Archief van
Auteur: Karin

Beau Vallon, Mahé (dag 4)

Beau Vallon, Mahé (dag 4)

De laatste volle dag in the Beach Cottages en we zullen deze plek missen! We hopen dat we er nog eens terug mogen komen, bij voorkeur dan met iets mooier weer. De zon schijnt als we opstaan en we eten snel ontbijt. Snorkelen! Als we langs de weg begonnen zijn met de wandeling naar het strand (omzwemmen was toch wat ver) zien we een enorme regenwolk aankomen… Oh bummer, dat hoeft toch niet! We besluiten maar terug te gaan naar ons eigen baaitje: dan zwemmen we dat wel wat verder uit…

Daarbij denken we allebei dat dat misschien wel tegenvalt, maar dat we dan tenminste geen spullen te liggen doorweken op het strand. Als we in het water liggen blijkt dat de bui tegen de bergen geplakt blijft, maar beter nog: het snorkelen is echt geweldig! Verreweg het mooist tot nu toe! We zien tientallen vissoorten, met als hoogtepunten een schitterende boxfish en een bescheiden murene! Hij schiet een holletje in voor we een plaatje kunnen maken en we zien alleen zijn lijf nog een stukje, maar we zijn helemaal opgetogen. Alle andere vissen kunnen op (bijna) net zoveel enthousiasme rekenen. Het koraal is hier prachtig en het stikt er van de vis in alle sorten, maten en (vooral) kleuren. Als tussendoor de zon af en toe doorbreekt en het zicht en de kleuren daarmee verder verbetert, is het helemaal een cadeautje.

Dik en dik tevreden komen we ruim anderhalf uur later het water uit. Gerimpeld en moe, maar oh wat was dit leuk! We douchen, wassen onze haren (bij Karin komt er anders inmiddels helemaal geen borstel meer door, ondanks eerdere spoel- en contioning acties) en daarna doen we de afwas, doet Karin een handwasje en zet Martijn thee. De was (het duurt even: de wasbak is bescheiden, dus het moet in een paar keer) gaat op het het droogrek en twee kopjes thee (ieder) later zijn we er klaar voor. We hebben wat gezocht naar een lunchgelegenheid, maar toen Karin een sushi-tent met goede recenties spotte, op 5 minuten rijden afstand, was ze verkocht. Martijn zwicht: ze hebben ook andere hapjes, dus vooruit. Karin straalt.

De tent is onderdeel van een groot hotel, aan een prachtig stuk Beau Vallon strand. We zitten hoog, kijken uit over zee en genieten (al zijn we blij met ons eigen kleine, rustige appartementje en privébaaitje). En de tent zelf voldoet helemaal aan de verwachtingen: heerlijke sushi en sashimi, heerlijke alternatieve happen, uitstekende salades… en prutbediening. Het is zo slecht dat het hilarisch wordt en omdat het eten zo lekker is en we al vrij snel in ieder geval één deel van onze bestelling hebben, blijft het leuk.

Als we uiteindelijk hebben betaald (dat valt nog niet mee…) rijden we door naar de supermarkt, pardon de hypermarkt in Victoria. Ja, we hebben een net geopende nóg grotere supermarkt gevonden, dus daar gaan we hapjes halen… denken we. Niet dus: er is veel van van alles, maar niets wat ons blij maakt als het gaat om ingrediënten voor een avond hapjes. Hmm, leuk om even te zien, maar dan gaan we wel even door naar de Spar-supermarkt. Dat geeft ons meteen een goed excuus voor een ijskoffie bij Boardwalk èn het spotten van een behoorlijk forse rog in het water! Als het begint te regenen wandelen we naar de Spar. Hier zullen we toch wle slagen? 

Eh nee dus! Geen stokbrood, geen lekkere kaasjes… Ok, dan zit er niets anders op: terug naar het dorp en naar die kleine supermarkt met de superhapjes! Als we uit de parkeergarage komen rijden stopt het met zachtjes regenen. Het begint steeds harder te regenen en tegen de tijd dat we de berg op rijden hamert het water op de auto, stroomt het via de weg van de berg af, kolkt het door de goten… Zelfs met de ruintenwisser op de hardste stand zien we nauwelijks wat. Iedereen ‘kruipt’ de berg op en Karin is voor de zoveelste keer deze vakantie blij dat Martijn zo’n goeie chauffeur is. Als we stoppen in het dorpje blijkt hij ook nog een echte gentleman. Hij gaat wel even de regen en de supermarkt in. Karin geeft haar plutje mee en ziet Martijn waden door het water dat over de weg stroomt…

Hij krijgt het zowaar voor elkaar om zichzelf en de spullen redelijk droog in de auto te krijgen. Als we wegrijden lijkt het ergste achter de rug, maar Martijn gaat toch even een tweede, grote paraplu halen zodat Karin droog naar het appartement kan lopen. Gelukkig: we zijn er hoeven niet meer weg. We checken de was (drogende, maar we zetten het nu binnen, in de airco, om het sneller te laten gaan) en ploffen op het balkon, met een drankje. Maar niet te lang: we willen eigenlijk nu even het appartement aan kant brengen en onze tassen opnieuw inpakken. Dat scheelt morgen slaap! We gaan als twee wervelwinden door het appartementje en zijn uiteindelijk zo klaar.

Als we ons opmaken om de hapjes op tafel te gaan zetten, wordt er geklopt. Als Martijn de deur opendoet staat één van de vrouwlijke personeelsleden voor de deur. Hebben we zin in verse mangosalade? Waarom?! Omdat het lekker is natuurlijk! Volkomen verrast neemt Martijn de schaal aan, bedankt de vrouw uitvoerig en komt verbaasd kijkend weer op het balkon… De salade is heerlijk en precies de aanvullling op ons hapjes menu die voor vitaminen zorgt! De rest van de hapjes en drankjes smaakt ook prima. We proosten, op ons balkonnetje, op Beau Vallon. Ondanks de regen, een prima eerste stop!

Van Mahé naar La Digue

Van Mahé naar La Digue

Eigenaar Cyrill vraagt wat angstig of we het naar ons zin hebben gehad, met al die regen? We stellen hem gerust: het was heerlijk en we hopen dat we nog een keertje terug kunnen komen. Regelt hij dan iestje meer zon? Hij lacht. De tropen, wat doe je er aan? Maar het beloofd op te knappen, vanaf morgen. Dat wil zeggen, dat zeggen ze. Hij hoopt het voor ons. Na een laatste zwaai rijden we naar de boot.

Daar leveren we de auto in, bij dezelfde man die hem aan ons uitleverde. Hij zit geduldig te wachten, in de auto. Ook hij vraagt of we het leuk hebben gevonden? Die hoeveelheid regen, dat is echt niet normaal. Eind november, dan is het normaal. Nu hoort er alleen af en toe een buitje te zijn. Heel vervelend voor ons. Ach, zeggen we, nu weten we waarom het groen is in het paradijs…het regent er nogal veel! Hij moet heel hard lachen. “May God give you sunshine”, zegt hij. “And you” zegt Karin en met een vriendelijke zwaai nemen we afscheid.

De tickets zijn zo gekocht. Niet heel goedkoop (ongeveer 55 euro p.p.), maar dan zijn we straks ook in iets meer dan een uur op Praslin. We checken de tassen in en wandelen naar het café’tje dat naast de kade zit. Kunnen we hier ijskoffie krijgen, vraagt Karin een aan ober. Hij kijkt haar aan, kijkt naar de stampvolle zaal en vraagt met een grijns: wilt u de boot halen? We moeten enorm lachen en bestellen in plaats daarvan aan de bar een frisje. Daarna kijken we visjes aan de rand van de kade en gaan we in de rij staan. Als Karin achterom kijkt vouwt ze ineens haastig haar paraplu uit. Martijn kijkt om en doet hetzelfde. en daarom zijn we de enige twee die niet nat worden van het begin van de bui. We staan met overlappende plu’s met het Duitse stel achter ons en vinden dat alle vier duidelijk een goed idee. Wij stiekem ene beetje extra, want de wind komt van achteren… gelukkig is het ook zo weer droog en mogen we aan boord.

We vinden een uitstekend plekje op het bovendek en als we wegvaren blijkt dat een prima plek: een windje, een beetje uitzicht en toch beschermd tegen de regen. Die neemt af als we in de buurt van Praslin komen. Onze eerste indruk van dat eiland is positief: net zulk mooi water, net zo groen en minder bebouwing dan Mahé! Maar we zijn nog niet klaar vandaag. Terwijl Martijn in de rij voor de tassen gaat staan, schiet Karin van boord en regelt twee retourtjes naar La Digue. Vandaag heen, zeg maar ‘nu’ en woensdagochtend terug. Ze krijgt de tickets (een stuk goedkoper: ongeveer 27,50 p.p. voor een retourtje), bordingpasses en dan is het wachten op de laatste tas. Dee paarse tas van Karin komt als ALLERLAATSTE tas van boord, terwijl die van Martijn bijna de eerste was, dus we vragen ons (terwijl we ons naar de veel kleinere catemaran haasten) al grappend af of ze ruzie hebben gehad. We geven ze de opdracht om het bij te leggen en zien erop toe dat ze op de kleine ferry naast elkaar komen te staan. Wij vinden een plekje op het bovendek en binnen een kwartiertje zijn aan de overkant.

We hebben gehoord dat La Digue bijna autoloos is (alleen wat taxi’s en kleine vrachtwagentjes) en dat vervoer van mensen per ossenkar en (vooral) te voet en op de fiets plaatsvindt. We zijn dan ook wat teleurgesteld dat we een behoorlijke rij taxi’s zien, dat er geen ossenkar is te bekennen en dat er wel vrachtwagentjes met open laadbak èn golfkarretjes rijden. En gelukkig ook heel veel fietsen. Wij kiezen er voor om te lopen naar Cabanes des Anges, onze slaapplaats voor de komende drie nachten.

Martijn sjouwt de grote tassen. Karin’s schouder, die haar al maanden dwarszit, doet het weliswaar beter, maar om nu meteen een kwartier te gaan lopen met 15 kilo… Ze sjouwt de kleine tassen en haar flippers. En gelukkig blijkt het eerder 8 dan 15 minuten lopen. Toch zijn we behoorlijk verhit als we aankomen. Voor ons komt net een golfkarretje aan, met vier mensen. Die gaan voor; willen we heel even gaan zitten? We zoeken een bankje op en kijken alvast even om ons heen: groene tuin, prachtige bloemen, lekker zwembad, mooi opgezet. Check: positieve eerste indruk! Als we worden geholpen wordt die versterkt en als we de kamer zien helemaal. Wauw! Die is echt schitterend en zeer tevreden gooien we de tassen in een hoek. Eerst maar iets eten. 

We hebben onderweg gezien dat Le Repaire, een Italiaans restaurant op nog geen 50 meter afstand, open is. En dingen die open zijn op zondag op La Digue, die moet je koesteren. Dat is (nog) niet veranderd ten opzichte van de verhalen. Bovendien staat dit restaurant goed aangeschreven en na één lunch kunnen we dat beamen: het is heerlijk! We delen een versgebakken ‘foccacia’ (denk minipizza met olie en oregano) en daarna eet Martijn een kleine portie risotto en Karin een garnalencocktail. Heerlijk! We reserveren meteen voor vanavond, want die ENORME pizza’s die we voorbij zien komen, die zien er ook heel lekker uit! 

Daarna gaan we terug naar het hotel. We lopen er voorbij en wandelen een stukje verder: het is eigenlijk heel lekker weer en er dreigt zelfs zon door te breken. We zien het reservaat voor ‘la veuve’ (de weduwe) de populaire naam voor de black paradise flycatcher. Deze bedreigde vogel komt alleen hier voor en dan vooral in dit reservaat. Het informatiecentrumpje is gesloten en we zien alleen grote fruitbats overvliegen. Oh en de muggen zijn er natuurlijk meteen, zo te voelen… We wandelen terug naar het hotel en proberen de enorme webben met ‘palmspiders’ (enorme spinnen in joekels van webben) te negeren. Ongevaarlijk (voor mensen), maar doodeng wat ons betreft. Jukkie!

Terug in het hotel kijken we elkaar aan: zwembad? Zwembad! Het is niet heel groot, maar ook hier is het water ‘natuurlijk’ heerlijk en we poedelen vrolijk een aantal rondjes. Daarna gaan we heel even in de zon liggen, maar zelfs met factor veel voelen we de zon (te hard) branden. We gaan naar de kamer, spoelen onszelf en onze spullen uit (daar zijn we na deze vakantie expert in, denken we) en trekken iets anders aan. Op naar de Fishtrap, een splinternieuw café aan de haven, van dezelfde eigenaar als ons hotel, waar gratis Internet is te vinden (enige minpuntje aan ons hotel: schreeuwend duur internet, dus dat hebben we even laten zitten), lekkere drankjes worden geschonken en er uitzicht is op zee en een mogelijke zonsondergang. 

En jawel: met een cocktail (Karin) en een biertje (Martijn) zitten op het strand en zien de lucht verkleuren. De zon zelf zit eerst achter een wolk en dan achter een eiland 9Praslin), maar dat mag de pret niet drukken. Geen regen, uitstekend uitzicht, lekker drankje, goed gezelschap. We vermaken ons prima en als het helemaal donker is rekenen we af en vertrekken we naar Le Repaire. Daar genieten we allebei van een prima pizza en Karin van nog een cocktail. Die komen nogal aan dus het is een vrolijke boel als we (gewapend met lampje, want zoveel lichten zijn er niet op de donkere straten van La Digue) terugwandelen naar ons hotel. Tukkie!

La Digue (dag 1)

La Digue (dag 1)

Mja, we hebben het enige minpuntje aan dit hotel wel gevonden. De bedden zijn keihard. Echt heel lekker hebben we daarom niet gelegen, maar als we de gordijnen opentrekken en de prachtige groene tuin zien, is het leed snel geleden. Op ons balkonnetje krijgen we, nadat we de receptie een seintje hebben gegeven, ons ontbijtje geserveerd. Verse toast, boter, jam, roerei, yoghurt, vers fruit, vers sap, koffie… we laten het ons goed smaken. Het spettert wat als we zitten te eten, maar als we klaar zijn droogt het op. Zien we daar nu blauwe lucht? Dat is genoeg overtuiging om de zwemspullen aan te doen, de snorkelspullen mee te nemen, een fiets te huren (kies er maar één uit) en te vertrekken naar Anse Sevère, volgens alle verhalen het beste snorkelstrand van La Digue.

Een fiets is niet bepaald Karin’s favoriete vervoermiddel (haar knieën protesteren er nogal van), maar op dit eiland wel het makkelijkst en Martijn bewijst weer eens dat hij een held is, door op de juiste momenten (letterlijk) een handje te helpen. En heel ver is het gelukkig niet. We fietsen terug naar de jetty waar we gisteren aankwamen en fietsen dan verder naar het noorden. Op dit tijdstip rijden er vooral mensen die aan het werk moeten of zijn. We fietsen iedereen voorbij, passeren een idyllisch begraafplaatsje, zwoegen een stukje heuvelop en racen dan aan de andere kant naar beneden terwijl (na max 10 minuten fietsen) aan de linkerkant Anse Sevère opduikt. Volgens de boekjes ‘not an very photogenic beach’, maar het is inmiddels zonnig en in onze onervaren ogen is het een pracht van een strand. We fietsen er net voorbij en maken dan wat plaatjes met de onderwatercamera. Hmm, dit moeten we straks een keer overdoen, met betere fotospullen. Voor nu kijken we onze ogen uit en fietsen dan terug naar een ruimte tussen de bomen. De zon staat nog laag, dus er is nog genoeg schaduw. We zetten de fietsen op het strand, pakken onze snorkelspullen en wandelen (voorzichtig: de stukjes steen en koraal zijn scherp) het water in.

Het is zo ongeveer ‘nu’ hoog water dus we kunnen meteen vanaf het zand beginnen met snorkelen. En daar krijgen we nooit genoeg van, als het zo mooi is als hier. We zien tientallen vissoorten, waaronder een paar heel grote. En het koraal is zowaar erg mooi, iets dat in de Seychellen niet zo vaak het geval lijkt. Veel is gebleekt en we zien vaak ladingen dood koraal op de bodem liggen. Maar hier is het prachtig en heel kleurrijk. We zijn super voorzichtig en raken niets aan, terwijl we ondertussen onze ogen uitkijken. We maken foto’s, wijzen elkaar de mooiste vissen aan en genieten van alles dat we zien èn van het feit dat we niemand anders tegenkomen. Pas als we gerimpeld en doormoe zijn komen we het water uit. Dat is nog even ‘vechten’ tegen het afgaande tijd, maar de golven maken dat we kunnen surfen, stilhangen, surfen etc. Stralend wandelen we het strand op.

We drinken de waterfles deels leeg. Eigenlijk hebben we ook zin in koffie… Martijn gaat op onderzoek uit en wandelt even later het strand op met twee koffie… in porceleinen kopjes mèt schotel! We liggen helemaal dubbel om dat idiote gezicht en genieten (met de pink omhoog) van de oploskoffie (die overigens prima te drinken is). Daarna kijken we elkaar aan: gaan we nog even? Natuurlijk! Nu kan het nog, want door het afgaande water wordt het snel moeilijker om snorkelend bij dieper water te komen en niets te beschadigen. We kijken in afgrijzen toe hoe een groep snorkelaars dwars over 50 meter koraal naar dieper water wandelt. Oi! Moet dat?! Dit rondje snorkelen is dan ook sneller voorbij en daarna gaat alleen Martijn nog een etxra rondje. Hij doet zijn best, maar ook hij ontkomt de laatste 10 meter niet aan wandelen en is blij dat er op dat stuk nauwelijks koraal is (zowel voor het koraal als voor zijn vinnen).

En daarna zijn we op, maar heel tevreden! We fietsen terug naar het hotel. Het is inmiddels tot onze verrassing al 1 uur als we daar aankomen. We haasten ons door het afspoelritueel (er is door het personeel heel attent op ons balkon een droogrekje neergezet, waarop we onze spullen te drogen hangen) en darana pakken we opnieuw de fiets. Karin’s knieën vinden het nu echt niet zo grappig meer, maar de mooie plaatjes en lunch-met-uitzicht roepen ons. We fietsen terug naar Anse Sevère, waar we plaatjes schieten. Onder andere van de enorme schildpadden die rechts van de weg blijken te zitten! We denken aanvankelijk dat het rotsen zijn, tot er één beweegt. Dan snappen we ineens de man met camera ook. We maken zelf ook plaatjes, van zowel de schildpadden als het strand. Daarna fietsen we nog een heel klein stukje verder, naar het hotel-met-restaurant dat Martijn daar vanochtend heeft gezien. En jawel, dat heeft inderdaad het uitzicht waar we op hoopten.

We ploffen aan een tafeltje met uitzicht over zee en daar genieten we de hele maaltijd van. Dat is maar goed ook, dat het uitzicht (en de sandwiches overigens ook) uitstekend is (zijn), want de bediening is weer op lokaal tempo… Verplicht onthaasten dus.

Na de lunch fietsen we nog een klein stukje verder. Martijn wil helemaal maar het einde van de weg fietsen, aan de andere kant het eiland. Dat is Karin te ver: ze blijft daarom op het strand, onder een boom, rustig en uitgebreid rondscharrelen, terwijl Martijn verder fietst. Als hij terug is wisselen we verhalen uit: foto’s van ruige stranden met gevonden vissenwervels en schelpen. Dan fietsen we rustig terug, Karin met steeds meer hulp van Martijn. We stoppen bij het ‘Internetcafé’ en bestellen daar tevreden een drankje. Vanavond hebben we een echte zonsondergang en tevrdeen proosten we op deze topdag!

We eten nog een keer bij Le Repaire. Er is niet heel veel keuze op dit eilan en het is tot nu toe goed bevallen. Ook deze keer is het eten uitstekend (gedeelde foccacia vooraf, allebei een kleine pasta en als toetje delen we een sstukje tiramisu), maar onze vreugde wordt wat verstoord door het wijzen van een groep mensen naar net achter de stoel van Karin. Wat zit daar toch? Het blijkt echt een ENORME zwarte spin, zeker 5 centimeter in doorsnee! Karin is later bijzonder trots op zichzelf dat ze niet gilt, niet opspingt, maar alleen haar voeten optilt. De spin rent uiteindelijk onder haar stoel door, onder de tafel door, naar de buurtafel en daarna naar het gangpad tussen twee tafels, waar hij met een grote zwiep van de bezem door één van de serveersters naar buiten wordt geveegd. Karin zit de rest van de maaltijd niet echt rustig meer en heeft iedere keer als ze er aan terugdenkt kippenvel (best knap in dik 25 graden). We vinden dat we ons toetje dik hebben verdiend en ondanks dit nare achtpotige intermezzo, zijn we heel erg tevreden over vandaag. Topdag!

La Digue (dag 2)

La Digue (dag 2)

Vannacht hebben we beter geslapen, maar het wakker worden is dan weer wat minder (je moet wat te zeuren overhouden nietwaar). Onze kamer zit naast de fietsen-‘garage’ en van één van de fietsen wordt de rem uitgetest. Die piept wat, zeg maar… Ok, ok, we zijn wakker! Na het ontbijt maken we ons op voor een excursie, die wordt aangeboden door het hotel. Een halve dag snorkelen bij Ile Coco, tussen Ile Grande Soeur en Ile Petite Soeur en bij Felicité, lijkt ons een topplan en het hotel biedt dat voor een schappelijke prijs aan. Het is grijs vandaag, maar de belofte is dat het redelijk doorg blijft. En zo niet: ach, we liggen straks toch in het water.

