurantje van Risanni. Het is flink zoeken, maar als we het dan hebben gevonden komen we in een leuke tent terecht waar we snel, vriendelijk en in het Engels worden bediend. En heerlijk eten: een ‘berber-pizza’. Eén van de platte Marokaanse broden, gevuld met gehakt, kruiden, ui. Het is heerlijk en we smikkelen samen de berg eten op. Als we op 2/3 zijn horen we een angstaanjagend geluid… De aankomst van een kudde Nederlandse toeristen. In veel te korte broeken en hemdjes strijken ze neer aan de tafels om ons heen. We kijken elkaar aan, schakelen over in (hopelijk feilloos) Engels en rekenen af zodra we klaar zijn. Nederlandser kunnen ook echt heel leuk zijn natuurlijk (kijk ons nou ;-), maar hier willen we even niet bij horen. 

Onze auto is gelukkig ongesloopt en na een bedankje aan Parkeerman vertrekken we naar Merzouga. De reisinstructies zijn wat verwarrend: in het ene geval wordt over 40 minuten gesproken, in het andere over anderhalf uur. In het ene geval is er anderhalve kilometer ongeasfalteerde weg; in het andere nog geen 100 meter. Het pakt gunstig uit: In 40 minuten en na ongeveer 150 meter ongeasfalteerde weg parkeren we de auto bij Kasbah Mohayut. De auto en onze tassen blijven hier vannacht staan en wij gaan de woestijn in! We hebben nog veel tijd en die gebruiken we voor nog een drankje, kleine tas reorganiseren èn kennismaken met Jos en Rita. Rond de 60 vermoeden we en een bereisd en vriendelijk stel. Zie je wel: Nederlanders op reis zijn ook leuk! We blijken met z’n vieren de rode zandduinen van de Erg Chebbi te gaan bedwingen en dat vinden we meteen allemaal een goed idee.

Karin is de enige met kameel (of nou ja: technisch gezien dromedaris) ervaring en geeft op verzoek wat adviezen (nek bedekken tegen de zon, toch echt je lenzen uitdoen, goed vasthouden als het beest omhoog komt) en als we allevier zijn geïnstalleerd deinen we het ‘erf’ van het hotel af, zo de woestijn in. De Erg Chebbi is één van de twee Sahara ‘Erg’s’ van Marokko: een stuk woestijn vol grote door zand omhoog geblazen zandduinen. De Erg Chebbi is bekend door de prachtige oranje-roze duinen die in het avondlicht steeds mooier van kleur worden. Een vreemd gezicht: de zandduinen lijken ‘ineens’ te ontstaan aan de rand van de zwart/grijze steen- en zandwoestijn die Merzougha omringt. We lopen eerst een stuk langs de duinen naar het noorden. Dat valt ons allemaal stiekem een beetje tegen: we zouden toch de zandwoestijn in? Maar na ongeveer een half uur deinen steken we schuin de woestijn in. De kamelen (drommi’s, maar iedereen hier noemt de beesten camels, dus het wil er niet zo in) sjokken achter elkaar en achter de gids (in felblauwe Touareg kleding) aan: Martijn voorop, gevolgd door Karin, Rita en Jos. Een kameel rijdt niet bijzonder comfortabel: je moet je evenwicht een beetje zien te vinden en naar beneden loop/glijdend over de zandduinen moet je enorm uitkijken dat je er niet voorover vanaf kukelt. We hadden ook een jeep, quad of sandbuggy kunnen nemen, maar eerlijk gezegd worden we een beetje chagrijnig van de herriedingen die in de verte de zandduinen stuk maken en de beesten verjagen. Maar: het uitzicht en de ervaring maken al die kleinigheden goed. Tussen de geel, oranje, roze, rode duinen sjokken we nog anderhalf uur door. We worden steeds stiller en iedereen probeert zo goed en zo kwaad als het gaat plaatjes te schieten. Zandduinen, knalblauwe lucht met hier en daar een wolkje, de strakke scheidiging tussen de zon- en schaduwkant van de duinen…

Beurs en stijf, maar zeer, zeer tevreden klauteren we na twee uur met wat hulp van onze drommi’s af. We staan nog even te genieten van de zonsondergang in de verte, maar die verzandt (no pun intended) wat in een inversielaag en bovendien heeft onze gids haast. Kom, kom, wuift hij ons achter zich aan. We vragen ons af waar het kamp is gebleven, maar over de duinkam kijken we naar beneden en daar in de kom, ligt een schitterend kamp. Wauw, dat ziet er chiquer uit dan we hadden gedacht. Keurige zwarte tenten, van binnen volledig met doeken en kleden bekleed, voorzien van licht en echte bedden èn een stoel. Tussen de tenten liggen kleden op de grond, om het lopen te vereenvoudigen en het zand op afstand te houden (Karin giet per kant een halve liter Sahara uit haar schoen).

De achterste tent bevat een w.c. en wastafel; de voorste een heus restaurantje met allemaal tafeltjes, kaarsen, stoelen. Wauw. Als de zon weg is en we hebben vastgested dat het halfbewolkt èn volle maan is (goed èn slecht nieuws: een mooi gezicht, maar nauwelijks een ster te bekennen door die klap licht!) worden we aan tafel geroepen. we delen een tafeltje met Jos en Rita en de tijd vliegt voorbij. Gelijkgestemde zielen zegt Jos en zo voelt het inderdaad. We hebben een erg leuke avond, die we na het eten afsluiten bij het vuur, terwijl de gids en de koks trommelen en zingen. Onverstaanbaar, maar oh zo passend in het landschap. Met de muziek nog in onze oren zoeken we de tent op. Weltrusten drommi’s, tot morgen!

