Archief van
Categorie: Azie

Kyoto (dag 1)

Kyoto (dag 1)

Vandaag begint (na het ontbijt) een beetje anders. Om 10:00 uur zitten we namelijk bij tandarts Yamamoto, op ongeveer 5 minuten lopen van ons hotel. De conciërge van het hotel heeft ons vanochtend om 9:00 uur geholpen aan deze afspraak, die nodig is omdat Harro gisteren zijn kies (opnieuw) kapot heeft gebeten. Hij heeft er gelukkig geen pijn van; zoals hij zelf zegt zit er geen zenuw meer in, nadat hij de kies al twee keer eerder kapot heeft gebeten en de tandarts er allerlei behandelingen op los heeft gelaten, zoals het verwijderen van alle zenuwen. Maar vervelend is het wel en er moet wel een noodreparatie worden uitgevoerd. 

Dus: na het invullen van een formuliertje, vijf minuutjes wachten en het omwisselen van de schoenen voor tandartssloffen (ja echt), mag Harro mee de praktijkruimte in. Een Engelssprekende tandarts vertaalt voor meneer Yamamoto zelf, die in de open praktijkruimte (zes, voor Harro te korte, stoelen naast elkaar) vervolgens de kies weer aan elkaar plakt. Voorzichtig eten en terugkomen als er pijn of een ontsteking ontstaat, maar in principe moet het houden tot Nederland. Daar is groot onderhoud nodig, maar dat kan nu nog even wachten.

5.000 Yen (zeg maar 40 euro) armer, maar mèt een geplakte kies èn de belofte dat we er over één a twee dagen een ‘schaderapportje’ voor de verzekering kunnen ophalen, wandelen we na 20 minuten behandeling naar buiten. Dat viel alles mee en heel fijn dat het hotel ons ook zo goed kon helpen. ALS je dan een kapote kies moet krijgen, is in Kyoto, terwijl je in een groot hotel zit waar uitstekend Engels wordt gesproken, geen slechte plek!

Nu hadden we ons ingesteld op heel veel tijd wachten en mogelijk een lange behandeling, maar dat valt dus erg mee. Tijd zat om onze eerste dag Kyoto flink aan de wandel te gaan. De eerste stop is, hoe kan het hier ook anders, een tempel. Higashi Hongan-ji is pas sinds een paar weken weer open, na een enorme restaurantie. De poort en de hal zien er inderdaad uit om door een ringetje te halen. We lopen over het binnenplein, trekken onze schoenen uit en nemen een kijkje in de hal. Daar zetten monikken net allerlei tafeltjes met offergaven (?) neer en zit een aantal mensen te bidden. Het is een prachtige ruimte en erg leuk om even binnen te kijken.

Daarna gaan we aan de wandel. Geshopt moet er worden! Niet zozeer om nou inkopen te doen (maar wie weet), maar vooral omdat er zoveel moois en bijzonders te zien is. Zoals ‘furoshiki’. Lappen in allerlei maten en met allerlei dessins, die bedoeld zijn om cadeaus in te pakken (zoals met pakpapier), maar óók (en dat is weer helemaal hip aan het worden) om te gebruiken als een tas, door ‘m in een bepaalde vorm te vouwen. Ook bijzonder: snoepjes met bloemvormpjes in het midden. Of washi, handgemaakt Japans papier. En natuurlijk stokjes, waaiers, kimono(stof), electronica etc. etc. etc. We kijken onze ogen uit.

Wat naast de winkels zelf opvalt is hoe charmant Kyoto is. Niet alleen barst het er van de tempels, het is één van de weinige Japanse steden die nooit is platgegooid of -gebrand in de / een oorlog, waardoor er nog prachtige, sfeervolle, traditonele huizen en wijken over zijn. Daartussendoor lopen kanaaltjes, erg ondiep, maar enorm sfeerverhogend. De kersenbomen er naast dragen nauwelijks bloesem meer (die dag rotweer heeft ook hier slachtoffers gemaakt, in de vorm van de miljoenen bloempjes die gevallen zijn (en opgeveegd: er is niets meer van te zien)), maar ook het groen (en de vogels!) is (/zijn) heerlijk na al die steden met hun hoge flats en grote shopping malls. Niet dat hier geen malls zijn, zowel boven- als ondergronds, maar de stad voelt echt anders aan. Overigens ook (veel) toeristischer, maar met een beetje mikken zijn de drommen mensen wel te ontwijken. Zo’n 90% lijkt op de hoofdweg te blijven, dus in een zijstraatje loop je zomaar in je eentje. 

Lunchen doen we door eerst broodjes te halen in de kelder van één van de warenhuizen (de kelder is vaak een (enorme) verzameling luxe delicatessenwinkeltjes; op één van de hogere verdiepingen zijn vaak allerlei restaurantjes) en die vervolgens mee te nemen naar buiten. Daar vinden we een mini-pleintje, onder een aantal bome, waar nog bloesem aan zit en naast het water. Zonnetje er bij: wij doen even onze eigen hanami (picknick in kersenbloesemtijd)!

Aan het eind van de dag, als we alle winkels van Kyoto hebben bekeken (nou ja) en door allerlei charmante wijken zijn gedwaald èn geen benen meer over hebben (Karin’s knieën houden zich deze reis heel aardig, maar vandaag worden ze wel heel erg op de proef gesteld), wandelen we naar een restaurant dat ook bekend staat om de gyoza, net als die in Nagasaki een paar dagen geleden. Ter herinnering: gyoza zijn kleine dumplings en waar ze in Nagasaki één soort hadden, schijnen ze in dit zaakje een heleboel verschillende te hebben. We zijn de eerste in de wachtrij. Voor álle populaire restaurants staat bij lunch en / of diner een wachtrij, maar we worden heel aardig in het recies op het goede moment aanschuiven. Wachten betekent vandaag wel blauwbekken: het is mooi weer, maar veel kouder dan beloofd en er staat een snijdende wind. Als we het echt koud krijgen gaat de deur open: kom binnen. We schuiven aan, aan de bar. De dame achter de bar (die dumplings staat te maken) neemt onze bestelling op: een drankje en dan gyoza met varkensvlees. En met kip en mozarella. En met garnalen. Oh ja en doe nog maar wat extra met varkensvlees. En met sesam. En noig meer garnales. En met krab. Oh mensen, wat zitten we weer lekker te eten. De kleine gyoza worden voor onze ogen gemaakt en zijn echt verukkelijk. BOvendien is het erg leuk dat we weer eens aan de bar zitten. De dame spreekt prima Engels en hoewel ze erg druk is, is ze ook erg vriendelijk. We negeren de venijninge blikken van de mensen die buiten staat, nemen nog een laatste rondje gyoza en rekenen dan af. Buiten staat inmiddels een rij van dik 20 mensen…

Terug in het hotel gaan we naar de 15e verdieping, waar de sky lounge zit. Met een uitzicht over de lichtjes van Kyoto nemen we een drankje en proosten op deze dag. Kyoto is leuk en we mogen nog een paar dagen!

Kyoto (dag 2)

Kyoto (dag 2)

Vandaag zitten we om half 9 in de trein. Een lokale trein wel te verstaan. We gaan namelijk naar Arashiyama, een wijk in het westen van Kyoto. En aangezien we gisteren al gemerkt hebben hoe druk het is in Kyoto (kersenbloesemtijd is een geweldige tijd om te reizen door dit land, maar dat weten meer mensen), gaan we vroeg. We hebben nog niet ontbeten, dat kan vast ter plekke; we willen er nu eerst naar toe. 

Na een kwartiertje met de trein (onderweg zien we een soort verkeerspark, bedoeld om te leren autorijden) zijn we op station Saga-Arashiyama en vanaf daar blijkt het weer eens volledig onmogelijk om te verdwalen. Een kaart op elke straathoek en zelfs pijlen en tekst (ook in het Engels) op de weg, wijzen ons de weg. Het si nog geen 10 minuten lopen en dan zijn we bij het begin van de route. Overigens is het dan prima gelukt om een flesje drinken op te pikken (er staat door heel Japan, echt overal, automaten met flesjes en blinkjes drinken er in), maar ontbijt… Het enige tentje dat op dit tijdstip open is, verkoopt rijst en misosoep en zo te zien niet heel lekkere… We slaan nog even over, terwijl Karin zichzelf voor de derde keer voor haar hoofd slaat: ze had niet voor niks ingepakte koeken meegenomen als noodrantsoen!

Voor we de bezienswaardigheid bereiken waar we voor komen, struikelen we bijna over de ingang naar een tempeltuin van de Tenryu-ji tenpel. Zullen we; het is nu nog rustig en ‘men’ is er wel enthousiast over…? We kopen een kaartje en gaan naar binnen. En het moet gezegd: het is een prachtige tuin. Zelfs Harro is er enthousiast over en we klikken vrolijk plaatjes van alle soorten bloemen en bloesem die we tegenkomen en van de prachtige vijver en de mooie paadjes. Het is opnieuw zonnig en de temperatuur is vandaag stukken beter, dus we genieten van de wandeling. Als we bijna elk paadje hebben gehad, merken we dat het drukker begint te worden. Dat hebben we goed getimed dus. 

We wandelen de tuin uit en slaan af naar het Bamboo Forrest. Nouja, bos, het is een pad van bij elkaar een kilometer, maar aan weerszijde strekt de bamboe zich uit en het is enorm hoog. Het woord ‘bos’ is in die zin niet overdreven: de bamboe steekt met een meter of 15 ver boven ons uit en filtert het zonlicht. De sfeer is, ondanks de hoeveelheid mensen, die we niet meer overal kunnen ontwijken, heel bijzonder: het klinkt heel anders dan een loof- of dennenbos. Ook hier klikkn we flink veel plaatjes. Het is niet groot en vroeg gaan loont, maar het is wat ons betreft erg de moeite waard!

Daarna zijn we wel dringend toe aan ontbijt! Na enig zoeken en een rondje wandelen vinden we een tentje dat simpele wafels met heerlijke honing verkoopt en even verderop vinden we bij toeval een koffietentje met heerlijke koffie en voor ons allebei een extra broodje. Overigens: als we het over broodjes hebben, hebben we het hier wel altijd over onbelegde broodjes. De belegde variant zijn we nog niet / nauwelijks tegen gekomen. Maar dat is meestal geen enkel probleem. De broodjes zijn vers en er zijn altijd bijzondere varianten, zoals met zoete bonen, waardoor het een zoet broodje wordt of met chocola, of appel, of nootjes of…

Het koffietentje blijkt te zitten naast een klein tramstationnetje. Dat is ‘aangekleed’ met een eigen ‘bos’. Van kunststof zijn doorzichtige pilaren gemaakt, die elk zijn gevuld met plastic met een kimonopatroon. In het station zijn ze van binnenuit verlicht; daarbuiten staat het zonnetje er op. Terwijl Harro zich in het toilet omkleed om te gaan hardlopen, klikt Karin alvast wat plaatjes. Daarna wandelen we samen naar de rivier, die (enorm breed, snelstromend en erg ondiep) overspannen wordt door een lange brug. We blijven aan ‘onze’ kant en lopen een stukje langs het water. Het is er heerlijk: de heuvels aan de andere kant hebben bomen en struiken in allerlei soorten groen, er varen bootjes over de rievier, voortgeduwd door mannen die aan het ‘bomen’ zijn en toeristen laten zich in loopriskja’s door grote kerels rondrijden.

Tijd om op te splitsen; Harro begint aan zijn tocht van ongeveer 12 kilometer hardlopen naar het hotel terug. Eerst een mooi pad langs de rivier; daarna een lange, rechte weg door de stad naar het station. Het lopen gaat goed en hij is erg tevreden als hij in het hotel aankomt. Karin is er dan nèt. Ze heeft nog een stukje gelopen langs de rivier, daarna het stationnetje met de kimono-zuilen uitgebreid bekeken (een modern bruidje en haar man poseren tussen de zuilen) en vervolgens de trein terug genomen. Harro arriveert letterlijk 3 minuten nadat ze op de kamer is aangekomen. 

Ze pakt haar zootjes en gaat beneden in de lobby in het café zitten, om een kopje thee te drinken (dat in een mini-ceremonie voor haar wordt gezet) en wat kaarten te schrijven. Als Harro weer schoon is, komt hij er bij zitten. Zo komen we even een uurtje bij, maar dan moet er echt DRINGEND worden geluncht. en Harro mag kiezen, heeft Karin beloofd. Daar krijgt ze een pietsie spijt van, want Harro geeft met een beschaamd gezicht toe dat hij wel bij de MacDonalds wil eten… In Japan, bij de Mac?! Nou vooruit en heel eerlijk: als ze eenmaal aan de eerste frietjes in weken zit, is dat eigenlijk best lekker! Harro werkt een berg eten weg (dat het vooral vet is, is voor hem wel goed: in dit land blijft er anders niets van hem over!) en is daarna weer een mensje.

Inmiddels is het al behoorlijk laat en we bespreken wat we gaan doen. Uiteindelijk kiezen we ervoor om een metro te pakken en nog twee stops te maken. De eerste is het Kyoto Handicraft Center, waar de resultaten van allerlei lokale ambachten worden verkocht. Vier verdiepingen pure pret, alleen al voor de ogen. We zien van alles: zwaarden, aardewerk, stof, lakwerk, papier en hilarische souvenirs… Karin gedraagt zich als een kind in een snoepwinkel (denk ‘blij ei’) en Harro geeft zijn poging om te doen alsof hij het niet eel boeiend vindt, ook op. Wie kan er dan ook sereus blijven bij een paar sokken die, mist op de juiste wijze opgevouwen, er uit zien als sushi!

Vrolijk en tevreden gaan we er uiteindelijk vandoor. Op naar de laatste stop: Gion. Dit is de wijk waar de geisha’s wonen en werken. Deze hoogopgeleide gezelschapsdames roepen bij veel mensen de associatie op van prostituees, maar het zijn geen courtisanes. Hoewel klanten soms seks hebben met een geisha, gebeurt dat alleen als ze het zelf wil, ondanks het betaalde bedrag. Het woord ‘geisha’ (spreek uit: geesja) betekent letterlijk ‘kunstpersoon’. Een geisha is gekleed in de typische, streng gestileerde kleding en luistert met klassieke Japanse muziek, zang en dans de avond van een gezelschap aangenaam op. Ze is vaak gastvrouw en stelt de aanwezige mannen èn vrouwen op hun gemak. In de 18e en 19e eeuw waren geisha’s heel gebruikelijke entourage bij luxe zakelijke of privégelegenheden. Kenmerkend voor de geisha zijn de kunstige zwarte pruik, het witgemaakte gezicht (en de hals, die anders dan bij imitaties helemaal wit is geschilderd) met de rode lippen en een opvallend versierde kimono of zijden kleed.

Tegenwoordig zijn er nog maar enkele tientallen en een deel van en werkt en woont in Gion. De wijk is heel traditioneel en langs de ene brede boulevard en de verschillende zijstraatjes liggen o.a. allerlei luxe restaurants. De panden zijn van hout en we hebben het gevoel een paar eeuwen terug in de tijd te stappen. Niet op de hoofdstraat, maar ook hier merken we dat meer dan 90% van de mensen die straat niet af komt. Wij beginnen onmiddellijk met een zijstraat inslaan en daar is dat gevoel. Het is er meteen stil en heren in pak en echtparen in het chique, wandelen om ons heen. En na 15 minuten schiet ineens, uit een zijstraatje, een geisha. Ze lijkt voor de meeste mensen bijna onzichtbaar: maar een paar mensen hebben door dat ze er loopt. Ze is prachtig: met pruik, haarversiering, schitterende kimono, wit geschilderd gezicht en nek, kleine rinkelende versieringen aan haar kimono en met een furishiki (een lap) om een pakje heen geknoopt. Ze schiet de straat over, kijkt nog een keer om en is verdwenen. 

Wauw, dat was bijzonder. We zijn er allebei van onder de indruk en hebben het gevoel een klein stukje levende geschiedenis en een heel bijzonder onderdeel van de Japanse cultuur te hebben gezien. Het feit dat de 90% kudde haar nooit gaat zien, maar dat van die 10% nog geen 10% in ons straatje haar heeft gezien, maakt het extra bijzonder. We maken onze wandeling door de wijk af en gaan dan sushi eten.

Kyoto (dag 3)

Kyoto (dag 3)

Vandaag even geen vroege treinen. Na een ontbijtje bij de Delifrance (ja echt, al zit het wel wat anders in elkaar dan de Nederlandse variant) wandelen we naar Sanjusangen-do, een tempel(hal) op ongeveer een kilomter van het station, in het oosten van Kyoto.l De naam van de tempel laat zich vertalen als ‘hal van de 33 ruimtes tussen de zuilen’ en beschrijft dus de architectuur van het gebouw. Hoewel het een enorme, indrukwekkende hal is, is de tempel vooral bekend vanwege de beelden die er in staan. De oorspronkelijke tempel stamt uit 1164 en werd, na een brand, herbouwd in 1266. De tempel bevat een enorm Buddha-beeld van de 1000-armige Buddha incarnatie ‘Kannon’, dat links en rechts wordt omgeven door 2 x 500 (ja, in totaal 1000) kleinere Buddha-beelden, ter grootte van een mens. 124 van de houten, met bladgoud bedekte beelden stammen uit de eerste tempel, dus uit de 12e eeuw; de rest is uit de 13e eeuw. Vóór de 1000 Buddha’s staan 28 houten standbeelden van goddelijke wachters. Van hout en allemaal uit de 12e eeuw.

Fotograferen in de tempel is strikts verboden (er staan allerlei borden, er wordt gedreigd met het verwijderen van foto’s van je camera en overal staan wachters, die mensen vragen hun camera’s ook echt op te bergen), maar er zelf een kijkje kunnen nemen is al een traktatie. De grote hoeveelheid gouden beelden is al indrukwekkend, maar de 28 wachters, allemaal anders, met uitleg in bordjes erbij, zijn echt fantastisch mooi. Er zit veel detail in elk beeld en porceleinen ogen maken dat de beelden nog levendiger lijken. We genieten er enorm van en nemen uitgebreid de tijd, ondanks de drommen schoolkinderen die ons bijna onder de voet lopen.

Als we klaar zijn trekken we onze schoenen weer aan en maken een rondje om de tempel heen. De enorme houten hal wordt nog elk jaar gebruikt voor wedstrijden in pijl en boog schieten, sinds hier in 16-iets een keer een beroemde slag plaats vond. We drinken een kop koffie en pakken daarna een metro. Het metronetwerk is niet heel best in Kyoto, maar in ieder geval helpt het om ‘downtown’ te komen (toch al gauw een half uur lopen vanaf het station en zo gepiept met de metro). Daar heeft Harro aan Karin beloofd dat ze helemaal los mag in de Tokyu Hands een winkel met ALLES dat een mens nodig en niet nodig heeft op het gebied van ehm… ALLES. We besteden dus lekker rustig een beetje tijd aan het verkennen van alle verdiepingen. Stickie notes in de vorm van sushi iemand? 

Als zelfs Karin alles heeft gezien wandelen we naar de kelder van één van de grote malls in de buurt. Tijd voor lunch. En als je trek hebt zijn kelders van grote warenhuizen in Japan een heel prettig soort marteling. Ze hebben namelijk van alles en alles ziet er geweldig uit. We twijfelen een tijdje. Een lekkere bento-box? Of toch liever een bak heerlijke verse salade? Tot… Harro een mini-vestging van de bakkersketen Paul vindt. Jaaaaa, echte belegde broodjes! Een heerlijk, vers, stokbrood-achtig broodje met sesamzaadjes en camembert! We gaan accuut voor de bijl en kunnen het ook nog ter plekke opeten. Terwijl we zitten te eten kunnen we ons bovendien weer eens verbazen. We zitten vlak naast een personeels in- en uitgang, die naar voorraadruimtes en / of personeelskantines (waarschijnlijk allebei) leidt. We zien in de tijd dat we er zitten tientallen mensen naar buiten en / of (weer) naar binnen lopen en allemaal, ja echt allemaal, buigen ze voor ze weggaan naar de winkel, of voor ze echt binnen komen. We proberen ons voor te stellen hoe dat in Nederland zou zijn…Het wordt niet alleen een lekkere, maar ook een vrolijke lunch!

En dan blijft er nog één stop over vandaag: het Nijo-jo, oftewel het Nijo Kasteel/Paleis. Het complex stamt uit 1625 en werd als uitvalsbasis gebruikt door de Shogun (zijn thuisbasis was Edo, het huidige Tokyo), tijdens bezoekjes aan Kyoto, waar de keizer met zijn familie woonde. Het kasteel bestaat uit twee ringen van verdedigingswerken (enorm dikke muren), allebei omgeven door een gracht. Als we het metrostation uitkomen blijkt het nu niet alleen bewolkt, maar ook aan het regenen, dus we zijn blij dat de mooiste dingen binnen zijn. We kopen een kaartje en lopen door de poort in de buitenste muren naar de eerste ring. Via de Chinese poort (een prachtig bewerkte houten poort, met gerestaureerde schilderingen) komen we vervolgens op de binnenplaats. Schoenen uit en dan mogen we achter de rest van de mensen aan naar binnen.

Het contrast met een 17e eeuws Europees paleis (denk: Versailles), kán bijna niet groter zijn. De luxe van deze gebrouwen zit ‘m niet in goud, tierlantijntjes, krullen, meubels of prullaria, maar in schitterende houten constructies, luxe tatami-matten, sobere muurschilderingen (geschilderd door beroemde schilders) en prachtige houten vloeren. Die vloeren zijn trouwens heel bjizonder: ze worden ook wel nachtegaal-vloeren genoemd omdat ze piepen en kraken bij de lichtste beweging. Daarmee wordt een effectief insluipersalarm gerealiseerd: zelfs schuifelend op je sokken kom je niet geruisloos verder (we hebben het geprobeerd!). Op sommige plaatsen geven poppen wat aankleding, maar ook zonder die toelichting is het erg de moeite waard. We mogen binnen opnieuw niet fotograferen, dus we genieten zonder camera van de ervaring. 