Na het ontbijt krijgen we om 9 uur een seintje: onze transfer is er. We stappen samen met één andere man in het klaarstaande golfkarretje en worden naar de kade gereden. We vragen ons af hoe druk het zal zijn: we zien allerlei mensen staan en verschillende boten waar mensen in stappen. We stoppen bij een heel klein bootje, waar een man inzit die zich even later voorstelt als Cliff. Hij wenkt ons aan boord en als we alledrie aan boord zijn geeft ie ons alledrie een hand, zegt waar we de tas kunnen stoppen (in een luik: “it will be a bit wet”) en we vertrekken. Wauw, bijna een privétour, dat is voor dat bedrag helemaal schappelijk!

Als we de haven uitvaren zien we de witte koppen al op het water staan en inderdaad: nog geen seconden later hebben we de eerste lading water over ons heen. Gelukkig zijn we er op voorbereid, zullen we maar zeggen: we zitten in onze zwem- en snorkelkleding. en dat is maar goed, want in de 20 minuten die het kost om bij Ile Coco te komen, worden we werkelijk drijfnat. We zien er de humor wel van in. Onze ‘buurman’ vindt het iets minder. Niet dat het nat worden hem iets kan schelen, maar hij ziet toch wat witjes… Gelukkig zijn we er al snel en als het anker uit is, mogen we het water in. Voorzichtig, zegt Cliff, er stat hier stroming. We blijven maar even: straks bij ‘de zusjes’ is het beter.

Het zicht is niet heel briljant, er is nauwleijks koraal en we vinden het dus een prima idee om snel door te gaan. We zwemmen een rondje en beginnen net wat vissen te zien als we Cliff horen fluiten: hij wijst, daarheen. We kunnen hem niet verstaan, maar gidsen die wijzen, die moet je serieus nemen. We zwemmen snel de kant op die hij aanwijst, tot we bijna bovenop een enorme schildpad zitten! Wauw wat een joekel! Hij lijkt ook totaal niet bang voor ons. Sterker, hij lijkt eerder nieuwsgierig. Als we voorzichtig naar hem toe zwemmen draait hij zich om en kijkt eerst ons en daarna onze buurman aan. Rustig zwemt hij verder, haalt nog een keer adem en geeft gas. Weg is ie! Voor we ons hebben omgedraaid kijkt Martijn naar beneden en wijst: kijk, een tweede! En inderdaad, een tweede, veel kleinere schildpad, zit op de bodem wat te eten. Hij komt maar een klein stukje naar boven en geeft daarna gas. Ook weg. jee, wat zijn ze mooi… en snel! helemaal opgetogen komen we aan boord. Zo, zegt Cliff tevreden, dan kunnen we nu naar de volgende stop. Nog mooier, belooft hij.

Het tweede stukje varen is veel korter: binnen 5 minuten liggen we voor anker tussen ‘grote zus’ en ‘kleine zus’, zoals de eilandjes heten. We moegen het strand niet op, zegt Cliff. Privéterrein, waar ze mensen voor te veel geld laten bbq-en. Maar tot vlak bij het strand mogen we wel snorkelen en dat moeten we vooral doen, zegt hij. Je vindt hier echt alles. Inclusief schildpadden en haaien. Van die kleintjes hoor, maar toch: hop, gaan! Dat laten we ons natuurlijk geen twee keer zeggen en binnen de kortste keren liggen we weer in het water. 

Hier is het zicht echt prachtig: kraakhelder, blauw water, fijn wit zand en dan ineens, rotsen met prachtige koraalsoorten. In zoveel kleuren hebben we het nog niet gezien. Geweldig! En het stikt er ook van de vissoorten. We zien nieuwe soorten en ook soorten die we inmiddels tot onze bekenden rekenen. We zwemmen met z’n drieën rustig de hele lengte van het rif af en dan weer terug. Als we Cliff vragend aankijken wuift hij ons weg: ga je gang maar, we hebben tijd zat. Wat een luxe zo’n tour! We krijgen een buitje over ons heen, maar daarna breekt de zon weer door. Het is halen en brengen vandaag.

Als we het koud beginnen te krijgen en moe beginnen te worden zwemmen we terug naar de boot. Vlakbij begint Martijn ineens als een gek te wijzen. Kijk, daar beneden, een schildpad! Wauw, goed gespot; de schildpad valt nauwelijks op tussen het grijzige koraal. Hij zit te eten en komt na een tijdje boven, om heel rustig verder te zwemmen. We blijven uiteraard kijken, maken plaatjes en geveb elkaar daarna een high fve. Dan klimmen we weer aan boord. Tijd voor even pauze en wat dringen. Dat heeft Cliff natuurlijk ook: een hele tank vol met flessen water en blikjes fris, we mogen pakken zoveel we willen. Na het drankje wil Martijn nog even een rondje. Karin besluit nog wat langer pauze te houden en het valt haar op dat de medepassagier wel erg stilletjes begint te worden. Duidelijk een gevalletje beginnende zeeziekte. Dat klopt, zegt hij: zijn vrouw is niet meegegaan omdat die al zeeziek wordt van naar een boot kijken, maar hij is duidelijk ook niet immuun.

Als Martijn terug komt, varen we daarom door naar Felicité, het grootste eiland van de zustereilanden. Hier mogen we wel aan land. Er is wel wat branding, dus voorzichtig graag. Dan mogen we relaxen op het strand of snorkelen, net wat we willen, tot het tijd is om terug te gaan. Cliff is nog niet uitgepraat of onze zeezieke buurman springt overboord en zwemt in één keer keihard naar het strand. Cliff probeert hem nog de makkelijkste weg aan te wijzen, maar er is geen houden aan. Wij gaan wat langzamer. Eerst denken we dat er niet zoveel te zien is, maar als we iets dichter bij het strand komen, blijkt ook hier prachtig koraal te zijn en zien we ook hier schitterende vissen. We snorkelen ons helemaal suf. Daarna gaat Martijn aan boord, houdt Karin even pauze naast de buurman op het strand. Die zich al veel beter voelt, maar zich wel afvraagt waarom we hier zijn: er zijn geen vissen! Ehm, misschien dat het iets te maken heeft met zijn snelheid, zegt Karin voorzichtig: als hij straks naar de boot zwemt moet hij misschien toch even om zich heen kijken en ieieietsje langzamer zwemmen. Hij grijnst wat schaapachtig: goed plan.

Als we allemaal weer aan boord zijn is het kwart over 12 en na een korte trip (bijna net zo nat als op de heenweg) zijn we terug in de haven. We geven Cliff een dikke fooi voor we in ons golfkarretje stappen dat natuurlijk al op ons staat te wachten. En binnen no time zijn we terug in onze kamer, waar we onszelf en (bijna) alles wat we bij ons hebben onder de douche door halen. En dan zijn we wel op. We hebben meer dan genoeg zeewater gezien (en geproefd!) en we besluiten de rest van de middag rustig aan te doen. Daarvoor kiezen we ons internetcafé, Fishtrap. Deze keer ook voor lunch, maar dat blijkt geen onverdeeld succes. We nemen allebei de fishburger, maar die smaakt nergens naar. We laten een deel staan en nemen haastig nog een drankje. En nog één. terwijl Karin het verslag bijwerkt, leest Martijn en zo gaat de middag voorbij. 

Eind van de middag zijn we wat lamlendig. We hebben geen zin in eten en wandelen eerst maar terug naar het hotel. Daar voelen we ons al snel slechter. Die visburger blijkt niet alleen niet lekker, maar valt ook verkeerd. Eerst moet Karin overgeven; dan Martijn. Martijn voelt zich daarna iets beter, maar Karin blijft zich beroerd voelen en heeft duidelijk verhoging. We gaan vroeg ons bed in (half 8 gaat het licht uit en we zijn allebei meteen vertrokken) en hopen dat we ons morgen beter voelen.

Van La Digue naar Praslin

Van La Digue naar Praslin

Pfffff, dat was geen fijne nacht en we zijn blij als het ochtend is. Martijn voelt zich al veel beter; bij Karin is de verhoging aan het afnemen, maar nog niet weg. Visburger? Teveel zeewater? Teveel zon? Teveel muggen bulten? Uiteindelijk dan toch het echte afkickmoment van het werk? Alles tegelijk? Geen idee, maar ze voelt zich een dweil. We pakken de zooi in en gaan daarna aan het ontbijt. Karin neemt voorzichtig een half stuk toast, een mini-banaantje en vooral veel thee en sap. Martijn eet normaal. We voelen ons allebei beter na het eten: we hebben immers sinds de lunch gisteren niets meer gegeten!

Daarna is het tijd om afscheid te nemen, van alweer een mooie plek. Het hotel is erg mooi, ze kunnen ‘alles’ voor je regelen, ze zijn ook nog eens erg vriendelijk èn er zit een geweldig (meestal spin-vrij) restaurant om de hoek. Cabanes des Anges is een aanrader wat ons betreft! Helaas zit onze tijd er op en we checken uit. Daarna laten we ons door het golfkarretje met tassen en al afzetten op de kade. We zijn één van de eersten en het wordt niet heel druk. De ferry de andere kant zit zo vol, dat ze er een tweede achteraan hebben gestuurd! Het duurt dan ook even voordat iedereen van boord is en alle tassen op de kade staan (al zitten er veel dagjesmensen tussen: we wensen ze sterkte met deze grijze en naar wij vrezen regenachtige dag). Maar: keurig op tijd is alles en iedereen aan boord en vertrekken we. De captain heeft een soort afstandsbediening in zijn hand als hij buiten, over de reling kijkend, de boot laat wegvaren.

De zee heeft een geheugen, blijkt maar weer eens. Hoewel het minder waait dan gisteren, zijn er lange golven, die zorgen voor een vervelende deining. Maar; de overtocht duurt niet lang en binnen no time legggen we aan. Praslin, deze keer zijn we er om wat langer te blijven op dit zo te zien prachtig, groene eiland. En we hebben een eenpersoons ontvangstcomitté: miss Eugenia van het verhuurbedrijf staat ons op te wachten en neemt ons mee naar de auto. Het is een nog kleiner auto’tje dan op Mahé; prima voor dit bescheiden eiland! Binnen een paar minuten is het papierwerk geregeld en kunnen we op stap.

Gezien Karin’s staat van slappe sliertigheid rijden we rustig naar Anse Volbert, een lang, rustig strand aan de andere kant van het eiland ten opzichte van ons hotel. Zeker 20 minuten rijden… Daar aangekomen kijken we wat rond en willen we eigenlijk wat drinkne. er is alleen heen veel dicht, dus uiteindelijk rijden we door naar PK’s@ Pasquiere (ja, we hebben de naam ook niet verzonnen), één van de weinige tenten die èn goed aangeschreven staat èn open is. Daar drinken we wat en nemen we ons voor om straks terug te komen voor lunch (of in ieder geval een vorm van eten). Vioor nu is een frisje genoeg en we genieten van het uitzicht van deze tent die bovenop de flank van Zimbabwe (d berg op Praslin en de reden dat we nog veel om het eiland heen zullen rijden in plaats van er dwars overheen).

Als we zijn uitgekeken rijden we terug richting de ferry, maar voor die tijd slaan we rechtsover. De nige weg over het eiland gaat dwars door de Vallee de Mai, een Unesco World Heritage Site, waar o.a. de Coco de Mer palmboom en de Black Parrot te bewonderen zijn. De weg is smal en slingert, maar het is prachtig groen en links en rechts van de weg staan metershoge palmen. Eén van de komende dagen gaan we hier heen voor een bezoekje! Voor nu rijden we door tot de andere  kants van het eiland, slaan rechtsaf en net voorbij Grande Anse vinden we Ocean Villa, onze slaapplek voor de komende dagen.

Miss Sally, één van de twee zussen die deze villa’s runt, heet ons welkom. Ze heeft een beetje typische, scherpe, droge humor en dat is even wennen, maar ze is erg aardig en laat ons ons huis voor de komende vijf nachten zien. Villa Eve is vooral boven prachtig: een enorme woon-slaapkamer, met zicht op zee, een grote badkamer, met een ENORM bad. En van alle gemakken voorzien. Als we willen kunnen we ook ontbijt en diner afnemen en voor nu heeft ze gezorgd voor een verse kokosnoot (compleet met rietje en paraplu’tje), sap, brood, boter, jam, vers fruit en ‘uiteraard’ thee en koffie. We zetten onze tassen neer en installeren ons. Vanadaag willen we eten bij onze nieuwe vrienden van PK’s (die menukaart zag er zo lekker uit dat zelfs Karin wel wat wil eten) en verder hoeven we even niets.

Niets bestaat vandaag uit terugrijden naar de andere kant van het eiland (bijna tot het eind, en bijna de hele kust is even mooi) en daarna even rondwandelen op Anse Volbert. Ook wel ‘de goudkust’ genoemd. het is de ‘drukke’ (en dure) kant van het eiland, onder andere door het enorme, goudkleurige strand, compleet met palmbomen en het rustige water, bijna zonder brandig of deining. We wandelen een stukje en vinden uiteindelijk het Paradise Sun Hotel. een enorm comkplex, maar met een mooie bar èn gratis Internet! Dat is op de Seychellen en vooral op de kleinere eilanden een enorme luxe hebben we al gemerkt, dus we maken van de gelegenheid gebruik, bij een rustig drankje. 

Na nóg een drankje overelggen we even. Inmiddels is bij Karin de verhoging weg en lust ze iets te eten en Martijn heeft trek! Het is half 5 en na het ontbijt hebben we niets meer gegeten. We rijden terug naar PK’s en daar ploffen we neer. Voordeel van het tijdstip is dat er nog uitzicht is (het is zowaar na een eerdere regenbui heel aardig weer geworden) en dat we straks met licht nog terug kunnen rijden. Maar eerst het eten en dat blijkt geweldig! We delen een gerookte vis salade als voorafje en daarna delen we een curry-proeverij. Kip-curry, octopus-curry en een vis-curry, witte rijst, linzen, vers brood… Vers sapje erbij en ons geluk is compleet. Het is echt heerlijk en we eten onze vingers er bij op. Zelfs Karin geniet en daarna voelen we ons allebei beter. 

Daarna rijden we het hele stuk terug naar ons hotel (we herhalen: 20 minuten…) en de rest van de avond doen we niets meer. Vroeg slapen en morgen hopelijk weer helemaal fit!

Praslin (dag 1)

Praslin (dag 1)

Zo, hehe, na een lange nacht slaap voelen we ons een stuk beter en tevreden staan we op. Als we de gordijnen opentrekken worden we helemaal blij: het is zowaar heel aardig weer. Dat wil zeggen: het is droog en we zien hele stukken blauwe lucht. En er is zon! Vrolijk gaan we ontbijten (toast, boter, door Miss Sally zelfgemaakte jam, thee en vers fruit) en daarna besluiten we dat er vandaag gesnorkeld moet worden. Ja, heel origineel is het natuurlijk niet, maar we genieten er nog elke dag van. Bovendien willen we gebruik maken van het mooie weer. Eerst vragen we Miss Sally de oren van het hoofd (Hoe werkt de kluis? Kunt u de tv laten maken? Mogen we vanavond mee-eten? Heeft u een internetkaart? Kunt u een boottochtje waarover u gisteren vertelde voor ons boeken voor ergens de komende dagen?). Dan hijsen we ons in de juiste spullen, nemen onze zooi mee en de klaarliggende badhanddoeken (die nemen we zelf dus nooit meer mee: nemen teveel plek in en we vinden ze overal) en starten het mandarijntje (ok, de kleur van de auto is meer roest dan oranje, maar toch). Op naar Anse Lazio.

Dat strand ligt echt helemaal aan de andere kant van het eiland en staat bekend als één van de mooiste stranden van de Seychellen. Bovendien kan je er heel aardig snorkelen. We rijden er in één keer heen en parkeren de auto. Op het strand aankomen geeft een behoorlijk ‘wauw’-effect: bijna wit en superzacht zand, schitterend azuurblauw water, groene palmbomen… We hebben heel even spijt dat we onze grote camera niet bij ons hebben, maar nemen iedere keer dat we gaan snorkelen zo min mogelijk mee. Een portemonneetje met geld en een creditcard, de huissleutel en de autosleutel gaan in een waterdicht zakje mee het water in, in onze zwemkleding genkoopt. De geleende onderwatercamera gaat uiteraard ook mee. De rest willen we zonder zorgen kunnen achterlaten (handdoeken, petjes, zonnebril, waterfles, slippers: alles in plasticzakken gewikkeld tegen onverwachte buitjes) en dat kan op deze manier.

Martijn heeft even een baalmomentje als we ons realiseren dat hij zijn vinnen is vergeten, maar gelukkig is dat maar een hulpmiddel en kan je ook zonder snorkelen. En dat bewijzen we uitgebreid. Het water is niet alleen prachtig blauw, maar ook helder en aan de rechterkant van de baai kan je inderdaad uitstekend snorkelen ontdekken we. Er groeit prachtig koraal op de rotsen en er zwemt van alles. Naast 101 soorten vis (van hééél klein, nog geen centimeter, tot een centimeter of 50 à 60 en in alle kleuren van de regenboog) zien we kleine inktvisjes zwemmen! Ze zijn te snel voor een foto, maar zien er erg leuk uit.

We zwemmen tot we helemaal bekaf zijn en gaan dan terug naar het strand. Daar drogen we op, drinken de waterfles èn een blikje fris leeg en ploffen in de schaduw op een handdoek en doen helemaal niets. En dat is heerlijk! Als we zijn bijgekomen gaat Martijn nog een rondje. Karin blijft op het strand zitten en valt bijna in slaap bij het ruisen van de golven, de warmte… Martijn komt terug voor ze echt omkukelt en op dat moment begint het ook een beetje te spetteren. Bovendien blijkt het lunchtijd en als we wat verder weg kijken lijkt het voor nu ook een beetje gedaan met het mooie weer. Tijd om te verkassen.

We grijpen ons boeltje bij elkaar en rijden naar Anse Volbert. Daar vinden we Café des Arts en zowel de LP als Tripadvisor hebben niets teveel gezegd: je kunt er echt uitstekend lunchen! Dat doen we dan ook uitgebreid. Als we zitten te eten trekt er een stevige bui over. Dat was dus een prima timing!

Na de lunch rijden we terug naar onze Villa, waar we douchen en onze spullen uitwassen en uithangen. We worden steeds handiger in dit ritueel, maar binnenkort slaan we een dagje snorkelen over omdat we even geen zin hebben in het ‘gedoe’! Als alles uithangt gaan we even het dorpje in, waar we boodschappen doen. Dat wil zeggen: we halen een frisje, maar alle andere dingen die we in gedachten hebben lukken niet zo best. Supermarkten in de Seychellen zijn een beetje hit&miss. Soms is er ineens een hele berg van iets (de hele winkel licht ineens vol met kool. Of wortelen. Of wasmiddel. Of water. Of… Afijn, vul maar in. Maar andere dingen zijn niet te vinden. Zo ook nu en we rijden eerst maar even terug. 

Miss Sally weet raad: ze verwijst ons naar een andere supermarkt en Martijn is een held en gaat nog een keer terug. Nu komt hij terug met de dingen die we wilden vinden. Water. Tonic (voor bij de gin die we hebben gevonden). Yoghurt (voor het onbijt). en – heel belangrijk – chips! Karin zakt met een tevreden zucht achterover: een gin tonic erbij, een beetje chips, een boek… Heel tevreden brengen we zo de tijd door tot 7 uur. Dan zou het etehn klaar zijn. Maar miss Sally is onverbiddelijk (en licht paniekig) als we beneden komen om 7 uur. Nee: het is nu kwart voor 7. Toch? Ze moet alle drie de huizen ‘voeren’ vanavond (waaronder een familie van 7) en hem, da’s wat veel. we moeten lachen: geen punt, we hebben geen haast.

Uiteindelijk worden we om 19:20 geroepen. er is beneden, op de overdekte verwande, bij kaarslicht een tafel neergezet. Buiten, maar droog, want het regent natuurlijk weer eens. Wemaken beneden kennis met Miss Ruby, de zus van Sally. Karin heeft al een hele mailwisseling met haar gehad over de auto en ze vinden het allebei duidelijk leuk om elkaar nu persoonlijk te ontmoeten. We kletsen een tijdje, tot al het eten op tafel staat. Twee complete gegrilde visjes, een octopus-curry, witte rijst, salade, linzen en een fles water. Het smaakt uitstekend en we genieten ervan. Als we op ons kop krijgen dat het niet op is, geven we aan dat we dreigen te ontploffen… waarna er een toetje op tafel wordt gezet. Een dubieus soort regenboogkleurig amandelijs met zelfgemaakte ster-vruchten-jam. Karin vindt het echt verschrikkelijk (veel te zoet); Martijn vindt het wel aardig en redt haar van het laatste beetje toetje. Miss Sally is tevreden.

Met een kopje koffie toe kletsen we wat na om uiteindelijk tevreden te gaan slapen: prima dagje en morgen aan we op stap!