Erg Chebbi, meer Merzougha

Erg Chebbi, meer Merzougha

Om 10 voor 7 staan we bovenop een zandduin, naar het oosten te turen. Het is frisjes: waar het daarnet nog windstil was, begint de wind te waaien terwijl de zon opkomt. De maan gaat onder in het westen, achter Merzougha, dat we van deze hoogte kunnen zien liggen, net als de uitlopers van de Atlas. Het is helder, alleen hier en daar een wolk. Die ene wolk is wel precies boven de horizon op de plek waar de zon er bovenuit zou moeten komen. Als die  er even later bovenuit piept is het licht al geel en helder. De duinen verkleuren snel, in omgekeerde volgorde. We kijken neer op het kamp. Het is doodstil om ons heen. In de verte zien we de onze drommi’s liggen. Goedemorgen woestijn.Tijd voor thee en een koekje.

Na dit snelle geïmproviseerde ‘ontbijt’ (vooruit: twee kaakjes) is het tijd om te gaan. We klimmen achter de gids aan naar onze drommi’s. Na een laatste blik op het kamp (zwaai, zwaai) bestijgen we onze drommi’s. Auw. vooral Karin zit een stuk minder comfortabel dan gisteren. Niet alleen hebben we wat spierpijn en een beurs achterwerk; Karin’s drommi krijgt een lange lijn en probeert constant zijn voorgangr in te halen. Dat levert grote stuiterende stappen op. Er is bovendien bezuinigd op het zadelmateriaal, wat haar na afloop een aantal enorme pijnlijke blauwe plekken opgeleverd blijkt te hebben, van het stalen frame. Twee uur terug duurt dan ook wel heel lang, maar het landschap is nog net zo mooi als gisteren. Wat een landschap en wat een voorrecht dat wij er deel van mogen uitmaken, al is het maar even.

Vlakbij het hotel zien we een enorme karavaan drommi’s het ‘erf’ verlaten. Het zijn er zeker 50. Het is een spectaculair gezicht! Ladingen mensen die even, voor 20 minuten, de woestijn mogen ‘proeven’. We voelen ons echte professionals en we worden druk op de foto gezet. Zij komen uit de woestijn. Jazeker, glimmen wij. Om ons vervolgens stevig vast te grijpen als de drommi’s wat vlot een duin af stuiteren. Professionals, jaja… Wij (en onze achterwerken) zijn blij als de tocht er op zit en we verdenken de drommi’s ook van enige opluchting. We geven een dikke fooi en strompelen het hotel binnen.

Daar staat een prima ontbijt op ons te wachten. We gooien flink wat brandstof naar binnen en na een paar glazen verse jus voelen we ons weer mens. We kunnen hier douchen, maar we laten het nog even zitten. We gaan eerst nog een beetje verder langs de woestijn rijden en vanmiddag in ons ‘eigen’ hotel wel zwemmen (jawel, weer een zwembad hebben we op Internet gezien), douchen en haren wassen. Voor nu nemen we hartelijk afscheid van Jos en Rita. We wisselen mailadressen uit, zodat we de over en weer gemaakte foto’s kunnen uitwisselen. We vermoeden allemaal dat we meer dan de helft moeten weggooien, dus hopelijk kunnen we elkaars collectie aanvullen.

Na een laatste zwaai gaan we er vandoor. We rijden nog even verder zuideljik. Naar het einde van de weg! Waar vroeger de geasfalteerde weg al ophield bij Risanni of zelfs bij Erfoud, is er nu een geasfalteerde weg tot Taouz. De weg is in uitstekende conditie en het is erg leuk om een stuk te rijden. Rechts de zwarte of bij vlagen witte of gelige rots- en zandbodem; links de oranje, roze en gele zandduinen, de Erg Chebbi. Vlak voor Taouz keren we om; de weg gaat niet verder en we genieten vooral van het grote niets. We hoeven even geen dorpje.

Terug naar Merzougha gaan we, met af en toe een fotostop. En met één koffiestop, bij Café Nora. We mogen gaan zitten op een binnenplaatsje met lemen banken, vrolijke kussens en allemaal stopcontacten in de lemen muren. Duidelijk gericht op toeristen. Maar dat is niet erg: we hebben goede verhalen gelezen over Nora en ze (nouja, hij, de ober) serveert een interessante bak koffie. Sterk en gekruid, met kardemom en kaneel! Niet iets voor elke dag, maar wel lekker om te proberen. We voeren een kort gesprekje met een Duits/Spaans stel, onderweg met een camper… en fietsen! Ze komen binnen in korte sportbroekjes en truitjes. Als ze horen dat we Nederlanders zijn, is de man opgetogen: ah, dan spreekt u Duits. Nou, een beetje. We hebben een kort gesprekje, maar zijn Spaanstalige partner trekt na een tijdje zijn aandacht en wij ontsnappen.

Tijd voor voor een douche. Hotel Nasser Palace is, met als Mohayud, alleen bereikbaar over een onverharde weg en wat moeilijker te vinden. Het is wel een groot hotel. Met een mooie plek aan de rand van de woestijn en wat verder weg van het dorp, organiseert het eigen woestijntripjes. Wij willen op dit moment vooral af van al dat zand en het zwembad op de binnenplaats twinkelt uitnodigend. We moeten alleen nog even wachten. Doordat ze zo vroeg zijn is de kamer nog niet klaar. Dat begrijpen we en excuses wuiven we weg: geen punt, mogen we dan wel wat drinken. Natuurlijk! Binnen een paar minuten staat er thee en een bak vers gedopte pinda’s voor ons neus. We zitten voor het hotel op een soort ‘veranda’ (maar dan enorm) op wat banken, uit de zon onder wat lappen. Beetje Internet er bij: best uit te houden! We hebben de helft van de eerste bak thee nog niet op als de man die ons ontving er aan komt: komen jullie? De kamer is klaar! Oh wauw, dat is snel. Hij wappert: drink eerst rustig je thee op, ik zie jullie zo.