Als we binnen alles hebben gezien lopen we nog een volledig ronde door de paleistuinen, langs de enorm dikke muren, de slotgracht, bomen die nog vol kersenbloesem hangen (we klikken natuurlijk vrolijk nog wat plaatjes, want dit bloempje had nog niemand op de foto!) en de mooie tuinen. Ook deze bezienswaardigheid was erg de moeite waard en inmiddels is het eind van de middag. We twijfelen even wat we gaan doen, maar besluiten dat iets drinken en daarna op tijd eten best een goed plan is. Er moet dringend weer sushi gegeten worden dus dat gaan we dan maar doen. We timen het opnieuw bijzonder gelukkig: er is maar één stel voor ons in dit Kaiten-sushi restaurant. We kunnen hier bordjes van de band pakken, maar ook bestellen met een iPad. En hoewel iedereen efficiënt en vriendelijk is en we ‘best prima’ eten, valt het toch tegen. De koks zijn minder professioneel, het eten is goed, maar zeker niet geweldig en vergeleken met dat alles, is het te duur. Beetje jammer: zijn we toch in een tourist trap getrapt. Niet dat we vreselijk hebben gegeten gelukkig, dus we halen onze schouders er over op en gaan richting station. Daar gaan we nog een drankje drinken bij de kroeg (‘man in the moon’, een Japans-Ierse pub…) en daarna tevreden naar ons mandje. Dat was alweer een heerlijke dag!

Kyoto (dag 4)

Kyoto (dag 4)

Onze laatste dag Kyoto en we zitten rond 8 uur in de trein naar het Fushimi Inari-taisha heiligdom. Dit beroemdste Shinto-heiligdom van Japan is vooral bekend door de honderden (duizenden?) rode tori’s (poorten) die over de gallerijen (paden) gespannen zijn. Het heiligdom ligt tegen de berg op en in het zonnetje, als er nog nauwelijks mensen zijn, schijnt het een fotogeniek en sfeervol geheel te zijn. Daar willen we wel vroeg voor opstaan en ‘gewapend’ met onze treinpassen, twee ingepakte stukken ontbijtkoek (deze keer heeft Karin wel aan de noodvoorraden gedacht), flesjes water en een meeneem-koffie van de Starbucks, rijden we met d etrein in ruim 5 minuten naar de ingang van het Heiligdom.

En zowaar: hoewel de trein erg vol zit en er ook een aantal schoolklassen uitstappen, is het nog heel erg rustig. We kijken bij de ingang even rond (de monniken hebben zo te zien afhankelijk van hun status een andere kleur … rok) en beginnen dan aan de wandeling naar boven. En het is waar: het is enorm fotogeniek en sfeervol! Hoe hoger we komen, hoe stiller het is en uiteindelijk lopen we bijna alleen onder de vele rode poortjes door naar boven, onderweg stoppend om foto’s te maken. De poortjes worden gedoneerd door individuen, families, bedrijven en andere groepen. De grootte van de poort bepaalt de prijs (de prijslijsten hangen her en der op de berg: de duurste kost meer dan een miljoen yen) en je naam wordt dan op de achterkant geschreven.

Het heiligdom is gewijd aan Inari, de god van de rijst en zijn boodschapper is een vos. We zien dan ook overal grote en (hele) kleine vossenbeeldjes langs de route. Meestal van steen, soms van hout of pocelein. Soms streng kijkend, soms afgebeeld met een sleutel in zijn bek; de sleutel naar de rijst-kelder. We klikken ons helemaal suf en genieten van het prachtige weer, de stilte (alleen doorbroken door vogelgeluiden of het ruisen van water), het zonnetje en het uitzicht.

Als we een uurtje hebben gedwaald, komt er een splitsing in de weg. Naar boven is het nog 40 minuten en dat wordt Karin te gek. Harro wil natuurlijk wel graag naar boven, dus we splitsen op. Karin dwaalt al foto’s makend via een andere route naar beneden; Harro stuitert al foto’s maken de berg op en dan weer af. Beneden vinden we elkaar weer. Daar is het inmiddels alles behalve rustig: er wandelen werkelijke hele drommen, hele busladingen mensen tegelijk het terrein op. We kijken elkaar tevreden aan: dat hebben we mooi gedaan: prachtig heiligdom bekeken, zónder mensenmassa’s. Een hele prestatie in Kyoto in mei!

We nemen een trein terug en maken plannen voor de rest van de dag. Die plannen beginnen met een uitgebreide, luxe lunch bij Fortune Karden Kyoto. Dit Franse restaurant (gerund door Japanners) staat bijzonder goed aangeschreven en daar willen we wel wat van meekrijgen. Dat lukt: we zijn vroeg en krijgen niet alleen ene tafel, maar achtereenvolgens een wordtel-grapefruit salade (dat klinkt misschien afgrijselijk, maar was in de praktijk erg lekker), een bavette-steak met brood en een chco-notentaartjes (Karin) en aardbeien-pistache-vanille ijste (Harro). Lekker grapefruitsapje en een paar glazen water erbij en we zijn dik tevreden!

Daarna is er nog tijd voor meer dwalen; we wandelen verschillende winkel- en andere straten door en gaan daarna naar het hotel. We zijn allebei wel toe aan een middag niets doen. We zien enorm veel, lopen onze pootjes versleten en hoewel het geweldig is, kan even rustig aan geen kwaad. Daar geven we dus lekker even aan toe, door te lezen en aan het versag te werken op de kamer. ‘s Avonds eten we nog een ok, maar niet bijzondere hap Italiaans en na een laatste drankje gaan we lekker op tijd pitten. Morgen naar Kanazawa!

van Kyoto naar Kanazawa

van Kyoto naar Kanazawa

Als we wakker worden, lezen we via verschillende (social) media dat er een enorme aardbeving in Kumamoto is geweest, de plaats waar we een week geleden waren. Karin heeft gistereavond, toen Harro al sliep, gekraak gehoord, van de ramen en muren en getingel, van de hangertjes in de kast die tegen elkaar aan bewogen. Omdat ze vlak daarna een deur hoorde, heeft ze (in haar hoofd) de buurman de schuld gegeven, maar als we de tijden vergelijken klopt het precies met het tijdstip van de aardbeving in Kumamoto. Het is een naar bericht: er is een aantal doden gevallen er zijn honderden gewonden en veel gebouwen, huizen en het kasteel van Kumamoto zijn beschadigd. We zijn blij dat we zo’n 500 kilometer verderop zitten, maar we leven mee met de mensen die in het gebied wonen.

We proberen het achter ons te laten. Karin rommelt wat op de kamer en Harro gaat een uurtje hollen langs de rivier. Behalve wat tegenwind (en er moet als holler alijd wat te mopperen overblijven) is hij zeer tevreden. Het is een mooi pad en de oversteekplaats van grote stenen in de vorm van schildpadden is ook erg leuk. Tevreden komt hij terug op de kamer, waar Karin inmiddels rustig zit te lezen. Als ook Harro weer schoon is en zijn spullen in de tas zitten gaan we uitchecken. We laten de tassen nog even in het hotel, zodat we kunnen ontbijten en als dat achter de kiezen is, ontdekt Karin dat ze iets is vergeten op de kamer. Tot grote hilariteit van Harro, omdat ze hem nota bene had zitten plagen dat hij het zou vergeten. Karin druipt af naar de balie en wordt daar heel lief geholpen: ze krijg een sleutel en mag nog even terug de kamer op. Gewapend met tasje met ‘zooi’ komt ze weer terug. We kunnen.

De trein naar Kanazawa is geen Shinkansen, maar nietemin zijn we er zeer over te spreken. Twee uur en 10 minuten later staan we na een mooie rit (langs meren en met uitzicht op de deels besneeuwde bergen) op het indrukwekkende station van Kanazawa. Een enorme stalen en glazen koepel, met daarvoor een ENORME, volledig uit hout gemaakte, ‘poort’ die de koepel deels overeind houdt. Handig als het regent, maar tot onze opluchting is het zowaar (tegen alle voorspellingen in) mooi weer. Ons hotel (hotel Nikko Kanazawa) zit op kruipafstand van het station en het is precies 14 uur als we binnen komen. Precies op tijd om in te checken. We krijgen een kamer op de 24ste verdieping met een prachtig uitzicht (in de verte de bergen). Veel tijd om ervan te genieten nemen we niet: we moeten nog luchen!

We ‘rennen’ daarom naar het warenhuis naast het station en vinden daar een kaiten-sushi restaurant dat door locals èn toeristen hoog wordt gewaardeerd. Op dit tijdstip is het uitgestorven en we krijgen een plekje aan de bar. We kunnen van de band pakken of met tablet bestellen en het is echt verrukkelijk. Niet alleen omdat we trek hebben, maar ook omdat alles spettervers is, voor ons neus wordt bereid en omdat er veel keuze is. We genieten met volle teugen; de koks en de serveerster worden er wel vrolijk van. Groene thee er bij en he, he, we komen helemaal bij. Het kost ons bovendien de kop niet (we eten samen voor zo’n 25 euro) dus na de toeristen-sushi in Kyoto hebben we het gevoel revanche te hebben genomen!

Daarna is het tijd voor een bezoek aan Kenrokuen, een tuin in het centrum van Kanazawa en één van de mooiste tuinen van Japan. Het is even lopen, maar dat vinden we niet erg, merken we al snel. Wat is Kanazawa een verademing na Kyoto! Het is er stil, zonnig, fris, hadden we al stil gezegd en ondanks dat het nog steeds een stad van in totaal een half miljoen mensen id, voelt het totaal niet zo. Na een grote winkelstraat lopen we de kasteeltuinen binnen. Grote lege grasvelden, een laag, wit kasteel, kersenbloesem, zonnetje. We komen helemaal bij en dan mogen we nog aan de tuin beginnen.

Daar plaagt Harro Karin natuurlijk mee: een tuin bezoeken, wat is dat nou voor plan?! En dan ook nog één die zo populair is dat we natuurlijk over de groepjes gaan struikelen. Maar, als we rond 4 uur binnen komen, is Harro na een minuut of vijf uitgeplagd. Wat is dit mooi! Elk hoekje, elk bloemetje, elk steentje en elk sprietje lijkt op zijn plaats te liggen/staan. Bomen, struiken, rotspartijen, bloemen, watervallen, stroompjes, mos, haiku’s (Japanse gedichten) uit de 16e en 17e eeuw op losliggende stenen… Deze tuin heeft alles en we kijken onze ogen uit. We proberen elk paadje mee te krijgen. Wauw, verzucht Karin halverwege, kon mijn oma dit maar zien! Het is echt heel mooi en we genieten er enorm van. 

Als we zijn uitgekeken lopen we via via een uitgebreide dwaaltocht langs de andere kant van het kasteel terug naar het station. In het hotel doen we een drankje, in de bar op de 29ste verdieping. Ze blijken er uitstekende gin-tonics te hebben en die smaken prima na die uitgebreide verkenning! Dan willen we uiteindelijk nog één ding en dat is een hapje eten. Iets Japans, maar dan ‘anders’ zegt Karin en niet te ver lopen. Na enig zoeken vinden we ‘Daian’ en als we daar aankomen blijkt het precies wat we hoopten. Het restaurant bestaat uit allemaal kleine kamertjes en er is ruimte aan de bar, waar de chef(s) hard aan het werk is / zijn. Dat willen we wel: altijd leuk. We krijgen een Engelse kaart, als is dat niet altijd een garantie dat je precies begrijpt wat er wordt bedoeld. We bestellen een biertje (geserveerd in een stenen mok) en daarna een ‘fresh spring roll’ en een hotpot. Het is allebei heel erg lekker en dat laatste blijkt erg leuk: je krijgt een kom met bouillon op een brander. Als het kookt gooi je er vlees (eend en kipgehakt, in dit geval), tofu en groenten in. Even roeren en als het klaar is giet je wat over in je eigen bakje en: eet smakelijk!

Natuurlijk ruiken we weer eens naar het hele restaurant en alle gerechten die er worden gemaakt als we buiten komen, maar dat vinden we niet erg. Dat was niet alleen erg lekker, maar ook nog eens erg leuk! Tevreden gaan we naar onze kamer: weltrusten!

Kanazawa

Kanazawa

Vandaag hebben we een auto gehuurd en deze keer hebben we de Nissan-verhuurder gisteravond al gespot, tegenover ons hotel! Dat is dus wel heel makkelijk. We slapen nog een nachtje in Kanazawa, dus we laten onze grote tassen in het hotel, nemen na het ontbijt wat drinken en een extra broodje mee en gaan op stap. Hoopvol komen we binnen bij de Nissan-verhuurder. Alles gaat goed, tot de beste man om ons internationale rijbewijs vraagt. We proberen hem uit te leggen dat ons Nederlandse rijbewijs ook geldig is als internationaal rijbewijs. Helaas. Hij belt een vertaalbureau. Via de mevrouw aan de andere kant proberen we het nog een keer. Man gaat bellen. Dat leverde in Fukuoka (toen we dezelfde vraag kregen) succes op. We krjigen hoop. Man knikt en buigt (naar zijn telefonische gesprekspartner)… en weigert ons de auto mee te geven. Nee, hij wil een internationaal rijbewijs zien en anders hebben we pech. We kijken elkaar aan. Dit is een typisch gevalletje: verschil tussen gelijk hebben en gelijk krijgen! En dus krijgen we de auto niet mee…

We slaken een  heel diepe zucht en gaan om te beginnen maar eens buiten op een muurtje zitten, met ons laatste broodje en wat drinken. Ok. We hadden ons enorm verheugd op een rondje Noto (schiereiland ten noorden van Kanazawa) en morgen met de auto door de bergen naar Takayama. Dat zit er niet in. Gelukkig kunnen we morgen met de trein prima in Takayama komen (duurt wel wat langer en stopjes onderweg bij die leuke bergdorpjes die we in gedachten hadden zitten er niet in) en gelukkig is het schiereiland geen verplicht nummer. Even diep ademhalen dan maar en dan besluiten we een trein te pakken naar Takaoka, een dorp een kwartiertje met de Shinkansen verderop. 

De ‘claim to fame’ van dit dorp is de Zuiryuji Tempel, te bereiken door een kilometer te lopen vanaf het Shinkansen-station. De tempel is nationaal erfgoed van Japan en de wandeling er heen blijkt al erg leuk. Het dorp is ongelooflijk rustig, het is overal stil en we wandelen tussen de huizen en langs de akkertjes die, hebben we al eerder gezien, gewoon tussen de huizen in liggen. Er wordt rijst verbouwd (kijk: pre-sushi, zegt Harro), maar we zien ook ook allerlei groenten (bekend en onbekend). De mensen die we passeren lijken stug, maar een glimlach en een knikje levert bijna altijd een soortgelijke reactie terug op, waarbij mensen hun best doen om niet naar ons te staren. 

Een monnik harkt het grindpad voor de tempel aan, in strakke rijen. Hij wenkt ons; gewoon er langs en / of er door heen lopen. Dat doen we heel voorzichtig. Hij glimlacht en knikt. We kopen allebei een kaartje en betreden het volkomen verlaten terrein. Het uur erna gebruiken we om de hele tempel te bekijken. Het is een soort vierkanten gallerij, die om een middentempel is gebouwd. Het belangrijkste heiligdom ligt achterin, dat we alleen zonder schoenen mogen betreden. De gallerijen bevatten schitterende, sobere ruimtes, met af en toen een beeld. Achter het complex vinden we een aantal tombes, onder andere die van de vrouw en de vader van de  stichter van het dorp. Een Japanse gidse, die een heel verhaal houdt tegen twee Japanse vrouwen wenkt ons. We moeten één tombe van wat dichterbij bekijken en als we dichtbij zijn, zien we waarom. Er staan allerlei Buddha-figuren op afgebeeld en allemaal met muziekinstrumenten. Er mooi en zo te zien erg oud. We bedanken haar en ze is duidelijk gefrustreerd dat ze ons niet meer kan vertellen.

Na deze geweldige stop willen we proberen bij het strand te komen. Daarom wandelen we naar het andere station van Takaoka, maar daar blijkt dat de enige trein die naar het strand gaat, pas over 2 uur gaat! Dat is ons veel te gek, dus we kopen alleen wat drinken en wandelen daarmee terug naar ‘ons’ station. Terug in Kanazawa gaan we nog een keer sushi eten in het warenhuis. Dat kan je tenslotte nooit genoeg doen en deze keer krijgen we een tafel. Princie is hetzelfde, behalve dat sommige van onze bestellingen via een ‘Shinkansen’ naar onze tafel worden gebracht! Dat is een klein ‘treintje’ met het uiterlijk van een Shinkansen, dat een bestelling via een aparte ‘spoorlijn’ in één keer naar onze tafel brengt. We liggen in een kreukel als de eerste bestelling arriveert. Hoe erg is dit?! Afjin, gelukkig smaakt de sushi er zeker niet slecht onder, integendeel.

Als we klaar zijn wandelen we naar het hotel. We hebben allebei behoefte aan even pauze. De afgelopen weken hebben we veel gezien en gedaan en we merken allebei de effecten nu we onverwacht een andere en wat rustigere dag hebben. De rest van de middag gaat voorbij met typen, lezen en kletsen. Eind van de middag beruipt ons echter weer de kriebels: we vonden Kanazawa gisteren zo leuk; daar willen we eigenlijk nog wel wat meer van zien. Daarom wandelen we om te beginnen naar ‘Curio’ een koffieshop waar ze de lekkerste koffie van Kanazawa schijnen te hebben. Het blijkt een klein tentje gerund door een Amerikaanse kerel en zijn Japanse vrouw en inderdaad: de koffie is heerlijk! De man bijkt bovendien een bron van informatie als het gaat om bijvoorbeeld restaurants. Als we aangeven dat we wel zin hebben in iets niet-Japans en vragen of hij een tip heeft, komt hij aan zetten met een plattegrondje en een visitekaartje. Hij tekent een mooie wandelroute voor ons uit naar Huni, een vrij nieuwe zaak, gerund door een Japanner, waar ze Italiaans hebben. Hij blijft nog even plakken voor een praatje en we bedanken hem uitgebreid voor zijn hulp. Dan gaan we aan de wandel.

De route blijkt inderdaad heel erg leuk. Langs het water en het oude deel van Kanazawa, waar nog theehuizen zitten en de straten verlicht worden door electrische lampen, verstopt en papieren lantaarns. Huni blijkt erg leuk. We krijgen (nadat we onze schoenen uit hebben moeten doen en slofjes hebben gekregen) een plekje aan de bar, met uitzicht over de rivier. De eigenaar is een vrij jonge, enthousisaste vent, met een mooi restaurant, een uitstekende drankkaart en een beperkte maar geweldige dinerkaart. We bestellen een gin-tonic en krijgen er een hapje bij. Daarna schuift er een Amerikaanse vrouw aan, met haar Japanse man. Net terug van een muziekvoorstelling, al een tikkie aangeschoten als ze binnen komen en meteen Amerikaans aanwezig. We moeten er wel om lachen en praten gezellig met haar mee (‘No, the Dutch are people from the Netherlands. No, Holland is the same county. No, Norway and Denmark are seperate countries’) en genieten ondertussen samen van de twee borden pasta die we hebben besteld. Delen is heel erg normaal en ook als je allebei iets aparts besteld, komt het vaak na elkaar en krijg je er kleine bordjes bij, omdat er van uit wordt gegaan dat je deelt.

Als het stel verdwijnt, genieten we even van de stilte en de laatste restjes van onze drank. Een Japans stel komt naar beneden en is binnen één minuut nieuwsgierig. Wáár komen we vandaan?! Oranda? Oh dat is heel ver weg! Daar zijn ze nooit geweest. Wel in allerlei andere delen van Europa en ze noemen een lijstje op waar we bijna jaloers van worden. Als zij toe zijn aan het eten en wij onze drank op hebben, vertrekken we. We wandelen het laatste stukje wandelroute, aan de overkant van de rivier terug richting ons hotel. De wijk is doodstil en vrij donker en in elk ander land zouden we even hebben getwijfeld. Maar dit is Japan! En het blijkt e moeite waard: na even wandelen komen we bij de geishawijk en wauw, het lijkt of we 300 jaar terug in de tijd zijn gestapt. Het is er bijna verlaten, op een laatste groepje na. Lantaarns verlichten de houten huisjes, die gesloten lijken, maar aan de lappen zien we dat het restaurants zijn. Waarschijnlijk van de meest exclusieve soort. Het heeft een bijna magische sfeer en we wandelen een rondje, door het kleine maar prachtige wijkje. Af en toe horen we een deur en het voelt alsof we elk moment een geisha kunnen zien… Dat gebeurt niet, maar zeer tevreden wandelen we naar ons hotel. Wat een heerlijke avond!

Kanazawa naar…. Tokyo

Kanazawa naar…. Tokyo

Lang zal ze leven, lang zal ze leven! Karin wordt vandaag op allerlei manieren digitaal toegezongen. Ze is jarig. De felicitaties geven een vrolijk tintje aan de dag en er blijkt zelfs een kaartje van zus Meta. Het is vrolijk wakker worden. We gaan ontbijten op het station; koffie bij de Starbucks, een broodje van de Duitse bakker en dan straks naar Takayama en de ryokan, de traditionele herberg. Een verblijf waar vooral Karin erg naar uitkijkt en dat ze daarom speciaal op haar verjaardag heeft gepland.

Als we richting station lopen verbazen we ons over de vele camera’s. Zou er iets aan de hand zijn? We dwalen even wat dichterbij. En daar horen we dat de Shinkansen niet rijdt! We zijn, net als de Japanners zelf, even helemaal van de leg. Huh?! Die trein die ALTIJD rijdt? Het blijkt te hard te waaien. Nou vegen de vlagen ons indrdaad bijna van onze voeten. Zorgt er voor dat alle regenwolken zijn weggeblazen en het tegen de voorspelling in fantastisch zonnig is. Maar zorgt er dus ook voor dat de Shinkansen niet rijdt. Hmmm, eerst maar ontbijten. Na het ontbijt gaan we na een beetje extra navraag toch maar de koffers halen. Het zou rond t eind van de ochtend weer moeten werken, is de boodschap. Als we met tassen terug komen parkeert Karin zich met de tassen en gaat Harro aan de wandel. Na een kleine drie kwartier komt hij aan: er zou een trein moeten gaan rijden in ongeveer een half uur. We pakken ons boeltje en als we op het perron komen blijkt er al een trein te staan. We vinden zowaar twee stoelen naast elkaar en installeren onszelf.