Praslin (dag 2)

Praslin (dag 2)

Om 10 voor 9 staan we er klaar voor. Ons boottripje kan wat ons betreft beginnen en we zijn heel erg blij dat het weer volledig meewerkt. Het is zonnig en halfbewolkt: kortom, wat ons betreft ideaal weer voor een boot- en snorkeltripje! 5 minuten later worden we opgehaald door een man met een personenauto. Hij zet weinig (behalve goedemorgen), maar brengt ons binnen 5 minuten naar het het strand net voorbij de luchthaven. Die is vlakbij ons, dus we zijn aangenaam verrast dat we niet het hele eiland rond hoeven. We worden welkom geheten door twee mannen (de captain stelt zich voor: Unnas) die ons, samen met een nogal ehm omvangrijjke Duitse familie van vier personen, aan boord helpen van een klein bootje. We gaan langs de kust varen, langs verschillende stranden en dan gaan we op twee plekken snorkelen, de schildpadden sanctuary bezoeken op Curieuse, lunchen, een stukje wandelen, het strand bezoeken, nog even zwemmen en dan is het wel klaar. Plan? Plan! En op een rustig tempo vertrekken we naar de smalle doorgang in het rif, om vervolgens rechtsom te varen, richting Anse Lazio.

Deze tocht beloofd al meteen een stuk dróger èn zonniger te worden dan onze laatste expeditie vanaf La Digue en als het snorkelen nu net zo goed is… Eerst varen we langs verschillende stranden. De eerste (met de naam petite Anse Kerlan) wordt wat overheerst door een enorm hotel, maar Anse Georgette is prachtig. We horen dat je er ook kunt komen vanaf het hotel. Aangezien alle stranden op de Seychellen publiek toegankelijk moeten zijn, mogen ze je niet weigeren, maar het is wèl beter om even te reserveren, zegt Unnas. Anse Lazio kennen we van gisteren en is ook vanaf het water erg mooi, maar véél drukker dan de vorige twee stranden. Iets om te onthouden als het de komende dagen nog strandweer wordt.

Voor nu varen we verder en net voorbij Anse Possession ligt een stuk water waarvan Unnas zegt dat het bekend staat als la Reserve (het reservaat). Het is hier schitterend snorkelen zegt hij: zullen we? Dat laten we ons geen tweede keer zeggen en binnen no time liggen we in het water. We laten Unnas achter om de twee Duitse meiden te helpen (pa en moe blijven aan boord) en snorkelen er vandoor. En wauw, hij heeft niets teveel gezegd.

Het water is prachtig blauw en erg helder. Er groeit schitterend gekleurd koraal (paars, grijs, geel, groen, blauw, oranje…), vooral op en om de enorme rotsen die door het water liggen verspreid en we zien enorm veel soorten vis. We snorkelen vrolijk in de rondte tot we Unnas horen roepen. Willen we een octopus zien? Nou, graag natuurlijk. We snorkelen naar hem toe en geduldig wijst hij ons aan waar het beest half in de rotsen geschoven ligt. Het kost even moeite (octopussen kunnen de kleur van de rotsen aannemen en dat heeft deze ook voor de helft gedaan), maar dan zien we ‘m. Zo, dat is geen kleintje! Wat een schitterend gezicht! Als Martijn naar beneden duikt bewijst het beest niet van gisteren te zijn: hij draait zich om en neemt meteen voor een nog groter deel de kleur van de rotsen aan. Als we eerst al over hem heen genorkeld zouden zijn; nu zouden we hem helemaal niet meer vinden als we niet precies zouden weten waar hij zit! We kijken naar Unnas, die enthousiast wijst: kijk, er zit er nog één. Die heeft eerst een tentakel uit zijn rotsspleet gestoken, zuignappen en al. Daarna draait hij zich om. Als Unnas een poging doet hem te pakken te krijgen, schiet hij in één keer tussen de rotsen. Hop, weg. Tot Unnas weg is en dan komt hij rustig weer te voorschijn. We wuiven naar Unnas: lekker laten zitten dat beest! We genieten nog een tijdje, tot we nog even verder gaan snorkelen. Dat doen we tot de volgende kreet van Unnas: een grote rog! Hij blijkt op de bodem te liggen en is inderdaad groot, ongeveer een meter in doorsnee. Ook over deze joekel zouden we waarschijnlijk heen gesnorkeld zijn: het is toch erg fijn om zo’n ervaren ‘gids’ mee te hebben. Als we bijna klaar zijn en we langzaam richting te boot snorkelen, grijpt Martijn ineens Karin’s arm. Daar! En jawel, een haai! Dat was waar we allebei in stilte enorm op hoopten en snel geven we gas. De haai zwemt niet bepaald langzaam, dus we doen ons best m bij te houden, terwijl Martijn probeert plaatjes te schieten. Het is een white tip reef shark van ongeveer 1 1/2 meter en hij is prachtig. We zijn geen moment zenuwachtig, alleen heel erg blij dat we ‘m gezien hebben en als we ‘m uiteindelijk kwijt zijn, geven we elkaar onder water een high five. Super!

Terug aan boord zijn we helemaal blij als blijkt dat de plaatjes ook nog behoorlijk goed gelukt lijken. De Duitse pa en ma vinden het erg leuk om te zien; de dochters grommen in het Duits dat ze ‘m toch eigenlijk ook wel hadden willen zien en waarom dat niet is gebeurd. Sorry dames; we snappen de frustratie, maar toen Unnas jullie wenkte voor de octopus moest hij zo hard zijn best doen om jullie erbij te krijgen, dat wij het niet eens hebben geprobeerd! Wij zijn in ieder geval heel erg enthousiast en bedanken Unnas voor deze geweldige ervaring. Hij straalt. We gaan nu nog even naar St Pierre, een heel klein eilandje voor de kust. Heel helder water, vis genoeg, maar alle koraal is stuk. Storm en tsunami, zegt hij. Duurt nog wel 20 jaar voor het weer is gegroeid… Als we in het water liggen bij St. Pierre snappen we wat hij bedoeld. We hebben nog niet eerder zulk helder water gehad (het is echt schitterend, we kunnen eindeloos ver kijken) en er zit vis genoeg, maar het koraal ligt grotendeels stuk en bleek op de bodem. Toch is er genoeg te zien en we snorkelen een vrolijk rondje. We kunnen de vissen af en toe letterlijk (en per ongeluk) aanraken! Martijn leeft zich met camera uit. Maar: na de ervaring van daarnet, haalt deze snorkelplek het toch niet. We zijn dus vrij snel weer aan boord, tot opluchting van de Duitse familie. Die zijn allemaal aan boord gebeleven. Ze zijn heel beleefd gebleven (nee, natuurlijk, ga lekker even zwemmen), maar het gezicht van de dames stond op onweer… We trekken ons er niet zoveel van aan. Nu we weer terug gaan, gaan we naar Curieuse.

Dit bescheiden eiland voor de kust van Praslin was van 1833 tot 1965 een leprakolonie. Het huis van de dokter staat nog, gerestaureerd en wel, op het eiland. Tegenwoordig is Curieuse een fokcentrum voor de enorme Aldabra landschildpadden. Als we met de boot in de baai komen, zien we dat we niet bepaald de enige zijn, maar Unnas wurmt zijn bootje handig achteruit, bijna óp het strand, zodat we makkelijk aan land kunnen en daarna begint hij de lunchspullen van boord te halen. Wij wandelen het strand op en zijn compagnon (een vriendelijke man met een enorme bos rastahaar, van wie we de naam niet meekrijgen) wijst waar we straks gaan lunchen (één van de tafels in de grote overdekte, open ruimte) zodat we onze tassen kunnen neerzetten. Hij wijst ons de toiletten en daarna kijken we eens rustig om ons heen. En verhip er zijn inderdaad overal schildpadden, van groot tot ENORM!

Rasta-compagnon neemt ons mee: kom hij zal ons rondleiden. Hij geeft ons verse takken met bladeren en we beginnen met het voeren van een aantal schildpadden. Het is een bijzonder gevoel om zo dichtbij deze beesten te zijn. Ze hebben duidelijk enorm sterke bekken (pas op dat je niet wordt gebeten, zegt rasta-compagnon) en hun huid is leer-achtig; het schild is dik, sterk en voelt glad. Ze zijn enorm nieuwsgierig, wat een aantal heel grappige plaatjes oplevert, van een schildpad met zijn neus tegen een telefoon! De kleine schildpadjes die rasta-compagnon ons laat zien zijn schattig. Zeven maanden oud en in een afgeschermd hok. Daar zitten ze in zodat de krabben ze niet opeten. Kom, dan laat hij die nu aan ons zien. 

Als we via het terrein lopen komen we langs een enorm web met een joekel van een palm-spider er in. Rasta-comagnon lacht om het gegil van de Duitse meiden: ze doen niets, zegt hij! Om dat te bewijzen steekt hij zijn hand uit en laat de spin hem met zijn voorpoten een soort high five tegen zijn vingers geven! Karin besluit om de andere kant op te lopen en voegt zich even later weer bij het gezelschap…

De krabben zit in een soort kreekje en zijn stevig aan de maat. We maken wat plaatjes, net als de Duitse familie en als we weglopen horen we een Duitse vloek. We kijken om en zien dat pa met één voet volledig is verdwenen in een gat. Als hij zijn voet optilt, blijft zijn schoen achter, waardoor hij hoppend op één been achterblijft. We doen ons best, maar als hij zelf in lachen uitbarst, kunnen we ons niet meer inhouden en moeten ook wij enorm hard lachen. Als zijn schoen weer schoon is neemt Rasta-compagnon ons mee naar de andere kant en laat ons via een korte klim over de rotsen nog een ander klein, beeldschoon strandje zien. Waar we ineens nog twee schildpadden vinden. Verder bewijs dat de schildpadden echter overal mogen komen op dit eiland en dat het fokprogramma is bedoeld om ze te beschermen (en niet om ze te kunnen eten, zoals we een toerist horen mompelen).

Terug bij de lunchplek blijkt de tafel schitterend gedekt! Er liggen overal bloemen tussen de borden, er staan verse salades, er is fris en water en als we zitten krijgen we bbq-kip, gegrilde vis en gekruide rijst. Het is echt heerlijk; we zijn volkomen overdonderd! Dit is één van de beste maaltijden deze vakantie en dat hadden we niet verwacht! Ook de salade (verse mango en wortel, met een zoetige dressing) en de gekookte breadfruit (‘de lokale aardappel’ zegt Unnas en daar smaakt het inderdaad naar) zijn zalig. Martijn neemt tot Karin’s grote verbazing voor de tweede keer vis en daarna nemen we alleen nog een beetje fruit (stukjes kleine sinaasappel) en verse kokos. Daarna kunnen we geen pap meer zeggen: dat was heerlijk! Als de beide mannen beginnen met afruimen, worden wij met de bloemen naar de schildpadden gestuurd. Daar worden ze blij van, is de boodschap. Tipje: neem nooit bloemen mee voor een schildpad als je er aan gehecht bent! Eén schildpad wordt zo ‘wild’ van het idee van een bloementoetje, dat hij dwars door een rieten schutting banjert in zijn poging om ook iets te krijgen! handig, als je zo ongeveer een tank bent…

Als rasta-compagnon klaar is, stelt hij voor om de wandeling naar de andere kant van het eiland te maken. Karin ziet er van af. Haar knieën krijgen het met al het gesnorkel al flink te stellen en een klein wondje op haar voet (een druppel kokend water van een waterkoker) wil met al dat water niet echt dicht, dus ze besluit lekker op het strand te blijven en met Unnas en zijn boot mee te varen. Martijn wandelt wel mee. Als we elkaar na 45 minuten later aan de andere kant van het eiland zien, geeft Karin toe dat ze meerdere keren bijna in slaap is gevallen op het strand en vertelt Martijn over het huis van de dokter (mooi, maar beetje suf omdat je het alleen van buiten ziet), mangrovebossen met laag water en veel schelpen (volgens rasta-compagnon zie je er bij hoog water kleine lemon-sharks) en mooie uitzichtjes. Daarna springt Karin overboord en springt Martijn vanaf het strand het water in. We willen natuurlijk nog even snorkelen. Het mag, zegt Unnas, maar willen we niet liever zwemmen of zonnen, want er zit nauwelijks vis! Nou, er zit natuurlijk niet hetzelfde als bij koraal maar als je rustig zwemt, zie je steeds meer en heel andere vissen dan bij het koraal! We zien bovendien een paar zeekomkommers; vreemde beesten wat ons betreft!

We houden het bescheiden en daarna klimmen we aan boord om richting ons beginpunt te gaan. Maar eerst nog even zwemmen bij Anse Georgette! Nou, dat laten we ons geen twee keer zeggen. We voelen ons een klein beetje schuldig richting de Duitse familie, die al sinds de wandeling (die moeders en de oudste dochter hebben overgeslagen) aan boord zitten en niets willen. Aan de andere kant: dat is wat ons betreft geen reden om zelf ook niets te willen en als we bij Anse Georgette zijn, halen we even diep adem (wat is dit schitterend: niet om te snorkelen, maar het ontbreken van koraal, rotsen en zeewier betekent het mooist blauwe water dat we ons kunnen voorstellen) en springen dan overboord. We donderjagen lachend door het water tot we moe worden en klimmen dan stralend weer aan boord. Ok, NU zijn we klaar om terug te gaan. Unnas is blij dat we zo genieten en weet duidelijk niet zo goed wat hij aan moet met de Duitse familie. “We will take them on a fishing trip monday…”, zegt hij aarzelend. We hebben nu al met hem te doen.

Als we terug zijn op het strand geven we beide mannen een dikke fooi en een stevige hand. Dit was echt een geweldige trip! Het is nog vrij vroeg (kwart voor 4) en als we terug zijn bij onze Villa nemen we ons voor om een beetje vlot onder de douche door te rennen, zodat we ergens lekker wat kunnen gaan drinken en daarna wat kunnen eten. … Maar: ook de Seychellen horen bij Afrika, dus niet alles gaat zoals je van te voren bedacht hebt! Er is een stroom-onderbreking, tot een uurtje of 4, zegt Miss Ruby, dus we moeten even geduld hebben. Het water maakt namelijk gebruik van een pomp, die gebruik maakt van… juist, electriciteit. Geen stroom, geen water. Het wordt 4 uur, kwart over 4, half 5… en dan besluiten we ons met een doekje wat af te vegen voor we andere kleren aandoen. Als we bespreken waar we heen willen, springt de airco aan. Ha, stroom! Snel vegen we het ergste zout van ons gezicht en daarna gaan we er echt vandoor.

We zijn keurig op tijd om de zonsondergang mee te kirjgen, vanaf het zuidoostelijke puntje van het eiland. Het is laag water en de zon zakt achter cousin in de zee en de wolken. Aanvankelijk gebeurt eer niets, maar als we even wachten wordt de lucht vrij plotseling schitterend! Gud, oranje, rood, roze paars: de kleuren zijn spectaculair en Karin gaat met haar camera helemaal los. Pas als de kleuren weg zijn, rijden we in het laatste beetje licht via de ‘buitenom’-route naar de andere kant van het eiland. Een mooie, maar nu niet bepaald eenvoudiger route! Aangekomen drinken we een cocktail (Martijn een mocktail) bij Café des Arts en daarna eten we tapas in een nog uitgestorven gloednieuwe tapastent boven het café. Vooral omdat het restaurant volledig is volgeboekt, maar het blijkt eigenlijk heel erg lekker. En we zitten droog, want na een dag heerlijk weer, begint het (uiteraard) te regenen… De serveerster geeft als zoveelste local maar weer eens aan dat ze er ook niets van begrijpt. Oktober hoort geweldig te zijn! We hebben duidelijk pech met het weer, maar na vandaag kunnen we het hebben! We eten lekkere hapjes, nemen nog een drankje en kletsen over de dag. En als we klaar zijn begint voor Martijn de grootste uitdaging van de dag: terugrijden door het stikdonker… En dan bedoelen we ook stikdonker! Het is gelukkig weer droog, maar het valt niet mee. Foony (het appje op Martijn z’n telefoon) biedt wat hulp: Karin geeft met name in de Vallee de Mai aan hoe scherp de bochten zijn en welke kant ze opgaan. En dankzij Martijn’s rijstijl en oplettendheid, komen we daarmee veilig bij de Villa aan. We zijn bekaf en na een laatste drankje vallen we als een blok in slaap!

Praslin (dag 3)

Praslin (dag 3)

Als Karin heel voorzichtig een oog opendoet is het half 8 en is de kamer leeg. Even later komt Martijn binnen met een kopje thee! He, vervelend nou… Een blik naar buiten en het is grijs. Hmm, dat is een beetje jammer na het geweldige weer van gisteren, maar het is in ieder geval droog. Karin schiet overeind: he, zullen we kokosnoten gaan kijken? En als we een gratis tour in het Engels willen, helpt het enorm als we de eersten zijn (first come, first serve, wat taal van de tour betreft)… We schieten allebei in actie en om 5 voor half 9 staan we bij de ingang van de unesco world heritage site Vallee de Mai. Dat betekent dat het volledige personeel van de leg raakt. Iedereen is supervriendelijk, maar of we wèl nog even willen wachten! Je hoort ze bijna denken: gekke toeristen. Haast! ‘s Ochtends vroeg! Belachelijk!

Maar: als we een kaartje hebben, ons hebben opgegeven voor de tour (die om 9 uur begint) en een fles water hebben gekocht (oeps, vergeten en toch wel handig om iets mee te nemen), blijkt dat het erg handig was om vroeg te komen. Na ons komt een groep van vier fransen, die ook mee willen met de tour… Helaas guys, English it is! Ze besluiten wel mee te gaan, maar gedurende de tour horen we met name de twee mannen vertalen voor hun vriendinnen. Om 9 uur is het zo ver en mogen we mee met een kleine, slanke (en dat is best zeldzaam hebben we gezien) lokale dame; een ranger in de Valle de Mai. De vallei is een UNESCO-site sinds 1982 en bevat niet alleen zes palmsoorten (waaronder de Coco de Mer, een wereldberoemde palmboom, die alleen hier en op Curieuse in het wild voorkomt), maar ook meerdere beschermde en bedreigde vogelsoorten, waaronder de Pigeon Ollande (jawel, de Nederlandse Duif, doordat hij ‘de kleuren heeft van de nederlandse vlag’) en de Black Parrot, de nationale vogel van de Seychellen, een ernstige bedreigde papegaaiensoort. Onze ranger neemt ons mee en laat ons het komende uur genieten van dit spectacilaire landschap. De Vallee de Mai (genoemd naar de maand waarin de vallei werd ontdekt…) bevat zoals gezegd zes palmsoorten en de meeste soorten zijn metershoog (tot wel 27 meter hoog) en hebben enorme bladeren. We voelen ons miertjes in dit landschap van reuzen!

Onze gidse vertelt honderduit: over de verschillende palmensoorten en hoe die vroeger werden gebruikt in het dagelijks leven. Van paraplu tot draagtas en van dakbedekking tot verpakkingsmateriaal: met name de bladeren zijn veelzijdig. Maar natuurlijk zijn de noten dat ook en vooral de Coco de Mer heeft enorme vruchten. De palm wordt zo genoemd omdat de noten vroeger aanspoelden op de malediven. Ze hadden zo lang in het water gelegen dat de binnenkant was vergaan, waardoor ze licht werden en dreven. De mensen die ze vonden dachten dat de noten van een zee-boom waren! Dat gezegd hebbende: de coco fesse (zoals de noten van de coco de mer worden genoemd) zijn eigenlijk vooral beroemd door hun vorm. Als de schil er af is en je houdt ze omhoog, is de eerste associatie toch vooral van een vrouwlijk geslacht, met de billen aan de achterkant! De bloem van de mannetjesboom versterkt de associatie: een lange, dikke stengel (met allemaal kleine bloemen er op)…

Behalve op de palmen, wijst onze gidse ons ook op allerlei andere bomen en hun vruchten, bloemen en bladeren. We ruiken blaadjes die gekneusd ruiken naar een ‘four spices’ (kaneel, kuidnagel, nootmuskaat en caradmom), een bloemetje (van de coco de mer) dat ruikt naar basmati rijst (ja echt) en een ander blad dat ruikt naar kaneel. Ook zien we allerlei vruchten, van grote, halforanje vruchten die ruiken (en smaken volgens de gidse) naar een citrusvrucht en heel kleine, knalrode vruchtjes die keihard zijn, alleen gegeten kunnen worden door de bulbul (een lokale vogel), die perfect zijn om sieraden van te maken en waarvan je er drie moet meenemen, in je zak stoppen en bewaren, voor geluk.

Vogels zien we ook en we hebben ontzettend veel geluk. De bulbul en de aziatische spreeuw zien heel veel mensen. Voor de pigeon ollande heb je al wat meer geluk nodig, maar wij zien hem al na vijf minuten hoog in een boom zitten. En de Fransen  spotten zelfs de Black Parrot voor ons! Volgens de gidse zijn we de eerste groep in bijna een week die de vogel ziet en we kunnen er heel rustig van genieten. Naast de vogels zien we allerlei gecko’s en slakken (inclusief de witte slak, die vooral lokaal voorkomt) en een hele rij mieren (druk in de weer om gezamenlijk een blad te verplaatsen; we verbeelden ons dat we het geschreeuw van de mierenvoorman kunnen horen, die probeert het werk te coördineren). En het is er gewoon heel erg mooi. De hoge palmen, waar af en toe een briesje of een straaltje zonlicht doorheen komt. De rust en stilte… Na een uur neemt onze gidse afscheid en zonder iets te zeggen scheuren de vier Fransen er vandoor. Wij houden een iets rustig tempo aan en volgen dezelfde weg. We klimmen en klauteren en uiteindelijk zijn we na dik twee uur weer bij de ingang. Karin vreest dat haar pootjes het nog even zwaar krijgen, maar we hebben allebei genoten. Erg de moeite waard!