We krijgen kamer 12, als we zover zijn, een dubbele kamer (duidelijk bedoeld voor een gezin oid) beneden in een hoekje. Er valt qua rust niet veel te kiezen: alle kamers liggen op de begane grond of op de eerste verdieping aan de binnenplaats. Het is bovendien druk op die binnenplaats, dus we zijn benieuwd hoe dat gaat vanavond. Voor nu trekken we zwemkleren aan en racen naar het zwembad. En dat blijkt… IJSKOUD! Man oh man, niet alleen zijn wij erg verhit, maar de watertemperatuur wordt ook na een tijdje niet beter. Martijn zwemt een klein rondje (op de foto kijkt hij alsof het heerlijk is, maar verder…) en Karin duikt een paar keer onder en dan houden we het voor gezien. Afkoelen? Gelukt! Nu dat echt schoon worden nog.

Een dikke drie kwartier later zitten we schoongewassen en met nog natte haren in het restaurant voor een bescheiden lunch. We delen een omelet met kaas. Brood erbij: prima. De soep, de salade en het fruit slaan we over, tot consternatie van de ober, maar tot begrip van de serveerster (een vrouw; de eerste die we deze week in de horeca zien!). Het eten komt op de kamer wordt ons verzekerd en tevreden ploffen we na de lunch op het terras: de zwemkleren uitgespoeld en over een stoel naast ons in de zon.

Eind van de middag is het verslag bijgewerkt, zijn de zwemkleren doorg, hebben we een lekker lang stuk gelezen en een ommetje gewandeld aan de rand van de woestijn. We zien kamelen worden gevoerd, Martijn spot vogels met een nestje in een struik, we kijken naar de zandduinen. Dat uitzicht is vandaag wel minder mooi: het raakt langzaam helemaal bewolkt! Ai, dat hadden we dus ook kunnen hebben. Wat hebben we mazzel gehad, met de volle maan! Als we terug wandelen besluiten we te vragen of er ook drank is. Alweer mazzel: we kunnen zelfs kiezen. Gezien de hoge temperaturen nemen we allebei één biertje. Pinda’s erbij en vanaf de veranda uitzicht op de zandduinen. Proost! Nu nog wat eten en ons geluk is compleet.

De vriendelijke man die ons al de hele dag af en toe even komt vragen of alles goed is of iets vertellen over het hotel, vertelt ons dat er diner op de binnenplaats is. We willen misschien wel vóór de groepen uit eten? We blijken ongeveer de enigen te zijn die geen onderdeel van een groep uitmaken. Normaal zouden we dus in Mohayut slapen; veel meer gericht op stellen en niet op groepen. Door overmacht zitten we nu hier en de vriendelijke man doet alles om het ons toch naar de zin te maken. Hij dekt een tafeltje in het hoekje van de binnenplaats en laat ons aan tafel gaan vóór iedereen anders. Het eten is verrukkelijk. Soep en fruit kennen we, maar de Tajine van gekruid gehakt en ei is echt zalig: het lekkerste dat we deze reis hebben gegeten. Toe nemen we een bakje sterke koffie en terwijl we dat opdrinken stroomt ineens de hele binnenplaats vol. Wauw; aan één lange tafel gaan 62 (!) mensen; voornamelijk Spanjaarden en Chinezen. Hoe die in één groep komen is ons een raadsel, maar wat een lawaaiig geheel! Dan nog twee groepen Belgen en een groep… Israëli? Ieks, we vluchten.

We rommelen ons wat door een avondritueel (na ons woestijnavontuur zijn onze tassen ook druk aan herinrichting toe) en gaan dan in bed liggen. En zowaar, met oordopjes filteren we het grootste deel van het geroezemoes uit! Daarmee kunnen we wel slapen. We zijn bijna vertrokken als er ineens een keihard getrommel klinkt. Oh nee, live muziek! Eerlijk is eerlijk de mannen zijn niet slecht, maar wat een herrie! Tussen half 11 en 12 is het één groot feest op de binnenplaats. Als we het helemaal zat zijn klinkt er na een laatste solo een luid applaus. Ha, eindelijk! We proppen opnieuw onze doppen in en gaan lekker slapen. Het duurt zeker 3 minuten voor we zijn vertrokken!

Van Merzougha naar Gorge du Dades

Van Merzougha naar Gorge du Dades

Nadat we gisteravond de wekker iets later hebben gezet, worden we iets voor half 8 uit onszelf wakker. De nacht begon later dan we wilden, maar we hebben allebei heerlijk geslapen! Het is verrassend rustig op de binnenplaats en we onderdrukken de neiging om heel hard te gaan gillen. Er zijn al best wat mensen aan het ontbijten en we sluiten aan voor een klein ontbijtje. Daarna rekenen we af. Onze drankjes staan keurig op de rekening, maar het eten is in geen velden of wegen te bekennen. Dat zit er bij in, zegt de balieman. Ehm, nee hoor. Jawel, wacht en hij haalt de Vriendelijke Man van gisteren erbij. Die herleest de bevestiging en geeft ons gelijk. Hij bedankt ons en nadat een bescheiden bedrag extra op de rekening is gezet, betalen we alsnog. Dag, dag hotel Nasser Palace. We komen niet terug, maar je eten was heerlijk en je Vriendelijke Man erg vriendelijk!

We rijden er vandoor. Er blijkt een nóg nieuwere weg te zijn dan die naar Taouz en dat is de R702 tussen Erfoud en Merzougha. Die nemen we en als we de weg opdraaien ligt het dorpje met zijn lemen huizen er schilderachtig bij tegen de duinen en in het inmiddels weer doorgebroken zonlicht. Als Martijn stopt voor een plaatje, trekt Karin wit weg: waar is de grote camera?! We blijken allebei gedacht te hebben dat de ander ‘m heeft, maar we hebben ‘m geen van beiden. We ‘racen’ terug naar het hotel. Natuurlijk mogen we in de kamer kijken. Balieman loopt meteen mee. Iets gevonden? Nee, zegt Karin, het is een zwart tasje en… Oh! zegt Balieman, die is gisteravond al gevonden en ligt bij de balie! En inderdaad… Bij het ‘vluchten’ naar de kamer blijken we allebei gedacht te hebben dat de ander de camera had en hij is dus bijven liggen op de bank. We zijn enorm opgelucht en Karin bedankt Balieman en Vriendelijke Man uitgebreid.