Dat blijkt een goeie zet, want uiteindelijk zullen we letterlijk uren en uren doorbrengen in de trein en is die uiteindelijk zo vol dat er heel veel mensen moeten staan, ook in de gangpaden. We blijven eerst aan het perron. Daarna, na ongeveer anderhalf uur, gaan we rijden om na 10 minuten in de middle of nowhere stil te gaan staan. Er lijkt iets kapot; aan het spoor of aan de trein is onduidelijk, maar dit levert letterlijk nog meer uren vertraging op. Zoveel zelfs, dat we uiteindelijk moeten besluiten dat we het niet meer gaan redden naar Takayama. Zelfs als we op het juiste station komen voor de overstap, heeft die pas eind van de dag weer een aansluiting en zouden we ruim na het avondeten aan komen in ons half pension ryokan. Om er morgen na het ontbijt weer te moeten vertrekken! Karin belt met pijn in haar hart de ryokan. De man aan de telefoon is erg begripvol en belooft geen annuleringskosten te rekenen. Dat is een meevaller, want het was geen goedkoop hotel. Daarna horen we dat de trein weer gaat rijden en dat we door gaan naar Tokyo. We kijken elkaar aan; zullen we dat maar doen dan? We regelen via Internet een extra nacht in Tokyo; ‘ons’ hotel zit helaas vol, maar er is aan de andere kant van het station waar we de dagen daarna verblijven een prima optie. Een paar klikken later is het geregeld.

Als we uiteindelijk gaan rijden is het drie uur in de middag. We hebben sinds het ontbijt niets gegeten, maar hebben gelukkig wel meerdere flesjes water bij ons. En Karin vindt onderin haar tas…. de laatste snelle jelle! Dit stuk ontbijtkoek gaat met smaak naar binnen. En verder zitten we uren te lezen, te kletsen, spelletjes te doen op de telefoon (Karin heeft een oplader bij zich die in het stopcontact past; erg handig) en te wachten.

Uiteindelijk komen we om kwart voor 7 ‘s avonds aan bij Tokyo Station. Daar is het idioot druk; we voegen ons in een enorme golf mensen en proberen ons niet gek te laten maken. Zoals altijd in dit land werkt het simpelen uitgangspunt: niet te veel zelf nadenken, maar borden volgen. Harro vindt uit welke trein we moeten hebben en met onze JR-passen komen we keurig op het juiste perron terecht en daarna in een sneltrein naar Shinjuku, het drukste station te wereld. Daar voegen we ons bij de rest van de mensheid. Alhans, zo lijkt het.  We moeten daarna nog maar een klein stukje lopen naar ons hotel (uitstekend gelukkig!) waar we bekaf de tassen neerploffen.

Uiteindelijk zitten we om kwart voor 8 aan de sushi (gelukkig uitstekend en dicht bij ons hotel), maar als daarna alle kroegen dicht blijken omdat het zondag is, zijn we helemaal klaar met vandaag. Die verjaardag, dat doen we morgen nog een keer over! 

Tokyo (dag 1)

Tokyo (dag 1)

He, he dat was een heel fijne nacht slapen. Karin krijgt opnieuw wat melige felicitaties: gefeliciteerd met de inhaal-verjaardag! Of: gefelaatciteerd! Vandaag ziet de wereld er een stuk beter uit, dat is dan weer het voordeel van die nare dag gisteren. We hoeven namelijk niet meer te reizen. Nouja, nog naar het andere hotel, maar dat is nog geen kwartier lopen. Het is heerlijk weer en na het opstaan en uitchecken (we laten de tassen nog even achter) halen we een bak koffie en een paar heerlijke broodjes (“Die met véél choco graag”, zegt Karin). Daarmee wandelen we langs het station (dat achter elkaar mensen uitspuugt: er schijnen ongeveer 3 miljoen mensen PER DAG door het station te gaan) en naar de Shinjuku Gyoen National Garden. Dit enorme park is de nummer één bezienswaardigheid van Tokyo op Tripadvisor. Het is een groot park en hoewel lang niet zo mooi als de tuinen in Kanazawa, kunnen we ons in deze betonnen jungle wel voorstellen dat een park goed scoort. De hoge gebouwen er achter geven hetzelfde effect als de wolkenkrabbers rond Central Park in New York. We ploffen op een bankje in de zon, in een t-shirt en smikkelen onze koffie en broodjes op. Kijk, zegt Karin, dit is verjaardagswaardig!

Na het ontbijt bekijken we het park. Er is een Engels gedeelte en een Frans, maar we vinden het Japanse deel van de tuinen het mooist. Japanners verstaan de kunst van het meer maken met minder en we genieten van de uitzichtjes en de kersenbloesem, die hier verrassend genoeg nog aan de bomen zit. Als we uitgekeken zijn wandelen we het park uit en kopen er net buiten twee flejes drinken, bij één van de vele automaten die we overal tegenkomen. Al drinkend wandelen we verder, onder het (een) spoor door en een drukke weg over, naar de volgende bezienswaardigheid. De Meiji Jingu-tempel is een andere grote hit op Tripadvisor en in de reisgidsen. In deze tempel, gebouwd in 1912 liggen keizer Meiji en zijn gemalin begraven (althans: hun as bevindt zich hier). De tempel is om de twee zielen rust en onderdak te geven en is geschonken door het dankbare Japanse volk, vertelt een bordje ons.

Door een ENORME laan met een half bos aan elke kant lopen we naar de tempel zelf toe. De tempel zelf is eigenlijk niet eens zo heel mooi of indrukwekkend vinden wij, maar we genieten van de wandeling, van de mensen uit alle windstreken die hier op af komen en van de relatieve rust in dit groene deel van de stad. Net buiten de tempelgebouwen vinden we overigens aan één kant van de laan allerlei wijnvaten, geschonken / geofferd (dat wordt niet helemaal duidelijk) door een steenrijke Japanse wijnhandelaar die banden heeft met de Bordeaux-streek. Aan de andere kant vinden we bundels in kleurige verpakkingen met sake-rijst geschonken / geofferd door allerlei sake-huizen uit heel Japan. De kleurige verpakkingen maken natuurlijk en passant nog even reclame voor dat sakehuis; je moet wel zien wie er wat geschonken heeft!

Als we het enorme terrein aflopen is het gedaan met de rust. Op naar Shibuya, een wijk wat ten zuiden van Shinjuku, waar wij zitten. Als we trouwens wijk zeggen bedoelen we in deze stad met ruim 32 miljoen (!) mensen dat het eigenlijk steden op zich zijn. We zijn dan ook niet verbaasd over de volkomen andere sfeer die we tegenkomen. Waar Shinjuku zakenlui en uitgaansvolk heeft, heeft Shibuya shoppers en hippe jonge mensen die hier zijn ‘to see and be seen’. En… een wereldberoemde kruising.

We zijn we weer toe aan koffie (oh en straks ook aan lunch: de tijd vliegt) dus we gaan (zoals inmiddels elke reisgids aanraadt) een kop koffie halen bij de Starbucks die over de kruising uitkijkt en zoeken een plekje bij het raam. Het is op het moment (eind van de ochtend) relatief rustig en toch is het een indrukwekkend gezicht. Auto’s en bussen, dan heel even een lege kruising als het licht wijzigt en dan een golf mensen die oversteekt, over één van de zes zebrapaden óf er tussendoor. Stoplichten in Japan staan vaak lang op rood en groen, dus het zijn echt golven die zich verzamelen. Een bizar gezicht.

Als de koffie op is, gaan we zelf mee in zo’n golf. Het heeft iets intimiderends, al die mensen, hoewel mensen netjes om elkaar heen lopen en er nauwelijks (bijna) botsingen zijn. Aan de overkant, bij het Shibuya Station, vinden we Hachiko. Dit standbeeld laat een hondje zien, dat elke dag, 10 jaar lang, zijn baasje op kwam halen van het station. Ook toen zijn baasje was overleden kwam hij jarenlang nog naar het station, elke dag, om het baasje op te halen dat nooit meer zou komen. Nadat hij zelf doodging, is er een standbeeld gemaakt. Er staat een hele rij mensen om samen met het hondje op de foto te gaan. Wij maken een foto van het hondje met een meneer met zijn duim omhoog. Zo, klaar.

We gaan aan de wandel. Om te beginnen naar New York Burger, een tent die zo Amerikaans aandoet dat we de stylist complimenten geven. Helemaal af, behalve dat er bij de kassa sleutelhangers met plastic eten worden verkocht. Verder blijk je er een plons drinken, een uitstekende burger en heel aardige frietjes te kunnen eten. Na al dat gewandel lusten we wel wat, dus we laten het ons goed smaken. Daarna gaan we op zoek naar een winkel waar ze stokjes (om mee te eten, wel te verstaan) verkopen. Dat levert een sessie dwalen door een enorm leuke wijk op. Laagbouw, hippe boetiekjes, een hele straat met outdoor-winkels, leuke koffietentjes en restaurantjes, en uiteindelijk een geweldige stokjes-winkel. we houden ons in, maar onze ogen mogen wel even ‘los’. Er zijn echt wanstaltige exemplaren (met teveel glim en goedkoop materiaal), maar ook prachtige, handgemaakte exemplaren waarbij voor sommige sets (een set voor hem en één voor haar, samen in een doos) omgerekend honderden eruo’s wordt gevraagd.

Als we zijn uitgeneusd gaan we lekker verder met window-shoppen. Kledingwinkels, bruidswinkels (helemaal een ‘ding’ in Japan; we zien ze overal), prachtige etalages, mooi vorm gegeven gebouwen. En natuurlijk een enorme vestiging van de Tokyu Hands, de winkelketen waar we al eerder waren. Een enorme ‘stationary’ afdeling (alles dat met papier te maken heeft) en we verlekkeren ons weer aan alles dat wordt vekocht. Iemand behoefte aan ‘ninja-pins’ (een soort zwarte punaises, die uit je muur komt alsof hij er nooit is geweest, vandaar de naam) die tevens dienst kunnen doen als kledinghaakjes? Of schuimrubber schapen om je kabeltjes omheen te rollen? Of 400 verschillende soorten stickervelletjes?

Als we zijn uitgewinkeld en geen benen meer over hebben, gaan we op zoek naar taart. Harro vindt aardbeiencake, Karin vindt choccotaart. Kopje koffie erbij en we zijn helemaal blij. Als we na dit alles Shibuya Station in willen lopen, op zoek naar de toegangspoort, tikt een Japanse jongen Karin op haar schouder. “Sorry, with this card (terwijl hij naar haar JR-pas wijst), you need to go other side!”. Wat zijn Japanners toch aardig en hulpvaardig! We bedanken hem; hij grijnst verlegen en is verdwenen. We ‘go other side’ en vinden een trein die ons naar Shinjuku brengt. Daar halen we bij ons ‘oude’ hotel onze tassen op en sjouwen die naar ons nieuwe hotel. Daar krijgen we een uitstekende kamer: hij heeft zelfs een eigen was/droog-combinatie apparaat! Daar gaan we morgen nog wel even gebruik van maken; we komen net een paar dingen tekort voor de laatse dagen.

Nu wandelen we naar de bar naast ons hotel, waar Karin na een halve gin-tonic aan de praat raakt met een Amerikaanse whiskey-liefhebber, die (in het Japans; hij is net een half jaar barkeeper geweest) alle Japanse whiskey-flessen uit de rekken laat halen. En zowaar; er staat een fles Hibiki 21 tussen, de whiskey die twee jaar geleden ‘beste whiskey ter wereld’ heeft gewonnen… Tja, wat moet je dan als echt whiskeyliefhebber?! Karin geeft haar gin-tonic aan Harro, beloofd te trakteren en laat één glas (dat is duur genoeg) in twee glazen schenken. Ze biedt het tweede glas aan de volkomen verbijsterde Amerikaan aan. Die stottert er van, maar Karin is duidelijk: goeie dingen in het leven moet je delen en aangezien Harro niet van whiskey houdt… De whiskey is echt verrukkelijk! Proost! De Amerikaan blijft een half uurtje praten en van de whiskey genieten, maar schiet dan ineens overeind. Oh sh… hij moet over 1 minuut op het station zijn, bij zijn vriendin! Hij neemt haastig afscheid en gaat er vandoor. Wij drinken onze drankjes op en en gaan dan voor de laatste keer vandaag aan de wandel. Naar een sushi-restaurant wat een slag beter is dan het gemiddelde kaiten-sushi restaurant. En het is inderdaad het wachten waard; als we na 20 minuten aan de bar aanschuiven mogen we bij de chef bestellen, een aardige, vrolijke vent die Harro groen van jaloezie maakt door de snelheid en het vakmanschap waarmee hij sushi klaarmaakt. En man, oh man wat is het lekker: veruit de lekkerste sushi die we deze reis hebben gegeten en dat wil wat zeggen! We eten ons tonnetjerond aan heerlijke sushi en gaan dan naar het hotel. Dat was een uitstekende inhaal-verjaardag!

Tokyo (dag 2)

Tokyo (dag 2)

We hebben wat onrustige geslapen vannacht, dus de koffie voelt wat meer als noodzaak dan als luxe vanochtend. Gelukkig is het nog steeds (of eigenlijk: weer, het heeft vannacht geregend) lekker weer. Na het ontbijt vertrekken we dan ook naar the Tokyo Metropolitan Goverment Offices. Aan de andere kant van Shinjuku Station (de kant waar we de eerste nacht sliepen) is de ‘High Rise Area’ van Tokyo, waar de echte wolkenkrabbers wonen. Daar staat dit kantoorgebouw en het heeft een leuke bonus. Je kunt namelijk gratis naar de 45ste verdieping om van het uitzicht te genieten! Dat lijkt ons wel wat. Tolyo heeft veel hogere gebouwen. Deze is 200+ meter, de Tokyo Tower is 400+ meter en de Tokyo Sky Tree is 600+ meter, maar daar betaal je dan ook grof voor. En hoewel we het leuk vinden om even te kijken, is het ons zeker niet het equivalent van 50+ euro waard! Op naar dit kantoorgebouw dus, waar we na even wachten in rijtje (we worden er nog goed in, in wachten in rijtjes) in de eerste lift van de dag naar boven mogen. Daar is de hele verdieping van de noordelijke toren ingericht als souvenir-plek annex uitkijkverdieping. En man wat een gezicht…

Zoals we al zeiden heeft Tokyo Area (dus de stad in ruime zin) dik 32 miljoen mensen en het het is dus stad, stad, stad zover als je kunt kijken. Aan de westkant kijken we richting Mt. Fuji (het is helaas te heiig om ‘m te zien) en zijn de gebouwen laag; oostelijk zien we in de verte de Tokyo Sky Tree boven alles uitkijken en kijken we richting het centrum… voor zover je van één centrum kunt spreken.

We kijken een half uurtje rond en dan hebben we het wel weer gezien. Achter ons wordt het druk en we voegen ons ondergronds bij de kantoormensen, die zich in hun zwarte ‘uniformeren’ voorthaasten. We nemen de metro naar de wijk Asakusa. Als we bovengronds komen, staan we niet ver af van de ingang naar de Senso-ji tempel. Deze tempel staat al honderden jaren op deze plek en ondanks dat hij herhaaldelijk is platgebrand, wordt hij telkens weer opgebouwd. De laatste keer was in de jaren vijftig van de vorige eeuw en het is (nog steeds) de belangrijkste Buddhistische tempel van Tokyo. De enorme poort wordt opgeluisterd door een bijna even grote rode lantaarn, die in de ingang heen en weer zwaait in de wind. En daar achter (dus in de tempel) ligt een soort straatje met meer dan 50 kleine winkeltjes waar werkelijk van alles wordt verkocht. Souvernirs, amuletten, eten, drinken… Het is een drukte van belang hoewel het steeds rustiger wordt naarmate we dichterbij de tempel komen. Veel toeristen lijken in ieder geval vooral geïnteresseerd in de winkeltjes. In de tempel zelf, een enorme houten ruimte, met grote plafondschilderingen in verschillende stijlen zitten mensen te bidden. Ook hier kan je natuurlijk amuletten kopen en er zijn verschillende manieren om aan de goden te vragen of dit het juiste moment is voor een bepaalde beslissing of of je wens uit zal komen. Eén daarvan besluit Karin uit te proberen. Ze betaalt 100 yen (zeg maar 75 cent en uiteraard, het is natuurlijk niet gratis!) door het muntje in een bak te gooien. Dan pakt ze een soort houten trommel, denkt hard aan een wens terwijl ze de trommel schudt tot er een stokje uitkomt. Dat stokje heeft een bepaald teken, dat correspondeert met een kast met heel veel laatjes. Uit het juiste laatje haalt ze een briefje en voila, in het Japans, Engels, Chinees en Koreaans wordt het antwoord gegeven. Het antwoord is gunstig dus tevreden gaan we er vandoor.

We wandelen over de rest van het terrein, waar we oude(re) beelden vinden en steeds minder mensen tot we aan de westkant van de tempel het terrein aflopen en in een rustige buurt terecht komen, waar allerlei mensen wandelend en op de fiets op weg zijn. We wandelen mee, halen een flesje drinken dat we leegdrinken en gaan even naar t toilet in een chique zakenhotel dat we tegenkomen. Altijd een goed idee, plassen in een chique hotel, maar in Japan extra; de toiletten hebben echt álle knopjes die we deze reis hebben gezien! Als we doorlopen komen we in Kappabashi Dori, de straat die volledig is gericht op het verkopen van restaurantbenodigdheden. Je vindt er werkelijk alles, van kokskleding tot messen, van meubels tot pannen, van plastic eten tot stokjes en van servies tot uithangsborden. We gaan aan de wandel en hoewel we allebei alleen een klein souvenirtje kopen is het echt een geweldige winkelervaring. Tussendoor eten we tempura in de lokale variant van een snackbar waar we een complete maaltijd krijgen met naast de tempura ook rijst, misosoep, ijsthee en een blok tofu in saus. Het smaakt echt heerlijk en dan te bedenken dat dit een snackbar is! 

Als we zijn uitgekeken en bijna zijn versleten willen we nog één ding. Karin heeft gelezen dat er een winkel is waar je op maat een notitieblokje kunt laten maken. En dat wil ze ook! We gaan dus op zoek naar Kakimori en bijna per ongeluk lopen we in één keer tegen de juiste vestiging op. Binnen komt een behulpzame dame aansnellen: ze geeft ons een bakje en een instructie in het Engels. Je zoekt een voor- en een achterkant uit, een binnenkant (maximaal 4 pakjes papier), een type en kleur ringbandje en een type en kleur sluitingsmechanisme en daarna ga je naar de kassa. Vervolgens willen ze precies weten hoe je het hebben wilt en gaan ze ter plekke het boekje voor je maken! Het is nogal druk als we er zijn, dus we krijgen de vraag of we over een half uurtje terug willen komen. Ja wel hoor. We gebruiken de tijd voor een pauze, met koffie in een tentje dat uitstekende koffie heeft en gaan daarna het boekje ophalen. Karin is helemaal in haar nopjes en stuitert als een blij ei de winkel weer uit. Een one-of-a-kind souvenir!

We gaan terug naar het hotel waar we uitvogelen hoe de wasmachine werkt (zelfs met instructies op papier in het Engels kost het nog de nodige moeite). Daarna gaan we er vandoor; tijd voor diner. We dwalen een tijdje in de buurt rond, maar doordat we allebei gaar zijn en er werkelijk niets te maken valt van de Japanse namen op de tentjes, is het lastig om een keuze te maken. We dachten het deze keer wel even zonder Tripadvisor of soortgelijke hulpjes te doen, maar raken daardoor wat in de war van de keuzemogelijkheden. Bovendien willen we graag voorkomen dat we straks ergens paard of walvis ofzo eten. Maar; hulp blijkt om de hoek van het hotel te liggen. Daar vinden we namelijk een tent die wijn en Italiaanse hapjes heeft. Oeh en dat aanbod is ineens wel heel verleidelijk. We krijgen een tafeltje tussen de locals (altijd een goed teken en zoeken een wijntje en hapjes uit. en dat smaakt heerlijk! Na een tweede wijntje en tweede ronde hapjes zijn we wat giechelig (woei, die drank komt aan) en zeer tevreden en gaan we terug naar ons hotel. Daar moeten we nog een half uurtje wachten, maar dan hebben we schone, droge was. Tevreden gaan we slapen.

Tokyo (dag 3)

Tokyo (dag 3)

Naar vandaag hebben we uitgekeken: we hebben een kookworkshop van Yuka Mazda, een lokale beroemdheid waar mensen van over de hele wereld heen komen om een sushiworkshop te volgen. In Japan duurt een opleiding tot sushi-chef 10 jaar, waarvan je de eerste drie (ja 3!) jaar alleen rijst mag afkoelen door middel van wapperen. Je krijgt nauwelijks instructie: je leert door te kijken. Althans, zo was het in het verleden. Tegenwoordig schijnt het wel anders te gaan, maar als buitenstaander sushi leren maken in Japan, dat is nog niet zo eenvoudig. Harro heeft zichzelf sushi maken aangeleerd, via boekjes en Internet, maar kijkt uit naar de tips van een echte professional. Karin heeft alleen nog maar sushi gegeten en kijkt uit naar het eindresutaat.

We beginnen met een ontbijtje bij een koffietent, waarbij we het aan de overkant gehaalde broodje mee naar binnen mogen nemen. Het doet Frans aan,. de broodjes en koffie zijn lekker en zo te zien is het gloednieuw. Aan een tafeltje bij de kassa wordt een televisiespotje opgenomen en we vermaken ons met kijken naar de actrice (probeer maar eens netjes, elegant en bevallig een croissant te eten) en haar entourage (ongelogen 9 dames die er om heen staan). Om 10 uur staan we bij het juiste metrostation, als Yuka aangesneld komt. We blijken twee van de in totaal 8 mensen te zijn die vandaag een workshop bij haar volgen. Een Canadees stel, een Colombiaans stel (waarvan zij slecht Engels spreekt en hij tussendoor vertaalt) en twee Amerikaanse jongens (misschien ook wel een stel, maar dat wordt niet duidelijk) en wijzelf wandelen achter de praatgrage Yuka aan, naar haar huis. Daar trekken we (uiteraard) onze schoenen uit, wassen allemaal onze handen en gaan om de tafel zitten. 