Het begint nu wel snel wat donkerder te worden en we vrezen dat we straks regen krijgen. We overleggen even. Eigenlijk hebben we allebei niet zo veel behoefte aan zwemmen vandaag en het weer lijkt ook niet zo mee te gaan werken de rest van de dag… Uiteindelijk rijden we even snel via onze villa, halen telefons, een laptop, boeken en wat extra geld op en rijden naar de andere kant van het eiland. Tegen de tijd dat we daar zijn is het tijd voor lunch. En als we bij Café des Arts gaan zitten, begint het te regenen…

Dat houdt de rest van de dag niet meer op. We verkassen uiteindelijk (onder onze paraplu’s, die we deze vakanties altijd bij ons hebben, zelfs als het stralend weer is) naar het Paradise Sun hotel, waar we in dezelfde bar als eerder deze week een drankje doen (en nog één en nog één…), gebruik maken van de internet-mogelijkheden, een beetje kletsen en vooral proberen ons niets aan te trekken van het feit dat de enige reden dat het af en toe stopt met zachtjes regenen, is als het begint te hozen! Eind van de middag rijden we in het laatste beetje daglicht terug richting onze villa, maar we maken een stop bij de Island Pizza. Jawel, ze doen afhaalpizza’s (maar goed ook: alle zitjes zijn buiten, onder lekkende parasols) en we bestellen een pizza met gerookte marlijn en een pizza quatro stagioni (die overigens maar due stagioni heeft, maar dat mag de pret niet drukken). Martijn ‘scheurt’ (nouja) daarna de laatste twee minuten naar onze villa, waar blijkt dat de pizza heel behoorlijk smaakt. We nemen er een borrel bij en de rest van de avond kijken we een beetje tv en lezen.

Praslin (dag 4)

Praslin (dag 4)

Vandaag hoeven we niets van onszelf en de weersvoorspellingen zijn niet bepaald florisant te noemen, dus we slapen lekker uit. Als we wakker worden, rommelen we een beetje. Ontbijtje, douchen… Het is buiten grijs, maar droog en we zien zowaar steeds meer blauwe lucht…! Martijn wil eigenlijk wel snorkelen; Karin heeft erg veel last van haar pootjes, dus vindt hetb verstandiger om dat even niet te doen. Maar een bikini onder de kleren kan natuurlijk altijd. Zelfs als het grijs is, is het lekker warm over het algemeen. Al staat er vandaag een forse klap wind. Die er nu voor lijkt te zorgen dat het steeds blauwer wordt buiten. Hmmm, spullen verzamelen dan maar. Wat gedoe met een internetkaart, fles water vergeten, dus nog even terug, maar uiteindelijk zijn we dan om kwart over 10 / half 11 op stap. En het is zowaar inmiddels bijna echt mooi weer! We durven het bijna niet hardop te zeggen, dus in stilte rijden we naar Anse Lazio.

Op het strand aangekomen is het inmiddels zonnig, blauwer dan het de hele vakantie is geweest en blijkt dat de wind schuin het strand op staat, waardoor en redelijk wat branding is. Maar zon! En blauwe lucht! En we hebben een camera bij ons om er plaatjes van te maken! We wandelen (Karin al fotograferend) naar het linker einde van het strand waar we ons installeren onder een boom. Nee, niet onder een kokospalm, want ja, die kokosnoten kunnen je dag aardig verzieken! Geïnstalleerd in de schaduw verdwijnt Martijn om te snorkelen en Karin kijkt, fotografeert, leest… Na een tijdje komt Martijn terug: wil je even zwemmen? Nou, dat is wel erg lekker en Karin ‘rent’ de branding in. Daarna mag Martijn weer en deze keer neemt hij het er van. Het water is erg helder en aan deze kant van het strand zijn de golven tussen de rotsen goed te doen. Als hij terug is gaat Karin nog even het water in, doen we een snelle fotoserie en daarna besluiten we het voor gezien te houden, voordat we in kreeften veranderen!

We lunchen een heerlijk sappige burger bij het Paradise Sun hotel (waar vandaan we betere plaatjes kunnen sturen dan gisteren!) en daarna gaan we nog een rondje zwemmen, in het schitterende azuurblauwe water voor het hotel. Als we echt op rood dreigen te springen rijden we (Martijn in zwembroek, Karin in bikini en allebei op een handdoek in de auto) terug naar onze villa. Daar gaan we rustig douchen, spoelen we onze zooi uit, trekken kleren aan (een lange broek, om onze benen rust te gunnen na alle zon) en ploffen dan even op het bed. Het is 5 uur en we hoefden vandaag dus niets!

We lezen een beetje (Karin is inmiddels bezig aan haar vierde boek; het is bijna uit!) en om kwart over 7 worden we geroepen. Miss Sally kookt vanavond voor ons (wel zo handig op een zondagavond: er is bijna geen restaurant te vinden dat open is!) en het is erg lekker; zelfs het toetje vinden we allebei lekker! Een salade met geroekte vis, rijst, opnieuw octopuscurry ( lekkerderd dan de eerste keer) en vier stukjes gegrilde vis. Die zijn wat droog, maar de rest is meer dan genoeg èn heel lekker, dus we voelen ons niet heel schuldig dat we de vis een beetje negeren. Het toetje is vanilleijs, met zelfgemaakte ingelegde papaya maar ook (en vooral) kokos…ehm prut. een mengsel van kokos, suiker, rozijnen, lokale kruiden en vruchten en dat is verschrikkelijk lekker. Miss Sally is duidelijk in haar nopjes met onze vragen en complimenten. Ze vindt het ook maar niks dat we weggaan. Is ze net aan ons gewend, moet ze weer aan andere mensen wennen. We plagen haar een beetje: deze vrouw-met-scherpe-randjes heeft een klein hartje. Na het eten drinken we een kopje koffie en kijken we tevreden terug op onze tijd op Praslin.

Van Praslin (terug) naar Mahé

Van Praslin (terug) naar Mahé

Het kost weer even moeite om alles economisch in onze tassen te krijgen (we zijn allebei nog niet echt gewend aan de ruimte die de duikbril, snorkel en flippers innemen, al zijn we nu al vreselijk blij dat we ze hebben gekocht en meegenomen), maar uiteindelijk zijn we ‘natuurlijk’ eerder dan gepland klaar voor vertrek. Miss Sally komt afscheid nemen. We krijgen een cadeautje van haar: een zakje van de eigengemaakte kokosprut! Meenemen en thuis kan je het in de koelkast nog een half jaar bewaren, zegt ze. Wat ontzettend lief! We zwaaien en zwaaien nog een keer en laten haar achter terwijl ze ons huisje binnenrent: de volgende gasten komen er al weer aan.

Wij gaan op weg. Eerst even extra pinnen. Dan rijden we ‘buitenom’, over de mooie route langs het water, naar de jetty. Daar kopen we twee kaartjes voor de boot terug naar Mahé. Vervolgens willen we wat eten. We hebben maar een klein ontbijtje gegeten en zouden eigenlijk graag willen brunchen. We weten dat PK’s open zou moeten zijn èn ‘ontbijt’ heeft tot 4 uur, dus dat gaan we doen. Helaas: PK’s is open, maar er is geen kok! Een zeer gefrustreerde serveerster zegt dat ze ook geen idee heeft wanneer hij komt. 11 uur…? Hmmm, dat is ons te onzeker èn met de snelheid die iedereen in de horeca hier heeft (eigelijk juist niet dus) te laat omdat we om kwart over 12 bij de boot moeten zijn. Geen PK’s dus (snik), dus we rijden door naar onze favoriete internettent Paradise Sun. Daarvan weten we in ieder geval zeker dat ie open is en misschien…? Nee, een drankje is geen probleem, maar het ontbijt is net opgeruimd! Dan wil je toch niets eten! ehm, nee, sorry, onze fout… We nemen dus maar een drankje, genieten van het uitzicht (het is opnieuw geweldig weer), lezen nieuws en kletsen een beetje met Nederland.

Om 12 uur laten we de auto achter bij de collega van Miss Eugenia. Ze loopt een snel rondje om de auto, checkt de benzine en steekt haar duim op. Prima, klaar! We vinden het wel releaxed hoe we hier een auto kunnen huren, ophalen en inleveren! We wandelen met de tassen naar de jetty en ploffen daar in de schaduw. Martijn gaat even kijken of er hier iets te eten te krijgen is, maar behalve een wat dubieus uitziend kip-ding, dat hij niet helemaal vertrouwd is er niet veel. Dan maar een extra drankje en een zakje meegebrachte chips en wat pinda’s zodat we in ieder geval iets in onze magen hebben. Het is dan wel mooie weer, maar het waait nogal, dus we verwachten een nogal hobbelige overtocht. We zoeken zodra de boot er is en we aan boord mogen een plekje achterin op het bovendek op.

De overtocht is inderdaad niet heel rustig (we hebben wat medelijden met de bleke, stille, slapende of luidruchtig overgevende mensen), maar onze magen houden zich uitstekend en na een dik uur zijn we aan de kade van Mahé. Daar wacht Rickie (van Aplha Rent a Car, waar we ook onze eerste auto op Mahé huurden) ons op, met een bordje met Martijn zijn naam. Hij neemt ons mee naar een kleine witte… ehm wacht daar loopt hij voorbij?! De auto waarvoor hij stopt is een stevige Daihatsu Terios. En nog een automaat ook! Dat is een stevige upgrade en dat is heel attent van Lucie, de vrouw met wie Karin al een tijdje contact heeft via e-mail over de huurauto’s. Karin neemt zich voor om haar een bedankmailtje te sturen en tevreden rijden we weg door een gelukkig op dit tijdstip rustig Victoria.

We rijden langs de luchthaven (nee, over een paar dagen pas!) door een steeds groener en rustiger deel van het eiland. Als we oversteken naar de westkust zien we onderweg ineens akkkerbouw en (de lokale variant van) kassen! Dat hebben we nog niet eerder gezien en beantwoord een deel van onze vraag waar (een deel van) het eten voor de eilanden vandaan komt. We slingeren de bergpas over en na nog een klein stukje rijden, rijden we de enórm stijle oprit van La Residense op. Hier hebben we een appartementje voor de komende drie nachten. Een aanvankelijk wat stugge vrouw, die gelukkig langzaam wat ontdooit neemt ons mee. Tot onze verrassing niet naar één van de kleine appartementjes in het centrale gebouw, maar naar een schitterend vierpersoonshuis, met een werkelijk fantastisch uitzicht op baai! Ja, ze heeft ons maar een upgrade gegeven. Ook al, we worden verwend vandaag! We bedanken haar uitgebreid en zijn gepast onder de indruk van het huis. Het is erg open en daar moeten we een beetje aan wennen. Het maakt dat het huis relatief koel blijft, maar de schuifhekken (veilig, maar volkomen open) en houten deuren met houten lambrizering maakt ook dat we visioenen hebben van allerlei creepy crawlies die ons kunnen bezoeken. Maar goed: we zien (en horen) dat we in ieder geval een flink aantal gekko’s in het huis hebben. We hopen dat die het wildbestand in toom weten te houden.

We droppen onze spullen, waarna Martijn even boodschappen gaat doen en Karin de zooi ordent. Martijn komt terug met yoghurt, cornflakes, sap … en twee Breezers! Tevreden ploffen we op onze veranda, genietend van het uitzicht en ons drankje. Dat komt behoorlijk aan, wat ons er aan herinnert dat we nog erg weinig hebben gegeten vandaag. Gelukkig zit Anchor Café op loopafstand!

Nu is lopen op de Seychellen best een beetje een uitdaging. Zaken als een stoep, straatverlichting of rustig rijdende auto’s zijn schaars. We gaan dus lopen als het nog licht is, zodat we in ieder geval de heenweg een goede kans hebben om heel aan te komen. We lopen de steile oprit af, wandelen de bocht om en hoeven dan alleen nog maar de heuvel af. Als we in de berm lopen zien we schuin boven ons tussen de heg en de stroomdraden enorme webben en reusachtige palmspiders zitten. Getver: ze bewegen niet en we weten echt wel dat ze niets doen, maar zijn gewoon te groot! Als we een stroompje oversteken zie we allerlei rood-paarse krabben rondscharrelen. En even verderop ligt Anchor Café. Buiten zitten maar? Het lijkt droog te blijven en zo kunnen we van de zonsondergang genieten.

Dat laatste lukt wat minder (de zon gaat ineens uit achter de horizon en dat was het dan wel), maar we zitten prima, genieten van het eten en het personeel is erg aardig. Hier kunnen we nog best een keer terug morgen of overmorgen! Voor nu is het wel klaar: we wandelen na het eten voorzichtig terug naar ons appartement. We komen heelhuids aan. Helaas net als twee enorme zwarte spinnen, die de gekko’s net te snel af zijn. Martijn werkt ze vakkundig en snel naar buiten. Brrr. Als we denken dat dat het dan wel is, worden we in de slaapkamer nog even getrakteerd op een enorme kakkerlak. Ook die zwiept Martijn naar buiten en dan trekken we de muskiettennetten strak om de bedden, doen de geluidloze (ja echt!) airco aan en vallen onder een laken in slaap. Morgen snorkelen!

Zuid-Mahé (dag 1)

Zuid-Mahé (dag 1)

Zo, dat was een prima nacht en bij het opstaan is er geen creepy crawly te zien. Bovendien is het prima weer. We nemen een snel ontbijtje en gaan dan profiteren van de reden dat we ook nog even aan deze kant van Mahé zijn. Vlakbij zijn meerdere prachtige stranden en één daarvan is een prachtig snorkelstrand volgens alle verhalen. We pakken de auto en na een minuut of 5 tot 10 rijden parkeren we en wandelen naar één van de mooiste strandjes die we hier hebben gezien. Het is prachtig en op dit moment helmaal van ons alleen!

We pakken onszelf in en duiken de plomp in: kom maar op! … Ehm, oehoe, onderwaterwereld, waar ben je?! Het lijkt wel thee! Het water is troebel, ondoorzichtig, bruinig en we zien helemaal niets. Oh nee, dan had Karin toch gelijk… Gisteren zagen we in langs de kust grote bruine vlekken in het water. Het deed Karin denken aan het ‘bloeden’ van de algen dat ze ooit op de Malediven zag en ze heeft gisteren al een keer gezegd dat ze hier bang voor was. Teleurgesteld klimmen we het strand weer op en gaan even zitten bijkomen. Als we even hebben gezeten gaat Martijn een rondje lopen over het strand en jawel, dode vissen…

Na een kwartiertje, als we net zitten te bespreken wat we gaan doen, komt er een Duits gezin aan dat meteen op ons afkomt. Hoe was het water?! Oh nog steeds?! Gisteren was het nog erger. Er zijn honderden dode vissen op het strand aangespoeld en lokale mensen hebben gezegd dat het inderdaad bloedende algen zijn. Daardoor wordt het water troebel en bruin en neemt het zuurstofgehalte in het water af, waardoor de vissen massaal sterven. Snorkelen heeft geen zin hebben ze gezegd. Balen, want het was tot gisteren de mooiste snorkelplek die ze ooit hebben gezien…

Ok, hier blijven heeft dus geen zin en we pakken de auto naar de volgende baai. Daar vinden we een half door koraal afgesloten ondiepte waar we in kraakhelder water tot halverwege onze dijen kunnen zitten, staan, poedelen, donderjagen. Dat doen we naar hartelust, tot we weer vrolijk zijn. Als we op rood dreigen te springen gaan we terug naar het hotel waar we douchen en onze spullen uitspoelen en uithangen. Daarna pakken we opnieuw de auto en rijden we via een uitdagende maar erg mooie route langs de volledige zuidkant van het eiland. Oh dat mooie blauwe water, daar krijgen we niet snel genoeg van!

Aan de andere kant van het eiland vinden we eerst de rumdestileerderij waar we naar op zoek waren. Dat is wel iets voor morgen (dan zal dat snorkelen ook wel tegen vallen vrezen we) en als we gaan vragen blijkt dat we morgen gewoon rond 11 uur langs kunnen komen en dan kunnen we aansluiten bij een tour. Ok, prima, tot morgen dan. Voor nu rijden we naar een andere bezienswaardigheid. We vinden ‘Le Jardin de Roi’ (de Koningstuin) met behulp van Foony helemaal bovenop een berg, aan het einde van een steeds smaller wordende weg. We denken een heel klein tuintje te vinden, maar zien een enorm perceel, met daarop een prachtig houten huis. Daar gaan we eerst heen, want je kunt hier uitstekend lunchen hebben we gelezen. 

Nou, dat klopt wel. We eten een overheerlijke, verse salade en daarna een verse crèpe! De bediening is zowaar behoorlijk vlot en een aantal ventilatoren zorgt dat we niet helemaal wegsmelten. Vandaag is het weer schitterend weer en daarom nog een paar graden warmer dan de afgelopen dagen. Als we klaar zijn met eten twijfelen we daarom even of we de ruin in willen, maar na een heftige spray actie tegen de muggen wandelen we toch een rondje. En dat is eigenlijk heel leuk. Het meest heftige stuk slaan we op advies van de dame die ons een kaartje verkoopt over: dat is te modderig geworden met de aanhoudende regen van de afgelopen weken. Maar de rest van de tuin kent schitterende bloemen en planten, veel kruiden (we zien bijvoorbeeld nootmuskaat!) en allerlei vruchten. Er is ook een aantal beesten, maar de hokken daarvan vinden we te klein. Gelukkig zien we bewijs van werkzaamheden, zo te zien om de hokken te vergroten. Dat maakt dat we lekker kunnen blijven genieten van het uitzicht en alles dat we ontdekken (oh ja, zo groeit ananas).

Als we zijn gesmolten en toch een aantal keer geprikt gaan we terug naar de auto, drinken een fles water leeg en laten ons met een zucht van opluchting in de airco zakken. Daarna rijden we in 20 minuten terug naar ons appartementje, waar we ons op de veranda in de schaduw in een stoel laten zakken. Daarna doen we een paar uur niets. We lezen wat, genieten van het uitzicht en het lekkere briesje, fotograferen wat… De middag keutelt voorbij en als het nog een uurtje voor zonsondergang is maken we ons op voor ons laatste uitstapje van vandaag. We willen namelijk heel graag nog een keer naar Del Place, het restarant aan het water waar we aan het begin van onze vakantie zo lekker hebben gegeten. Martijn slingert de auto behendig door de bochten (hmmm, niet een heel fijne weg om straks te rijden) en in de onddergaande zon gaan we aan een tafeltje aan de reling zitten. Cocktail erbij, uitzicht over het water en de ondergaande zon…. En jawel, net zulk lekker eten als de eerste keer dat we hier waren. We eten echt onze vingers er bij op en zitten heel gezellig te kletsen.

Uiteindelijk trekken we ons los van deze heerlijke plek en rijden we door het stikdonker naar ons appartementje. Op een aantal hartverknetteringen na (ieks, donkere man / vrouw, in donkere kleding, zonder lampje, wandelend aan de kant van de weg!) komen we ongeschonden aan. Deze keer zijn er geen creepy crawlies en tevreden laten we ons in ons bed vallen. Toch een prima dag ondanks de snorkelmislukking!

Zuid-Mahé (dag 2)

Zuid-Mahé (dag 2)

Na weer een prima nachtje slapen, een vlot ontbijtje en een uurtje lezen is het tijd voor drank! Pardon?! Ehm, we bedoelen natuurlijk voor een rondleiding door een rum destilleerderij waarbij we ons vooral interesseren voor de historie van het gebouw…?!

Na een half uurtje rijden zijn we bij Takamaka Rum Distillery, gevestigd op het terrein van ‘La Plaine St. André’. Op deze voormalige plantage zijn een hele tijd slaven aan het werk geweest en de oude plantage-bel staat (voorzien van bordje) als een herinnering aan deze tijd op het terrein. De suikerrietplantage was uiteindelijk wel de inspiratie voor de huidige destillerderij: de rum wordt gestookt van suikerriet! Gisteren zagen we het riet verwerkt worden; vandaag ligt de destileerderij er stil bij. Maar in het zorgvuldige gerestaureerde houten huis vinden we een bar, een restaurant en een ontvangstruimte waar we onszelf aanmelden. En kunnen we aansluitend op de tour lunchen?

Dat kan en we hoeven maar een minuut of 10 te wachten voor we met twee anderen op stap gaan, achter een gids / barman aan. De destileerderij is niet heel groot, maar we krijgen een duidelijke uitleg, mogen overal kijken (aan deze kant van het terrein: de echte, grote opslag is aan de andere kant van het terrein) en we kunnen helemaal los met vragen stellen. Daarna neemt de gids ons mee naar de kruidentuin, het blijkbaar onvermijdelijke hok met de schildpadden, de ruïnes van oude gebouwen op het terrein. Het is erg leuk en informatief en tegen de tijd dat we rum mogen proeven zijn we al erg tevreden over de tour.