Bij poging twee op de R702 maken we niet alleen mooie plaatjes van de duinen, maar genieten we ook van een enorme roofvogel (een wouw-achtige, volgens Martijn). Met een aantal stops om plaatjes te maken, rijden we naar Erfoud over de splinternieuwe weg en er aan de andere kant weer uit. Net voorbij de stadsgrenzen vinden we de Ursine de Marmare, de plaats waar veel van de fossielen-in-steen worden bewerkt. Het zou erg leuk moeten zijn dus we maken een stop, maar het valt erg tegen. We krijgen een ongeïnspireerde uitleg van nog geen 5 minuten en worden dan de winkel ingeleid. Zelfs die valt tegen: de winkel van het museum was veel leuker! We gaan er gauw vandoor.

Verder op de R702 en de erg mooie, kale route. Geen geel of oranje zand meer, maar wel rotsen en zwart zand. Als we in totaal 2 uur onderweg zijn sinds het vertrek bij het hotel vinden we de perfecte stop onderweg. Keurige toiletten , lekkere muziek uit de speakers, goeie koffie: top! Na lekker even bijkomen en een caffeïnekick gaan we weer verder. Bij Tinejdad slaan we linksaf, de N10 op. Het is een grote plaats waar we doorheen rijden. We komen ogen tekort. Niets dat echt goed te vangen is op een plaatje, maar erg leuk: mensen op volgepakte ezeltjes, vrouwen met kinderen op hun rug, schoolkinderen wandelend, winkeltjes met van alles… Door gaan we naar Tinerhir en daar maken we een zijsprongetje. We nemen de afslag naar Gorge Toudgha: een mooie groene vallei met langs de rotsige wanden dorpjes met oude lemen kashba’s en ksour. We volgende kloof (via een smalle slingerweg, de R703) tot we niet verder kunnen. Het wordt steeds smaller en de wanden van de kloof komen steeds dichterbij tot je alleen nog maar kunt lopen. Het ziet er gaaf uit, maar het is zo druk dat we niet eens plaatjes maken. Misschien ooit een keer als we er ‘s ochtends kunnen wandelen!

Voor nu rijden we na een laatste blik ongeveer een kilometer terug door de kloof. Daar ligt namelijk Auberge Petit Gorge en we menen allebei dat we dat hebben gezien op Tripadvisor als de nummer één locatie om te lunchen in de kloof. En Internet heeft niet gelogen: we krijgen van een aardige kerel, die zijn benen uit zijn lijf rent (en nog efficiënt ook) een tafel met uitzicht op de groene vallei en de kloofwanden en daarna heerlijk eten. Zowel de ‘kafta bouef’ (gekruide gehakt’ballen’) als de ommelet berbère (een ommelet in een Tajine, met gronete en kruiden) zijn heerlijk en de verse jus is inderdaad spettervers en erg zoet. We komen lekker bij en rekenen tevreden af. Daarna beginnen we aan het laatste stuk van onze route voor vandaag. We gaan terug naar de N10 en rijden door tot Boumalne Dades, waar we rechtsaf slaan, de Gorge du Dades in via de R704. En die is echt fenomenaal. Een groene vallei, rechtop staande pannenkoek-rotsen, rotsen die er uit zien of ze zijn gesmolten, rotsen als een honingraat, vervallen kasbah’s en ksour.  We stoppen bijna elke 5 tot 10 minuten voor een foto (gelukkig kan dat hier ook) en kijken onze ogen uit. Geweldig! We rijden uiteindelijke helemaal door tot km 34, waar we zoals beloofd aan de linkerkant van de weg Hotel Berber de la Montagne vinden. Daar krijgen we een simpele, maar schone kamer en thee en pinda’s als welkom. En minstens net zo belangrijk: we zijn voor de bui binnen! Het gaat voor het eerste deze reis echt regenen. Gelukkig duurt het niet lang en terwijl we op ons zachte (!) bed lekker liggen te lezen vinden we het wel prima. Zo eten. Dan slapen. En het is zo lekker stil!

Van Gorge du Dades naar Aït Ben Haddou

Van Gorge du Dades naar Aït Ben Haddou

We worden voor de wekker uit onszelf wakker. Zo, dat was een lange, stille nacht slaap. Heerlijk! Martijn spingt onder een lekkere, warme douche, maar Karin slaat die nog even over. We gaan na het ontbijt namelijk een bergwandeling maken. We hebben er zin in, maar Karin calculeert ook wat zweetdruppeltjes en pijnlijke pootjes in, dus gaat na de wandeling nog even douchen. Om half 9 staat Hassan voor ons klaar. Gisterevaond heeft hij tijdens het eten al muziek gemaakt, grappen verteld en de gaste uitgedaagd met trucjes (en dat was een heel stuk leuker dan het op papier klinkt) en vandaag is hij onze gids. Hij is een paar kilometer verderop in de Gorge opgegroeid en wandelt al zijn hele leven door de bergen.

We blijken de wandeling te doen met een Duits stel van rond de 30, die spontaan in het Nederlands zeggen dat Nederlands praten ook geen probleem is, als Karin vraagt of we Engels kunnen praten! Ze hebben in Nijmegen gestudeerd en daar Nederlands geleerd. Ze lopen bovendien net zo snel (of langzaam) als wij en zijn erg vriendelijk, dus prima gezelschap voor een bergwandeling! Hassan blijkt een talenwonder en stuitert de hele wandeling heen en weer tussen Engels, Duits en zelfs wat woorden Nederlands. Hij begint met over een muur klauteren via een ladder, de snelstromende rivier oversteken via een dikke boomstam en daarna schuin omhoog lopen via een geitenpaadje dat bezaaid ligt met stukjes leisteen. De toon is gezet. Maar: hij loopt heel rustig en houdt goed in de gaten of we kunnen volgen. Hij last regelmatig korte pauzes in door wat te vertellen of ons te laten genieten van het uitzicht. en dat is fenomenaal. Het is schitterend weer geworden en de vallei ligt er prachtig bij in het ochtendlicht. We kunnen (naar boven lopend nadat we een droge rivierbedding zijn overgestoken) steeds verder kijken. De rotslagen teken prachtig af in de zon en de overs van de rivier kronkelen felgroen tussen de roodbruine rotsen door.