Het eerste deel van de workshop kent vooral veel uitleg van Yuka; ze legt veel uit over het maken van misosoep, de soorten miso, het koken en verwerken van de rijst en het gebruik van de ingrediënten zoals verse wasabi. Ze vraagt af en toe iemand om te helpen, maar het maken van de rijst is zo’n exact werkje dat ze het vooral voor doet. Daarna mogen we snijden. Ze laat ons zien hoe je blokken tonijn en zalm en omelet ‘vierkant’ kan snijden, met voldoende lengte. De eerste paar keer doet ze het met ons samen (en oh wee als je het waagt je hand te bewegen voordat ze het zegt) en daarna mogen we zelf, om de beurt een plak maken van de geweldige ingrediënten. En dan is het tijd om sushi te maken. Ze doet er telkens één voor, maar dan moeten we echt zelf aan de bak. We maken twee soorten rolletjes: één normale en één ‘inside out’. Daarnaast maken we vijf verschillende nigiri (bolletje rijst met plak ingrediënt er op). Vervolgens snijden we de laatste restjes tonijn en zalm op en verdelen die en krijgen we er een misosoepje en een blok tofu in dipsaus bij. Tadaaaaaa, klaar! Het ziet er prachtig uit: hebben we dat echt zelf gemaakt?! Vooral Karin is uitermate tevreden: ze is niet zo’n held in de keuken en dit is een erg mooi resultaat. En lekker, blijkt al snel! De ingrediënten zijn echt geweldig zoals gezegd en dat proef je er aan af. We smikkelen alles op en krijgen dan nog zelf gezette macha (groene thee) met een heerlijk zoet koekje met rode bonen-vulling. Ondertussen kletsen we nog even over de idiotie van Tokyo (iets waar Yuka vrolijk aan mee doet). Erg gezellig en wat was dat lekker! We helpen wat met opruimen en bieden Yuka vervolgens ons uit Nederland meegebrachte stroopwafels aan. Ze schiet ineens van internationale vrouw-van-de-wereld (vaak in Amsterdam geweest, yes) in volkomen verbijsterde Japanse vrouw modus en buigt diep voor ons. We bedanken haar uitgebreid en dan wandelt ze met ons mee naar het station waar we zijn begonnen. Tot onze verrassing is het half 3!

Na afscheid te hebben genomen van onze groepsgenoten en enig overleg pakken we een metro naar het imperial palace. Dat blijkt in het hart van Tokyo in een groot park te liggen. Het park ligt in een Amerikaans/Canadees aandoende zakenwijk. Het is allemaal groots, maar van het keizerlijk paleis zien we toch verrassend weinig! er blijkt één hoekje (waar het dan ook druk is) waar je één van de gebouwen kunt zien. En verder kom je alleen verder met een van te voren geboekte tour, maar omdat we hebben gelezen dat je dan nog steeds niets ziet (maar wel van dichterbij!) hebben we dat aan ons voorbij laten gaan. We vinden het maar een suffe bedoening en her park, waar we ons nog wel wat van hadden voorgesteld is ook af suf! Tijd om hier weer weg te gaan. We wandelen via een aantal mooie Europees aandoende gebouwen naar het station en gaan in de hotelkamer een uurtje lezen.

‘s Avonds drinken we een borrel naast ons hotel en volgen we een tip van Internet en gaan naar het Takashimaya. Dat is een warenhuis (of eigenlijk warenhuis-complex) vlak bij ons hotel waar we op de bovenste verdieping uitstekende restaurants vinden. We kiezen voor dumplings en dat blijkt een geweldige keuze. Dit zijn geen gyoza, de kleine dumplings uit Nagasaki of Kyota, maar de wat grotere dumplings, gevuld met zalige soep en bijvoorbeeld varkensvlees, crab, garnalen of een mix van die ingrediënten. We eten er zalig van en gaan tevreden terug naar ons hotel. 

Nouja, niet helemaal meteen terug naar het hotel. Karin’s zus Meta heeft een link gestuurd naar een soort tijdelijke tentoonstelling die in een metrotunnel tussen ons hotel en het grote station zou moeten zijn. Aan de wand worden (ter ere van het 20 jarig bestaan) achter glas de meer dan 7.500 plaatjes van een bepaald spel tentoongesteld; alle kaartjes die sinds de eerste dag zijn uitgebracht. Het is even zoeken (de aanwijzingen in het artikel zijn beperkt en dit is zoals gezegd een ENORM station), maar dan vinden we dit feest-voor-nerds. Er staan allerlei nerds (vooral mannen en vooral lokaal, maar zeker ook wat vrouwen en we spotten een aantal internationale nerds) verlekkerd te kijken naar de kaarten en allerlei foto’s te maken. Daar maken wij weer foto’s van en Harro achterhaalt door een praatje met twee jongens wat DE kaart van het spel is. Begin van de rij witte draak en dat hadden we bij even doorlopen oo zo gezien: daar staan echt wel 15 man omheen. We sluiten aan in de rij (al discussiërend of dit ons nu (grotere) nerds maakt), maken een foto en gaan dan grijnzend naar ons hotel. Only in Japan!

Tokyo (dag 4)

Tokyo (dag 4)

En dan zomaar ineens is het de laatste dag. Hoewel we allebei graag naar huis gaan om alle leuke mensen weer te zien, is dit land geweldig en kunnen we zo nog wel vier weken vullen met allerlei nieuwe dingen. We hebben er dus toch een beetje gemengde gevoelens over en besluiten er het beste van te maken. Dat doen we vandaag vooral door extra vroeg op te staan. We gaan namelijk naar Tsukiji, de grootste vismarkt ter wereld! Die staat nog een paar maanden op de plek waar hij de afgelopen honderden jaren heeft gestaan, dus we maken van de kans gebruik om nog een keer te gaan kijken.

Na een metrorit tussen de zakenlui in hun standaard zwarte pakken belanden we op metrostation Tsukiji, op een steenworp afstand van de grootste vismarkt ter wereld. De markt bestaat uit twee delen: een ‘outer’ en een ‘inner’ market en hoewel de echte handel plaats vindt op de ‘inner’ market, is er in deze buitenste ring al genoeg te zien. We hebben gelezen dat het er erg zou stinken, maar dat is wat ons betreft helemaal niet zo. De enige keer dat we een stevige lucht tegenkomen, is als we langs plaatsen komen waar bonito flakes (gedroogd schaafsel van de bonito, een vissoort) worden geproduceerd en verkocht. Verder is het er vooral schoon en wordt er van alles verkocht. Naast de gebruikelijke souvenirs allerlei eetwaren die direct (vis, krab, schelpen) of indirect (kruiden) of helemaal niet (gebakken zoetige japanse omelet of bonen) aan de vismarkt zijn gelieerd. We kijken (een kop koffie nog in de hand) ons ogen uit naar de levende, verse, gedroogde en gefermenteerde etenswaren.

Langzaam dwalen we naar de binnenste ring en daar is alles (op z’n Japans) stevig gereguleerd. De bewakers zijn streng. Tsukiji is in de allereerste plaats een werkende visafslag en geen toeristische bezienswaardigheid, ondanks het groeiende aantal toeristen dat de markt weet te vinden. Ze verheffen dus hun stem (een zeldzaamheid voor een Japanner) en zijn niet bang om iedereen streng toe te spreken. Doorlopen, oversteken, pas op… We proberen niemand in de weg te staan als we de markt op lopen en we kijken onze ogen uit…

Wat is dit gróót! De paadjes tussen de vele, vele visstallen zijn smal en overal staan piepschuim dozen waar de vis in wordt gepakt, op ijs, om vervoerd te worden. De markt is elke dag actief vanaf een uur of 3 ‘s nachts (dus de tonijnhandel is inmiddels over en de meest verse vis is al weg) tot ongeveer 12 uur en ook nu, rond 9 uur, is er nog genoeg te doen. De lucht is vol van het geluid van piepende dozen en zagen die bevroren vis in stukken zagen. we zien enorme koppen van tonijnen, een doos met enorme tonijnogen (de marktkooopman probeert Karin misselijk te maken door haar er op te wijzen en expliciet duidelijk te maken waar ze naar kijkt, maar knikt goedkeurend als ze vooral nieuwsgierig is) en letterlijk honderden vissoorten, schelpdieren, krabben en kreeften. Op één plek worden alen vakkundig onthoofd om ze vervolgens leeg te laten bloeden in bakken. Zowel de aal, als het bloed worden verkocht.

we maken foto’s, wandelen rond, ontwijken de kleine electrische karretjes die overal rondscheuren en kunnen maar niet geloven hoe groot het is. Het zou niet moeten verbazen, in een stad van 32 miljoen mensen, maar toch. Als we zijn uitgekeken, na een dik uur dwalen op de ‘binnenring’ wandelen we nog even langs de beroemde sushirestaurantjes. Er staan rijen voor en mensen staan al uren in die rij, om in de restaurants te komen. we slaan over: we make gebruik van de tip via trulytokyo.com (geschreven door één van de schrijvers van de Lonely Planet) en gaan ontbijten in de buitenring.

Daar is plek, in dit restaurant en als we gaan zitten zegt de Chinese man naast ons in het Engels: niet naar het menu kijken, hem laten beslissen. En ach, als we er dan toch aan moeten geloven, aan een sushi-ontbijt, dan klinkt dat als goed advies. En de kwaliteit is geweldig! Maar: eerlijkheid gebied te zeggen dat hoewel we een deel heel lekker vinden, een deel (de zeeëgel bijvoorbeeld, of de ‘white baitfish’ die integraal op de sushi gaan) een uitdaging is en we ook een beetje blij zijn als het klaar is. Sushi als ontbijt op de laatste dag is passend… maar niet persé voor herhaling vatbaar!

Tevreden en een pietsie opgelucht lopen we naar buiten en via de buitenste markt naar het metrostation. We willen nog wel een paar dingen zien op deze laatste dag en één daarvan is de wijk Akihabara. Dit is de electronicawijk in Tokyo en bovendien een wijk waarin de ‘gekte’ van deze enorme stad bijzondere vormen aanneemt. Maar voor we daar heen gaan wandelen we eerst een kwartiertje om bij Itoya te komen. Dit is een enorme winkel, volledig gericht op ‘papier’ in al zijn vormen. Karin heeft er van alles over gelezen en voor we ons in de electronica storten, storten we ons eerst op het papier. en wat voor papier. En wat voor winkel! Achter verdiepingen lang loopt met name Karin verlekkerd door de winkel. Van handgeschept papier tot machinaal vervaardigde blocnotes. Een muur met samples in honderden kleuren. Inpakpapier. Kartonnen doosjes. Papier-versieringen. Een balie met inpakadvies (ja echt). Een balie om zelf je kantoorartikelen samen te stellen… Karin loopt al likkebaardend door de hele winkel. Er is zoveel, dat ze uiteindelijk niets meeneemt. Enigszins sip verlaat ze de winkel: zo’n optie moest er in Nederland ook maar eens komen…

Op naar Akihabara en als we 100 meter het metrostation uit zijn, staan we al met open mond te kijken. Hier nemen de schreeuwende uithangborden (soms letterlijk), de felle kleuren, de reclame, de mensen in vreemde kleren, de electronicazaken en de ‘only in Japan’ momenten, indrukwekkende vormen aan. Een greep uit wat we zien? Kitkat in allerlei verschillende smaken, zoals ‘purple sweet potatoe’, ‘sake’, ‘cheesecake’ en ‘rum raisin’ (we nemen van alle smaken er eentje mee, om uit te delen in Nederland). We zien meisjes reclame maken voor ‘maid cafés’. Dat zijn cafés waar je je ‘master’ kunt laten noemen, door een meisje verkleed als dienstmeisje (…). We zien winkels vol met verkleedkleren, voor kinderen èn volwassenen. We zien een electronicazaak bestaande uit vier gebouwen van elke 10 verdiepingen. We zien winkels volledig gewijd aan een bepaalde manga-held (een stijl van striptekenen). We zien in een winkel plastic potten met snackinktvisjes staan naast de deodorant.

We zien zoveel dat het op een bepaald moment ‘op’ is. We zitten helemaal vol indrukken en pakken een metro terug naar Shinjuku. Daar eten we een burger bij een enorm mooie (maar lawaaiige) tent en gaan daarna effe bij komen in het hotel. We lezen wat, pakken onze tas in, rommelen een beetje en als we zijn bijgekomen gaan we in de wijnbar om de hoek een glas wijn en een paar hapjes eten. En napraten over de reis. ‘s Avonds rollen we bekaf ons bed in: morgen naar huis!

Naar huis

Naar huis

Over vandaag valt, ondanks dat vandaag heeeeeeel lang duurt, niet zoveel te vertellen. We wandelen in alle vroegte (de wekker staat om half 6 en om 6 uur staan we buiten) naar het station. Daar verbazen we ons weer eens over het feit dat het zo rustig is. Alles zit dicht; er is letterlijk geen koffie te krijgen. Niet dat er niemand op is (er zitten al behoorlijk wat mensen in de metro om iets voor half 7), maar die hebben blijkbaar geen behoefte aan koffie. Wij verbijten ons en pakken de trein naar Narita Airport. Anderhalf uur met een rechtstreekse trein en op een kleine vertraging na verlootp de reis zonder problemen.

We geven onze tassen af, gaan door alle controles en daar achter vinden we koffie en ontbijt. Samen met heel veel andere mensen (vreemd om weer eens Nederlands van iemand anders dan elkaar te horen) gaan we het vliegtuig in. We vertrekken op tijd. De vlucht verloopt goed. De man naast ons is wat onrustig (hij blijft maar wiebelen, verzit om de haverklap en staat tegelijk alleen maar op als één van ons dat doet), maar we proberen hem te negeren en lezen, kijken wat tv en genieten vooral in het tweede deel van de reis van het prachtige landschap. We vleigen heel noordelijk, dus zien bergen in Siberië, ijsvlaktes, het ijs van noordelijk Noorwegen, de landpunt van noordelijk denemarken, de waddeneilanden van Denemarken, Duitsland en uiteindelijk Nederland… En na 11 1/2 uur vliegen landen we op Schiphol, waar Eveline en Meta ons ophalen. Fijn en gezellig! en dan zijn we ‘ineens’ weer thuis…

We zijn gaar, heel blij om weer thuis te zijn en tegelijk een klein beetje sip. Dag Japan; wat ben je bijzonder! We zullen je missen. Je prachtige gebouwen. Je heerlijke eten. Je aardige, grappige, hulpvaardige mensen. Je rust en schoonheid. Hoe schoon je bent. Je idiotie. We zijn een klein beetje verliefd op je geworden. Dag en heel graag tot ziens!

Eindelijk…

Eindelijk…

… gaan we meer zien van Maleisië en zien we Singapore zonder jetlag! Ooit waren we 12 uur in Kuala Lumpur. En ooit was Karin drie keer minder dan 24 uur in Singapore (alle drie de keren met een jetlag). En toen al wisten we: we doen deze prachtige landen te kort. Twee weken is nog steeds te kort. Maar al een heel stuk beter. We kunnen niet wachten. Reis je mee?

Leiden – Kuala Lumpur, Maleisië

Leiden – Kuala Lumpur, Maleisië

Jaaaaaaa, vakantie! Na een hele dag nuttige en leuke dingen doen, worden we om 18 uur weggebracht door Harro en Eveline naar Schiphol. Meestal zijn we wel van de ‘vakantie-maximalisatie’ en gaan we in zo’n geval op donderdagavond al weg, maar we zijn blij dat we voor vrijdag hebben gekozen. Karin grapt dat haar actielijstje in jaren niet zo klein is geweest. Dus kom maar op met die vakantie!

Op Schiphol is het rustig: we zijn in no time door alle controles heen en na een hapje eten gaan we om 20 uur aan boord van de ‘blauwe vogel’. Het KLM-toestel vertrekt iets te laat (“maar dat halen we wel in”, zegt de captain) en we zakken achterover. We hebben economy comfort geboekt, wat betekent dat we meer beenruimte hebben en dat onze stoel naar achteren kan en dat blijkt weer eens erg lekker. We houden een inmiddels gebruikelijke verdeling van slaap aan (Karin rond de 5 uur, Martijn rond de anderhalf à twee uur) eten wat ons wordt voorgezet en kijken films (Thor Ragnarok, Geostorm en Tijn ook nog Dunkirk) en na dik anderahlf uur landen we 10 minuten voor tijd, op zaterdag 18 februari, om 15:40 lokale tijd, op Kuala Lumpur.

We kijken peinzend om ons heen: moesten we hier niet met een treintje, al die jaren geleden… En jawel, een wandeltjes, een plas, een metroritje en nog een wandeltje later staan we bij de douane (geen rij), bij de balie om een trein-ticket naar het centrum te kopen (enkeltje KLIA-Express, ook geen rij) de bagageband (ook al geen rij), de pina-automaat (mini-rij) en tenslotte de KLIA-Express (binnen 5 minuten en al helemaal geen rij). Plof, we zitten. Licht gedesoriënteerd (ok, het is dus middag: gelukkig is het licht!) maar de rit is kort, soepel en gaat dwars door het groen. De wegen en het groen zijn nat en als we uitstappen valt de hite als een dikke deken om ons heen.

KL Sentral is in het zuid-westen van de stad en niet zo heel erg ‘Sentral’ ten opzichte van wat wij willen doen. Er gaan op zich wel genoeg metro-achtige units. Verwarrend genoeg van allerlei verschillende maatschappijen, al staan ze wel netjes op een kaartje. Als we op het station 50 meter lopen zien we een Tourist Informaton en we stekkeren naar binnen. Een ‘touch & go’ kaart is het handigst, zegt de dame van de info; een soort pre-paid chipkaart. Je koopt ‘m voor iets meer dan 2 euro en zet er dan geld op. Aangezien ritjes ongeveer 2 RM (rond een euro) kosten, klinkt dat als een zinnige optie voor de komende dagen. We kopen twee kaarten bij de News Week en laten er 20 RM per stuk op zetten. Komt u maar op KL, wij zijn er klaar voor.

Na enig postduiven vinden we de Monorail, een niet al te moderne metro-achtige rail, bovengronds, met twee piepkleine wagonnetjes, die al snel propvol zitten. Gelukkig is een metro niet moeilijk en als er geen info is, kan je altijd nog tellen. Het vijfde station hoppen we er uit en staan op het stationnetje Air Asia – Bukit Bintang, midden in de commerciële wijk van KL. Het is er druk, heet, vochtig… Geen lekkere combi met onze duffe hoofden, maar we hebben dit vaker gedaan. We houden elkaar scherp en gelukkig is het maar een paar minuten lopen naar KL Journal Hotel. 

Dat blijkt echt geweldig. Het is mooi en modern, het personeel is vriendelijk en efficiënt, we krijgen een prachtige kamer met een heerlijk bed, er is een bar op de 1e verdieping, een zwembad met bar op het dak en een resutaurant waar we morgen ook kunnen ontbijten op de begane grond. Ideaal! 

Voor nu zetten we alleen onze tassen weg en vergapen ons een tijdje aan het uitzicht op de hoge gebouwen om ons heen. We kijken verliefd naar de badkamer (oh, douchen) en het bed, maar spreken onszelf vermanend toe. Buiten zweten we toch meteen uit ons hemd en een bed daar mogen we straks in. Nu gaan we eerst even ‘landen’. Dat doen we door te wandelen naar Menara KL, een soort kantorengebouw / shoppingmall, waar we een lift pakken naar de 34ste verdieping. Daar vinden we de Heli Lounge. Jawel een echt helicopter-platform dat ‘s avonds een hippe uitgaansgelegenheid is. En dan zijn wij natuurlijk van de partij, als het hip is 😉

Nu in ieder geval wel en we krijgen er geen spijt van. Nadat we onze plu hebben achtegelaten na een veiligheidscontrole bij de balie (we krijgen een nummertje om ‘m op te halen; blijkbaar zijn plu’s gevaarlijk) zoeken we binnen een drankje uit en betalen dat. En dan mogen we naar boven. Daar kunnen we meer drankjes bestellen, maar het is een slimme manier om te zorgen dat mensen niet alleen even naar het uitzicht komen kijken. Want dat is geweldig: op ongeveer 110 meter hoogte kunnen we over een groot deel van KL uitkijken. We zien de KL Tower, de Petronas Towers, de heuvels van de stad en de hogete heuvels achter de stad. Het is bewolkt geweest, maar terwijl we er genieten van een gin & tonic en een mojito breekt de ondergaande zon door. Het is er druk, maar niet té en de muziek is relaxed. Proost: wat een mooi begin van onze trip door Maleisië!

Na een rustig borrel, als het drukker begint te worden en als we genoeg plaatjes hebben geklikt willen we nog maar één ding en dat is iets eten. Op aanraden van ongeveer iedereen die ooit in KL is geweest lopen we naar Jalan Alor, de nachtelijke ‘street food’ markt. We hebben voor morgenavond een food-tour geboekt die hier uitgebreid heen gaat, maar we trakteren onszelf al even op een voorproefje. En dat doen meer mensen…

Het is er stampdruk en we kijken onze ogen uit. Chinees, Maleisisch, Indonesisch, Thais: eten uit allerlei landen en met zowel ‘sit-down’ restaurants als eetstalletjes. Het ziet er behoorlijk toeristisch uit, maar ook facinerend en er is van alles. De stinkende ‘Durian’ (een fruitsoort met een berucht luchtje). Dumplings in alle kleuren van de regenboog (inclusief paars, geel en groen). Buikspek in vierkante plakken. Kikkerbillen op stokjes, die klaarstaan om gebakken te worden. Frozen Chicken Lollipop iemand? Tussen de drukte door rijden in totaal drie dames in electrische rolstoelen, die al zingend geld proberen op te halen. 

Het duizelt ons en uiteindelijk kiezen we een bakje dumplings, die niet heel spannend zijn, maar waarvan we hopen dat ze goed zijn. Dat was het wel, voor ons diner. Ons lijf hoeft even niets meer. Het is 8 uur en we wandelen terug naar het hotel. Daar doen we in de bar nog een drankje en dan is het op. we douchen (heerlijk!) en daarna duiken we ons bed in. Vooral Martijn slaapt al bijna voor zijn hoofd het kussen raakt.

KL – vogels, zwemmen en eten

KL – vogels, zwemmen en eten

Het na-ijlende nieuwjaarsvuurwerk afgelopen nacht zorgde bij Karin voor een pauze in de slaap. Rond kwart over 12 ging het iets verderop professioneel los. En wij maar denken dat het de 16e Chinees nieuwjaar was? Een mooi gezicht, dat wel, maar het duurt toch weer even voor Karin weer slaapt. Martijn draait zich drie keer om en is weer vertrokken. Die slaapt uiteindelijk dik 10 uur! Heerlijk en als we allebei wakker worden is het weliswaar een beetje lastig om ons bed uit te komen (ons Nederlandse lijf houdt stug vol dat het midden in de nacht is), maar kunnen we de stad weer aan. Hop: douchen, aankleden en ontbijten.