De vijf rumsoorten die we proeven variëren van jullie, via mwah en ok tot heel erg goed. Oh die op één na laatste is erg lekker en willen we wel meenemen. Als we klaar zijn met de tour wandelen we daarom even langs de winkel, maar helaas zijn er alleen maar erg grote (en prijzige) flessen te krijgen: de halve liters zijn op. We laten een verdere aankoop daarom zitten en gaan lekker lunchen. Oh en lekker is het: waanzinnig! We nemen er allebei een drankje bij (Karin een rum-cocktail en Martijn een heerlijk gemengde sap) en eten daarna onze vingers erbij op. Met name bij de gegrilde tonijn met sesam: heerlijk!

Als we helemaal tevreden zijn, buiken we uit met een kopje koffie en gaan daarna naar de auto. We rijden een kleine stukje, want we hebben een strandje gezien dat er ondanks de vlekken ‘theewater’ heel aanlokkelijk uitzag. Het is opkomen water als we er aan komen en veel mensen gaan na een dag strand inmiddels naar huis. Wij strippen tot onze zwemkleding en liggen binnen no time af te koelen. Het water is zalig, grotendeels helder en Martijn waagt er nog een klein rondje snorkelen aan. Karin geniet van het prachtige uitzicht en het lekkere water en verzamelt schelpjes en mooie stukjes koraal. Die laten we straks achter natuurlijk, maar mooi (en leuk om te doen) is het wel!

En dan is het echt klaar, met deze laatste dag op de Seychellen. We rijden terug, douchen, spoelen alles uit, pakken de tassen opnieuw in, ruimen op en gaan uiteindelijk eind van de middag nog een hapje eten bij de Anchor Café. Daarna rollen we ons voor de laatste keer in een laken, onder een klamboe en vallen bij de airco in slaap…

Terug naar huis

Terug naar huis

Vandaag is het op. We laten de sleutel (conform afspraak) op tafel liggen en rijden naar de luchthaven. Daar is het onverewacht druk en chaotisch. Inchecken gaat soepel genoeg en ontbijt en koffie vinden ook, maar zodra we door de douane zijn zitten we met teveel mensen op een te kleine ruimte gepakt. We proberen ons er niet teveel van aan te trekken en gelukkig mogen we snel naar het vliegtuig wandelen.

Het uitzicht bij het opstijgen is geweldig: anders dan op de heenweg is het mooi weer en Karin klikt eindeloos veel plaatjes met haar telefoon. We zien na een draai ook Praslin en La Digue liggen en een groot aantal van de veel kleinere eilandjes liggen. Daarna worden de eilanden door de wolken aan het zicht onttrokken en kijken we films tot we bij Dubai zijn. Daar is het (natuurlijk) prachtig weer en we genieten van het prachtige uitzicht over de woestijn en daarna de stad. 

De overstap verloopt soepel en de uren daarna gaan voorbij met lezen, films en kletsen tot we rond 7 uur lokale tijd dik voor tijd landen in Amsterdam. Harro staat ons op te wachten, waardoor we een heerlijk luxe en bovendien gezellige rit naar huis hebben. Daar ploffen onze spullen neer en maken we ons op om ook mentaal te landen in Nederland. We zijn er weer!

Voorbereidingen

Voorbereidingen

Nippon (Japan) betekent ‘het land van de oorsprong van de zon’ of ‘het land van de rijzende zon’. Een land, ver weg en mysterieus, dat al jaren op ons verlanglijstje prijkt. Een land dat ook een beetje intimideert. Door de taal en het ‘anders’ zijn en doordat we niemand kenden die er ‘zelf’ heen is gegaan, zonder reisorganisatie. Vorig jaar vonden we het lef om toch zelf te gaan kijken maar ontbrak de tijd; dit jaar vonden we ook de tijd! Daarom vertrekken we op zaterdag 26 maart naar Osaka, om via bezoeken aan het midden en zuiden van Japan èn een bezoek aan de Japanse Alpen, te eindigen in Tokyo. Daar vandaan vliegen we op vrijdag 22 april weer terug. Vier weken gaan we die bijzondere wereld verkennen. We hebben hotels geboekt, een voucher voor een Japan Rail Pass gekocht, op twee plekken een paar dagen een auto gehuurd èn op twee plekken een excursie geregeld. En we kunnen niet wachten…!

Naar Osaka (Japan)

Naar Osaka (Japan)

We hebben wat verschillend in de voorbereidingstijd gezeten dus waar Karin heel rustig aan kan doen, rent Harro nog een rondje door zijn huis op deze vertrekdag. Gelukkig hebben we de tijd, dus als we om half 12 met onze uitzwaai-wegbreng-crew bestaande uit Martijn en Eveline in de auto zitten, hebben we allebei een volle tas en zijn we voorbereid. Na een snelle uitzwaai-actie (dag, bedankt voor het wegbrengen!) brengen we onze tassen weg en gaan door de veiligheidscontrole en douane. We hebben (met in ons achterhoofd de aanslagenin Brussel) wat extra tijd genomen en dat blijkt niet helemaal overbodig: we doen er wel even over.

Uiteindelijk zitten we dan toch, na een Nederlandse lunch en wat drinken, bij de gate en keurig op tijd vertrekken we naar Osaka. We hebben Comfort Class stoelen en dat is erg lekker: extra beenruimte èn extra achterover-leun-ruimte. Geen overbodige luxe op een vlucht waarop we geacht worden over te gaan op een ritme dat 7 uur in onze toekomst ligt. We spelen samen wat spelletjes roulette op het tv-schermpje (vergokken zo’n beetje drie ton), maken een gezellig praatje met een stewardess die vandaag weer op haar eerste vlucht is na het krijgen van niet één, maar twee kinderen) en krijgen daarna al snel de avondmaaltijd. Vervolgens gaan de lichten uit. Nacht!

Harro brengt nog heel wat uurtjes slapend door, maar Karin weet er niet meer dan 1 1/2 uur uit te persen. Als we in Osaka landen, om half 10 lokale tijd, is ze behoorlijk gaar. Niet getreurd; we zijn immers in Japan! Al in de ontvangsthal zien we hoe ingewikkeld Japanse borden zijn; we zijn blij met de engelse ondertiteling, want we kunnen er geen chocola van maken! Gelukkig speekt het allemaal voor zich (luchthvens lijken immers op elkaar) dus ook met ons duffe hoofd komen we door de douane, vinden we onze koffers en leveren we een verklaring in dat we niet smokkelen. Daarna staan we in de ontvangsthal en vinden we de vertrekhal van de treinen. Binnen no time hebben we twee kaartjes. Op het perron worden we in een rijtje gezet door een beleefde man met witte handschoentjes. Als de trein binnen komt wordt die met de dnelheid van het licht schoongemaakt. Ook worden de stoelen automatisch omgedraaid. Waarom zou je immers achteruitrijden…?! Daarna vertrekken we richting Osaka.

Osaka (dag 1)

Osaka (dag 1)

De trein doet er ongeveer een half uurtje over. Via het eilandje waarop de luchthaven ligt (waarom zou je kostbare grond verspillen aan een luchthaven; die bouw je natuurlijk in zee) rijden we via een landschap van huizen, kleine akkertjes (soms niet meer dan iets ter grootte van een achtertuintje, vol groente) en grijzige huizen en daarna lage flats en huizen, naar Tennoji, een enorm station in het zuidelijke deel van het centrum van Osaka.

Ons hotel ligt er tegenover. We moeten desondanks even zoeken (ah, het is de rode ingang IN dat enorme gebouw met een onleesbare Japanse naam) maar dan wandelen we naar binnen. Sorry, vanaf 14 uur kunnen we pas inchecken, wat al vroeg is voor Japanse begrippen: de meeste hotels hebben een inchecktijd van 15 uur of later. We laten onze tassen achter (die met een keurig labeltjes in de bagagekamer verdwijnen) en een stuk lichter, vertrekken we naar buiten. Actie, want anders vallen we op dat oncomfortabele hotel-receptie-bankje in slaap! We gaan eerst op zoek naar koffie en het liefest heel sterk.

In het warenhuis wat om het Tennoji-station is heengebouwd, vinden we op de 5e verdieping een Starbucks. Onderweg naar boven kijken we onze ogen uit. Kleding, onbegrijpelijke verpakkingen in een drogisterij, veel Japanse letters, maar ook verrassend duidelijke plaatjes van restaurants en op welke verdieping ze te vinden zijn. Cijfers zijn voor ons herkenbaar en achter elke verdieping staat een F (floor?). Zolang we onthouden dat de begane grond de 1e verdieping is, komt het prima in orde! De dames in de Starbucks zijn uiterst correct en volkomen onverstaanbaarm maar begrijpen onze bestelling prima. We herinneren ons nog net op tijd dat fooi geven in Japan beledigend is en zakken onderuit met ons eerste uitzicht op Osaka.

Met de koffie achter de kiezen besluiten we dat het, ondanks dat we geen trek hebben, handig is om wat te eten. Op de bovenste twee verdiepingen vinden we een soort uitgebreide foodcourt. Allerlei kleine restaurantjes. sommige druk, sommige rustig en allemaal met plastic voorbeelden (of plaatjes) van het eten dat wordt geserveerd ervóór. We kiezen na enig twijfelen voor een tentje met allerlei locals er in (Westerse toeristen zien we sowieso nauwelijks). De serveerster spreekt genoeg Engels om zich verstaanbaar te maken en we krijgen twee menu’s in het Engels. Oeh, die lunchmenu’s zien er heerlijk uit en zijn erg betaalbaar. En, blijkt even later: lekker! Voor nog geen 7 eruo eten we een berg verse sushi, een miso-soepje, een salade, tempura-groente en -garnales en een stuk verse tofu. Verse ijsthee erbij en we voelen ons ineens weer mens. He, en waar is dat eten gebleven: blijkbaar hadden we meer trek dan we dachten!

Na het eten is het tijd voor het echte werk. Een bezienswaardigheid en om daar te komen moeten we met de metro… Een zeer hulpvaardige meneer met een groot bordje ‘I speak English’ op zijn borst schiet te hulp. Binnen no time hebben we twee metrotickets, een metrokaart met een circkel om ons overstapstation, incl. een vermelding van de juiste vertreksporen. Eh wauw. De metro brengt ons supersnel naar Osaka Aquarium. Als we uit het metrostation komen halen we diep adem. Buitenlucht! En zeelucht bovendien. Osaka is wel een stad waar je niet buiten hoeft te komen als je dat niet wilt. Wij genieten van een paar honderd meter buitenlucht en kijken onze ogen uit. Veel laagbouw en in zijstraatjes ineens een beeld van houten huizen met kunstig geknipte bomen er voor. Nieuw en oud zit hier vlak tegen elkaar aan.

Het aquarium zit in een enorm complex met daarop zeebeesten geschilderd. We kopen een kaartje (ongeveer 15,=) en wandelen naar binnen. Het is zondagmiddag en we maken ons op voor een festijn van schreeuwende kinderen en duwende menigten. En ja, het is erg druk, maar verrassend genoeg voelt het redelijk ontspannen aan. Er huilt eens hier en daar een kind en natuurlijk wordt er wat (voor)gedrongen, maar de meeste mensen maken ruimte, lopen door als ze het hebben gezien en zijn rustig. We voelen ons dus geen moment vervelend en de uren erna genieten we volop. Uren ja, want wauw, wat een aquarium. We gaan eerst helemaal naar boven, waarna je over een wandelpad van bijna een kilometers (de afstand staat in afnemende cijfers op gezette tijden op de vloer) langzaam naar de begane grond afdaalt. Er zijn enorm veel verschillende tanks die verschillende habitats laten zien. Naast vissen genieten we van otters (schattig!), zeehonden, kwallen (prachtig verlicht), dolfijnen (!), schildpadden en uiteindlelijk een ENORME tank (zo groot hebben we het nog nooit gezien, met niet één, maar wel TWEE walvishaaien. Pardon, zei u walvishaaien?! Jazeker, we hadden er over gelezen, maar onze monden vallen collectief open als we de eerste walvishaai voorbij een ruit zien schuiven. Een eenzame duiker, die de roggen voert valt volledig in het niet bij deze enorme joekels. We blijven op verschillende verdiepingen eindeloos kijken. Wat een GE-WEL-DIG gezicht!

Als we een beetje op beginnen te raken gaan we wat drinken (Harro heeft sjans met drie miniscule Japanse kindjes, die met grote ogen en een grote grijns naar hem staren), voor we ons rondje af maken. En dan is het dringend tijd voor ons hotel. Na een metrorit terug, inschecken en ophalen van de bagage, slaken we een zucht van verlichting als we de kamer zien, hij is keurig, stil en heeft (zo blijkt) een uitstekende badkamer. Het is heerlijk om eindelijk te kunnen douchen, tanden te kunnen poetsen en schone kleren aan te kunnen doen. Daarna kijken we elkaar aan: tukje? Nou, nee, het is eigenlijk al best laat (half 6) en als we nu in slaap vallen willen we echt blijven liggen. En daar is het nog te vroeg voor. 

Daarom halen we nog wat energie uit onze tenen (wat makkelijker gaat dan we denken: waarschijnlijk omdat onze lijven zich de Nederlandse tijd herinneren (en daar is het nu eind van de ochtend). Hop, hop, nog even dan. De metro-automaten blijken we ook zelf te lijf te kunnen en met twee kaartjes gewapend vertrekken we naar Namba Station, een knooppunt van metrostations en -lijnen. En, zo blijkt bovengronds een wijk met een hoeveelheid neon die Times Square doet verbleken. Het is er stampdruk en we lopen een klein rondje, volkomen verbouwereerd foto’s makend. Enorme uithangborden (een gigantische, bewegende krab, een enroem vis, een volledige koe etc.) schreeuwen om aandacht. Uit allerlei bewegende beelden komt geluid. We laten het als een golf over ons heenslaan en drijven mee met de massa.

En iets verderop, na enig zoeken, vinden we Daiki Suisan, een kaiten-sushi restaurant. Kaiten-sushi is wat wij in Nederland een sushi-treintje noemen. Uitgevonden in Osaka in de jaren ’50 van de vorige eeuw en lang beschouwd als ondermaats eten, heeft de sushi-trein de laatste jaren hard gewerkt aan haar reputatie. Nu Japan in een (stevige, al jaren durende) recessie zit, hebben dit soort restaurants hun kwaliteit drastisch verbeterd en sommigen worden zelfs als hip beschouwd. Zoals Daiki Suisan. Er staat een (lange) rij, maar een efficiënte, erg vriendelijke dame, zorgt ervoor dat iedereen terecht komt op de open stoelen die er ontstaan. Als we na 10 minuten binnen komen, worden we via een kreet en handgebaren ‘doorgegeven’ van de ene ober op de andere serveerester. En boven worden we efficiënt in een hoekje geplant. Biertje, warme sake en spetterverse ongelooflijk lekkere sushi. Wat wil een mens nog meer. Dik en dik tevreden proosten we op deze eerste dag Japan. We zijn er echt! Japan!

Terug in ons hotel duurt het zeker 30 seconden tussen ‘kussen raken’ en ‘in slaap vallen’…

Osaka (dag 2)

Osaka (dag 2)

Ok, we zjn een uurtje wakker geweest rond half 4, maar alles bij elkaar hebben we desondanks bijna 11 uur geslapen als we rond half 9 wakker worden van de wekker. Die wekker is wel nodig, want ons tijdklokje geeft ana dat het nu midden in de nacht is. Het voelt dan ook wat onaardig, maar we rukken onszelf los uit ons (lekkere, maar wel harde) bedje. Het kost allemaal wat tijd, maar uiteindelijk zijn we rond hal 10 klaar voor de wereld.

Om te beginnen willen we een dagkaart voor de metro. Check. Daarna willen we een metroritje naar Umeda station. Check. En vervolgens willen we eigenlijk het allerliefste een bakkertje en een kop koffie… En jawel: check! Die blijken verrassend vaak voor te komen en in één van de ondergrondse tunnels (die werkelijk stikken van de winkeltjes en restaurantjes) vinden we croissantjes en koffie. Check! Nu kunnen we de wereld echt aan, dus we wagen ons bovengronds, op weg naar het Umeda Sky Building.

Dit 40 verdiepingen tellende spiegelende gebouw ziet er een beetje uit als een enorme Arc de Triomph. Het is gebouwd in de jaren ’90 van de vorige eeuw en is het eerste gebouw waarvan de bovenste verdieping naar boven is getild, vanaf de grond. Die bovenste verdieping is waar we voor komen. Een glazen lift brengt ons naar boven (de arme Japanse mevrouw die met ons in de lift staat slaakt een kreetje en schuift een papiertje voor haar gezicht) en daarna mogen we via een roltrap door een glazen buis van de ene naar de andere toren, schuin omhoog. Daarna nog een kaartje kopen en nog een verdieping omhoog en dan staan we buiten, met een prachtig uitzicht op Osaka. Het is lekker weer: graadje of 15, zonnig met wat sluierbewolking en met een klein windje en we halen diep adem. Lekker! we lopen een rondje, klikken plaatjes, lachen om het rek vol met ‘liefdes-slotjes’ (heel slim: lichtgewicht, je kunt ze een verdieping lager kopen en meteen laten graveren) en waaien wat uit. In de verte zien we het aquarium liggen.

In het gebouw vinden we verder een pin-automaat van de 7/11 (één van de weinige pinautmaten die onze wasterse passen accepteert) en er tegenover vinden we een tentje waar we een echt verrukkelijke bak koffie drinken. En dan aan de wandel. Ons doel is Osaka Castle, maar als we langs Grant Front Osaka komen (een enorme shopping mall) laten we ons verleiden om ‘even’ naar binnen te gaan. We vinden er weer van alles: een klimhal, een enorme outdoor winkel, prachtige servieswinkels (Karin staat likkebaardend naar alle mooie spullen te kijken), eindeloos veel eettentjes… Oh wacht, het is tijd voor lunch! We dwalen wat rond, maar niks trekt echt, tot we een plaatje op een bord zien van gestoomde dumplings. Oeh, dat klinkt lekker… En dat is het ook, bij Joe’s Shanghai, New York (ja zo heet het echt). Een vriendelijke serveerster (iedereen lijkt hier aardig, of in ieder geval behulpzaam) legt per ‘gang’ (we hebben weer een soort menu’tje) uit hoe het werk: deze saus doe je daar over heen, deze dumpling leg je in het schoteltje, prik je lek, vervolgens drink je de soep en eet daarna de dumpling, deze salade kan je met dat sausje eten…. Het is echt verrukkelijk en tevreden gaan we na de lunch weer verder.

Nu dan toch echt naar Osaka Castle (Osaka-jo). Dit kasteel werd eind 16e eeuw gebouwd maar de dhuidige variant is een betonnen reconstructie uit 1931. een heel aardige recontructie dat wel; van het originele gebouw was na meerdere verroveringen en een bombardement uit de tweede wereldoorlog niet veel meer over. Omringd door twee grachten (waarvan er één nu gedeeltelijk droog ligt) en enorme muren werd het onneembaar geacht… voor zeker 30 jaar. Het is nietemin in een indrukwekkend gezicht. Witte muren, groene daken, gouden draken en tijgers, kersenbomen, die voorzichtig hun eerste bloesem laten zien. We wandelen er helemaal omheen (terwijl we ondertussen een waterflesje leegdrinken: daar moeten we wel op letten, dan we ons lijf even tot z’n geluk moeten we dwingen) en na een laatste wandeling over de metersdikke muren (waarbij we ons even helemaal alleen wanen) overleggen we even. Vooruit: terug naar Grant Front Osaka.

Daar vinden we achtereenvolgens een drankje (een biertje, in een klein barretje, met halflange lappen voor de deur en ramen, die we inmiddels een paar keer hebben gezien bij restaurants en barretjes) en daarna een hapje (kaiten-sushi, want we willen maar een klein hapje.

We sluiten de dag af met de wandeling uit de LP (we kunnen het nog niet helemaal eens worden over de naam, dus voorlopig nog even geen bijnaam voor onze trouwe, maar omvangrijke gids). Die brengt ons opnieuw naar Namba Station en (vooral) de wijk eromheen. Naar de enorme neon-reclame van de running-man (een lokaal icoon, waar Karin Harro natuurlijk voor parkeert: hup, op de foto). Door straten met Pachinko-hallen (een soort speelhallen, waar knetterharde muziek en rooklucht uit komt) en grappige lantaarnpalen (lange dunne ‘mannetjes’ die de lamp vasthouden). En dan langs een Sega-speelhal. Karin trekt Harro mee naar binnen: even deze gekte bekijken. Dan vinden we pas echt het Japan waarvan we hebben gehoord. Vier verdiepingen grijpautomaten (begane grond), spelletjesautomaten (eerste verdiepnig… of eigenlijk dus de tweede), wedautomaten (wedden op digitale paardenraces, die zich op een enorm scherm afspelen, derde verdieping) en het meest bizarre van allemaal; fotohokjes, waarin je je laat fotograferen en vervolgens ‘bijwerken’. Lichtere tint, grotere ogen, in de pose of zelfs het lijf van dat model dat op de buitenkant staat… Drommen meisjes dralen om de hokjes op de hoogste verdieping heen en volledig verbouwereerd verlaten we het pand. We kijken elkaar aan. Goh…

Nog wat na-suiterend maken we de wandeling af, hier nog even naar rechts… Dan ineens staan we in een heel stil straatje, met oude, houten gebouwtjes. We vallen zelf ook stil: de mensen die er zijn zijn rustig. En om de hoek, uit het niks, vinden we een kleine Shinto-tempel waar een groep monniken ‘zingt’ (‘scandeert’, is misschien een beter woord), terwijl ze met een soort rammelaars ritmisch geluid maken. Voorbijsnellenede mensen slaan snel even af om een houten bordje met een teskt erop te kopen (een gebedje, denken we) dat vervolgens door het op te stoken, naar de goden wordt gezonden. Er staat een groepje mensen omheen met camera’s en aangezien één van de monniken ook forografeert en filmt en niemand zich iets aan lijkt te trekken van de camera’s, durven wij ook. We klikken plaatjes en kijken onze ogen uit. 