Een stuk de berg op vraagt Martijn of er ook fossielen liggen. Jazeker zegt Hassan, bukt zich en raapt een steen op met een fossiel er in. Kijk maar! We beginnen allemaal te lachen: dat lijkt te mooi voor toeval. Maar als we even verder kijken zien we overal stenen met fossielen er in. Vooral ammonieten. We krijgen allemaal een soort ‘fossielen-koorts’ en besteden dik 20 minuten aan het rondstruinen over de berg. We vinden een flink aantal mooie exemplaren, waar we foto’s van maken. Behalve fossielen vinden we ook kwarts; Hassan slaat plakjes af van een dikke steen, waar we het licht doorheen kunnen zien schijnen. Met enige tegenzin volgen we hem daarna nog een stukje verder de berg op en daarna slingerend over dunnen paadjes, naar beneden. Onderweg komen we allemaal mensen tegen. Kinderen, die op geitjes passen. Mannen en vrouwen, die op het werk zijn aan het land. Hassan kent iedereen en allerlei mensen zeggen ons vriendelijk en nieuwsgierig gedag. 

Beneden gekomen pauzeren we even bij de rivier en volgen Hassan dan over allerlei walletjes tussen de akkers naar het volgende dorp. Het land is vruchtbaar: er groeien graansoorten, maar bijvoorbeeld ook perzikbomen, amandel- en walnootbomen en rozen (waar rozewater van wordt gemaakt, dat overal in stalletjes langs de weg wordt verkocht). Het is hard werken op het land. Nog maar zo’n 10% van de jongeren blijft in de vallei, zegt Hassan, om op het land te werken. De rest trekt maar de grote stad om werk te zoeken. We vragen ons af hoe oud de mensen die we zien echt zijn: we denken niet zo oud als ze lijken…

In het dorp klimmen we naar het huis van Sarah, alweer iemand die Hassan kent. Ze is huisvrouw en daarnaast weeft ze tapijten. Die verkoopt ze in de buurt, maar ook op de jaarlijkse huwelijksmarkt in Imilchil. Zodat de bruidegommen hun huwelijksgeschenk meteen bij de hand hebben. De markt is in september; ze heeft nog even om er zich op voor te bereiden, maar er hangt aan de wanden al een indrukwekkende collectie tapijten. Sarah zet thee voor ons, die Hassan uitserveert. Groene thee met thijm. De thijm hebben we boven op de berg al kunnen ruiken en is enorm sterk, dus we vrezen voor de thee, maar die is verrassend lekker. En zoet natuurlijk. Thee zonder suiker is nog maar één keer gelukt. Misschien hebben we in Marrakech, waar ze gewend zijn aan rare toeristen, meer geluk. De koekjes zijn ook zoet, en erg lekker. We komen bij van de pittige wandeling en wisselen verhalen uit over gewoontjes in Duitsland, Polen (waar de manlijke helft van ons Duitse wandelstel is geboren), Nederland en Marokko.

Als de thee op is lopen we langs de rivier en over de weg terug naar het hotel. Het is 12 uur en Hassan heeft zijn fooi dik verdiend vinden wij. We nemen afscheid en daarna maakt Karin dankbaar gebruik van het feit dat we de kamer nog even hebben: ze rent onder de douche door en verkleed zich. He lekker, schoon! Daarna betalen we het eten van gisteravond, checken we uit en pakken de auto. Ook op de terugweg is de rit door de vallei geweldig. Wat een geweldige vallei: wandelen, uitzicht èn fossielen vinden tegelijk! We genieten van het zonlicht op de rotsen (gisteren was het weer veel minder) en als we de vallei uitrijden zwaaien we even. Dag vallei: wie weet tot ziens!

We rijden door; ons einddoel is Aït ben Haddou, de beroemdste ksar van Marokko. We eten een hapje onderweg in een restaurant langs de kant van de weg, net voor het dorpje Tizi. We proberen het in dit land een beetje uit te mikken met Internet en boerenverstand en vandaag is boerenverstand aan de beurt. En daar is vandaag in ieder geval niets mis mee: het eten is prima (we delen olijven vooraf, een tajine met vlees en ei en een klein zoet toetke) en goedkoop en het is er schoon. We eten net voor de drukte uit (iedereen luncht laat hier, pas rond 14 uur) dus als het terras volloopt met tourgroepen gaan we ervan door. Onderweg kopen we nog wat water bij een tankstation en verder rijden we door. Maar over het stuk hadden we ook wel een dag willen doen: overal ksour en kasbah’s en in Ouarzazate hadden we ook wel een dagje willen kijken. We komen dagen tekort voor dit gevarieerde land!

Rond half 4 nemen we de afslag van de N9 naar Aït Ben Haddou en na een tijdje zien we vanaf een uitzichtspunt de oude ksar liggen. Een ksar is een versterkt dorp van met elkaar verbonden huizen. Er zijn maar twee of drie ingangen en soms zitten er één of meer kasbah’s in de ksar, versterkte woonkastelen met vier torens. In de Aït Ben Haddou (Aït is het woord voor (samengestelde) familie, Ben betekent ‘zoon van’ en Haddou is de naam van de vader) liggen wel zes kasbah’s en sinds de ksar integraal Unesco wereld erfgoed is geworden, is hij flink gerestaureerd. Het is geen eenvoudige leefomgeving: de drie families die er nu nog wonen (tegen de 80 van vroeger) hebben geen stromend water of electriciteit. De ksar imponeert, net als jaren geleden, zegt Karin, maar hij ziet er nu wel veel ‘netter’ uit!