We eten een berg van het uitstekende ontbijt. Pannenkoeken! En ei. En fruit. Enzo. Afijn. Iets met een jetlag, maken we onszelf wijs en schuldbewust rennen we na het ontbijt van tafel. Bewegen! Gewapend met zonnebrand, petje, water en onze touch & go kaart trekken we ten strijde. Pardon, ten metro. Zelfde station, deze keer een hypermoderne metrolijn. Ondergronds brengt deze ons naar het nationaal museum. Dat laten we links liggen: we willen vogels zien en KL heeft één van de grootste ‘wandelbare’ volieres ter wereld. 

Zelfs rond half 10 is het al enorm warm en vochtig, dus we doen rustig aan als we één van de vele heuvels van de stad nog een klein stukje beklimmen en via een wandelpad over de snelweg heen steken. Langs het museum (lkeuk, een kanon en twee stoomlocomotieven staan buiten), langs het planetarium (met een in het klein nagebouwde stone henge…) en via een keurige stoep naar het KL Bird-park. Voor omgerekend 13,50 euro (een fortuin naar plaatselijke maatstaven: 65 Malay Ringit) krijgen we een plolsbandje en lopen we de werkelijk enorme overdekte volière in. Het hele park is kent vier delen en alleen het eerste is volledig overdekt met netten (de rest heeft deels volières en deels hokken), maar dat is al enorm. We schatten het op 250 bij 200 meter. Binnen treffen we van alles aan, maar vooral veel duiven-, ibis- n reigersoorten en pauwen (sommige prachtig, sommige redelijk verfomfaaid). In hokken zitten ook struisvogels, uilen, allerlei soorten neushoornvogels, wat roofvogels. De meeste vogels zien er goed uit en ze hebben veel ruimte, al vinden we het er wel teveel voor de hoeveelheid ruimte.

Halverwege drinken we een drankje in het Hornbill Café. We zijn compleet leeg gelopen en het drankje lijkt te verdampen. We komen bij op de galerij, met uitzicht op de vogels en in het pad van de ventilator die door de serveerster tactisch onze kant wordt opgedraaid als ze onze verhitte koppen ziet. Pffff, de hitte is even wennen. Na het drankje doen we deel twee van het park, inclusief een mooie vollière met een waterval er in. Dan is het wel klaar (nee dank u: geen foto’s met papegaaien op onze armen of een bezoek aan de fish spa) en tot onze verrassing is het ruim lunchtijd.

Karin weet raad. Of eigenlijk: de Lonely Planet (nog geen bijnaam) weet raad. Restaurant Rebung zit ongeveer 500 meter verderop, op de bovenste verdieping van een parkeergarage en dat schijnt ‘the place to be’ te zijn in deze hoek van de stad. We besluiten het er op te wagen ondanks de dreigende taal van de LP dat je in het weekend echt moet reserveren. Na een korte, snikhete wandeling en enig zoeken (deze ingang?!) vinden we het restaurant. Daar is het al gezellig druk en aanvankelijk worden we na enig overleg weggewapperd. Als we bedanken en ons omdraaien komt er een serveerster op een holletje aan: nee kom maar, tafel voor twee toch? We krijgen een plaatsje in een achteraf zaaltje (‘van de ambiance moet de zaak het niet echt hebben’ zegt Martijn, als de behulpzame serveerster een serie geel-groene knipperende kerstlicht aanzet) en dan mogen we langs het buffet. Of eigenlijk: de buffettafels. In drie ruimtes. Binnen èn buiten. En ze hebben alles. ‘Zoals we thuis eten, maar dan van chef Ismael’ zegt een ober trots, waarna hij ons meeneemt langs alle tafels en uitlegt wat wat is. We laden ons bordje vol met volkomen onbekende dingen en nemen een glas mierzoete thee mee naar onze tafel. We zijn de enige toeristen tussen de zeker 125 lokale gasten, waarvan er veel in traditionele kleding zijn. Toch trekken we eigenlijk nauwelijks bekijks en eigenlijk vooral vriendelijke uitleg als we bij een tweede ronde naar de pannen staren om te bedenken wat er ook weer in zat. Eendenei in curry. Koude omelet met verse groenten. Een soort gefrituurde deegballetjes met kruiden. Iets met kip. Iets met rund. Pittige rijst met groenten. Een opgerold zoetig deeg-netje. Geen idee en hoewel de eerste ronde voor Karin te pittig uitvalt is het erg lekker. Zeer tevreden rekenen we de man omgerekend 8 euro af en vertrekken.

En dan is het wel zo’n beetje op voor nu. We wandelen terug naar de metro en na een heerlijk koel ritje komen we op de hotelkamer een beetje bij. Het gaat eigenlijk verrassend goed zo voor een eerste dag, maar even niet overdrijven lijkt wel slim. Martijn verdwijnt en komt even later terug: er is nog plek bij het zwembad…? Dat laat Karin zich geen twee keer zeggen en 10 minuten later hebben we een ligbedje in de schaduw en laten we onze verhitte lijven in het heerlijke water zakken. Wauw, een infinity-pool (zo eentje die over de rand lijkt te verdwijnen) op de 11e verdieping is ook als het uitzicht niet heel bijzonder is, errug lekker! We poedelen een rondje, drinken een drankje, poedelen nog wat meer en komen heerlijk bij.

Rond 5 uur duiken we onder de douche door en om 10 voor 6 wandelen we het hotel uit voor onze laatste actie van vandaag. Een stukje verderop, voor Lot 10 (de eerste grote shopping mall van KL) ontmoeten we Ramesh. Hij is getrouwd met Reka en bij haar hebben we, via Withlocals, een food-tour van twee uur geboekt. Maar Reka is ziek dus heeft ze gevraagd of het ok is als haar man, Ramesh, ook een gids van WithLocals, de tour overneemt. We vinden het vooral heel fijn dat de tour toch doorgaat dus we zijn al lang blij met Ramesh. Met een grote grijns komt hij op ons af en nadat we onszelf hebben voorgesteld neemt hij ons meteen mee naar de eerste stop. En de anderhalf uur daarna worden we volledig ondergedompeld in het eten van Kuala Lumpur. We eten Chinees, Maleisisch en Indiaas en na een stopje in de food-court-kelder van Lot 10 komt de rest van het Chinese en Maleisische eten èn de ice tea (in een zakje met een rietje, want zo neemt je take away drinken mee hier) van Jalan Alor. De street-food-market is beduidend rustiger dan gisteren en met Ramesh erbij durven we dingen te proberen die we alleen toch niet zouden aandurven. Hij let enorm op de hygiëne (‘hier kan je de ijsthee wel drinken: het ijs komt uit de fabriek, van zuiver water’) en zorgt ervoor dat alle hete sausjes apart worden geserveerd, zodat Karin voorzichtig kan proeven, maar ook kan genieten als het verder te heet is. Het is een bereisde man, die naast heel Azië voor zijn werk ook in engeland en Canada is geweest. we nodigen hem uit om ons telefoonnummer te bewaren. Als hij ooit in Nederland is nemen we hèm mee voor een rondje happen!

Als we aan de Nasi Melak zitten (rijst gekookt in kokosmelk, met hete sambal en gefrituurde ansjovis: één van de bekendste gerechten in Maleisië) valt er een druppel op tafel. En nog één… We staan alledrie tegelijk op en kijken naar de bijna zwarte lucht. Oeps! Ramesh rekent af, Karin klapt haar plu uit en in ganzenpas lopen we naar de laatste stop. Een Indiaas restaurant waar we in duiken. We eten er dosa (een soort crèpe met verschillende sausjes) en naan (vers uit de oven), drinken er the tarik (letterlijk ‘getrokken thee’, een mengsel van zwarte thee en gecondenseerde melk: zoetig en verrasend lekker) en wisselen reisverhalen uit terwijl het buiten stortregent.

Na een half uurtje is het droog en neemt Ramesh afscheid. Dat was leuk! Tevreden wandelen we via een korte stop aan een electronica mall (gewoon, even een nerd-ig rondje) naar ons hotel. Daar drinken we een kopje thee, schrijft Karin aan het verslag en gaan we op tijd ons bed in. Morgen meer!

KL – China town, zwemmen en eten

KL – China town, zwemmen en eten

Nou, de slaap was wat rommelig. Het duurde even voor we sliepen en ‘s nachts renden er meerdere keren gillende tieners over de gang. Niet heel rustgevend, maar uiteindelijk slapen we bij elkaar voldoende uren en sleuren we onszelf rond 8 uur het bed uit. Nee lijf, actie, het is ochtend. En verrassend mooi weer, voor het feit dat er de hele dag regen is voorspeld! We ontbijten (bescheiden deze keer) en vertrekken daarna met zooi en al naar China Town. 

Kuala Lumpur bestaat pas sinds 1857, dankzij een aantal Chinese gelukszoekers. Ze vonden tin in deze ‘modderige samenloop’ van rivieren (de letterlijke betekenis van Kuala Lumpur) en hoewel het aanvankelijk geen paradijs was (na een maand leefden er nog 17 van de 87 oorspronkelijke Chinezen) was het wel een plek waar je rijk kon worden. Het huidige Chinatown is dankzij deze geschiedenis het oudste stukje Kuala Lumpur. Tussen het drukke verkeer, de kabels en leidingen, de modder en gebroken stoepen zijn nog juweeltjes terug te vinden, maar je moet wel goed zoeken. Na een metroritje dwalen we in de hitte tussen de (drie)dubbel geparkeerde auto’s, de toeterende motoren en de shoppende locals en toeristen.

De eerste bezienswaardigheid is de voormalige markt, die tegenwoordig is omgetoverd door shopping-paradijs voor toeristen. Allerlei handwerklieden verdienen er de kost en we dwalen een rondje over de twee verdiepingen. Echt heel boeiend vinden we het niet. Martijn is wat verbaasd over het gebrek aan ‘eksteren’ van Karin maar besluit wijselijk niet aan te dringen. We gaan op zoek naar het echte China Town.

Onze tweede stop is de Sin Sze Si Ya tempel, de oudste Chinese tempel in KL. Het is er stampdruk; we vermoeden dat veel mensen geluk komen vragen aan het begin van het nieuwe jaar. We nemen binnen een kijkje. Veel mensen brengen offergaven naar de beelden achterin de druk versierde tempel, branden wierrook, verbranden wat we denken dat hun gebeden zijn in een enorme haard (waarschijnlijk in de hop dat ze daarmee opstijgen naar de hemel) en bidden. We proberen niet in de weg te staan en voelen ons nogal wit en opgelaten, maar ook hier trekken we weinig bekijks. Mensen glimlachen vriendelijk terug en lopen om ons heen. We kijken vooral over iedereen heen en als de rij heel erg lang begint te worden, lopen we weer naar buiten. Bij de ingang worden rituele uitgevoerd waar we weinig van begrijpen. Waarom moeten die bollen een kwartslag worden gedraaid? En waarom moet die staf drie keer worden opgetild en met een plof weer neergezet? we zullen het wel nooit weten.

De volgende stop is de Sri Mahamariammam tempel; een hindoetempel uit 1873 en daarmee de oudste van Maleisië. De tempel heeft witte muren en in zoete pastelkleuren met beelden versierde daken en torens. We laten onze schoenen bij een man die daar voor 0,2 RM (zeg maar 4 cent) per paar op zal passen en ‘ofcourse you can take pictures m’am’ glimlacht de bewaker. Binnen is een bruiloft aan de gang: herrie en allerlei prachtig aangekleede mensen in het centrum van de tempel, maar ook hier vooral vriendelijke mensen die even opzij gaan zodat we alles kunnen zien en foto’s kunnen maken. We klikken er op los en als we klaar zijn halen we buiten onze schoenen weer op. 

Tijd voor iets drinken en in China town willen we dat natuurlijk het liefste bij de Old China Tea House. Dit oude theehuis is een onderdeel van een gilde-hal van een wasserij-gilde en hangt helemaal vol met oude foto’s. En twee tegenover elkaar geplaatste spiegels. Erg Feng Shui: de spiegels zouden tot in het oneindige het gelukt en de voorspoed moeten weerspiegelen. Het is een heel sfeervolle plek en we drinken er … thee natuurlijk. Jasmijnthee, uit een grote witte pot en in twee kleine mini-kopjes. He, vocht en plafond ventilatoren: erg lekker om even bij te komen. Opgefrist gaan we daarna op zoek naar een aantal enorme muurschilderingen die Karin voor zus Meta op de foto wil zetten. We vinden er twee van de drie en een onbeschreven bonus-Schildering. Als we staan te bedenken wat we verder gaan doen komen we er achter dat het inmiddels half 1 is en we eigenlijk ook best trek hebben. Ook nu biedt de LP uitkomst. We vinden vlakbij Merchant’s Lane. En dat vinden is een toevalstreffer: we kijken toevallig de goede kant op als een meisje een smalle deur uit komt en daarom zien we de naam van het café er boven staan. Er achtyer ligt een smalle trap omhoog en bovensaan mogen we aansluiten in de rij. Normaal zijn we niet zo van rijen, maar deze lijkt vlot te gaan. Uiteindelijk moeten we een klein kwartiertje wachten, maar dan krijgen we een tafeltje op een heel sfeervol balkon, tussen de (hang)planten. 

Het café is een schot in de roos. We drinken er uitstekende koffie en een kip-burger met ei, op een ‘charcoal bun’, een pikzwart broodje. Zwart gemaakt door voedselkleur denken we, want het zmaakt helemaal niet geblakerd. Het smaakt zelfs erg lekker en genieten van het eten en de leuke plek. En daarna is het eigenlijk wel zo’n beetje klaar met het gedwaal. Dat wil zeggen: we lopen heel Petaling Street door, een soort overdekte markt- en winkelstraat, maar het is vooral goedkope toeristische zooi 3n boeit ons voor geen meter. Tijd voor een metro en een gekoelde kamer.

Of eigenlijk: een plekje aan het zwembad, besluiten we terug in het hotel. Dat is nog net zo lekker als gisteren en met een koel drankje, een parasol en de mogelijkheid om elk moment het water in te duiken, is het er uitstekend uit te houden. We brengen er het resterende deel van de middag door, voor we snel douchen en meer kleren aantrekken. We willen namelijk nog één ding en dat is de beroemdste bezienswaardigheid van Kuala Lumpur zien. Als we naar buiten stappen zetten we er na één blik omhoog de pas in. De vraag of we gaan lopen of niet is zojuist beantwoord. ‘of niet’ aangezien er een inktzwarte lucht aankomt en we een eerste donderklap horen. We snellen naar de metro en na een overstap, stappen we uit bij KLCC park, dat via een ondergrondse tunnel is gekoppeld aan Suria Mall. En die zit weer vast aan de Petronas Towers. 

We komen dus volledig droog over en dat is goed gemikt, blijkt als we naar buiten kijken. Het hoost. We grijzen tevreden: er is hier airco, er zijn koffietentjes, er zijn meer winkels dan we gemiddeld in een half jaar bij elkaar zien èn er zijn restaurants. En straks, als het droog is, is er het uitzicht op de torens. Voor nu dwalen we, drinken een bakkie, dwalen nog wat meer en proberen dan te bedenken waar we willen eten. Het foodcourt trekt voor geen meter, ondanks de bijna 30 verschillende opties. Veel vet en gefrituurd, veel dingen waar we geen zin in hebben en hier en daar dingen die we niet vertrouwen. We kiezen een andere verdieping en terwijl Karin even een toilet bezoekt, vindt Martijn de oplossing. Een geweldig dim-sum restaurant! Het blijkt onderdeel van een keten en dat vinden we deze keer een briljant idee: waar kunnen we dit nog meer eten?! We eten er bijna onze vingers bij op. Dumpling, wonton, xiao long bao (dumpings met soep, die je moet lekprikken: iets dat Karin al eens in Japan at)… Potje jasmijn-thee er bij en we zijn zeer tevreden. 

Inmiddels is het buiten droog en zowaar een beetje afgekoeld. Dat wil zeggen dat het nu ‘gewoon’ warm is en erg lekker om een klein rondje te lopen langs de fonteinen, waar gekleurde lichtjes de dansende waterstralen beschijnen. Vanaf de andere kant van het water kijken we omhoog en … wauw! De torens lijken wel van glas: prachtig verlicht steken ze af tegen de donkere lucht. We klikken plaatjes (lekker cheesy, zo’n selfie) en wachten daarna tot precies om 8 uur twee keer achter elkaar een muziekstuk klinkt en de fonteinen echt dansen op de maat. Leuk om te zien, moeilijk om te fotograferen. We vermaken ons dus wel.

Als het klaar is zijn wij dat ook wel een beetje. Dit was een prima laatste avond Kuala Lumpur. Morgen vertrekken we naar Melakka. Nu vertrekken we naar ons hotel, waar we ons mandje in kruipen. Weltruzzz…. 

Van KL naar Melakka

Van KL naar Melakka

Pfff, die nachten zijn toch nog een beetje een uitdaging. Waar Martijn uitstekend heeft geslapen leek Karin wel een woelmuis. Normaal is dat andersom, dus ach, niet zo erg voor een keertje, maar het valt niet mee om rond 8 uur het bed uit te komen. We sleuren onszelf naar het fijne ontbijt en hebben daarna nog wel even nodig voor alle zooi in de tas zit. Toch nog keurig op het geplande tijdstip van half 10 wandelen we het hotel uit. Mocht je zelf nog eens naar Kuala Lumpur gaan: het KL Journal hotel kunnen we aanbevelen!

We pakken de mono-boemel naar KL Sentral en daar blijkt dat we net niet genoeg saldo op onze kaart hebben om naar het busstration door te reizen. Ophogen moet met minimaal 10 RM, terwijl een los kaartje 2.80 RM kost. Daarom kopen we nog een losse (plastic) munt. Handig ding: er zit een rfid-chip in, zodat je er ook een hypermodern poortje mee open krijgt. En zo krijgen we toegang tot weer een ander soort vervoermiddel: deze keer een soort kruising tussen een metro en een trein, die binnen een paar minuten nadat we aan boord zijn vertrekt. We gaan via station Bandar Tasik Selatan naar Terminal Bersepadu Selatan, het busstation van KL, waar we de gele plastic munt in het poortje gooien dat keurig open gaat.

Via een aantal overdekte paden steken we wat wegen over (dat doen ze handig hier: veel bescherming tegen zon en stortbuien) en lopen een enorm en kneiterdruk bustation binnen. Het is inmiddels iets over 11 en we zijn benieuwd wanneer we een bus kunnen nemen. Reserveren was niet nodig, zei de mevrouw op de tourist information dus we hopen er het beste van. Na een minuut of 10 zijn we aan de beurt. De eerste bus die plek heeft gaat om 12 uur, zegt de dame achter balie nummer 30 en als we op het schermpje kijken, zien we dat het een bus van maatschappij Delima is, één van de drie die worden aanbevolen als de beste bussen (de andere twee zijn Tansnasional en KKKL). we kunnen nog twee stoelen achterin de bus kiezen en 24 RM (zeg maar 5 euro) armer lopen we met twee kaartjes weg. 

Na een rondje wandelen, een plas en een laatste verplaatst-actie (nee, dit toch liever in de handbagage) mogen we om half 12 naar beneden. Daar vinden we de vertrekhal. Net zo groot als boven, met wel 19 gates. we vinden een stoel bij gate 10. Daar zou de eerste bus voor ons moeten zijn en hij is op tijd, zeggen de borden. Nou, op tijd is hij, maar de eerste bus is het niet. We eindigen uiteindelijk in een enorme kluwe mensen die naar verschillende bussen moeten. Gelukkig zorgen de dames achter de balie en de chauffeurs van de bus ervoor dat je in principe bij je juiste bus komt. en als dat niet werkt: de meeste bussen zittten vol, dus je wordt vanzelf van je plek gejaagd als je fout zit! Wij kiezen de goede bus, gooien onze tassen in het bagageruim en nemen plaats in de zeer comfortabele bus. En vijf minuten na geplande vertrektijd draaien we het terrein van het busstation af. Op naar Melakka! 

En dat gaat verrassend soepel. Binnen twee uur draaien we na een soepele en een beetje saaie rit het terrein van het busstation in Melakka op. Daar wandelen we naar de taxi-counter want we weten al dat het busstation helemaal in het noorden van de stad ligt, terwijl wij harte centrum moeten zijn. We krijgen een keurige taxi toegewezen en voor nog eens 20 RM rijdt de chauffeur ons in een kwartiertje naar het Gingerflower Boutique hotel. 

Daar worden we welkom geheten met een nat, koud handdoekje om het zweet van ons af te vegen en een glas vers koud sap. Heerlijk! Daarna handelen we de plichtplegingen af en krijgen kamer 201. De enige ‘super-de-luxe kamer’ van het hotel (voor 45,= per nacht). Hij is prachtig, maar het valt ons wel meteen op dat het verkeer enorme herrie maakt, zo vlak voor deze enige kamer aan de voorkant van het hotel. Hmmm, dat lossen de oordopjes vast wel op. Voor nu zetten we onze spullen neer en het is drie uur als we de stad in lopen. 

Melakka was al sinds de 14e eeuw een belangrijke handelsplaats. Met een rivier die uitmondt in zee en op een kruispunt van specerijenroutes werd de rijke stad, die haar grootste bloeiperiode kende vanaf ongeveer 1390 werd achtereenvolgens veroverd door de Portugezen (16e eeuw) en de Nederlanders (17e eeuw) en vervolgens uitgeruild met de Britten (18e eeuw). Die gelaagde geschiedenis is nog steeds zichtbaar in het Melakka van vandaag. En daar hopen we een hoop van te zien. 

We beginnen met een kort rondje over Dutch Square, het Nederlandse Plein, waar met name de door Nederlanders gebouwde kerk, het ‘Stadhuys’ (gebouwd rond 1650 en daarmee waarschijnlijk het oudste nog bestaande Nederlandse gebouw in Azië, naar tekeningen van het toenmalige stadhuis van Hoorn) en de klokketoren herinneren aan de geschiedenis van ons land. Iets verderop, aan de rivier, ligt een restantje van fort Melakka, in de vorm van bolwerk ‘Middelburg’ en een modern molentje is onderwerp van veel foto’s van de met name Chinese toeristen. We blijven natuurlijk niet achter en gaan daarna iets drinken in een klein cfaé aan de rivier. Het is echter te heet om zelfs in de shaduw uit de wind te zitten, dus als het drankje is verdampt, pardon, is opgedronken, gaan we weer aan de wandel.