Met het geluid van de zingende monniken en de ‘rammelaars’ nog in onze oren vertrekken we naar ons hotel, waar we als een blok in slaap vallen. Wat een land…

Osaka (dag 3) en naar Nara

Osaka (dag 3) en naar Nara

Opnieuw trekt de wekker ons uit een diepe slaap en vandaag moeten we ook iets meer ons hoofd erbij houden. We vertrekken vandaag namelijk naar Nara. We nemen onze bagage mee naar beneden en nadat we hebben uitgecheckt, laten we die nog even achter. We willen namelijk nog een klein beetje meer Osaka, voor we eind van de dag vertrekken. We pakken (opnieuw ‘bewapend’ met dagkaart) een metro naar Namba Sttaion, waar we een koffietentje vinden. Daar drinken we niet alleen heerlijke koffie, maar vinden we ook een soort pannenkoek-wentelteefjes. Verschrikkelijk lekker en een uitstekende manier om energie op te doen voor de rest van de dag. 

Aan de wandel gaan we. Met de hoeveelheid ‘stapjes’ (die Karin sinds een jaar bijhoudt op haar Fitbit) komt het wel goed deze vakantie! We lopen als eerste naar een aantal winkelstraatjes, waar volgens LP van alles en nog wat wordt verkocht voor restaurants. Potten, pannen, machines… maar ook (echt leuk): winkels vol plastisc eten (voor in de vitrine: sommige items nauwelijks van echt te onderscheiden), stokjes (we komen in de verleiding, maar houden ons nog even in), servies (we houden ons nog steeds in, maar het kost Karin wel moeite) en platen voor aan de muur,. Erg leuk en we genieten.

Daarna is het tijd voor een markt. Die is op een paar minuten wandelen te vinden en bestaat uit meerdere (overdekte) straten vol met tentjes waar echt van alles wordt verkocht. Verse vis, ter plekke te grillen vlees, verse groenten, oesters die ze ter plekke voor je open maken en die je (als of niet met saus) kunt eten. Plastic bakjes (dichtgeplakt, compleet met prijssticker) met nog levende krabbetjes. En (helaas) op één plek ook plakjes walvis… We zijn tevreden met het feit dat het ‘t enige volkomen verlaten stalletje op de hele markt is! Verder is het druk; er komen veel Japanners, maar vooral ook Chinezen. Het aantal Westerse toeristen is ook hier beperkt, waardoor we het gevoel houden iets unieks te doen (wij vinden het in ieder geval uniek!). 

Als de markt ‘op’ is, wandelen we naar het metrostation…. en dan naar een andere die er zo op de kaart tegenaan zit, maar in de praktijk nog best een eind weg blijkt. Zoals gezegd: als je niet wilt, hoef je in Osaka nauwelijks boven de grond te komen! Dat doen we wel als we op onze bestemming aankomen. We willen nog een bezoekje brengen aan de Shitennoji tempel, een Shinto tempel aan de rand van een park, die volgens alle verhalen erg de moeite waard is. Dat is nog wel een wandeling waard. Halverwege ontdekken we dat we eigenlijk best even hadden kunnen (/moeten) lunchen (een hele tijd geleden al), maar gelukkig moet je in Japan (in ieder geval in Osaka) behoorlijk je best doen om van de honger om te komen. We vinden een tros bananen die voorlopig prima dienst kan doen. Hij gaat in de tas, tot we het park hebben gevonden. Lopen en eten tegelijk is echt not done in Japan en we zien het ook echt niemand doen. We wachten dus braaf tot we op het parkbankje zitten voor we wat banaantjes eten.

Daarna bekijken we de tempel. Een mooi, rustgevend complex. Gelovigen vragen via een enorme bel (denk model kattenbel, maar dan ter grootte van een forse meloen), die ze luiden via een enorme dikke kabel, om aandacht van de goden. Daarna wordt er gebogen en gebeden, waarbij de gebeden regelmatig worden voorzien van wat extra handgeklap (je weet nooit of ze daarboven opletten tenslotte). Er zijn meerdere tempels waar dit ritueel zich herhaalt. Voorin het complex kan je een gebed aanvragen (om om een draad te knopen, of te verbranden) en achterin, als we onder een poort door zijn, vragen eindeloos veel wapperende vlaggen om aandacht. Daarachter ligt nog een tempeltje. Als we respectvol buiten blijven staan, wenkt een vriendelijke oude monnik ons naar binnen. “Hebben jullie het verhaal van de tempel al eens gehoord? Nee? Het was de tempel van de god van de boom. Een sterke god, want hij huist in de boom en het is, zoals jullie kunnen zien, een grote, sterke boom. Later hebben we daar nog een god bij uitgenodigd. De god van de rijst. Daar hoort ook een beest bij, normaal een vos. Maar hier was de kat al een belangrijk beest. Dus hebben we hier de god van de boom, de god van de rijst en de kat. Buiten offeren mensen aan de vos. Erg raar. Maar ja, mensen.” En hij lacht aanstekelijk. “Die kat trouwens; zijn linkerpootje omhoog? Dan wenkt hij naar geld. Dat brengt dus geluk in het zakenleven. Rechterpootje omhoog? Dan wenkt hij naar mensen. Brengt geluk in de liefde bijvoorbeeld. Maar ook in andere relaties. Kan je je klanten ook vertellen: ik heb speciaal dit beeldje gekozen, omdat ik mijn klanten geluk wil brengen en ze blij wil maken. Klinkt als goeie marketing toch? Natuurlijk mag je een foto maken!”

Helemaal verrukt van deze man nemen we afscheid, na een aantal plaatjes van de binnenkant van de tempel te hebben geschoten. Als fotograferend lopen we naar buiten en via het tempelplein, het park en de route langs de bananen (we scoren nu wat chocola in het winkeltje) lopen we terug naar de metro. Dat was èrg de moeite waard!

Terug in het hotel halen we onze tassen op en daarna wandelen we naar het JR station-deel. Het Japan Rail Station deel van Tennoji. We hebben een voucher voor een JR Pass gekocht, maar die pass willen we pas in laten gaan op 1 apeil (nee, geen grapje). De route naar Nara kost ‘niks’ en betalen we zo wel. Nouja, we zijn blij met de hulp om een kaartje te kopen, maar dan staan we toch binnen no time op het juiste perron. Binnen een kleine 10 minuten zitten we op de trein naar Nara. Of nouja, staan we in de trein, maar het laatste deel (de hele treis duurt iets meer dan 30 minuten) kunnen we zitten. En keurig volgens dienstregeling komen we aan op het station van Nara.

Daar willen we eigenlijk meteen naar ons hotel, maar Harro spot een Frans Bakkertje. Croissants! Vooruit, daar kunnen we wel een stopje van maken. We kopen een croissantje en een kopje koffie en laten het ons goed smaken. Daarna wandelen we welgeteld 50 meter. Ja, hotel Super Hotel Lohas JR Nara Eki (pff, mond vol) ligt echt naast het station. We nemen en lift naar de vierde verdieping, waar een super vriendelijke dame ons incheckt. Helaas, ze heeft idd alleen nog maar rokerskamers (zoals geboekt; er was niets anders meer), maar als we boven komen blijkt dat rokersaspect gelukkig heel erg mee te vallen. We gebruiken wat luchtverfrisser, zetten de luchtverfrisser (een soort airco-achtig apparaat) aan en na 2 minuten ruiken we er niets meer van. Vrder is het wederom een uitermate zakelijke, maar prima kamer. Niet groot (behalve misschien naar Japanse begrippen) en van alle gemakken voorzien. Als bonus hebben we het ontbijt er bij in, net als een gratis bezoek aan de onsen (heet water baden, waar je naakt, per sekse apart in baddert). Tevreden leggen we onze spullen neer en daarna willen we Nara verkennen.

Dat blijkt een uitermate schattig stadje. erg toeristisch, maar ook erg relaxed, met naast alle bezienswaardigheden allerlei leuke winkeltjes en prima restaurantjes. We houden het vandaag bij een drankje (bij een tent die we All Day Dining noemen, naar hun reclamekreet, omdat we niet kunnen ontcijferen hoe ze echt heten) en daarna een burger (bij Sakura Burger), die wel niet heel Japans, maar wel heel lekker is! Daarna wandelen we naar het hotel. Het is op: we moeten heel dringend slapen. Het duurt dan ook niet lang voor het licht uitgaat, zowel letterlijk als figuurlijk.

Nara (dag 1)

Nara (dag 1)

We hebben prima geslapen, al is het wel wat warm op de kamer. Japanse hotelskamers zijn veel (ja echt véél) kleiner dan Europese of Amerikaanse kamers. We hebben overal dus al een grotere kamer genomen dan de standaardkamer. Dan nog houdt het niet over. Ze weten het wel te laten werken: kopjes in een la, pre-fab badkamers waar alles in zit, bedden tegen de muur. En dan vaak ook nog slippers en kamer-kimono’s. Onze schonen trekken we netjes meteen uit; de kamer-kimono laten we even zitten.

Beneden blijkt de eetzaal stampvol. We moeten ook heel even wachten omdat het Japanse ontbijt nog volop aanwezig is, maar de broodjes zijn net op. Dat duurt niet lang: er wordt een enorme berg verse kleine broodjes, croissantjes, appel-broodjes etc. uit de oven gehaald. Boter en jam erbij, lekker sapje en niet zo heel lekkere koffie en we zijn erg tevreden met dit gratis ontbijtje!

Als we klaar zijn gaat Harro zich omkeden. Er moet hard gelopen worden en hij heeft een route van 12 kilometer uitgezocht online, door het Deer Park en de berg op. Karin neemt de Reistop (het reis-laptopje) mee en nestelt zich in de lobby om alle indrukken van de eerste dagen vast te leggen. Harro vertrekt. Met telefoon. Gewoon, voor de zekerheid. Karin typet en een dik uur en kwartier later komt Harro terug. Dat was fijn hollen! Hij is bovenop de berg geweest, heeft ladingen hertjes gezien (die werkelijk geen stap aan de kant gingen), is flink buiten adem en helemaal tevreden. Nu alleen even douchen. En dat blijkt een dingetje… Tussen 10 en 3 mag en namelijk niemand op de kamer. Dan worden alle kamers tegelijk schoon gemaakt. Die staan dan open en dan wil je geen toeristen hebben rondwandelen op die verdieping. Dat snappen we, maar het was wel handig geweest als even iemand dat had verteld! Uiteindelijk krijgt Harro 5 minuten: hij rent onder een natte lap en aan lading deo door, schiet zijn kleren aan en gooit haastig wat spullen in een tas. Karin wacht in de lobby en is onder de indruk van de snelheid!

Met al onze zooi gaan we naar buiten. Karin snuift tevreden de buitenlucht op. Het hotel is prima, maar het is hier in Japan soms wel moeilijk om wat frisse lucht te krijgen. Een raam open zetten zit er niet in! We wandelen om te beginnen naar het station (50 meter verderop dus). Daar wisselen we onze Japan Railpass Vouchers in voor een Rail Pass die we op 1 april laten ingaan (ja echt). Op die manier hebben we de hele verdere reis een geldige treinpas (met uitzondering van de laatste dag). Het gaat supermakkelijk: je vult een klein formuliertje in, ze printen en pass uit die op een kaart wordt geplakt en hopla. Railpass!

Daarna gaan we aan de wandel. We wandelen naar het Nara Deer Park. Het verhaal gaat dat jaren en jaren geleden, de geest van een machtige god door een wit hert naar Nara werd gebracht. Dat hert boog naar de mensen die hem voerden. De huidige herten zijn afstammelingen. Niet meer wit, maar ze ‘buigen’ nog altijd (en ja, dat hebben we ze ook echt zien doen) als ze worden gevoerd. De hertjes zijn beschermd (er staan straffen op het verwonden of doden van een hert) wat verklaard waarom ze hondsbrutaal zijn en geen stap opzij willen. Ze zijn wel erg leuk en langs de drommen mensen lopen we naar een tempel iets verderop. daar staat (zo lijkt het) half Nara kersenbloesem te fotograferen. We hebben onze reis zo gemikt dat we er zo veel mogelijk van mee krijgen en we hebben geluk: hier staan veel bomen al prachtig in bloei! Japanners worden helemaal wild van de bloesem die maar zo’n twee weken per jaar te zien is. Hanami (het vieren van die bloesemtijd, door te picknicken en borrelen onder de bloesem) is een geliefd tijdverdrijf in deze periode en we zien er hier de eerste bewijzen van. Harro zet Karin ook even zoet lachend op de foto en we maken wat selfies. We horen er al helemaal bij!

Als we zijn uitgekeken regelen we een lunch bij Café I-Lunga, een Italiaans café’tje dat heerlijke verse sandwiches serveert en uitstekende koffie. We kunnen echt wennen aan de kwaliteit en het oog voor detaid dat de Japanners aan de dag leggen bij het maken en serveren van eten. Het is verrukkelijk en ziet er prima uit!

Na de lunch willen we graag een museumpje mee pikken. Het Nara National Museum schijnt een mooie tentoonstelling over het Bhuddisme te hebben dus daar willen we wel heen. Tussen de hertjes door (die zelfs in het beekje staan en voorbij komen wandelen tot hun knieën in het water) wandelen we naar het museum. en dat blijkt dicht! Flauw hoor; een deel wordt gerestaureerd en een deel wordt ingericht voor de volgende tentoonstelling. Als troost mogen we wel de tuin in en de oude bibliotheek bekijken. Die bijken allebei de moeite waard. Gebouwen zijn hier vaak wat kaal / sober van binnen, maar zijn in een prachtige stijl gebouwd. We genieten er rustig van en overleggen dan nog even. De tempels willen we voor morgen bewaren, als we een gidse hebben, maar de sake-proeverij die we zouden kunnen doen, past natuurlijk prima… door Naramachi (de oude stad) wandelen we naar brouwerij Harushika. Die biedt voor 500 Yen (ongeveer 4 euro) de mogelijkheid om 5 sake’s te proeven èn te knagen aan een lokale specialiteit (groente ingelegd in de gefermenteerde sakepulp). 

Sake is niet zo ons ding, ontdekken we al snel. We proeven de verschillen tussen de soorten sake heel goed. Maar lekker vinden we het niet echt. De rijst (waar de sake van is gemaakt) zorgt voor een wat weeïg smaakje dat we allebei niet echt lekker vinden. De gefermenteerde groenten (komkommer en pompoen) vindt Harro best lekker, maar kunnen Karin gevoegelijk gestolen worden. Maar: we amuseren ons kostelijk. Er zitten allerlei mensen om de proeftafel heen, op eenzelfde soort krukjes als wij en de dame die ons sake schenkt doet haar uiterste best op een Engelse uitleg. We zijn wel blij met een Engels uitlegvel. Als we klaar zijn krijgen we nog een sake extra: een bubbeltjes variant en die blijkt de lekkerste van allemaal. Dan mogen we ook nog ons tastingsglass meenemen, in een beschermende verpakking. Zeer tevreden verlaten we het pand en wandelen terug naar ons hotel.

Daar doen we een uurtje rustig aan, tot we nog één keer het stadje inlopen om te gaan borrelen (een biertje en een gin & Ttnic) en eten. Dat eten doen we bij een heel klein tentje, waar nog geen 20 man inpassen. Omdat we vroeg zijn is er plek en daar zijn we heel erg blij mee. En hier eet men tonijn, in de vorm van sashimi (rauw dus). Heel erg fout, want het is Bluefin Tuna, een soort die flink achteruit gaat in het wild. We zetten voor één keer onze morele bezwaren opzij en gaan ervoor. En oh mensen… In Japan zijn de vette stukken tonijn het meest geliefd. een heel ander stuk van de tonijn dan wij lekker vinden; niet rood, maar lichtroze, bijna grijzig. En het is niet overdreven: het smelt echt op je tong. we krijgen er rijst en een misosoepje bij en we zijn na het eten dik en dik tevreden. Dit was weer een prima dag. En morgen ontmoeten we Ayako!

Nara (dag 2)

Nara (dag 2)

Dat was weer een prima (lees: lang) nachtje. Heel langzaam beginnen we echt gewend te raken aan de tijdzones. Het steeds lekker wordende weer zal er ook iets mee te maken hebben misschien: vandaag moet de mooiste dag worden tot nu toe. We halen een fleece uit onze jas (alleen het jack is voldoende) en trekken een shirt met lange mouwen aan, daarmee kunnen we toe.

Na een vlot, maar weer prima ontbijtje wandelen we een blokje om, om daarna te landen bij het Franse bakkertje. Niet voor de broodjes, maar wel voor de koffie. We drinken rustig een bakkie: we hebben even de tijd voor we om iets voor half 11 naar het plein voor het station wandelen, waar we voor de Tourist Information Ayako Inoi zouden moeten vinden. Deze 20-jarige studente Toerisme gidst drie keer per maand op vrijwillige basis toeristen door de stad waar ze studeert en vandaag hebben wij de mazzel dat ze ons wil rondleiden. Ze staat keurig klaar: zoals gezegd met een geel jaarvlaggetje in haar handen en een bordje om, met haar naam erop. Ze verrast ons door (duidelijk met moeite ingestudeert) een zinnetje Nederlands te gebruiken (“Ik ben Ayako”) en moet daarna enorm om zichzelf lachen. Met haar 1 meter 60, tengere postuur, mooie gezicht en elegante houding is ze op en top de Japanse schone en ze blijkt tegelijk een heel aardige, toegankelijke, vrolijke meid, met een leuk gevoel voor humor. De rest van de dag zal ze ons meenemen langs de belangrijkste tempels in Nara en tussendoor praten we honderduit over de gebruiken en gewoonten in Japan èn Nederland.

De eerste stop is Kofuku-ji, een buddhistisch tempelcoplex uit de 8ste eeuw, waar tegenwoordig nog een dozijn tempelgebouwen te bewonderen zijn (grotendeels reconstructies van eerdere versies van dezelfde gebouwen). De rest is door de eeuwen heen verloren gegaan, ondanks de bescherming die ze genieten. Een symbool op het puntje van het dak, als een fontein, een soort symbolisch sprinkler-systeem tegen vuur, 9 ringen op elke dak, de hoogste vorm van goddelijke bescherming en de gezichten van wachters in dakpanranden, tegen demonen. Bovendien is elk gebouw zo rond mogelijk, omdat demonen uit scherpe hoeken komen. Omdat rond bouwen nog niet lukte, zijn de twee belangrijkste gebouwen achthoekig. Ze zijn bovendien volledig van hout. De twee oudste pagoda’s (gebouwen waaronder as van een belangrijk persoon ligt begraven) stammen uit respectievelijk de 12e en de 15e eeuw en zijn echt geweldig om te zien. Ze zitten enorm ingenieus in elkaar en de bouwwijze wordt tegenwoordig nog steeds gebruikt in wolkenkrabbers en aardbevingsbestendig gebouwen in Japan.

We kijken onze ogen uit en Ayako vertelt in rustig, precies Engels over de verschillende gebouwen en de gebruiken. Zo wordt de bel in deze tempels geluidt om de ruimte te zuiveren (niet zozeer om de aandacht te trekken, hoewel dat in het Shintoïsme wel zo is) en laat de plaats van een bronzen lantaarn voor een tempel zien tot waar vroeger de bezoekers konden komen (daarachter mochten alleen monikken komen).

We wandelen verder, naar de Todai-ji tempel. Dit is zondermeer in historische opzicht het Buddhistische hoogtepunt van Nara en misschien wel van een groot deel van Japan. Dit enorme complex bevat de Daibatsu-den Hal en de Daibatsu (de Grote Buddha) zelf. Voor we daar zijn komen we bij de Nandaimon, de enorme toegangspoort die volledig van hout is en volgens Ayaka zoveel hout bevat dat er meer dan 750 Japanse huizen van gemaakt zouden kunnen worden. De poort stamt uit de 13e eeuw en is enorm indrukwekkend, net als de twee prachtige, indrukwekkende en enorme houten beelden van wachters die in de poort links en rechts staan. Ze zien er afschrikwekkend uit en moeten vooral eeuwen geleden echt indruk hebben gemaakt op iedereen die zo gek was om binnen te willen sluipen.