We rijden door naar het dorpje en daar vinden we Dar Mouna, onze slaapplaats voor vanavond. Het is een mooi hotel: afgesloten door een muur met grote poort, voorzien van een zwembad (oeh, nu komen we toch even in de verleiding: als die ksar er niet was…), een terras met schitterend uitzicht op de ksar en een prima kamer met keurige badkamer. We dumpen de spullen en graaien snel het hoogstnoodzakelijke bij elkaar. Eerst de ksar bekijken!

We kunnen via de ‘achterdeur’ het hotel uit en lopen naar de oversteekplaats. Een klein jongetje grijpt Karin bij haar pols: 1 Dirham, I help you. Karin bedankt. Jongetje houdt vol. Karin ook en wurmt zich los. Karin wint, jongetje wordt uitgelachen door zijn vriendjes. Karin steekt snel over voor hij het in zijn hoofd haalt om haar uit pure wrok een zet te geven. Hij rent nog een tijdje mee: money! money! money! we negeren hem en net zo plotseling als hij is verschenen druipt hij af. We steken zelf ook het tweede deel van de rivier over en betalen bij de ingang 10 Dirham om binnen te komen. Voor de restauratie. Er staat een kerel op als we hebben betaald die met ons mee loopt en de ksar laat zien. Hij heeft meegespeeld in de films zegt hij. In Game of Thrones in ieder geval. Hij kent vier woorden Nederlands: slaapkamer, woonkamer, keuken en eetkamer. Die laat hij ons allemaal zien, in één van de kasbah’s die wordt gerestaureerd. Verder laat hij ons een houten slot zien; een ingenieus systeem met een soort houten tandenborstel waarvan de pinnen het slot ontgrendelen. We wandelen met hem naar boven en als hij zichzelf begint te herhalen bedanken we hem en geven we hem nog 10 Dirham. Hij protesteert. Dat moeten er 50 zijn! Welnee lachen wij, dan had je dat moeten zeggen, we hebben al betaald. Hij houdt vol, maar stelt steeds sneller naar beneden bij. Uiteindelijk krijgt hij er van ons nog 10 bij en al mopperend neemt hij afscheid. Maar 10 passen later lacht hij alweer. 

Wij bekijken het uur daarna zelf de rest van de kasbah. Wat is het veranderd! Karin kan zich nog houten ladders, vervallen torens en smaller lemen doorgangen herinneren. Nu zijn de wegen geplaveid en minstens een meter breed, zijn de trappen van steen en zijn veel van de torens gerestaureerd. Ook het joodse deel van de kasbah wordt inmiddels gerestaureerd, al gaat dat minder snel in dit vooral Islamitische land. We wandelen en bekijken de kleine straatjes en als we het zat zijn wandelen we via de burg terug naar het nieuwe dorp. Dat is heel veel groter dan Karin zich herinnert. Destijds was er niet veel en nu ligt er een heus dorp aan de overkant van de rivier! We dwalen ons keurig terug naar de kasbah en daar is vooral Karin helemaal op. Dat waren wel heel veel trappen (en berghellingen) en stapjes! Ze ploft op het terras en zit te staren: uit. Martijn kijkt het eens aan, gaat een ober opzoeken en… regelt een biertje! Dat is wel heel welkom en we proosten op deze vermoeiende, maar ook zo leuke dag! 

Van Aït Ben Haddou naar Marrakesh

Van Aït Ben Haddou naar Marrakesh

Het diner was gisteren al niet slecht, maar ontbijten op terras met uitzicht op Aït Ben Haddou slaat echt alles. geweldig! Als ook het ontbijt nog eens prima is zijn we definitief fan van Dar Mouna. Als we ooit terug komen, kiezen we zeker weer voor dit hotel! We slurpen na het ontbijt nog even het Internet leeg en maken ons dan op voor de laatste vrij lange autorit van deze reis. Naar Marrakesh en om daar te komen moeten we de Atlas oversteken via de hoogste pas die er is, op 2260 meter. We poetsen de ramen schoon: na al het stof en daarna het buitje in Gorge du Dades kunnen we inmiddels nauwelijks meer door de ramen kijken. Niets wat een flinke plons water en een zakdoekje niet oplost. De eigenaar komt nog even vragen of hij kan helpen (nee hoor, al bijna geregeld) en doet daarna de poort voor ons open. We kunnen!

De route voert zoals gezegd door de Hoge Atlas, maar we beginnen met een laatste stuk door het droge zuiden van Marokko. Het landschap lijkt een beetje op het zuiden van de Verenigde Staten dat we in films wel hebben gezien: rode rotsen, afgeschuurd door de wind. Grand Canyon landschap. De dorpjes liggen bij oases, uitgestrekt langs de weg. Het groen constrasteert heftig met het rood en grijs van het landschap. De weg is uitstekend en het is rustig, dus tot de bergen schiet het enorm op.

De Atlas doemt als een muur, bovenop nog besneeuwd, voor ons op. De weg begint naar boven te slingeren en is bedroevend slecht. Eigenlijk het slechtst van de hele route: grote gaten in de weg, wegkanten die volledig zijn weggeslagen, bergwand die over de weg naar beneden is gegleden. Martijn stuurt rustig en behendig om de ellende heen en laat zich niet gek maken door de idioten die denken dat harder dan 40 tot 50 km / uur haalbaar is. Het uitzicht is fantastisch, al is het wat heiïg  en als we door de eerste bergketen heen zijn ineens ook veel groener. We zien mos, gras, struiken en naald- en zelfs loofbomen! Overal wordt hard aan de weg gewerkt en de grote werkvrachtwagens maken het af en toe nog wat spannender. We zijn ineens op de hoogste pas (een bordje markeert de overgang) maar besluiten door te rijden. Het uitzicht is hier niet echt bijzonder en we willen eigenlijk gewoon verder. En als we over het hoogste punt zijn, wordt de weg ineens fantastisch. Wauw, hier zijn de hardwerkende mannen dus al geweest en het effect mag er zijn. Het blijft slingeren natuurlijk, maar we glijden ineens over de weg. 