We bezoeken de kerk, gebouwd om de honderd jarige aanwezigheid van de Nederlanders te vieren. Het is een sobere kerk, maar moet destijds een vermogen hebben gekost. Zo zijn er volledige bomen gebruikt voor de dakbalken en is het houtwerk allemaal met de hand gesneden. Op de vloer vinden we nog een grafsteen in oud-Nederlands, die Karin vertaalt voor een nieuwsgierige Chinees. Na een rondje smelten we naar buiten (zelfs de kerken zijn niet koel hier; hoe anders dan in Nederland) en wandelen een stukje, tot we achter het Stadhuysm aan de voet van de heuvel, het Nederlandse kerkhof vinden. Nouja, Nederlands-Britse kerkhof en nog maar twee Nederlandse graven zijn leesbaar, maar dat is dan ook wel erg gaaf. Wat waren die mensen ver van huis toen ze stierven. En wat waren ze jong!

Tegen de heuvel op vinden we nog een aantal Britse graven en helemaal bovenaan vinden we de St Pauls’kerk. Of nouja, wat er van over is. Het van oorsprong Portugese gebouw, werd door de Nederlanders versterkt en uitgebouwd en uiteindelijk lieten de Britten het versloffen. Er staan alleen nog muren en de klokkentoren is een gerestaureerde vuurtoren. In de kerk staat een hele rij grafstenen tegen de muur omhoog en jawel, grotendeels in het Nederlands. Heel bijzonder om te lezen en we brengen er flink wat tijd door. Daarna wandelen we om de heuvel heen en dalen af, om weer uit te komen bij het Stadhuys. Dat is vandaag de dag een museum en wat ons betreft vooral van buiten interessant. we klikken plaatjes en lopen daarna door voor een rondje foto’s van bolwerk Middelburg (VOC-kanonnen; daar moeten we natuurlijk mee op de foto). En dan is het op. We zijn gesmolten en beginnen ons steeds beter te realiseren dat we de lunch zo ongeveer hebben overgeslagen vandaag. We zien tegenover het bolwerk ‘Sid’s Pub’ liggen en als we omlopen vinden we daar een uitstekend tafeltje, met uitzicht op de rivier, een briesje door alle ventilatoren, een heerlijk koel drankje en meerdere bakjes popadoms, een soort extra dunne kroepoek met een dipje. Lekker: zout is best handig bij al dat zweten.

Na een tweede drankje (bier, dat ook bij één glas best aankomt als je zo weinig in je maag hebt) gaan we gauw op zoek naar iets eten. Dat vinden we bij een groot openlucht restaurant Pak Putra, een Pakistaans restaurant, dat allerlei vegetarische  en kipgerechten heeft (de kip wordt gebakken in enorme tandori-ovens op straart) èn heerlijk vers naan-brood. Het is allemaal erg simpel, maar het eten is kraakvers en erg lekker en als ze er ook nog een mango-lassi (een soort yoghurt-drank) bij serveren kan ons geluk niet op. Zeer tevreden wandelen we naar ons hotel, waar we in bed ploffen en…

Nee, niet in slaap vallen. De kamer is ongelooflijk lawaaiig en het langskomen van de lokale fietsriksja’s helpt niet. Nou zou je zeggen: wat is er erg aan een fietsriksja? Daarop zit iemand immers stilletjes te fietsen. Normaal kopt dat, maar de versie die ze hier hebben is een slagje anders. Om te beginnen zijn ze allemaal enorm druk (en tehmatisch) versierd: Frozen, Minions, Hello Kitty, het komt allemaal voorbij. De versiering maak echter geen herrie. Ook het fietsen gebeurt stilletjes. De enorme stereo op elke riksja, waaruit op discovollume zoetsappige muziek dreunt echter… Het is oorverdovend en de elke 5 tot 10 minuten komt er wel een exemplaar onder ons raam door rijden. Zelfs de oordopjes houden het niet tegen. Uiteindelijk wordt het rond 11 uur rustiger en doen we met een zucht ons boek weg. Eens kijken of dat slapen lukt…

Melakka

Melakka

Dat viel dus nogal tegen. Na een heel rommelige nacht met veel herrie en weinig slaap, zitten we wat verkreukeld vroeg aan het ontbijt. Dit gaan we niet nog een nachtje doen. Heel voorzichtig vragen we of er soms nog een kamer is, die wat stiller is. Jazeker, al vindt de eigenaresse het nogal een bezwaar om ons te down-graden. Als we de kamer zien moeten we lachen. De kamer is zo op het oog vooral een hele vierkante meter kleiner en verder zien we geen verschil. Dat hóren we wel: het is VEEL stiller: alleen heel in de verte is er nog iets van verkeer te horen. Dit is beter. De schoonmaker helpt meteen met alle zooi versjouwen en we zetten de airco even aan om de ergste hitte uit de kamer te krijgen. Dat lijkt aleen geen enkel effect te hebben. Geen zorgen, zegt de eigenaresse: we laten ‘m aan staan en als je straks terug komt is het koel. We twijfelen er ernstig aan, maar vooruit. Voor nu: op pad!

Buiten genieten we vooral van het feit dat het een stuk koeler is dan het moment dat we de afgelopen dagen buiten kwamen. Acht uur of tien uur scheelt een hele berg graden. We wandelen langs de rivier naar het Maritime Museum, waar een foute replica van een Portugees zeilschip van welleer op het droge ligt. Ook maken we nog wat plaatjes van bolwerk ‘Middelburg’. Daarna drinken we koffie en forograferen we de Chinees versierde randjes op allerlei oude anden in ‘onze’ straat. Om rond 11 uur uit te komen bij het Baba & Nyonya Heritage Museum.

Baba’s en nyonya’s zijn de respectievelijk manlijke en vrouwlijke nakomelingen van gemengde stellen: half Chinees en half iets anders, meestal Maleis of Indonesisch. Samenvattend de Peranakan genoemd. Het museum is een enorm huis, bestaande uit drie delen die door de rijke eigenaar in de 19e eeuw zijn samengevoegd tot één huis. Het huis staat vól met museumstukken uit halverwege de 19e eeuw en om 11 uur kunnen we een tour krijgen van Shirley, zelf een nyonya (maar geen dochter uit deze familie). In iets minder dan een uur stort ze een enorme berg informatie over ons uit en neemt ze ons mee door de rijk versierde kamers van het enorme huis. Waar elke gelegenheid een eigen servies heeft: vrolijke gebeurtenissen rood en kleurig en blauw-wit voor rouw. Waar vrouwen door de gleufjes in de deur-schermen stiekem keken naar het bezoek (maar zelf niet bekeken konden worden). Waar de eigenaar óók al het bezoek kon begluren: via zijn slaapkamer door een verstopt gat in de vloer. Waar de prachtig versierde houten trap afgesloten kon worden, zodat inbrekers niet naar boven en de vrouwen niet naar beneden konden. En waar voorouder-verering nog steeds een belangrijke plek inneemt en de huidige generatie zeven keer per jaar komt bidden. We hebben het gevoel een kleine glimp te zien van een rijk deel van een geheime wereld. Het duizelt ons en we bedanken Shirley die ons als we door de kleine shop naar buiten lopen een oude Nederlandse VOC-munt laat zien. Te versleten om echt interessant te zijn, maar wel leuk!

We lopen terug naar het hotel, om de temperatuur in de kamer te checken. Zoals we al vreesden is het er nog steeds snikheet. De airco werkt voor geen meter. Heel voorzichtig lopen we naar beneden met de vraag of ze er misschien iets aan kunnen doen. Onze schroom wordt weg gewapperd. Geen enkel probleem en hopla, van kamer 208 worden we opgeschoven naar kamer 207. En daar doet de airco het wel en is het net zo stil. Hoera! We verslepen onze zooi nog een laatste keer en gaan daarna tevreden lunchen. Bij Navy Café, waar we ondanks de naam niets vissigs op de kaart ontdekken, maar wel een heerlijke sandwich eten en een lekker sapje drinken. Wat kán een mens toch lekker eten in Maleisië!

Na de lunch wandelen we nog een laatste rondje door het centrum, maar eigenlijk willen we vooral niet zo heel veel meer. Het is heet, we hebben (te) weinig geslapen: tijd voor een drankje (en dan nog twee) bij Sid’s, aan het water, met een boekje. Als we daar zitten wijst Karin Martijn op de vissen in de rivier zwemmen, die onder het raam door stroomt. Martijn denkt dat ze wijst naar iets anders en wordt wel erg enthousiast van een stel vissen. Als Karin nog een keer kijkt snapt ze waarom: er ligt een enorme hagedis-achtige in het water! We denken (later) dat het een Malayan Water Monitor Lizzard is: een fors beest van een centimeter of 80 (incl. staart) waar we proberen een plaatje van te schieten met onze foon (waar is je camera als je ‘m nodig hebt?!) en daarna een klein filmpje van maken.

Na deze ontmoeting gaat de rest van de middag heel rustig voorbij en voor we het weten is het tijd voor een hapje avondeten. Martijn vindt een vergetarisch restaurant, maar dat blijkt dicht op woensdag. Gelukkig is The Daily Fix dichtbij, waar we een heerlijk hapje eten (Martijn een …., Karin een heerlijke risotto en een gedeeld stukje cheesecake met ijskoffie toe). En daarna is het op. We gaan naar onze heerlijk stille en fijn koele kamer en liggen er vroeg in. Truste!

Van Melakka naar Georgetown, Penang

Van Melakka naar Georgetown, Penang

Nou, dat was een héél stuk beter! Helaas gooide een overambitieuze mug nog wat gezoem in ons oor en wat steken in ons lijf, maar behalve dat stekelige intermezzo hebben we uitstekend geslapen. Het is nog vroeg als we wakker worden en dat is maar goed ook. We moeten om 8 uur bij de auto-verhuurder (Hawk Rent-a-car) zijn. Als we zijn uitgecheckt (en het personeel nog eens uitgebreid hebben bedankt voor hun geduld en service) wandelen we er in ongeveer 5 minuten heen. Het personeel staat al op ons te wachten. Als we op het whiteboard kijken zien we dat we de enige uitgaande auto zijn vandaag en de eerstevolgende inkomende auto pas om 8 uur komt. Ze zijn vast heel blij met ons, denken we schulbewust, maar we merken er niets van dat ze voor ons vroeg aanwezig moeten zijn. 

We krijgen een knal-blauwe auto van een volkomen onbekend merk: een Perodua Alza 1.5 automaat. We vermoeden een lokale variant van een Toyota. Het is een fijne bak: niet al te klein, wat hoger en comfortabel genoeg dat we er vandaag met veel vertrouwen in op stap gaan. Rond half 9 hebben we alle plichtplegingen afgewikkeld, alle uitleg ontvangen en na heel even wennen (nee meneer de verhuurder, de auto stond ondanks uw aandringen dus niet aan, dus vandaar dat dat wegrijden niet werkt) rijdt Martijn er soepel vandoor. Hoepla, onderweg. Daaag Melakka: je bent erg leuk, als hopen we je ooit nog eens te zien zonder busladingen Chinese nieuwsjaarstoeristen. We hebben wel echt van je genoten!

Voor we de snelweg opdraaien willen we nog één dingen en dat is onze Touch ‘n Go kaart opladen. Ja, de ov-chipkaart uit KL is namelijk helemaal niet alleen een ov-chipkaart hebben we geleerd: je kan er bijvoorbeeld ook tol mee betalen! En aangezien er zo vlak na nieuwjaar geen mensen in de rolhokjes zitten, is het helemaal een briljant idee. De grote tankstations in de buurt van de snelweg èn aan de snelweg kunnen ‘m opladen en inderdaad, bij een enorme Petronas is het zo geregeld. Vamanos!

Bij het tolpoortje van de snelweg, maakt de ‘Touch ‘n Go’ z’n naam waar. Touch (poortje open) ‘n Go (en gaan met die banaan). We zijn blij dat we het deel van Melakka centrum naar de snelweg zo vroeg hebben gedaan. Nu is het nog redelijk rustig: ‘s middags staat het vaak vast en doet iedereen ‘raar’. Op de snelweg is het goed te doen. Er zijn erg veel vrachtwagens en bussen die minstens net zo hard rijden als de auto’s (soms harder) en de motoren (groot en klein) maken het soms iets spannender dan nodig. “Je gaat die tweewieler van je toch niet tussen ons en de bus in prakken?! Toch?!?!?! Ok, gelukkig, ik dacht al”. Maar verder is het eigenlijk verrassend goed te doen. In het begin zijn er regelmatig pauzeplekken, vaak met tankstations en enorme restaurants, soms alleen met parkeerplaatsen en kleine winkeltjes. Na KL neemt het aantal tankstations wat af (tank op tijd, om zenuwen te voorkomen), maar als je van de snelweg af draait is er meestal dichtbij wel wat te vinden.

Wij hoeven er niet af. We houden om de twee uur pauze (en drinken dan wat: het is makkelijk om uit te drogen van de aitco en / of de hitte!) en eten rond lunchtijd een broodje bij een Deli2Go van de Shell, met een lekkere kop koffie van de Starbucks. De KFC en het lokale eten slaan we over: dat durven we zo naast de snelweg toch niet aan. ‘s Middags gooien we ons smurfmobiel nog een keer vol (we mogen ‘m 7/8 vol weer inleveren en dan komt het precies uit). Martijn staat bijna hardop te lachen als hij tankt: het is ongeveer 2 RM per liter… Dat is nog geen 50 cent! Zo kan een mens nog eens tanken. Vlak voor de tweede brug van het vasteland naar Penang houden we onze kaart nog een keer tegen de’n tolpoortje. Hoepla, ongeveer 65 RM (zeg maar 13 euro) armer mogen we doorrijden. Even verderop is de kaart alweer handig, als we de brug over willen. Naar het eiland toe kost dat 7 RM en dan rijdt je over een enorm lange, lage burg naar Penang. Penang! Waar Melakka aan de ene kant van de straat van Melakka ligt, ligt Penang aan de andere kant en het schiereiland is lang belangrijk geweest in de handel. Na de Tweede Wereldoorlog stortte de eonomie in en pas de laatste 20 jaar krabbelt het eiland er bovenop, vooral door de IT en het aantrekkende toerisme in George Town, waarvan het dentrum in 2008 wereld erf goed is geworden.

En daar slapen wij middenin. Hotel Ren i Tang is een voormalige Chinese apotheek. Een groot complex dat met liefde is gerestaureerd. We rijden er met de auto heen, zodat we onze koffers kunnen afgeven. Karin zit met groeiend respect naast chauffeur Martijn die zich kranig weert in het drukke, idiote (eenrichtings)verkeer van Chinatown en Little India en knipperend dubbel parkeert zodat Karin heen en weer naar binnen kan rennen met de tassen. De dames van de receptie snappen het nog niet helemaal (“Miss, you need to park?!”), maar ze passen met liefde op de tassen en zullen die vast naar boven brengen. Karin steekt een duim op en schiet de auto weer in en na nog 5 minuten staat de auto geparkeerd voor Hawk-rent-a-car, waar de man achter de balie gepast onder de indruk is van onze snelheid. Vanochtend Melakka? Dat hebben jullie snel gedaan. Als we op onze horloges kijken is het 16 uur. Inderdaad: dat hebben we snel gedaan! 

We krijgen het ‘all clear’ en wandelen door snikheet en druk Gerogetown in ongeveer 10 minuten terug naar ons hotel. Daar staan onze tassen inderdaad al op kamer 13 (in China geen ongeluksgetal, dus gewoon te vinden) en als we onze schoenen uitdoen en beneden laten, mogen wij ook mee. We krijgen een echt geweldige kamer, met luiken voor de ramen, veel hout (incl een schitterende houten vloer) en een prachtige badkamer met een houten (zit)bad! Het ligt op een hoek, ook aan de straat dus, maar hoewel Little India niet bepaald rustig te noemen is, vinden we deze herrie geen probleem. Het is meer een soort constante achtergrond-hum en volgens Uma (de dame van de receptie) is het rond 10 uur / half 11 rustig. Willen wij dat ook zijn, voor de onderburen? Oh en willen we de luiken voor de ramen doen als we weg gaan? Als het regent stroomt anders de kamer vol. En de kamer er onder… Tja, sorry heritage building… We beloven het plechtig en gaan ons eerst maar eens opfrissen.

Daarna is het tijd voor een drankje in Tang Café, dat van alles heeft waar we heel blij van worden. Dit gaat straks ook onze diner-plek worden besluiten we ter plekke. Maar eerst wandelen we nog een klein rondje. De buurt is zowel druk, rommelige en vol met reclameborden en muziek als geweldig, charmant en prachtig. De oude huizen en winkels gaan verscholen achter de laag ‘nieuw’, maar vooral op de bovenste verdieping zijn de houten raam- en deurschermen te zien. Er liggen tempels, kerken en moskeeën in de wijk verstopt en op allerlei plekken op de muur is straatkunst te vinden. Zowel schilderingen als afbeeldingen van gebogen staal, die achtergrondinfo geven bij de wijk en / of de straatnamen. We wandelen een rondje langs een stuk of zes van de afbeeldingen, nemen een kijkje in de hindoe-tempel en worden steeds vroelijker van het feit dat we hier nog twee volle dagen hebben. Voor nu is het even genoeg. 

We gaan terug naar het café, waar we heerlijk eten (saté, japanse komkommersalade, curry-chicken en rijst met roerbak-groente) en ijs-koffie met een gedeelde brownie toe nemen. Daarna gaan we naar de kamer, waar we lekker even douchen en vervolgens ons mandje in rollen. Hoewel het rustiger wordt doen we oordoppen in. Tijd voor (nog) een goeie nachtrust!

Georgetown

Georgetown

Oh dat was echt een prima nacht slaap: heerlijk! Fruitig rennen we de kamer uit. Beng, tegen de hitte aan. Oh ja, dat is elke ochtend weer even wennen. Slapen in deze hitte zonder airco of woeiwaai hebben we nog niet gedaan en gaan we bij voorkeur deze reis niet doen. Hij staat niet heel koud, maar lekker is het wel. En ‘s ochtends dus even wennen. Het is nog vroeg, dus op zich valt het mee: het is kwart voor 8 en alles is nog dicht. Het ontbijt is pas vanaf half 9 dus we doen eerst nog een rondje straat-kunst. Het mooiste is een afbeelding van een echte motor, die tegen een muur staat, waarop een jongetje is geschilderd, als of hij op de motor zit. Echt geweldig en Karin klikt zich suf.

In het hotel staan we na het eenvoudige maar prima ontbijtje even te twijfelen. Hoe zullen we naar de vlindertuin gaan…? De receptioniste ziet ons staan en komt vragen of ze kan helpen. Als ze hoort van onze plannen raadt ze een auto via Uber of Grab aan. Goedkoper dan een taxi en hier een heel gebruikelijke vervoer-optie. We geven toe dat we dat nog nooit gedaan hebben en niet goed weten hoe dat werkt, maar ze is al halverwege de bestelling en zegt na ongeveer 15 seconden: ok er is over 2 minuten een auto, loop maar mee. We lopen naar buiten en daar stopt inderdaad minder dan een minuut later een keurige auto. De airco staat aan en een vriendelijke chauffeur zegt in keurig Engels: “Gordels om alsjeblieft. En is dit de eerste keer dat jullie hier zijn. Zo ja…” Al kwebbelend over de stad en de bezienswaardigheden rijdt hij door het centrum  naar het noorden en vervolgens over een slingerende kustweg door het groen, met uitzicht op de aanlokkelijk uitziende zee. 

Na ongeveer 40 minuten stopt hij voor de deur van de vlindertuin en rekenen we 20 RM, ongeveer 4 euro af… Ok, dat was echt prima. Op de terugweg eens kijken of we iemand kunnen vinden die dat ook voor ons kan regelen en anders nemen we de bus. Voor nu kopen we bij het uitgestorven complex een kaartje, krijgen we een polsbandje om en een kaart in onze handen en worden we naar binnen geloodsd. Er is nog bijna niemand, zo rond half 10 en doordat het bewolkt is buiten, is het warm maar wel uit te houden binnen. Het complex is zo opgebouwd dat als je de route volgt je alles ziet en we duiken om te beginnen een kleine tunnel is voor kikkers en padden(klein, maar ook enorm), schorpioenen en de door Karin vakkundig ontweken (enorme) spinnen. Daarna lopen we langs een waterval en allerlei hagedis-achtigen de vlinderhal in. Onze monden vallen tegelijk open. Het komende uur brengen we door tussen honderden vlinders. We hebben nog nooit zo veel verschillende soorten gezien, van heel kleine citroengele en witte vlinders, via allerlei kleurige exemplaren tot en met een enorme groen-zwarte, die rechte vleugels heeft en meer dan 15 centimeter breed is en enorm grote zwart-gele exemplaren die meer op vogels dan op vlinders lijken. Onderweg komen we in het water koi-karpers en enorme aligator-schildpadden tegen en wandelen we langs een jongen die een wandelende boom, pardon tak op zijn handen heeft. Het is het felgroen gekleurde vrouwtje van de grootste wandelende tak-soort en ze is zeker 25 centimeter. Karin is gefascineerd en krijgt het beest op haar arm als ze haar had uitsteekt. Ze heeft klauwtjes en klimt rustig tegen Karin’s arm omhoog. Wat een gevaarte.

Als we langs het café komen stelt Martijn voor om wat te drinken: we lopen hier inmiddels al bijna anderhalf uur! Goed idee en met een uitstekende koffie en een flesje water komen we lekker bij. Daarna kijken we elkaar aan: eigenlijk zouden we nu naar het expositiedeel door moeten lopen, maarre… zullen we nog een rondje? Jaaa en we beginnen gewoon nog een keer opnieuw. Daarbij brengen we uiteraard de meeste tijd door bij de vlinders en we fotograferen ons gek. Een frusterende bezigheid soms (de hoeveelheid bewogen foto’s en foto’s met alleen een tipje van een net wegvliegende vlinder is behoorlijk), maar we vermaken ons prima.