Verderop op het terrein komen we bij de toegangspoort naar de Daiabatsu-den Hal. We kopen een kaartje en kunnen dan een blik werpen op één van de grootste houten gebouwen ter wereld. Dit bijna 50 meter hoge en 60 meter lange gebouw (!) is van binnen volledig open en bevat drie enorme Buddhabeelden. de grootste en belangrijkste is de Daibatsu, de grote of kosmische Buddha, die volledige verlichting heeft bereikt en de oorsprong is van alle andere Buddha’s. Zijn handen zeggen: vrees niet, ik zal je beschermen en welkom, ik zal je wensen laten uitkomen. Hij is bijna 15 meter hoog en omringd door enorme waterlelies (incl. enorme bronzen vlinder, op de voet van één van de lelies). Links zit de Kokuzo Bozatsu, de Buddha van geheugen en wijsheid (populair bij studenten) en rechts de Nyoirin Kannon, de Buddha van de reïncarnatie. Op de achtergrond staan twee wachters. Het is een overweldigend gezicht en met open monden klikken we plaatjes en luisteren we naar de uitleg van Ayako. We lopen door de enorme hal. Rechts achterin staat een pilaar waar het erg druk is. er blijkt een gat onderin te zitten. Het verhaal gaat dat als je daar doorheen past, je verlichting bereikt, Ouders proberen dus huin kindjes er door heen te laten kruipen en tot grote hilariteit van iedereen is er eentje die heel eigenwijs steeds achteruit kruipt. Die wil niet verlicht wezen concluderen wij. 

Buiten gekomen wandelen we langs allerlei stalletjes waar we een flesje drinken kopen en opdrinken (in plaats van water een soort geparfurmeerd appelwater-met-prik… jukkie, maar het lest de dorst). Daarna neemt Ayako ons mee naar Nigatsu-do, een tenpel die tegen de helling op ligt en via een trap met stenen lantaarns toegang geeft tot een houten ballustrade met een prachtig uitzicht op Nara.  

Daarna is er nog één heiligdom te gaan: de Kasuga Taisha. Dit is een Shinto heiligdom. Het Shintoïsme kenmerkt zich door verering van (natuur)goden en voorouders en kent nauwelijks een ‘leer’. De natuur staat centraal en dat is in dee tempel met vele honderden stenen en bronzen lantaarsn goed te zien. er groeit een boom dwars door een gebouw. Die boom was en is belangrijker dan het gebouw: dat gebouw kan er best omheen! Het heiligdom is prachtig. heel erg sfeervol met de vele lantaarns die twee keer per jaar worden ontstoken. Ayaka laat ons foto’s zien van de keer dat ze er was. Het is prachtig en erg romantisch zegt ze. Ze was er alleen, maar ze is dik twee uur gebeleven. We kunnen het ons voorstellen. Buiten de gebouwen zijn de lantaarns deels overwoekerd door mos, hangt er kersenbloesem in ‘regen’ overheen en wandelen de hertjes er tussendoor. Het is overal druk, maar het is er toch rustig en we genieten!

Daarna zijn we wel toe aan lunch en even zitten. Het is inmiddels half 2. Ayako heeft meerdere suggesties en neemt ons op ons verzoek mee naar haar favoriet Aida. Een kleine tent waar we mee naar boven worden genomen. Daar moeten we onze schoenen uitdoen en mogen we op de grond gaan zitten en aan een lage tafel aanschuiven. Ayaka schuift elegant haar benen onder zich, maar wij vouwen onze stelten met enige moeite aan de zijkant zodat we leunen op ons zitvlees en zullen gedurende de maaltijd regelmatig moeten gaan verzitten. Maar we willen het voor geen goud missen! Er is één menu en dat smaakt uitstekend. Rijst, misosoep, groente en een schaaltje met tempura-gerechtjes. Daarbij ijswater en toe een kopje thee en gedurende de hele maaltijd een geweldig gesprek met Ayako over tafelmanieren- en gewoonten in Japan en Nederland. Het is moeilijk te zeggen wie het leuker vindt, Ayako of wij, maar zeker is dat we allemaal een prima tijd hebben. Als we niet meer kunnen blijven zitten van de pijn in ons lijf gaan we pas weg. 

Daarna maken we nog één stop. Ayako neemt ons mee naar een Naramachi Koshi-no-le, een oud huis van een welvarende handelaar, dat gratis te bezichtigen is. Door Ayako’s uitleg over de ‘tea-ceremony-room’ en de kamers, komt het huis tot leven. Voor onze westerse ogen is het huis leeg, maar door Ayako zien we het ingebouwde kastje, het vierkant in de vloer waaronder een ruimte zit om de theeketel te plaatsen, het center piece (een gedicht en een bloem in een vaasje) in elke kamer… Ayaka doet zelf ook mee aan theeceremonies vertelt ze. Ze moet dan 20 minuten stilzetten in dezelfde knielende houding en mag alleen antwoorden als haar iest gevraagd wordt. De oudere mensen zijn de  belangrijkste gasten en leiden het gesprek. 

Als we alles hebben bekeken brengt Ayako ons terug naar het station. We nemen afscheid. Het is half 5 en we hebben een absolute topdag gehad. We bedanken Ayako voor haar uitleg en (vooral) haar geweldige gezelschap en overhandigen haar een uit Nederland meegebracht cadeautje (stroopwafels in een Delfs Bauw blik en een sleutelhanger met klompjes). Daarna bedanken we elkaar over en weer nog ene keer uitvoerig en zwaaien we Ayako uit tot ze uit het zicht is verdwenen. Tevreden ploffen we in het hotel op het bed om en uurtje bij te komen.

Uiteindelijk besluiten we ‘s avonds nog een drankje te gaan doen en een hapje Italiaans te gaan eten bij Nino, het nummer 1 restaurant van Nara. Als we binnen komen is er plek aan de bar en tevreden gaan we zitten. We verwachten gezien de reviews een geweldige maaltijd (even een keer geen rauwe vis, hoe lekker dat ook is, zoals Karin zegt), maar wat we krijgen is niet alleen een geweldige maaltijd, maar een topavond. We worden als we beginnen met eten gevraagd onze namen in een boekje te zetten. Een review denken we, dus Harro zet iets aardigs neer (niet moeilijk, de drie happen die we op hebben zijn heerlijk en het personeel is enorm warm en hartelijk) net als de mensen voor hem. Als we klaar zijn met de enorm lekkere pizza en de minstens net zo lekkere pizza, komt de chef met een bordje. Zijn Engels is niet zo goed zegt hij en houdt het bordje omhoog. Wat fijn dat je er bent, staat er in het Engels: we zouden graag je verjaardag met je vieren, maar waarschijnlijk kan je op je verjaardag niet makkelijk even terug komen. Mogen we je dan nu je verjaardagsdessert aanbieden (gratis)? We kijken elkaar aan: echt?! Ja echt, er volgt een schaaltje met precies het kleine heerlijke mini-grand-dessert dat je wilt eten als je eigenlijk genoeg hebt, maar een toetje heel lekker is. Als we dat op hebben, komt ‘boss-lady’ (alsdus chef Nino, die de ober ‘new face’ noemt) terug. Ze heeft twee kartonnen bordjes bij zich, waarop ze onze namen in Japanse tekens heeft geschilderd. Harro’s naam bevat de symbolen ‘Sunny’ en ‘Dragon’. Een sterke naam, zegt ze. Karin’s naam bevat de symbolen ‘Brilliant’ en ‘Gallant’. Een mooie naam, zegt ze. We zijn volkomen overdonderd. Boss-lady maakt een foto van Karin met beide bordjes. Met deze mensen willen we zelf ook op de foto en dat doen we dan ook. Een aardige klant maakt de foto. Als we weggaan, lopen ‘boss-lady’ en de chef mee naar buiten. Ze geven ons de foto die ze hebben gemaakt uitgeprint mee en stoppen ons elk een geluksmuntje in onze hand. For safe travel…

Als er iemand een beter einde aan deze dag weet mag hij / zij het zeggen, maar wij zijn verkocht… 

Van Nara via Himeji naar Hiroshima

Van Nara via Himeji naar Hiroshima

Reisdag! Na het inpakken van de puinzooi en een laatste ontbijtje (waarin we kletsen met een Duits stel dat zo’n vijf keer per jaar in Leiden blijkt te komen) vertrekken we met de trein. Het eerste stukje is bekend; we nemen de Rapid Service naar Tenoji, maar blijven zitten tot Osaka Station. Daar hebben we zo’n 5 minuten om de Rapid Service naar Himeji te halen dus we zijn benieuwd of dat een optie is.

Ja dus; binnen 3 minuten staan we op het andere perron en binnen 5 minuten vertrekt de trein (uiteraard stipt op tijd) vanaf het station. Er zitten veel zakenlui in de trein; verderop zien we nog een verdwaalde niet-Aziaat, maar verder overheersen de zwarte pakken en witte overhemden (het zaken- ‘uniform’ van de werkende Japanner hebben we al ontdekt). De trein stopt niet zo vaak als waar we bang voor waren en stipt na de beloofde 62 minuten stoppen we op Himeji Station. Op deze manier wordt zelfs Harro nog eens fan van treinreizen!

Nu begint het spannende deel: een locker zoeken waar we onze grote tassen in kwijt kunnen. De eerste set die we vinden zit vol. De tweede ook. Daarna vinden we in de hal een informatiedame die Engels spreekt en ons verwijst naar nog een paar sets. we vinden aanvankelijk 1 locker en stoppen daar gauw Karin’s tas in. Na een vruchteloos rondje lockets-set-4 lopen we nog één keer terug en hopla, nog een locker. Ook Harro’s enorme tas verwijt voor een paar euro in een locker. Zo hebben we onze handen vrij. Opgelucht wandelen we richting het kasteel dat we komen bezoeken. We zien het sneeuwwitte Himeji Castle (ook wel ‘Witte Reiger Kasteel’ genoemd) al liggen vanaf het station en Himeji is klein genoeg om te voet te veroveren… eh verkennen.

We willen eerst koffie en dat vinden we in één van de overdekte winkelstraten, een fenomeen dat we ook in Osaka en Nara al tegenkwamen. De koffie smaakt uitstekend, maar er ontbreekt iets lunch-achtigs. Het is nog wat een de vroege kant, maar in het kasteel lunchen wordt vast duur of onmogelijk, dus toch maar eerst een lucnh. We staan voor van alles open, maar als we voorbij een Subway komen kijken we elkaar aan. Misschien wel lekker snel en simpel…? Als Karin een broodje garnalen en avocado op de kaart ziet staan is het pleit beslecht. Subway het is. Het is een grotendeels tevredenstemmende ervaring, maar mogen we iedereen afraden een melon-soda te bestellen? Knalgroen, geparfurmeerd, mierzoet… 

Gelukkig hebben we ook flesjes water bij ons, dus we gaan er gauw weer vandoor. Op naar dat kasteel. We zijn niet de enigen, maar door de gebruikelijke georganiseerde Japanse ‘toestanden’ is het prima te doen. Het kasteel ziet er van dichtbij nog indrukwekkender uit. Het stamt uit de 16e eeuw en is één van de weinige originele kastelen van Japan (de meeste zijn tegenwoordige gereconstrueerde betonnen reproducties, zo ook die in Osaka). Het wordt omringd door een metersdikke vestingmuur en slotgracht. Daarachter ligt een groot terrein, waarop momenteel een hele laan kersenbomen in bloei staan.  en daar achter ligt de ‘burcht’ zelf. Wit, elegant en onneembaar. We wandelen achter de sliert mensen aan, kopen een kaartje en wandelen al plaatjes klikkend omhoog. Er wordt gedreigd met een rij van een uur, maar behalve dat we de hele burcht achter de meute aan moeten stekkeren, hoeven we nergens echt lang te wachten. En het is een indrukwekkend geheeld. We kunnen uiteindelijk tot helemaal bovenin, op de 6e verdieping, via steeds smaller wordende trappetjes. Enorme houten balken vormen de plafonds en we schuifelen op kousenvoeten over de glimmend gepoetste houten vloeren. Het hele kasteel is tussen 2010 en 2015 gerestaureerd en het ziet er geweldig uit. Er staan nauwelijks meubelstukken (daar zijn Japanners toch al niet heel goed in) maar het is enorm gaaf om op deze manier om èn in dit indrukwekkende kasteel te kijken. 

Als we na een uur kruip-door-sluip-door weer buiten komen klikken we voor de zekerheid nog een hele stapel plaatjes van de buitenkant. Daarna lopen we naar een zijvluegel, waar we in ‘the long corridor’ terecht komen. Een gebouw van bij elkaar 300 (!) meter dat dienst deed als leefruimte voor het personeel, opslagruimte en verdedigingsmuur. Ook hier wandelen we helemaal doorheen en als we op de binnenplaats daarna elk kersenbloesempje op de foto hebben gezet (nouja) zijn we klaar. Dat was een superuitstapje!

Het is inmiddels half 4 en als we terug zjin gewandeld naar het station gaan we op zoek naar een koffietent. Dat mislukt. Dat wil zeggen: we vinden uiteindelijk de Starbucks maar hebben geen zin in de rij van 20 mensen aan te sluiten. Dus halen we de tassen op, met de bedoeling om in het station nog een koffietent te zoeken. Als Karin even spiekt hoe laat de trein gaat, zien we dat de Shinkansen (kogeltrein) naar Hiroshima over 8 minuten gaat. We hebben water, choco en chippies… GAAN! We wandelen naar het juiste perron, zoeken het rijtje voor de coupé waar we in kunnen zonder reservering en zijn vervolgens volledig onder de indruk als de beroemde kogeltrein het station binnen rijdt.. Wauw… Die kennen we alleen van tv! We wandelen naar binnen en vinden ondanks de drukte twee stoelen naast elkaar waarbij er zowaar naast ons nog een stoel vrij bijft. Stipt op tijd vertrekken we van het perron en vijf minuten later weten we waarom het een kogeltrein heet. We rijden vooral door tunnels dus het uitzicht valt wat tegen, maar man wat gaat dat hard. En soepel! We voelen er niets van en een uur en 10 minuten later zijn we 250 kilometer verderop, in Hiroshima.

Dik tevreden wandelen we de trein uit. Buiten pakken we een taxi. Het Mitsui Garden Hotel ligt wat ver weg voor een wandeling, maar niet te ver weg voor een betaalbaren taxirit. Zou de chauffeur ons begrijpen. Jawel hoor: hij knikt “Mitsui Garden, Hai!” en daar gaan we. Omgerekend 8 euro later zijn we bij ons hotel waar we een erg mooie kamer op de 23ste verdieping krijgen met een schitterend uitzicht over Hiroshima, tot aan het water en de bergen in de baai er om heen. 

Als we daar een tijdje naar hebben gekeken wordt het tijd voor het laatste beetje actie van vandaag. Eten en een borrel, dat willen we wel. Het is toch zeker twee dagen geleden dan we sushi hebben gegeten, dus we gaan op zoek naar de nr. 1 sushi-tent volgens Tripadvisor, die op een mnuut of 10 lopen van het hotel zit. Als we er aankomen kijken we elkaar aan: is dit het? het kleine tentje zit stampvol locals en we weten niet goed wat de bedoeling is. Binnen een paar seconden merkt iemand ons op en gaat er een koor van wlekom, welkom op, in het Japans, van de chefs. We worden naar twee plekken aan de bar voor één van de chefs gewapperd en parkeren onszelf op een kruk. We bestellen allebei een biertje (ijswater krijg je hier bijna overal er bij) en de chef geeft ons een kaart met plaatjes en Engelse namen. We moeten de cijfers die op het menu staan op een blaadje schrijven en dat aan de chef geven. Die vertaalt vervolgens het nummertje naar een Japanse uitleg aan de hand van zijn eigen menu. En dan gaat hij aan de sag. Hij bedient zo ongeveer 6 mensen, dus we moeten af en toe even wachten, maar oh mensen wat is dit weer lekker. Sashimi van zalm en een beetje tonijn, sushi met inktvis, ei, zaleitjes, zee-egel, aal… We eten onze vingers er bijna bij op en het schouwspel van de chefs aan het werk is genoeg om Harro groen te laten zien van jaloezie. Zo wil hij ook sushi kunnen maken! Karin troost: deze man doet al jaren niet anders!

Als we voldaan zijn rekenen we af. Dat was leuk en wat is het zelfs in een tentje waar nauwelijks iemand Engels spreekt toch makkelijk om je op je gemak te voelen en te bestellen. Tevreden wandelen we een minuut of vijf naar onze laatste stop, de sky lounge van een duur hotel, waar we nog eend rnkaje gaan drinken met een schitterend uitzicht over nachtelijk, verlicht Hiroshima. Harro drinkt een biertje, Karin een Japanse whiskey (een Hibiki Japanese Harmony). We proosten op onze eerste week in Japan en op vandaag. Wat een topvakantie, tot zover!

Hiroshima (dag 1)

Hiroshima (dag 1)

We hebben prima geslapen als de wekker gaat. Karin is al een tijdje wakker, maar licht gedesoriënteerd door de volkomen verduisterde kamer. Dat kunnen ze prima, kamers donker maken! Het weer is zo te zien uitstekend: de zon schijnt en het beloofd een graagdje of 20 te worden. Na een ontbijtje bij de Starbucks maken we ons op voor het heftige deel van ons bezoek aan deze stad.

We bezoeken het Peace Memorial Parc en alles daar omheen dat de geschiedenis vertelt van de eerste atoombom die ooit werd gebruikt, op 6 augustus 1945, om kwart over 8 ‘s ochtends. ‘Little Boy’ zoals de bom werd genoemd, ontplofte ongeveer 600 meter boven de grond en zorgde voor straling, een vuurbal en een explosie die gezamenlijk in een fractie van een seconde aan 78.000 mensen het leven kostte. Een dodental dat eind 1945 was opgelopen tot 140.000 mensen. Er stond in het centrum van Hiroshima bijna niets meer overeeind. Wat in de eerste explosie nog overeind stond werd door de branden die ontstonden platgebrand. Een beroemde uitzondering was de Genbakukoepel. De ruïne van het gebouw staat tot op de dag van vandaag aan de oever van een arm van de rivierdelta. Als we er naar kijken, van de overkant van de rivier kan het contrast met de zon, blauwe lucht en uitbundig bloeiende kersenbloesem niet schriller zijn.

Niet iedereen die is ‘geraakt’ komt in het eerste jaar om. Sadako Sasaki is 2 als de bom valt en nadat ze aanvankelijk herstelt krijgt ze op haar 11e jaar leukemie. Ze begint met het vouwen van kraanvogels, omdat ze heeft gehoord dat iedereen die 1000 kraanvogels vouwt een wens mag doen. Ze wenst dat ze weer aan hardloopwedstrijden mee kan doen. Als ze de 1000 kraanvogels heeft bereikt gaat ze door: ze zegt dat ze wil dat elk kind een wens kan doen en wenst en bidt voor wereldvrede en het einde van al het lijden. Ze sterft als ze ongeveer 1300 kraanvogels heeft gevouwen. Een beeldje van een meisje met een gouden kraanvogel boven haar hoofd herinnert aan Sadako. De glazen vitrines achter haar zijn gevulden met duizenden en duizenden gekleurde papieren kraanvogels, van schoolklassen en schoolkinderen van over de hele wereld, die de herinnering aan haar en haar wens(en) levend houden.

Karin luidt de vredesbel; een enorme bronzen bel, die met een prachtig, laag geluid een oproep doet aan iedereen die wil luisteren. Vrede. Het park is zonnig en vol mensen (een internationaal gezelschap) die kijken, wandelen, foo’s maken. We lopen langs de fonteinen, een Japanse vlag (er staat geen wind dus een foto gaat niet lukken) en minikindjes groene petjes die aan een touwtje achter hun juffen aanlopen.

Daarna gaan we het Vredesmusem in. Een deel wordt verbouwd, maar we willen toch vooral de vaste tentoonstelling zien. Die is gewijd aan de dag van de explosie en de gevolgen in de minuten, uren, dagen en zelfs jaren daarna. En het maakt (ook al) enorme indruk. Het verwrongen horloge dat is teruggevondenen de half gesmolten driewieler. De dakpannen die bubbeltjes hebben gekregen waar de stenen pan is gaan koken. De trap waar een schaduw van een man is ingebrand, die wachtte tot de bank open ging… De effecten van de straling en uiteindelijk de verhalen van de overlevenden (de Hibakusha, zoals ze woden genoemd) die via opnames vertellen over hun ervaringen, de mensen die ze verloren hebben en de angst voor hun gezondheid, de rest van hun leven.

Volkomen uitgewrongen komen we naar buiten. De Starbucks zit vlakbij. Het is tijd voor koffie en even bijkomen.

En daarna is het tijd voor lunch: het is al best laat. We twijfelen wat: wat zit er in de buurt? Uiteindelijk vinden we een tent die we wel willen proberen: hij scoort bijzonder goed op Tripadvisor en hoewel het van buiten een wat onooglijk tentje is, raden de reviews ons aan het toch te roberen. Dit is namelijk een uitgelezen kans om uitstekende Okonomiyaki te proberen! Deze specialiteit die vooral in Osaka en Hiroshima bekend is, is een soort flensje, mt daarop een berg kool en andere ingrediënten (in Karin’s geval garnalen, spek en inktvis; in Harro’s geval óók nog met noodles) èn een gebakken ei, saus en kruiden. Het geheel wordt op een grillplaat voor je neus klaargemaakt. Als we tussen de gordijntjes door schuiven worden we door een kok met een nors gezicht (de beste man heeft nog nooit gelachen denken we, uit angst dat zijn gezicht afbrokkelt) met een handbeweging naar twee krukken voor zijn neus gedirigeerd. We krijgen een simpel Engels menu (oh wat is dat toch heerlijk dat dat iedere keer gebeurt; er is anders echt niets van te maken) en als we hebben gekozen begint hij met de ervaring van jaren ons eten te maken. Het is kraakvers en het smaakt echt geweldig. Karin heeft precies genoeg gegeten en Harro moet zich gewonnen geven: de berg noodles er in maakt het nèt even een te grote maaltijd. Tevreden wandelen we naar het hotel.