Als we aan de laatste kam toe zijn stoppen we voor koffie en toiletbezoek. Het uitzicht is bijzonder: rode, gele en witte rotsen met daarover heen een groene waas. En daarna gaan we verder, voor het laatste stuk. Vlakbij Marrakesh gooien we de auto vol (pardon; laten we de auto volgooien) en daaran rijden we naar de luchthaven. Het wordt eerst steeds drukken er daarna stuurt onze phoney ons ineens dóór de poorten in de muur, via een doodstille, maar keurige weg en voor zover we kunnen zien vlak langs het paleis! We wurmen ons door in totaal vier poorten heen en belanden daarna op de gote doogaande weg naar het vliegveld waar al het verkeer van Marokko zich verzameld lijkt te hebben. Even wennen na de rust van de afgelopen week, maar ook nu laat Martijn zich niet gek maken en voor we het weten staan we op een parkeerplaats bij de vertrekhal van de luchthaven. We aarzelen: klopt dit nou. Er komt een kerel aanrennen: Europcar?! Eh ja, maar wie ben jij?! Hij vraagt om de sleutel. We weigeren tot er een man aan komt lopen met een keurig Europcar pasje om zijn nek: het is ok, dit is mijn collega, zegt hij met een wat geïrriteerde blik opzij. We geven de sleutel af, halen alle spullen uit de auto en wachten het oordeel af. De auto is ongelooflijk stoffig en had een hele verzameling deuken voor we vetrokken. Daar wordt over gedebatteerd tussen de beide mannen. We hebben er zelfs geen krasje bij gemaakt dus geven vol vertrouwen de papieren af. We zijn goed verzekerd, maar het is toch ook een erekwestie en gelukkig hebben we er bij vertrek op aangedrongen dat alle deuken en krassen werden aangetekend op het papier. Dat loont nu: Pasjesman tekent het papier af en verwijst ons naar binnen.

Daar leveren we de autopapieren in en vervolgens kijken we elkaar aan. Misschien moesten we eerst maar eens kijken of we ergens wat kunnen eten. We wandelen richting de grote hal en… hoera! Een Paul. Deze Franse bakkersketen hebben we al in heel veel landen gevonden en dit exemplaar is zeer welkom. De zaak zit op een open binnenplaats. Het is er rustig, ze hebben heerlijke koffie, lekkere croissants, een goed stuk quiche… He, he, we waren er wel aan toe. En als we klaar zijn kunnen we het ‘gevecht’ met de taxichauffeurs aan…

Op de luchthaven mogen alleen grande taxi’s wachten en dat zorgt ervoor dat ze idiote prijzen vragen èn ermee weg komen. Karin onderhandelt voor wat ze waard is, maar de meter gaat niet aan en heel veel er af krijgen we niet. Afijn, we worden er zelf niet arm van, alleen licht geïrriteerd. Maar goed, als je eenmaal een afspraak hebt gemaakt, komt het wel goed en de chauffeur brengt ons snel en veilig naar onze bestemming. Daar moeten we een stukje van het doolhof door, dat de medina ook hier is. Een opdringerige kerel die op de parkeerplaats staat te wachten, is er van overtuigd dat we het niet kunnen vinden. We wimpelen hem af. we hebben een beschrijving en kunnen het prima vinden. Zo blijkt ook, maar Kerel blijft ons volgen. Om uiteindelijk bij het verkeerde hotel aan te belen. Wij bellen bij het juiste hotel (Riad Soumia) aan en negeren Kerel, die daar heel nukkig van wordt. We worden binnen gelaten en leggen hem nog één keer uit dat hij het echt zichzelf heeft aangedaan en uiteindelijk druipt hij af.

Wat een mooie plek, dit hotel. een Riad is een oud huis, gebouwd rond een open binnenplaats en op deze binnenplaats staan ook twee bomen waar de vogelstjes in rondrommelen. Aziz, een Marokkaan die Nederlands tegen ons begint te praten omdat hij 8 jaar in Antwerpen heeft gewoond, heet ons welkom, bedelft ons onder de informatie en laat ons een prachtige kamer zien. Als we iets nodig hebben moeten we het zeggen en veel plezier!Pff, we zetten onze tassen neer en ploffen neer. Wat gaan we vandaag nog doen?! We frissen ons snel even op en besluiten tot dwalen, wat drinken, meer dwalen en uiteindelijk iets eten bij – als het even mee zit – de nummer 1 van Tripadvisor die op kruipafstand van ons hotel zit. We gaan!

Marrakesh is sinds 13 jaar geleden enorm veel drukker geworden. En moderner. Hoewel er ook nog steeds ezeltjes lopen, zijn de straatjes in de siuk opgeknapt, scheuren er overal brommertjes en scooters en is het veel toeristischer geworden. De medina (de oude stad, met in het centrum de souks) zijn een doolhof, hoewel lang niet zo erg als in Fes. Maar wel veel groter dan we dachten en we kijken onze ogen uit. Op het centrale plein zien we slangenbezweerders, fruitstandjes, een man met een aapje, dames die hennatekeningen aanbieden, mannen die van alles te koop aan bieden… De souk is vooral toeristsich en wordt overstroomd door tourgroepen. Het is zo toeristisch dat Karin’s ekster-neigingen als sneeuw voor de zon verdwijnen. Op het kruidenplein (nouja, kruiden en vlechtwerk) ontsnappen we naar het dakterras van Café des Epices (kruidencafé) waar we even bijkomen van de hitte en de mensen. 

Terug door de souk raken we afgeleid door winkels waar schitterende lampen worden verokcht. Als de verkopers onze interesse merken en de lichten aandoen staan we bijna met open monden te kijken. Anders dan jaren geleden zijn het geen leren of stoffen, maar metalen lampen. Het is een prachtige gezicht, maar we slaan over. We dwalen terug en als we zijn uitgekeken dwalen we terug in de richting van ons hotel. Daar gaan we eten bij Naranj. 

