Na een goeie nacht slaap gaat de wekker te vroeg: er staat een
gamedrive op het programma en dieren zij nu eenmaal het meest actief ‘s
ochtends vroeg. We zitten daarom al om 6 uur in de jeep bij gids
Pieter, nadat we de jarige Trijnie hebben gefeliciteerd. Pieter neemt ons om te beginnen mee voor het uur rijden naar de
gate van het Hluhluwe National Park (spreek uit Slusluwe, en dan alsof
je lispelt). Dat valt niet mee: een uur over de snelweg in de open
jeep: het is koud, winderig en spettert af en toe.
De eerste beesten (na een plasstop) zijn daarom een traktatie. Er
staat een giraffe midden op de weg, op een meter of 2 van de jeep! Als
we verder rijden zien we daarna witte neushoorns! Door het natte,
vochtige weer komen ze dicht bij de weg, waar ze zich normaal in de
struiken en bosjes tegen de zon beschermen. We zien er veel de hele
ochtend in allerlei poses en uiteindelijk zelfs grazend op een meter of
5 van de jeep! Het is ondanks het weer een geweldige tocht. We zien
bavianen, impala’s, nyala’s, buffels, zebra’s, bosbokken en
witruggieren, een tawny eagle, parelhoentjes, een korhaan en een
geelbekvalk. Tussendoor ontbijten we met broodjes, fruit, yoghurt en
(lekker warme!) thee en koffie bij een picknickplaats met een
onuitsprekelijke naam: siwasamakhosikasi, wat letterlijk “plaats van de
vrouwen” betekent. De San (bosjesmannen) brachten hier hun vrouwen
naartoe toen ze aangevallen werden dor de Zulu en Boeren en verdrevcen
van hun land. Uiteindelijk zijn er op deze richel veel mensen
omgekomen. Nu is alleen nog een prachtige uitzicht over, over een op
het moment drooggevallen rivier.
Kobus vangt ons om 11 uur bij de gate van het park op, waarna we
beginnen aan de rit naar Swasiland. Al na een uurtje zijn we bij de
grens, waar we zonder al te veel poespas een stempel in ons paspoort
krijgen: opnieuw Zuid-Afrika uit en deze keer Swasiland is. Ook dit
land is klein, maar veel minder arm dan Lesotho. De wegen zijn ondanks
Kobus’ sombere voorspellingen eigenlijk prima. We luchen bij een
nagebouwde Zulukraal, waar we behalve uitleg over de vreemde,
dopvormmige huidjes, veel wevervogels zien. Er zitten ook reusachtige
spinnen, die Karin vakkundige weet te ontwijken. De lunch is lekker
(wraps) en we zingen voor Trijnie en overhandigen haar de flessen
Amarula en Pepermint-drank. Ze heeft bij het vorige springbokje (het
drankje) zo genoten dat ze er giegelig van werd, dus we vonden het wel
toepasselijk. Ze is er blij mee en belooft ons een drankje, later deze
reis.
Na de lunch rijden we langs
eindeloze velden suikerriet naar het Hlane (spreek uit Slane, opnieuw
met een lispel, wat “wildernis” betekent) Royal National Park, het
voormalige jachtgebied van de Koning. Als we bijna bij ons kamp zijn
stopt Kobus met piepende remmen. Achter het hek, dat het park van de
weg scheidt staat een leeuwin. We kunnen haar aanvankelijk nauwelijks
zien, maar als we langszaam verder rijden blijft ze de bus (die
parallel aan het hek loopt) volgen.
Kobus stopt iets verder opnieuw en vraagt ons of we misschien een foto
willen maken…? We moeten dan we precies doen wat hij zegt en ALS we
dichtbij zijn en de leeuwin aanvalt moeten we meteen stil blijven
staan. We mogen ons in geen geval omdraaien en wegrennen, ook niet als
ze om een of andere onvoorziene reden door het hek mocht komen. Met ons
hart in de keel volgen de mannen uit de bus en Karin, Kobus naar het
hek. Als we dichterbij komen duikt de leeuwin in elkaar en verdwijnt
daardoor bijna achter een struik. We maken een paar prachtige plaatjes
en weten eigenlijk al meteen dat ze gaat aanvallen: al die ogen op haar
gericht, een zwiepende staart, naar achter liggende oren…
Als ze uiteindelijk aanvalt is het adembenemend: ze schiet met een
ongelooflijke snelheid vooruit en onwillekerige doen we een stap
achteruit. Het hek is vergeten: zo voelt het om een potentiele prooi te
zijn van dit magnefieke beest! Kobus commandeert meteen: STAAN! Het
kost ongelooflijk veel wilskracht, maar we staan stil, na maar 1 stap
achteruit te hebben gedaan.
Ze stopt op centimeters van het hek, duidelijk in verwarring. Als ze
wegloopt doen we snel een paar stappen achteruit. Ze keert zich om en
valt weer aan. Opnieuw bevriezen we en deze keer blijven we daarna
achteruit lopen. Ze blijft ons nastaren met zwiepende staart. Kobus
vertelt later dat als we niet waren blijven staan, ze zichzelf tegen
het hek gegooid zou hebben: ze was op jacht en dat is altijd menes bij
een leeuw(in)…
Met adrenaline tot in onze haarpunten stappen we weer de bus in.
Nog
geen 5 minuten later zijn we bij Ndlovu Camp, een prachtig bushcamp,
zonder electriciteit, met rondavels om in te slapen en een waterplaats,
waar op het moment dat we aankomen neushoorns staan! Er is een hekje
(drie draden, waarvan 2 onder stroom) tussen ons en de beesten, maar
het stelt eigenlijk niet veel voor. We stellen ons zo voor dat een
pissige neushoorn er dwars doorheen rent! En de grootste neushoorn
lijkt redelijk pissig. Ze voert een paar keer schijnaanvallen uit en
onze groep wordt stiller en loopt rustig wat achteruit om haar ruimte
te geven. De net aangekomen groep Russen vindt het echter prachtig en
staat luidkeels roepend en lachend tegen het hek om zich voor het beest
te laten fotograferen. De situatie blijft ongeveer 10 minuten erg
spannend: het beest voert een aantal schijnaanvallen uit, tot Kobus met
wat goed toegepaste herrie het beest op afstand weet te krijgen en de
groep verdwijnt. Dan keert de rust terug en kunnen we genieten van alle
andere beesten die komen drinken: olifanten met jongen, nijlpaarden, krokodillen, waterbokken èn
impala’s!
De rest van de middag brengen we aan de waterhole door en daarna
drinken we een borrel op Trijnie’s verjaardag. We eten lekker buiten en
Kobus heeft taart geregeld. Daarna moeten we helaas voor deze nacht
verkassen naar het Bhubesi kamp. Er blijkt een overboeking en wij zijn
de klos. Het Bhubesikamp ligt een half uur rijden verderop en we delen
een groot, wat onpersoonlijk apartement met Eddy en Esther. We vallen
uitgeteld in slaap: wat een dag.