Na even ‘uitbuiken’ gaat Harro een rondje hardlopen. Hij vertelt als hij terug komt dat hij nog nooit zo vaak heeft moeten stilstaan voor een stoplicht, dat het ook de eerste keer is dat hij een roltrap heeft meegenomen, maar dat hij zich prima heeft vermaakt. Onderweg heeft hij de fans van het lokale baseball team uit het stadium zien komen. Hij moest een zee van rood geklede mensen doorkruisen en heeft nog nooit zoveel kleur gezien in dit toch wat grijzige land! Karin heeft ondertussen aan de site zitten werken en gaat daar nog even mee door terwijl Harro zich toonbaar maakt. Dan vertrekken we naar Kemby’s, een American Bar, met lekkere lokale (en Amerikaanse) biertjes, lekkere Japanse whiskey en een prima hap eten (respectievelijk een burger en een zalmsandwich). Uiterst tevreden en  volkomen bekaf gaan we daarna naar het hotel. Wat een dag…

Hiroshima (dag 2, naar Miyajima)

Hiroshima (dag 2, naar Miyajima)

We hebben wat onrustig geslapen, dus de dag begint wat ‘fuzzy’. Niets wat een douche niet oplost en daarna pakken we een taxi naar het station. We hebben besloten dat we gaan ontbijten op het station. Daar is vast zat te vinden (zoals bij alle stations) en dan kunnen we daarna in één keer door met de trein. Ehm… helaas. Er is inderdaad zat te vinden, maar zoals we eerder deze reis ook al hebben gemerkt, is Japan niet het land van vroeg opstaan (die rijzende zon missen de meeste mensen denken we…). Veel tenten die zo te zien geweldige ontbijtjes hebben, gaan pas om 10 uur open! Daar heb je dus om kwart voor 9 niets aan. Gelukkig vinden we wel prima koffie en even verderop ingepakte bagels (die we meenemen: in de trein eten is een stuk meer ‘done’ dan gewoon ‘in het wild’) dus we pakken de trein van kwart over 9. Op naar Miyajima.

Mèt de rest van de bevolking van Hiroshima en omstreken blijkt al snel. Het is immers zondag en een bezoekje met de trein en ferry naar dit leuke, maar zeer toeristische eiland is duidelijk een geliefd tijdverdrijf voor veel mensen, lokaal en ‘vreemd’. Dat betekent overiges ook dat het prima is geregeld. In de trein wordt behalve in het Japans, ook in het Koreaans en het Engels omgeroepen. Als we uitstappen bij het juiste station kunnen we niet alleen de mensenmassa volgen, maar ook de grote pijlen op de grond. Er gaan meerdere ferries naar het eiland, waaronder een JR-ferry. Jawel, de Japanse spoorwegen zorgen zelfs voor vervoer over water en met onze railpassen wandelen we gratis aan boord.

Het overtochtje duurt tot Harro’s opluchting maar kort, nog geen 10 minuten. Het is vandaag grijs en het beloofd wat te gaan miezeren in de loop van de dag, maar dat mag de pret niet drukken. We zien de Toril Gate al liggen voor de kust van het eilandje. Deze rode poort is één van de meest gefotografeerde bezienswaardigheden van Japan, zo hebben we gelezen. Hij hoort bij het Itsukushima heiligdom, dat bij hoog water volledig over water ligt. Nu, bij afgaand tij, is dat nog maar een klein stukje het geval (al staat de poort nog in het water,) maar de rood en goud gekleurde balken vormen een mooi contrast tegen het grijs, buin, grijsgroen en zwart dat we beginnen te herkennen als de basiskleuren van Japan. We wandelen langs het pad langs de kust terwijl we ons best doen niet over de hertjes te struikelen die overal tussendoor lopen en nog brutaler lijken dan in Nara. Binnen een paar minuten staan we samen met zo’n 50 van onze nieuwe beste vrienden te fotograferen. Nouja, vrienden: “Can you move now”, wappert een Francaise ons aan de kant. 

We gaan aan de kant: tijd om het heiligdom te bekijken. We kopen een kaartje (“die lui doen toch goeie zaken”, zegt Harro, als we ook een aantal mensen bij het bidden weer muntjes in een bak zien gooien) en wandelen langzaam door het hele heiligdom heen. Overal staan mensen, waaronder een traditioneel gekleed bruidspaar. Karin houdt haar fototoestel omhoog en krijgt een knikje, dus maakt naast de officiële fotograaf een foto. Verder kijken we onze ogen uit naar de amuletten en gebeden die worden verkocht. Vooral het briefje eronder intrigeert: wilt u de amulet terugbrengen naar dit heiligdom, of eentje bij u in de buurt, als deze zijn werk heeft gedaan. 

Als we er doorheen zijn is het tijd voor koffie. We vinden een zalig bakkie in een verrassend rustig koffietentje. En daarna gaan we op zoek naar bezienswaardigheid nummer twee. De Daishi-in tempel ligt aan de voet van Mt. Misen en bestaat uit meerdere trappen en gebouwen, die allemaal te bezichtigen zijn. Het meest aantrekkelijke ontdekken we al snel, zijn de vele beelden die er staan. Het is de buddha in allerlei gedaanten en veel met een gebreid mutsje op en / of een doekje om. Vooral de mutsjes zijn geweldig: langs één trap loopt een pd omhoog waarlangs we honderden buddha’s zien, bijna allemaal met een wit-rood gebreid mutsje op! We klikken ons helemaal suf: hier zijn prachtplaten te maken. E;en van onze favorieten is een elegant buddha-beeld waarvoor een twee minions (ja, die knalgele) staan! 

Als we zijn uitgekeken valt Harro bijna om van de honger. we moeten NU eten. We wandelen snel naar beneden en vinden café Lente (ja, zo heet het echt). Dat blijkt heerlijk rustig en heeft verrukkelijk eten. Nu beginnen we ons overigens af te vragen of je in Japan wel slecht kunt eten, maar ook dit is weer zalig. Harro heeft ‘Hiroshima Dip Noodles’ (noodles met een soort dip-soep) en Karin risotto met spinazie en paddenstoelen. Verse grapefruitsap erbij, glas ijswater en we eten weer eens bijna onze vingers er bij op. Wat kán je hier toch lekker eten!

Daarna is het tijd voor de laatste stop op dit toeristische, maar oh zo leuke eiland. We wandelen een stukje omhoog, de berg op en kopen daarna een kaartje voor de ‘ropeway’, de kabelbaan die de berg op gaat. Het eerste stuk duurt vrij lang (het gaat langzaam, zeer gecontroleerd) met een uitzicht op de berg die zich in allerlei kleuren groen aan ons laat zien. We horen vogels: een heerlijk geluid na de stadse omgeving waar de enige vogelgeluiden kwamen van de mechanische fluitjes in de metrostations! Het ruikt er ook, net als op de rest van Miyajima lekker: naar zee en groen. De tweede kabelbaan geeft een prachtig uitzicht op de ‘Seto Inland Sea’ (ook wel: de baai van Hiroshima), met alle kleine eilandjes die daarin liggen en de ‘fishfarms’ waar vis wordt gekweekt (onder andere de ‘yellowtail’, een vissoort die veel wordt gegeten in / op sushi).

Boven op de berg hebben we ondanks dat het geen briljant weer is een geweldig uitzicht en we genieten met volle teugen. Er worden normaals ook wel eens aapjes gespot, maar die mazzel hebben we niet. Niet getreurd: ook zonder aapjes is het erg leuk en de voorbij komende piepers en fluiters in blije kleuren maken veel goed. Als we zijn uitgekeken èn het begint te miezeren, pakt Harro de benenwagen naar beneden en Karin de kabelbaan. We zijn er niet zeker van over wie het meer zegt als blijkt dat Harro als eerste beneden is, over de kabelbaan of over Harro…

Karin’s pootjes zijn nu wel een beetje op en we jagen ze alleen nog via een heiligdom (alweer van die schitterende houten balken: wat een gezicht) naar de centrale winkelstraat waar we in een klein café een heerlijke kop koffie en een lekker stukje taart vinden. Choco met vijgen voor Karin; appel met walnoot voor Harro en ook dit ziet er natuurlijk uit alsof er iemand op is afgestudeerd.

Als we tevreden zijn pakken we de ferry en de trein terug naar Hiroshima. Onderweg stopt het met zachtjes regenen. Terug in het hotel nemen we even pauze, maar sleuren onszelf nog één keer overeind. Kop op: even verderop ziet een restaurantje waar iedereen over juicht. Zullen we dat proberen? Dat proberen we, maar helaas zit het vol en is de wachttijd minstens 30 minuten. Dat is ons vanavond te gek, dus we bedanken. Even verder zit Kemby’s en met een whiskey, een biertje, een burger en een portie nacho’s maken we er een gezellige avond van. Terug in het hotel zijn we binnen no time in slaap…

Hiroshima naar Fukuoka

Hiroshima naar Fukuoka

Het is een reisdag vandaag en op de één of andere manier voelt het als een eerste keer met de Kogeltrein (Shinkansen). Geen idee waarom, maar blij en stuiterig eten we een ontbijtje op de 25ste verdieping van ons hotel. Dat heeft een gewèldig uitzicht op de stad en we genieten bijna net zo veel van het uitzicht als van het ontbijt. Hoewel dat laatste ook lang niet slecht is: veel Japans eten, maar ook allerlei lekkere broodjes, vers gebakken pannenkoekjes, yoghurt met verschillende soorten muesli, sapjes, koffie, thee… Harro doet een poging het relatief gezonde eten van de afgelopen anderhalve week (weinig suiker, weinig vet) in één keer te compenseren (en slaagt daar volgens Karin in), maar ook Karin doet een dappere poging een deuk te slaan in een pannenkoekenberg. Niet heel succesvol; wel een fijne poging.

En dan gaan we voor de trein van 9:36 uur, dus dat betekent even opschieten. Maar: alles en iedereen werkt mee en met nog een minuut of 8 speling staan we (in het juiste rijtje) te wachten op de juiste kogeltrein naar Fukuoka. Naar Hakata Station, om het interessant te maken. Fukuoka is ontstaan uit een samenvoeging van twee steden en de naam Hakata (van één van de delen) wordt nog steeds veel gebruikt. Het wachten op de trein is geen straf: we zien twee andere kogeltreinen binnenkomen voor die van ons binnenkomt en als die er is hebben we al snel een plekje naast elkaar, op een rijtje van twee. Tassen boven ons; jassen aan de kapstok en als de trein vertrekt zietten we rustig onderuit gezakt naar buiten te kijken.

We blijven onder de indruk van deze trein. Uiteindelijk zijn we in 63 minuten 280 kilometer (!) verderop met onderweg maar twee stops. Tevreden stappen we uit in Hakata, pardon Fukuoka. Daar is het ongeveer 750 meter lopen naar ons hotel en dat hebben we ondanks de tassen op onze rug zo gepiept. We kunnen ‘uiteraard’ niet inchecken (dat kan hier eigenlijk altijd pas vanaf 14:00, 15:00 of 16:00 uur), maar de tassen verdwijnen in een bagagehok en dan hebben we onze handen vrij om de stad in te gaan.

Fukuoka heeft niet heel veel bezienswaardigheden die we speciaal willen bekijken. Het is een stad die vooral bekend staat om het mooie weer (daar merken we helaas niet zo veel van: het is grijs en niet heel warm), het uitgaan, het lekkere eten… Een stad waarin business en pleasure goed gemixt kunnen worden. Nou, kom maar op met die mix dan. We lopen om te beginnen naar Tenjin, een ondergrondse shoppingmall die twee metrostations met elkaar verbindt. Als we ondergonds komen weten we niet wat we zien. Ruim 600 meter shopping mall strekt zich in de verte uit. Alles ziet er heel chique uit (donkere wandelen, donker gevlochten staal in het plafond, chique winkels) en als we een stukje lopen ontdekken we dat het niet alleen twee rijen, maar zelfs vier rijen winkels zijn. Er gaat ook nog een ‘straat’ terug. We zijn zeker niet de enigen die aan het winkelen zijn en we kijken onze ogen uit. Van een dame in een winkel waarin snoepjes op kleur zijn gesorteerd krijgen we een snoepje aangeboden om te proeven. Lekker! We zien bakkertjes, veel kledingwinkels, schoenenwinkels èn tassenwinkels, een enorme drogisterij (met bijvoorbeeld 12 soorten mondkapjes: voor de modebewuste health freak) en zo nog wat winkels waarin we onze ogen uitkijken.

Als we halverwege op de terugweg zijn, slaan we af naar de kelder van een warenhuis (oh ja, er zitten meerdere warenhuizen vast aan deze underground mall) waar we allerlei restaurantjes vinden. We zoeken en vinden Hyotan no, een kaitensushi-restaurant (jawel, de lopende band sushi). Het is het restaurant dat op nummer 10 staat in deze stad van meer dan 9.000 restaurants op Tripdavisor (ja, echt waar) dus we schuiven geduldig op de rij krukjes die er buiten staat en al goed is gevuld. Er is binnen niet heel veel plek, maar we merken al snel dat het snel gaat. Binnen een kwartiertje zitten we aan de bar, terwijl al het personeel ons een vrolijk goedendag heeft toegeroepen. Dat blijkt echt iets van sushi-restaurants hebben we al ontdekt: een enorme jodel als je binnenkomt of vertrekt, geïnitieerd door één personeelslid dat jou het eerste ziet binnenkomen / gaan. en de sushi… Oh mensen de sushi is weer eens echt heel erg lekker. we smikkelen en smullen en als we voldoende hebben gehad, rekenen we af en staan we (verrast over het zeer bescheiden bedrag) tevreden weer buiten.

Nouja, binnen dus. In de kelder, van die shopping mall. We besluiten dat we dringend nog wat buitenlucht nodig hebben en nadat we nog wat winkelstraten hebben gezien (veel neon, veel malls, weinig authentiek) vinden we een klein parkje, waar het lijkt te sneeuwen. De kersenbloesemblaadjes dwarrelen van de bomen en we snappen, ondanks het nare, schelle licht heel goed waarom iedereen hier plaatjes van wil maken. We doen vrolijk mee en stuiteren als blije eieren door het parkje heen. Klik, klik, klik!  Daarna wandelen we door naar Canal City, de andere beroemde mall van Fukuoka. Kanaal is misschien een groot woord voor het watertje dat door deze mall stroomt, maar verder is het best een mooi ontworpen gebouw. En: het heeft koffie en een bioscoop. De koffie drinken we op en daarna wandelen we naar de bioscoop waar we een zeer hulpvaardige dame vinden die ons helpt te snappen welke films we eventueel zouden kunnen volgen. Dat zijn er niet veel, maar Batman vs Superman klinkt dan nog wel als prettig dom vermaak. Niet voor vandaag, maar misschien wel voor morgen.

Nadat we zijn ingecheckt (we krijgen een niet heel ruime, maar nette en stille kamer op de bovenste verdieping) willen we vooral nog een drankje en daarna een hapje. Het drankje vinden we bij Goodbeer Faucets Hakata (een biercafé waar Harro erg blij van wordt) en het hapje bij Beef Taigen (een grillrestaurant waar we het lekkerste stuk gegrild vlees in tijden eten… met stokjes!). Tevreden duiken we daarna ons mandje in.

Fukuoka

Fukuoka

Fukuoka heeft niet heel veel bijzondere bezienswaardigheden en dat we er toch een dagje extra blijven is vooral om onszelf een beetje pauze te bezorgen op deze reis. We hadden verwacht dat we wel een beetje gaar zouden zijn van alle indrukken en inspanningen. Die indrukken, die zijn er zeler, maar we vinden het reizen tot nu toe verrassend soepel gaan. Dat neemt niet weg dat het idee van een vrije dag prima bevalt!

Harro begint met zichzelf het bed uit en de hardloopkleren in te jagen en gaat een rondje hardlopen. Karin gebruikt de tijd om even zonder licht claustrofobische neigingen door dichte badkamerdeuren te poedelen (haar wassen, douchen en ander noodzakelijk ‘onderhoud’). Als Harro terug is (het rondje rond het park was leuk, maar ook nu waren de stoplichten een licht frustrerende hindernis) en ook weer schoon, vertrekken we samen naar buiten. Tijd voor ontbijt. Dat doen we in twee delen: eerst koffie bij de Starbucks en daarna een aantal verrukkelijke brodjes bij een Frans bakkertje. Met echt Japans oog voor detail zien de broodjes er niet alleen geweldig uit, ze smaken ook heerlijk! Zo zit er één broodje tussen in de vorm van een soort kundige bloem, met verschillende bolletjes, waarin pistache is verwerkt.

Na het ontbijt wandelen we naar het station. Daar willen we een warenhuis is. Want shoppen is een dingetje in Japan en als westerling kijk je je ogen uit. Als we de ‘saaie’ kledingwinkels voorbij zijn (mannenkleding zu Harro nog wel passen èn staan, maar de vrouwenkleding is voor Karin niet zo’n optie) vinden we Tokyu Hands, een soort kruising tussen de Hema, Bart Smit, een knutselwinkel XXL en de Xenos. Het heeft verdiepingen vol knutsel- hobby en huishoudspullen en we verdwalen er volledig in. dit is leuk! We kopen (nog) niks, maar zoeken wel vast uit of ze er in Tokyo één hebben. Het antwoord is: ja, wel vier! Karin verheugt zich op een shopping-spree, Harro zucht eens bij het idee van al die extra kilo’s en daarna gaan we wat drinken. Karin ontdekt dat een mix van bloedsinaasappelsap en tonic heel erg lekker en dortslessend is!

Na nog een rondje shoppen moeten we dringend wat eten, ontdekken we. Het is al half twee! We gaan op zoek naar een goeie Italiaan en die vinden we ook. We hoeven maar heel even te wachten en dan eten we een heerlijke (bescheiden) pizza. De kok komt ‘m zelf brengen dus Karin gaat ‘m na afloop even bedanken. Hij komt meteen de keuken uitgerend om een praatje te maken. Maar wat interessant, die Hollanders! Grijnzend vertrekken we: veel mensen weten niet waar Nederland ligt maar knikken beleefd en zeggen dan: Europe? Yep, klopt ook!

We haasten ons vanaf het station naar Canal City. We wilden immers naar de bioscoop! We kopen een kaartje. Zij spreekt Japans, wij Engels en we krijgen twee geweldige plekken, precies midden in de zaal. We haasten ons naar binnen, mèt 3D bril (de beste die we ooit in een bioscoop te leen heben gekregen) en nestelen ons in de comfortabele stoelen voor 2 1/2 uur Batman vs Superman. Het geluid staat helaas wel erg hard, maar aangezien we ons brein op 0 hebben gezet vermaken we ons prima bij deze actiefilm. Even een paar ur stilzitten is ook geen overbodige luxe op deze vakantie. Zoals we aan het begin van de reis al zeiden: we komen wel aan het aantal geadviseerde stapjes per dag! Nu stappen we even niet; we zitten alleen af en toe met onze vingers in onze oren tegen de herrie, maar verder is het prima vermaak!

Na de film wandelen we naar buiten. Het is half 7 en ondanks de wat late maaltijd hebben we toch wel zin in nog wat te eten. Fukuoka staat bekend om zijn eetstalletjes en vlak bij Canal City is er ‘s avonds een groot aantal te vinden. We wandelen er langs. Het is natuurlijk heel lokaal, maar heel eerlijk gezegd ziet het er gewoon helemaal niet zo lekker uit! We kijken elkaar aan: dit gaan we niet doen. Jammer lokaal gebruik; we gaan ons record aantal-keer-achter-elkaar-lekker-eten-op-vakantie niet verbreken. We gaan gewoon nog een keer sushi eten! Als we na een korte wandeling en een korte wachttijd binnen komen, worden we herkend door het personeel. Het ‘welkom, welkom’ klinkt ineens gemeend en hartelijk en de chef die tegenover ons staat moedigt ons aan bij hem te bestellen als we bepaalde dingen niet zien op de band. Met een plaatjesmenu erbij lukt dat prima en we eten weer zalige sushi. Wat is dat toch lekker en zelfs na al die keren hebben we er nog geen genoeg van.

Als we voor vandaag wel klaar zijn wacht er nog één stop op het programa. Harro heeft voor Karin een whiskeybar gevonden. en niet zo maar één. Als we binnen komen vallen we stil en staan we met open mond te kijken. De eigenaar verteld ons dat hij in 13 jaar tijd meer dan 1700 whiskies heeft verzameld. Willen we Japanse whiskey proberen? Hij trekt de kast leeg. We nemen een Nikka Pure Malt Taketsuru 21 jaar oud en eentje van 17 jaar oud, die Karin allebei grotendeels opdrinkt. Ze zijn echt zalig! Als ze er daarna ook nog eentje drinkt uit een sherry vat èn aan een aantal whiskies mag ruiken, is ze helemaal gelukkig. De (toch wat forse) rekening betaald ze dan ook graag en vrolijk (nee, dat heeft natuurlijk niets met de alcohol te maken) wandelen we naar het hotel terug, nadat we onderweg nog even zijn gestopt om met een gigantische teddybeer op de foto te gaan. Heel normaal. Weltrusten!