Na het tweede rondje doen we nog een rondje door de tentoonstellingsdelen van het complex. Niet alles is leuk, maar de uitleg over en levende voorbeelden van de motten, de rupsen, de poppen en een aantal vuurvliegjes is erg leuk. En dan is het wel op. We zijn er al dik 2,5 bijna 3 uur en we zijn wel toen aan lunch. Dat willen we een kilometer of vier verderop doen, bij het Tree Monkey Restaurant bij de Tropical Spice Garden. Als we buiten komen wapperen we aanvankelijk de aanbiedingen voor een auto weg. We nemen de bus wel. Helaas rijdt de lokale bus net weg en als we een schema voor een hop-on-hop-off bus tevoorschijn toveren blijken we nog anderhalf uur te moeten wachten! Dat is niet de bedoeling. Helaas is de chauffeur met auto net met iemand anders vertrokken en in deze hitte (en Karin met een hardnekkige blaar) is het te ver om te lopen. Als we even staan te puzzelen komt de chauffeur van een officiële taxi er aan. Hij kan niet mee, zijn cliënten zijn binnen, maar zal hij een Uber voor ons regelen? Nou graag! Dat mislukt helaas en hij aarzelt. Zal hij ons even naar de grote weg rijden, zeg maar 2 kilometer verderop? Dan kunnen we daar een taxi of bus vangen. Nou graag natuurlijk! Hij kwekt gezellig en zet ons af bij de bushalte. Ondanks dat het duidelijk niet hoeft dringen we een fooitje op. Daarna zwaaien we hem na: wat zijn mensen toch lief hier!

We vinden lopen nog steeds te heet en bovendien bloedlink op de smalle bochtige rotsweg zonder stoepen. Gelukkig gaat er binnen een paar minuten een bus en voor 1,4 RM per persoon (zeg maar 30 eurocent) zet de chauffeur ons keurig voor de deur van Tree Monkey Restaurant af. Dat blijkt een echt uitstekend Thais restaurant en we krijgen een tafel op het platform dat uitkijkt over het groen en de zee. Wat een mooie plek: er fluiten allerlei vogels en we zitten lekker in de schaduw. Nu die apen nog natuurlijk, maar helaas: er rent alleen een eekhoorntje voorbij. We delen er Thaise tapas en een rijst-met-cashewnoten-en-ananas gerecht. Uitstekend dorstlessend sapje erbij en we zijn bijzonder tevreden. Als we op de bus naar Georgetown staan te wachten klimmen de apen alsnog ineens voorbij: verschillende makaken klauteren over de telefoondraden. Eén jat ergens een vrucht en scheurt er vandoor. Hoera, aapjes!

De bus heeft airco, is het grootste deel van de rit leeg en doet er wel even overm maar het is een leuke manier om een klein stukje van het eiland en wat meer van de stad te zien. Uiteindelijk stappen we twee straten van het hotel uit en vijf minuten later zijn we moe maar tevreden in het hotel. We rommelen wat op de kamer en besluiten dan dat we nog wel wat willen zien. We zijn hier maar 2 dagen en we weten nu al dat dat veel te kort is. We kiezen voor het Pinang Peranakan Museum. Dit Baba & Nyonya huis (zie Melakka) is in handen van de vijfde generatie en was ooit van Chung Keng Quee, een zakenman die in de 19e eeuw schat-hemeltje-rijk werd. Zijn huis refecteert dat: het is enorm, de bewekte hardhouten meubels en muurdelen zijn ingelegd met parelmoer en er staan veel kostbare spullen. Niet alleen kleding en porcelein, maar ook één van de eerste radio’s, één van de eerste tv’s etc. Het is iets voor half vier als we  binnen komen en toevallig begint er om vier uur een Engelstalige tour. We sluiten (verplicht) aan en dat blijkt geen straf. Deze gids vertelt weer heel andere dingen over het leven in die tijd en over de families dan degids in Melakka en belooft ons dat we straks terug mogen komen om foto’s te maken. Bovendien neemt hij ons niet alleen mee door het huis, maar ook naar de tempel en het aangesloten juwelenmuseum. Als we de gordels van goud zien zegt Karin dat ze nu weet wat mensen deden die zoveel geld hadden dat ze echt niet meer wisten wat ze er mee moesten. We vinden veel niet mooi, maar de kitcherige, over-the-top kunst is fascinerend en deze glimp in het verleden door erg interessant. Als we na de tour van een uur ook nog tot 5 uur zelf mogen rondneuzen en foto’s mogen maken zijn we helemaal blij. Dit ontbrak nog na onze tour in Melakka! 

Nu is het wel een beetje op en we beginnen met in ganzenpas naar ons hotel want de dreigende wolken en de eerste donderklap kondigen regen aan. Als we in het café zijn barst de bui los en we beginnen maar eens met een rustig drankje. Als het weer droog is wandelen we naar de laatste bestemming van vandaag, restaurant Tek Sen, een Chinese… ja, een soort eet-hal, die stampdruk is en waar toeristen en lokalen dwars door elkaar zitten. We krijgen dankzij een zeer efficiënte dame na heel even wachten een tafel waar we erg lekker chinees eten. Martijn varkesvlees en nasi; Karin gebakken gamba’s en witte rijst. Bier erbij: heerlijk. Als we zitten begint het opnieuw enorm te regenen en hoewel het uiteindelijk minder wordt wandelen we na het eten onder de plu terug naar het hotel. Buiten is het inmiddels droog en barst één of ander Chinees festival los ter ere van het nieuwe jaar. Met vuurwerk natuurlijk, maar we zijn zo moe dat we (met oordopjes) ondanks het geknal zo in slaap zijn.

Meer Georgetown

Meer Georgetown

De slaap was bijna net zo lekker als gisteren: best verwonderlijk met al die activiteiten buiten. Oordopjes doen wonderen, zullen we maar zeggen. Ook vandaag lijken we voor de hele stad wakker te zijn. Best wondelrijk, al die late ontbijtjes in dit tropische land, waar we verwachtten dat alles en iedereen om 7 uur op zou zijn. Niet dus. Het leven lijkt laat te beginnen elke dag… en laat te eindigen, dat dan weer wel. We maken gebruik van een deel van het ontbijt dat er al staat en trekken dan de srad in. Gisteren hebben we wat van Penang gezien; vandaag willen we veel van het erfgoed gedeelte van Georgetown zien. 

En dat heeft, zeker aan de randen van Little India, veel street-art. In verschillende varianten zoals we al eerder constateerden en vandaag vinden we beroemde exmplaren. Met een combinatie van 3-d onjecten en schilderingen zijn ze heel erg charmant en laten ze vooral kinderen zien. We zien naast de jongen op de motor die we gisteren zagen, twee kindjes op de fiets (gillend van de pret), twee kinderen op een schommel, een jongetje dat op de punt van een stoel lijkt te staan terwijl hij omhoog reikt en twee basketbal-gooiende kinderen. Er zijn er meer en we zien ze op verschillende momenten gedurende onze dwaalsessie door de stad, maar we zijn iedere keer weer verrukt. 

Behalve deze straat-kunst vinden we ook twee Chinese tempels die we van dichtbij bekijken. Het zijn niet de meest beroemde, maar mede daardoor zijn ze verlaten en kunnen we rustig even kijken. Wat een drukke versieringen: veel in grijs steen, gekleurd hout, goud en rood gelakte panelen… Er brandt veel wierrook: zeker nu rond de jaarwisseling zijn er allerlei festivals en gaan Chinezen massal naar de tempels om hun vooruders te vereren, ze offergaven aan te bieden (vooral fruit en nepgeld) en hun zegen voor het komende jaar te vragen. Zo zonder uitleg blijft het kijken naar een film zonder ondertiteling: je krijgt er wel iets van mee, maar de finesse is absoluut zoek!

Bij ontbijt-deel-twee in het hotel vertelt de receptioniste dat er om half 11 een gratis stadstour is, is dat niet wat vooor ons? Ehm, nou zeker wel. Dan moeten we om 10:15 daar (bij de lokale VVV) zijn en dat geeft ons precies tijd om wat zooi te pakken en die kant op te wandelen. Daar blijken we niet de enigen, maar gelukkig wordt de groep in twee delen gesplitst. We komen met 12 anderen in de groep van Ron. Ron blijkt gepensioneerd, gepassioneerd over zijn stad en een waterval aan informatie over allerlei gebouwen en het oude centrum in z’n geheel. In dik anderhalf uur (de gehele geplande tijd van de tour) komen we tot halverwege de geplande route en dan moet hij het opgeven. Dat is ook ongeveer het moment dat wij het zat zijn en met een bedankje en een fooitje afhaken. 

Hij vertelt over Sir Francis Light, de Engelse ‘stichter’ van het huidige Georgetown. Over de Nederlandse gebouwen, Chinese clanbazen en Britse grootheidswaanzin. Dat wil zeggen: de reden dat er een enorm open veld is voor het stadhuis, is dat er natuurlijk cricket gespeeld moest worden èn een ere-ceremonie gehouden moest kunnen worden mèt speciaal geïmporteerde paarden. De naamgeving van het eiland is ook interessant. Toen de Britten vroegen naar de naam van het eiland en in de verte wezen (zoiets als “he, hoe heet dit eiland eigenlijk, zeg maar zo dit hele deel”) dachten de lokale vissers dat ze vroegen naar de naam van een lokale vrucht: Pinang. Dat was dus het antwoord dat ze gaven. De Britten maakten van ‘Pie-Nang’ al snel ‘Peneng’ en die naam is blijven plakken. Ron vertelt ook nog over de drie geloven die hier vreedzaam naast elkaar leven. Dat was ons ook al opgevallen en in de straat waar een christelijke kerk, een Chinese tempel, een hindoe tempel en een moskee naast elkaar staan is dat helemaal goed zichtbaar. Het feit dat bij de Chinese tempel dames met een hoofddoek werken vinden we helemaal geweldig!

Ron was interssant maar te langdradig en als we afhaken zijn we toen aan koffie. Dat vinden we bij het Coffee Atelier (55), gevestigd in een voormalige koffiebranderij, waarvan de oude ovens nog zichtbaar zijn op de binnenplaats. De koffie is heerlijk. Als we zijn bijgekomen vinden we meer street-art en gaan we daarna op zoek naar de Blue Mansion, één van de beroemdste huizen van de stad. De kleur is inderdaad prachtig en Karin staat te popelen om meer te zien. Helaas. Dat kan niet. Dat wil zeggen: we kunnen anderhalf uur wachten op een tour-mogelijkheid en de beveiliger is onverbiddelijk. Ondanks dat het ook een hotel is mogen we niet het terrein op om het gebouw alleen van buiten te bekijken. Flauw! Teleurgesteld druipen we af. Dan maar lunch, in deze meer dan schattige buurt. Waar Littlke India vol hangt met aanplakbiljetten en andere onzin, is dit deel van het oude centrum vooral heel erg charmant. En ook hier genoeg eetgelegenheden natuurlijk, waaronder de Daily Dose. Daar b;ijkt het personeel de drukte niet helemaal aan te kunnen. De verse sapjes en salades die we krijgen zijn uiteindelijk prima, maar het duurt allemaal iets te lang. Als alles op is gaan we er meteen vandoor.

We willen vandaar nog drie dringen. Het eerste ‘ding’ is het bekijken van de grote Chinese tempel. Daar is het enorm druk. Er staan rijen mensen nepgeld te kopen en te verbranden. Binnen bidden mensen met wierrook. Een priester (ofzo) zegent mensen en hun offergaven (aan de afbeelding te zien een oproep voor een voorspoedig jaar) en het is een algemene drukte van belang. We bekijken het een tijdje en gaan dan weer naar buiten. Aan de mate waarin we worden genegeerd hebben we niet het gevoel dat we ook maar iemand dwars zitten. Hooguit in de weg lopen: we worden meerdere keren opzij geduwd, maar dat doen de aanwezige gelovigen ook bij elkaar. Onze lengte helpt dan een beetje: daar schrikken ze smos nog even van.

Het tweede ‘ding’ dat we willen is het bekijken van de Clan Jetties. Deze pieren op palen gemaakt van gestapelde emmers beton, zijn al twee eeuwen het thuis van meerdere groepen Chinezen. Op deze manier omzeilden ze de belastingregels. Hoewel hun aantal snel afneemt wonen er ook nu nog mensen. Natuurlijk slaan ze ook een slaatje uit de vele nieuwsgierige toeristen, maar aan de vele bordjes ‘no photo’s please’ blijkt het grote aantal woonhuizen. Nu, met halfhoog water, is het prima, maar we stellen ons wel voor dat het stinkt bij laag water… Het is inmiddels iets te toeristisch voor onze smaak, maar fascinerend is het ook.

En dan is het op en is het tijd voor ‘ding’ drie. Taart! En wel bij het China House, waar als 120 jaar meer dan 50 overheerlijke soort taart per dagen worden gebakken. we gaan voor de bijl voor salted caramel chocolate cake (Karin) en Tiramisu (Martijn). Met een heerlijke kop koffie er bij zitten we het eerste buitje uit.

Daarna gaan we terug naar het hotel en daar komen we niet meer vandaan. Het hoost buiten. Karin heeft nogal een pijnlijke blaar op een teen. En we hebben simpelweg geen zin. We eten een prima hapje in het café en brengen daarna de avond door op de kamer. Effe bijkomen. 

Van Georgetown, Penang naar Pentai Tengah, Langkawi

Van Georgetown, Penang naar Pentai Tengah, Langkawi

Vandaag vertrekken we en dat gaat met pijn in het hart! We constateren gezamenlijk dat we hier makkelijk een week hadden kunnen doorbengen en het eerste voorzichtige plan om nog eens terug te komen is geboren. We pakken onze tassen in, ontbijten, dwalen nog een laatste uurtje door de stad (waar bijna alles dicht is: vandaag er is weer eens een festival) en daarna nemen we met dank aan de ontzettend behulpzame receptioniste een Uber naar de luchthaven. Het ritje duurt ongeveer 25 minuten en kost ons welgeteld 12 RM, zeg maar 2,5 euro…

We drinken een bak koffie bij het McCafé, checken in, geven onze bagage af, gaan door de soepelste veiligheidscontrole in tijden, wandelen naar de gate, na even wachten wandelen we naar beneden en keurig op tijd wandelen we over het asfalt naar het propellor-vliegtuig voor onze monstervlucht van 35 minuten. We krijgen zelfs nog wat drinken onderweg! En keurig volgens schema vliegen we over de eerste eilandjes heen die om Langkawi in de prachtig blauw-groene zee liggen. Wat is het groen!

Als we onze bagage en pmze huurauto hebben opgepikt rijden we om de luchthaven (ja, om de hele start- en langsingsbaan) heen naar het zuiden waar we via Pentai Chenang (de wijk van het beroemdste strand van Langkawi) naar Pentai Tengah (een wijk iets ten zuiden daarvan en een heel stuk rustiger). Daar staat Fuuka Villa, waar we een kamer krijgen aan een groene, bloemrijke binnentuin en een schitterend zwembad. De kamer is keurig, op het feit na dat het raam in de badkamer niet afgesloten kan worden. Het heeft geen ‘klink’ om het af te sluiten. Het personeel vindt het een tikkie vreemd dat we dat nu geregeld willen hebben (‘but there is nobody dangerous here!’) maar ze beloven het te fixen. 

Wij gaan ondertussen eerst iets eten, bij la Chocolatine, een echt Frans café’tje op een paar minuten lopen, dat jawel, echt heerlijke croissants en pain au chocolat verloopt, maar ook crepes, baguettes etc. We eten een late lunch (het is inmiddels kwart over 2) en besluiten ter plekke hier morgen terug te komen voor ontbijt. Daarna gaan we op zoek naar Dev’s Adventure Tours. We willen namelijk erg graag een mangrovetour doen en we hebben gelezen dat deze maatschappij één van de weinige eco-friendly operators is. Ze blijken bij ons om de hoek te zitten, dus we gaan even langs het kantoor. En jawel: morgen om half 11 kunnen we mee op een tour naar het Kilim Karst Geopark. We zijn de laatste twee die mee kunnen: met 12 man zit de tour dan vol. Het bootje heeft een schaduwdakje wordt ons verzekerd. En trek vooral je zwemkleding onder de normale kleding aan: als het meezit kan je even zwemmen! Prima: tevreden lopen we de deur uit. Nu alleen nog even langs FatCupid, het restaurant vlakbij ons hotel, waar we vanavond wel willen eten. De kaart ziet er uitstekend uit en we reserveren een tafeltje voor 7 uur. 

Als we dat hebben geregeld willen we niet meer zoveel. Terug in het hotel blijkt het raam keurig gerepareerd en trekken we gerustgesteld onze zwemkleding aan. Het water in het zwembad is echt zálig! We blijven er wel een uur (zo veel mogelijk in de schaduw) in. Boven ons hoofd circkelt een brahminy kite (een grote roofvogel) en in de struiken om het zwembad zitten sunbirds en bijeneters. Wat een plek…

Eind van de middag gaan we douchen en in schone kleren wandelen we naar het restarant. Het eten is goed, maar het lokale ‘prutje’ van Karin niet helemaal haar smaak. Gelukkig was de tasting platter van het voorgerecht (wonton’s, bruschetta en mini-garlic-pizza) heerlijk en is het sapje dat ze te pakken heeft zo lekker dat ze er nog één neemt. Na nog een kop koffie wandelen we terug naar het hotel en vallen vroeg in slaap. Wordt je moe van, van dat vakantie vieren… 🙂 

Langkawi – deel 1

Langkawi – deel 1

We hebben tijd genoeg vanochtend en één twijfelend moment kijken we naar het zwembad. We zouden… Maar nee, dan moeten de natte zwemspullen mee in plaats van de droge zwemspullen aan onder onze kleding. Bovendien wachten de croissants en lekkere koffies. We genieten er van en zorgen daarna dat we om 9:55 klaarstaan om opgehaald te worden. En dat is maar goed ook, want echt stipt op de minuut worden we opgehaald. Er zit al één man in de auto (naast de chauffeur en zijn jonge dochter die prompt in slaap valt op de voorstoel) en we halen iets verderop nog een praatgraag Engels stel op. Zij gaan kayakken. Dat hebben wij deze keer even over geslagen: we hebben de luxe variant.

Aan de andere kant van het eiland worden we opgewacht door onze gids met een onverstaanbare naam. Gids is vriendelijk, efficiënt en duidelijk en blijkt de rest van de dag uitstekend te kunnen vertellen over de natuur, de beesten en zelfs de restaurants bij ons in de buurt! Goeie kledingkeuze, knipoogt hij als hij ziet dat we net als hij Colombia-kleding aanhebben en de rest van de dag zoekt hij ons regelmatig op. En de tocht is geweldig!

We worden in een klein maar keurig bootje gefrommeld met Kiran als de captain, een stevige, goedlachse vent, die ons wijst op alles wat er te zien valt. En dat is genoeg. Om te beginnen de bat-cave, een grot met inderdaad twee soorten vleermuizen. Geen zorgen zegt Gids, ze eten respectievelijk insecten en nectar en zijn niet al te groot. Gids vraagt ons niet te praten, iets op ons hoofd te houden, zoveel mogelijk door onze neus te ademen (zodat we niet per ongeluk vleermuis-poep binnen krijgen) en zorgt er met een schijnwerper voor dat we zowaar ook nog plaatjes kunnen maken van de vleermuizen. Hij is net als wij duidelijk geïrriteerd over alle gidsen die hun groepen luidkeels laten praten en vertelt dat het aantal vleermuizen dramatisch is afgenomen de laatste jaren. Zijn organisatie probeert eco-awareness te promoten. We hopen dat het op tijd aansluit… 

Er is genoeg te vertellen over de grot, maar ook over de vele makaken (een apensoort). Helaas ook een in gezondheid achteruit gaande populatie, door dat ze alleen nog snoep en chips eten dat ze stelen van toeristen (of gevoerd krijgen…) en… jawel water uit flesjes drinken. Ze bijten de onderkant er af en drinken het dan in één keer leeg. Verder laat hij ons een ongevaarlijke bij zien, met de lekkerste honing van de regio, een puffer-fish in het brakke water en de vele magrovebomen, die dienen als een buffer tegen de golven en zowel tegen zoet als zout water kunnen. Na dit super-interessante bezoekje gaan we het bootje weer in en varen we over de rivier (brak water: bij hoog water 70% zout en 30 % zoet en bij laag water andersom). We zien een water monitor lizzard (zo’n zelfde als we in Melakka zagen) en daarna tientallen roofvogels die helaas door sommige organisaties gevoerd worden. Gids vertelt dat zijn organisatie het helemaal niet doen en dat een tijdje geleden alle organisaties er een week mee zijn gestopt. Dat resulteerde toen zelfs in dode vogels, omdat ze niet meer weten hoe ze vis moeten vangen. Nu minderen ze langzaam, in de hoop dat de populatie het zelf weer redt. De vogels zijn duidelijk nog gewend aan het voeren en cirkelen boven de boten. We zien brahminy kites (de brahmaanse wouw) en white bellies sea eagles (de witbuik zee arend): vooral de tweede zijn prachtig! 

Verderop zien we een bruinvleugel ijsvogel (zeer zeldzaam, zegt Gids enthousiast) en de huid van een slang (helaaas niet de slang zelf). Gids vertelt over de mangroven en hoe ze Langkawi in 2004 beschermden tegen de tsunami. Slechts één dode viel er te betreuren, ondanks dat Langkawi het tweede eiland was dat de golf over zich heen kreeg. We zien mudskippers (slijkspingers), vreemde vissen die op het land kunnen lopen (is het zo ooit begonnen?!) en twee soorten krabben, de white dancing crab, een miniscuul spierwit op en neer springend krabbetje en de fidler crab (de wenkkrab), met één enorme klauw en één kleintje.

Daarna is het klaar met de mangroven (tot teleurtstelling van een Australisch koppel, dat voor de tweede keer mee ging in de hoop een slang te zien) en gaan we naar zee! Het water is een spiegeltje en Kiran geeft gas. We racen over de golven: wauw, daar is de enorme motor dus voor bedoeld. We vliegen! Gids vertelt dat ze soms humback dolphins of sousa’s te vinden zijn, maar vandaag zijn ze er niet. Maar goed ook, zegt Gids, meestal komen ze alleen zo dicht bij het land als het slecht weer wordt! Vandaag is het prachtig en het landschap is fenomenaal. Enorme rotsen, helemaal begroeid, langs de kust en prachtig blauw water. We racen de bocht om en varen dan naar een schitterend sdtrandje. Daar vertrekken net vier bootjes, waardoor we samen met nog één bootje en de ‘maffia’ (de naam van Gids voor de rovende makaken) het strand delen. De beide bootjes liggen helemaal links en de rest van het strand is velaten. Veel plezier, zegt gids. We hebben maar een half uurtje, maar vermaak jezelf. 