Het restaurant staat op nummer 1 van Tripadvisor en gedurende de maaltijd worden we steeds blijer dat we hebben gereserveerd. Het loopt helemaal vol! We worden meegenomen naar een rustige, koele eerste verdieping en krijgen daar een mooie tafel. we vergapen ons ook hier aan de lampen: mooie stalen bollen, waarvan de uitgestanste vormen prachtige patronen toveren op de witte muren en het plafond. We eten Libanees en het is absoluut genieten. We laten de tafel vol zetten met hapjes en als we klaar zijn nemen we nog een kopje thee. Zonder suiker! 

Tevreden lopen we na het eten door de stiller wordende straatjes naar onze Riad. het hotel lijkt al in diepe rust en het idee dat we hier ook nog een kopje thee kunnen krijgen laten we varen. Dan maar op tijd naar bezzzz….

Marrakesh

Marrakesh

De laatste vakantiedag en we willen er het meeste van maken. Na een heerlijk ontbijtje in de zon, op het dakterras, gaan we als eerste de Saadische graven bekijken. Deze dateren uit de laat 16e eeuw (de tijd van sultan Ahmad I al-Mansur). In het mausoleum liggen ongeveer 60 koninklijke familieleden van Ahmad I al-Mansur, van de Saadi dynastie. Het gebouw bestaat uit drie kamers. Er is een hal voor een gebedsruimte en de hal met 12 zuilen. De graven zijn eenvoudige stenen, met mozaïeken bedekt en liggen in een mooie kleine tuin. Het lijken er maar een paar, maar als je beter kijkt zie je er steeds meer. Het geheel is prachtig, vooral het mooist bewerkte ‘koningsgraf’ dat in de jaren 80 is hersteld met Italiaans marmer. Het nadeel zijn ook hier de enorme hoeveelheid tourgroepen. Karin denkt weemoedig aan het vorige bezoek. Toch laten we ons niet gek maken en we wachten geduldig op een rustige blik of een gelegenheid voor een mooie foto.

Daarna wandelen we (met een koffie stop bij Café des Epices) helemaal van de ene naar de andere kant van de medina. Er is meer te zien en ook hier is Karin eerder geweest. De medersa Ali Ben Youssef, een koranschool, is gesticht in de 14e eeuw, maar kwam tot bloei in de 15e en 16e eeuw. Ruim 900 studenten studeerden hier ooit op theologische en juridische teksten. De medersa is inmiddels buiten gebruik en wordt overlopen door toeristen in plaats van studenten, maar het is nog steeds een majestueus, prachtig bewerkt pand. Het is schitterend en we bekijken in de anderhalf uur daarna elk hoekje en elk trappenhuis en we maken een enorme berg foto’s. 

Op de binnenplaats zien we een man zitten, tulband en al, die teksten in het arabisch schrijft op bewerkte kaarten, als souvenir. En daar schiet Karin van overeind: dat is leuk! We moeten even wachten, maar Martijn is geduldig en Karin kijkt de kunst bijna uit de man’s handen. Uiteindelijk is ze een tekst en een vrolijk praatje rijker en tevreden lopen we naar buiten.

Dwalend door de souk willen we nog even op zoek naar de verfsouk. We weten ‘m uiteindelijk te vinden, maar de mannen die bij de ingang staan zijn zo opdringerig (ze sleuren ons bijna naar binnen) dat we allebei tegelijk besluiten dat we dit geen goed idee vinden. We zijn stellig, wandelen door en maken iets verderop een foto van prachtige rode wol die in de zon hangt te drogen, op een dak. Dat is voldoende: de rest doen ze maar zonder ons!

Wij zoeken (en vinden) het Henna Art Café, een fijne lunchtent. Op het dakterras mogen we in de schaduw zitten (gelukkig maar, want het is warm en broeierig) en krijgen we verse sapjes en een heerlijke lunch. Na de lunch verdiept Karin zich nog een tijdje in de Henna Art (met henna versierde schrijfboekjes), maar uiteindelijk wordt ze er net blij genoeg van. 

Tijd voor nog één stop. Aan de rand van de medina ligt Le Jardin Secret (de geheime tuin). Dit coplex is pas sinds 2016 open na een jatrenlange restaurantie. Het gebouw (paleis) en de tuin zijn vierhonderd jaar oud en na een eerste verval werd het gebouw halverwege de 19e eeuw gerestaureerd en door allerlei hotemetoten bewoond. Daarna raakte het opnieuw in verval, maar inmiddels zijn het gebouw, de tuin en zelfs de watertoevoer gerestaureerd. Dat laatste is een knap staaltje: het geheel werkt volledig op waterdruk! Er zijn filmpjes die het uitleggen, maar het zien is indrukwekkend. We genieten van de rust, het groen en een heelijk kopje thee. 

Daarna doen we niet zo heel veel meer. We houden pauze in het hotel, gaan ‘s avonds een hapje eten bij een simpel café een stukje verderop (het ziet er allemaal een beetje groezelig uit, maar het eten is heerlijk) en daarna lopen we nog een klein rondje over het stampvolle plein. Daar zijn, nu het donker is, eindeloos veel etenskraampjes uit het niets opgebouwd en iedereen probeert ons aan tafel te krijgen met soms hilarische kreten. “Heb je al gegeten?! Geloof er niks van, je bent net een stokje” of (na een verhaal van 3 minuten van de man voor hem) “same story, better food”. We liggen in een deuk, maar we slaan toch af. 

Daarna is het klaar. Morgen gaan we terug naar huis. Een lange, saaie reisdag die we achterwege laten. Voor nu kijken we terug op onze vakantie, terwijl op het dakterras een kopje thee drinken. Hoewel we Marrakesh wel heel erg druk vinden, hebben we genoten van dit prachtige, kleurrijke, zonnige, smakelijke land. Karin zei het 13 jaar geleden al: Marokko is een feestje. En dat is het nog steeds!