Dat laten we ons geen twee keer zeggen en we klimmen uit de boot en wandelen het strand op. Iedereen blijft in de schaduw van de rotsen hangen, maar wij lopen door tot halverwege, schieten in de schaduw van een boom uit onze kleding en liggen binnen vijf minuten in het water. Sssssss, dat sist door onze verhitte lijven, maar oh man, het lijkt wel badwater, zo warm. En tegelijk kraakhelder, met kleine zandkleurige visjes. Het is er echt prachtig en we genieten een minuut of tien van het water voor we er uit komen, ons omkleden (met enige kunst- en vliegwerk, de hulp van elkaar en een grote handdoek) en rustig terugwandelen naar de groep. Daar zijn we behalve een stel uit Schotland de enigen die hebben gezwommen en we krijgen jaloerse blikken en ene paar duimen.

Dan gaan we lunchen en aangezien het half 2 is, lijkt het er ook wle tijd voor. We gaan eten bij het drijvende restaurant ‘hole in the wall’ duidelijk de netste tent van het rijtje drijvende restaurants. Helaas hebben zij ook een fish farm. Nou is dat niet zo erg, maar het deel ‘fish show’ (met enorme vissen in te kleine netten die te weinig eten krijgen om vervolgens in een ‘show’ gevoerd te worden) is minder. Bovendien staat er geen vis op het menu! Beetje suf wat ons betreft. Het eten is simpel en vullend, hoewel niet bijzonder lekker. Als we klaar zijn gaat de rest van de groep naar de fish show, maar wij bekijken de over vliegende vogels en de vissen die buiten de netten zwemmen. Als de groep ook klaar is gaan we voor de laatste keer in het bootje en varen we terug naar ons startpunt. Ook daar zien we mudskippers over de inmiddels vrijgevallen modderbanken kruipen: het water zakt. 

Gids krijgt een dikke fooi en we worden achterin een busje gevouwen dat over het eiland terug rijdt. Eerst naar de Danna, een enorm hotelcomplex waar iedereen anders er uit gaat en vervolgens naar Fuuka Villa, ons hotel, waar we tevreden onze spullen op de hotelkamer brengen. Karin heeft inmiddels het begin van een (airco)verkoudheidje te pakken en wil eigenijk niet zo veel meer. Maar zwemmen in deze temperatuur water, dat is eigenlijk altijd lekker, zèlfs met een verkoudheidje! We poedelen een paar rondjes in het heerlijk warme water en gaan daarna douchen en onze kleren uitspoelen. Karin wast een bloes uit en hangt die in de zon te drogen. En daarna pakken we de auto. Toch actie? Nou, eigenlijk minder actie: door met de auto te gaan zijn we zo bij de bar ‘Cliff’ die toepasselijk op een cliff is gebouwd en uitsteekt over zee. Daar drinken we een borrel (nouja, Karin drinkt een borrel, een bijzonder Japanse gin en tonic en Martijn drinkt netjes een cola) en kijken naar alle mensen op het strand. Van Chinese jonge dames die poseren in enorme zomerjurken, een buslading Indiase jongens die zo met kleren en al de zee in rennen, een Maleis stel dat elkaar zo’n 300 keer op de foto zet (nouja) en rood aangelopen Euopeanen en Amerikanen die soms zo verstandig zijn onder een parasol te schuilen. De bananen-en-parachutes-achter-een-speedboat zijn ook van de partij en er racen jetski’s over (een deel van) het water. Dan was ons strand vanochtend toch heel wat beter… Dit is een prima strand om in de schaduw met een drankje te bekijken!

Na het drankje rijden we naar YamYam, een prima aangeschreven restaurantje. Onderweg zien we een enorme hornbill (neushoornvogels) van boom naar boom vliegen). Als we de kaart bekijken zien we ineens bitterballen bij de voorgerechtjes staan. Pardon?! Oh nee, een Nederlander natuurlijk! De rest van de kaart is gelukkig niet enorm ‘friet van Piet’, maar eerder een aanlokkelijke mix van Europees en Thais. Karin bestelt een salade en frietjes (even geen prutjes) en Martijn een pittig Thais ‘prutjes’. we genieten van het eten en de koffie toe en daarna is het op. We gaan naar het hotel waar vooral Karin total loss op bed hangt en vroeg in slaap valt. Morgen zelf op stap!

Langkawi – deel 2

Langkawi – deel 2

Karin is helaas nog steeds een behoorlijke vaatdoek. Geen drama’s, maar ‘mijn kop onder water steken’ (lees: snorkelen) dat zit er vandaag even niet in met deze inmiddels toch indrukwekkende verkoudheid. Niet getreurd er is ook genoeg te genieten vanaf het eiland en met de watertemperaturen hier kan je zelfs met een verkoudheid zwemmen. We lezen dat het water zo rond de 29 graden is. Net uit te houden, zeg maar 😉 Hoe dan ook: genoeg te doen en om half 9 zitten we in de auto. Zonder ontbijt, want dat gaan we opzoeken. En dat vinden we achter The Danna, waar we gisteren al die mensen af hebben gezet. daar ligt aan het water (het kleine jachthaventje, met allerlei grote motorboten: de zeiljachten liggen voor anker in de baai) The Loaf. Een Japanse bakkerij met goede croissants en koffie en matige overige ontbijtopties. 

Na het ontbijt wandelen we even via het haventje naar de baai met het schitterende strand, waar we wat plaatjes maken van het charmante vuurtorentje, de baai, het strand… Zucht. Wat is het hier toch mooi. Tevreden stappen we in de auto. Op naar onze eerste ‘bezienswaardigheid’. The Skycab, de kabelbaan die helemaal tot bovenop de hoogste berg van Langkawi gaat. Met 708 meter boven zeeniveau geen enorm eind, maar met 2,2 km aan kabelbaan toch een leuk ritje en een fijn uitzicht hadden we bedacht. Bovendien schijnt het boven tot 5 graden koeler te zijn. Geen slechte deal!

We rijden dus naar de Skycab, maar dat is natuurlijk niet een gevalletje ‘kabelbaantje – klaar’. Nee er is een heus attractie-dorp omheen gebouwd met in onze ogen volkomen onnodige ‘attracties’. Ok, het ziet er leuk en netjes uit, een heus dorpje rond een meertje, maar een wat is in hemelsnaam een 6d movie theater? En waarom wil een mens ijsjes met durian-smaak (de stinkvrucht)? Wij vinden de leukste attractie de ENORME water monitor lizzard die in het meer zwemt. We schatten dat meer dan 1,5 meter lang is, misschien wel tegen de 2 meter. We ‘rennen’ naar een bruggetje een stukje verderop en wachten tot hij daar onderdoor komt. Helaas schrikt hij van onze nieuwsgierige koppies en duikt onder de brug om er voorlopig niet meer uit te komen. Sorry Indische varaan, kom lekker even bij, dan gaan wij even kijken of we naar boven kunnen.

Niet dus. De kabelbaan is dicht omdat het boven te hard waait. Flauw! Maar fijn dat ze de veiligheid zo serieus nemen. Teleurgesteld druipen we af. We hoeven ons parkeerkaartje gelukkig niet te betalen en scheuren er vandoor. Dan maar naar het strand! En naast de drukke stranden vlak bij ons hotel hebben we al gezien dat Langkawi ook prachtige rustige stranden heeft. We vinden, helemaal in de noordoostelijke hoek van het eiland Pantai (strand) Tanjung Rhu. En man oh mam, is dat even mooi. We hebben het gevoel een stukje paradijs op aarde te hebben gevonden. Een brede strook geel-wit zan strekt zich uit. Een groepje (palm- en andere) bomen biedt schaduw, hier en daar tot een de rand van het prachtige blauw-groene water. Er is geen lid van de ‘maffia’ (oftewel: geen aap) te bekennen. We staan verrukt te kijken voor we naar de rand bomen lopen en neerploffen op het prachtige zand en hoep uit de kleren en in de zwemkleding gaan. We wandelen het water in met zwemshirt en korte (zwem)broek en een petje op ons kop om verbranding te voorkomen en drijven met een gelukzalige glimlach in het ondiepe water.

Genieten! Voorzichtig genieten, dat wel, want er hangt een rode vlag op een deel van het strand omdat het afgaand tij is en het water een sterke onderstroming kent. We gaan dan ook niet verder dan tot onze bovenbenen het water in en poedelen gezellig in de rondte. Er even uit, flesje water leegdrinken, nog even terug… Als we na anderhalf uur klaar zijn wurmen we ons via een handdoek in de droge kleren en stoppen onze natte zooi in een zakje. Wauw, we zijn normaal geen strand-liefhebbers, maar dit was wel echt geweldig!

Als we wegrijden, op weg naar Kuah (in het zuiden, waar de ferries aankomen en de enige andere plaats van betekenis op het eiland) rijden we langs Scarborough’s Fish & Chips. Karin, die tijd heeft om op zij te kijken zegt voorzichtig “zeg, we kunnen oook met uitzicht op zee eten?”. Dat blijkt uiteindelijk een heel goede keuze. De vis is kraakvers (de ober vertelt trots dat hij en zijn vriend ze ‘s nachts of ‘s ochtends zelf vangen), de sapjes zijn prima en het uitzicht… * dromerige zucht * 

Na de lunch maken we onze eiland-tour af. Het is groen en heuvelachtig. Op veel plekken staan moskeetjes met gouden koepels. Er zijn weinig dorpjes en de meeste bebouwing is gericht op de landbouw of toeristen. We zien een paar rijstvelden, maar aangezien sommige wegen (nog) niet zijn verhard, komen we eigenlijk niet echt in het binnenland. Wel aan zee en waar we ook kijken is er uitzicht op één van de bijna honderd kleine eilandjes om Langkawi heen. Van begroeide rotsen tot echte eilandjes: in de blsuw-groene zee een mooi gezicht. Mensen zijn eenvoudig gekleed en er rijden veel brommers en scooters. Op veel plekken zijn kleine eetstalletjes: in Maleisië is het vaak goedkoper om uit eten te gaan dan zelf te koken!

In het hotel duiken we nog even het zwembad in en daarna gaan we onder de douche door. Karin ploft daarna een uurtje uitgeteld op bed. Als ze wat is bijgekomen wil ze toch nog graag wat gaan doen en Martijn stelt voor om met de auto naar Thirstday te gaan, een strandbar in het noorden van Pantai Cenang. We vinden een parkeerplekje voor de deur en genieten een uurtje in de schaduw van een drankje en het kijken naar bananen-achter-een-boot, het personeel, kreeftrood aangelopen mede-toeristen… Als we smelten houden we het voor gezien en gaan we de auto vol tanken (dan hoeft dat morgen niet) en daarna parkeren we onze Piepert bij het hotel. Die bijnaaam heeft onze grijze gevaarte (een Proton Saga) gekregen sinds hij vandaag niet alleen meer piept als je achteruit te dicht bij een obstakel komt, maar gewoon altijd, als je ‘m in z’n achteruit zet. Dat gaat pas over als je dorschakelt naar de tweede versnelling of ‘m uitzet. Vooral Martijn heeft sindsdien niet echt een liefhebbende relatie meer met ons mobiel, dus het is goed dat hij morgen weer terug naar de eiganaar gaat.

Vanaf het hotel wandelen we daarna naar Cactus, een restaurant dat ons inmiddels meerdere keren is aangeraden. Karin heeft totaal geen trek, maar drinkt braaf wat cola (suiker) en eet een paar happen eten-met-zout om te zorgen dat de met het zweten verdwenen stofjes weer aan worden gevuld. Martijn eet sateh en een bord met noodles-met-prut. Het kost geen fluit, het personeel is erg aardig, maar we zijn de backpacker-sfeer die er hangt wel een beetje ontgroeid en het eten is niet heel bijzonder. Maar misschien is het de verkoudheid die maakt dat Karin het al snel wel heeft gezien. Ze heeft een beetje verhoging en een hoofd vol ellende en terug in het hotel gaat al snel het licht uit. Slapen!

Van Langkawi naar Singapore

Van Langkawi naar Singapore

Zo, na een nacht heeeeeel veel uur slapen is het hoofd nog steeds vol, maar de verhoging is weg en Karin ziet het vakantieleven weer rooskleurig in. Op naar de luchthaven. Dag hotel, je was een fijne plek en dag La Chocolatine, jammer dat je nog niet open bent! We regelen wel wat te eten op de luchthaven, waar we binnen no time zijn. Daar staat een mannetje van de verhuurmaatschappij ons trouw op te wachten. We zijn wat vroeger dan afgesproken, dus het controle-mannetje moeten even worden opgepiept. Die komt haastig achterop een brommer aan. geen probleem: liever iets te vroeg dan te laat, grijnst hij en tekent de auto af. Alles in orde hoor. Wij geven nog even mee dat Piepert een controlebeurt verdient en gaan dan inchecken, koffie drinken en een croissantje halen en daarna door de controles voor vertrek.

er blijkt één intenationale gate (wel zo overzichtelijk) en Karin schrift aan het verslag, terwijl Martijn leest en op zijn foon rommelt. Keurig op tijd wandelen we naar het vliegtuig en voor we het weten zitten we in de lucht. Silk Air is een partner van Malaysian Airlines en een keurige luchtvaartmaatschappij ontdekken we. We krijgen iets te eten en te drinken en verder proberen we vanuit de lucht te ontdekken waar we zijn. Naar Penang kunnen we zwaaien (wat we dan ook doen), maar helaas vliegen we proces over Melakka waardoor we het niet kunnen zien. We zwaaien toch even: ook Melakka was leuk!

Na een uur en tien minuten landen we op Singapore en die luchthaven is heel wat groter, We moeten even schakelen: da’s weer iets heel anders dan de rust van de laatste anderhalve week! Maar: het gaat soepel. we krijgen een stempel, grissen nog net onze tassen van de band voor ze nog een rondje doen en vinden in de hal de Ground Transport Concierge, zoals beloofd. Daar kan je voor 9 dollar de man vervoer per minibusje naar je hotel regelen en dat doen we dan ook. Het is rustig en binnen een paar minuten zitten we in een busje en zijn we onderweg, samen met twee Amerikanen, die hier (los van elkaar) zijn voor zaken. Als we de brug over rijden en Gardens by the Bay in zicht komt (en Karin snel naar de andere kant van de bus schuift voor plaatjes) raken we allebei met één van de twee mannen in gesprek en de rit naar ons hotel is zo voorbij. De man met wie Karin in gesprek is zucht van jalouzie als ze vertelt dat we twee weken op vakantie zijn. Dat heeft hij één keer in zijn leven gedaan. Wat een ervaring was dat. Normaal heeft hij niet zoveel dagen. Geen enkele Amerikaan trouwens. Karin zegt heel beslist dat ze dan zou emigreren. Dit wil een mens toch niet missen? Hij mag op zondag Singapore verkennen zegt hij, dan werkt hij niet. We proberen net zo enthousiast te zijn als hij, maar zeggen later tegen elkaar dat we ENORME bofferds zijn.

Hotel Park Regis is groot maar levert ons een prima, stille, schone en mooie kamer. Er is een zwembad, maar dat trekt voor het eerst in dagen niet. De stad willen we zien! We wandelen naar Chinatown. Ook Singapore is heet natuurlijk, maar we hebben geen jetlag en zijn redelijk geacclimatiseerd: heel anders dan Karin al die jaren geleden! Neemt niet weg dat Singapore ook warm is en we wandelen ingesmeerd en met petje, ondanks de wolken. We hebben al van teveel mensen gehoord dat ze zjin verbrand terwijl het volledig bewolkt was! Chinatown in Singapore is iets te mooi om waar te zijn (gerestaureerd ‘beyond recognition’ zeggen sommige mensen), maar mooi is het wel. Charmante en goed onderhouden gebouwen. Heel anders dan de afbrokkelende huizen in Georgetown, die overigens hun heel eigen charme hebben. We genieten van de mooie gebouwen, de charmante koffiehuisjes, een mooie winkel… en slaan de echte toeristenstraatjes nog even over.

we lopen rechtstreeks naar de Temple of the Tooth. Jawel, de tempel van de tand. Van de Buddha wel te verstaan. Eén tand wordt daar als relikwie bewaard en we willen graag eens kijken. En er is genoeg te zien. Binnen is een dienst aan de gang. Priesters maken muziek en scanderen Omni Mani Padme Um (of woorden van soortgelijke strekking). Een meditatie-mantra. De aanwezigen hebben allemaal een bloem en … offergaven…? in hun handen. We staan wat aarzelen te kijken, maar als de beveiliger een stapje opzij doet om ons er door te laten gaan we toch naar binnen. Er staan veel meer mensen te kijken en apart te … bidden? Fotograferen lijkt geen bezwaar en dat doen we dan ook. We maken foto’s van rijkversierde eeuwenoude beelden. Van de specifieke buudha’s die de Chinese dierenriem vertegenwoordigen (in ons geval de Os en het Konijn). Van de prachtig geborduurde wandkleden. En we kijken ondertussen onze ogen uit.

Als we op de begane grond zijn uitgekeken gaan we naar de vierde verdieping, waar we niet mogen fotograferen. In een ruimte waar we alleen in stilte en zonder schoenen naar binnen mogen ligt achterin, achterin, in een aparte ruimte die bijna volledig van goud is (tot en met de vloertegels) de tand. Hij valt volledig in het niet: een foto-vegroting biedt uitkomst. We kijken ook hier onze ogen uit. Wat zou de Buddha hier zelf van hebben gezegd? Was hij niet tenminste een beetje van de eenvoud…?

Dat klopt, zo lezen we een verdieping lager in een klein, maar enorm informatief museum, met een paar geweldige stukken en het levensverhaal van Prins Sidharttha (hij die alles bereikt) in zijn ontwikkeling tot de ultieme verlichting. Het is erg bijzonder en we zijn onder de indruk van de kwaliteit van de stukken. We nemen er de tijd voor en lopen daarna naar buiten. Ondanks dat de tempel airco heeft (ja echt), hebben de liften dat niet en tegen de tijd dat we beneden zijn lopen we weer eens leeg. We kopen een flesje drinken dat we op de trappen aan de zijkant van de tempel opdrinken. 

Daarna zoekt Karin wat en stelt voor op zoek te gaan naar een mannetje dat kruiden verloopt. Misschien leuk om iets mee te nemen? We wandelen naar een soort shopping mall. Op het pleintje ervoor zitten mannetjes een bordspel te spelen, omringd door hordes andere mannetjes die toekijken. De Singapore versie van jeu de boule op Franse pleintjes. We staan een tijdje te kijken en lopen dan het complex in. Tja en dan nu… Het geheel kent drie (open) verdiepingen: een op dit tijdstip bijna verlaten en gesloten warenmarkt, een kleding- en spullenverdieping en een verdieping met eettentjes. Tussen die eettentjes schijnt een eettentje met een michelinster te zitten?! We zoeken ons suf maar  vinden niets. Ook het kruidenmannetje zit er niet (meer): in zijn plaats zit er een kleermaker. Maar er is genoeg anders om ons bezig te houden. Complete Chinese outfits. Een Chinese ‘draak’, bestaande uit twee mannen, die, voorzien van zéér luidruchtige live muziek (nog een aantal mannen), danst. Souvenirs. Honderd-en-één eetstalletjes met nouja, alles, inclusief volledige eenden, ondefinieerbare stukken varken en veel ‘prutjes’. We dwalen tot we opnieuw gesmolten zijn en lopen dan naar buiten.

We dwalen nu door het toeristische deel van Chinatown. Pietsie minder leuk, wat ons betreft, maar gelukkig is er hier en daar een restantje oud te vinden. Zoals een winkeltje waar van alles wordt verkocht, gemaakt van papier, om te verbranden. Aha, hier komen al die offergaven die we zagen in de tempel vandaan. Volledige stapels ‘bankbiljetten’. Papieren kleding. Papieren horloges, iphones, huisraad… De bedoeling is om alles te verbranden, zodat het de voorouders aan niets ontbreekt. “Het bestaan in het hiernamaals kost dus ook geld?”, vraagt Karin. “Jazeker, alles kost geld”, zegt de verkoper en knikt wijs. Hij en zijn vrouw moeten duidelijk een beetje lachen om die rare toeristen, maar we zijn zeer welkom en krijgen heel vriendelijk uitleg.

Daarna willen we eigenlijk. Dat wil zeggen: we willen koffie drinken bij een tentje dat een collega van Karin heeft aangeraden. Een stukje verderop, aan het water. Het is een stukkie lopen, voor onze wat versleten lijven en helaas hebben we niet goed op de tijd gelet. Ze gaan net dicht als we aankomen! He, da’s nou wel erg jammer, want het ziet er heel erg leuk uit. Aangezien het ook begint te regenen nemen we een snel besluit: een paar tenten terug zagen we een Australische expat-tent. Lekker sfeertjes, goeie drankjes en hapjes: zullen we dan maar? In ganzenpas gaan we terug en ploffen op het overdekte terras, net voor het echt losbarst. Een biertjes, gin & tonic en plaat met humus en brood later is het droog, zijn wij ‘bijgevuld’ en bijgekomen en besluiten we dat het een prima borreltent is, maar dat we ergens anders willen eten. Dat doen we uiteindelijk verderop aan het water, bij Bewerkz. Ook duidelijk een expat-tent met, zo blijkt, prima burgers en craftbeer. Tevreden praten we na over de dag en Karin is zeer tevreden om terug te zijn in Singapore!

Uitkijkend over het water zien we allemaal kleine ferry-actige bootjes heen en weer varen. We hebben daarstraks gehoord dat we ook een boottochtje kunnen maken en dat dat om half 9 kan als je de laser/fonteinen/muziek/licht-show bij marina Bay Sands wil zien en horen…. We kijken elkaar en om half 9 zitten we in een bootje. Dat neemt ons mee langs de intrigerende skyline van Singapore. Kijk hier, de neon-kleurige barretjes van Clarke Quay. En daar, de oude Chinese huisjes langs de randen van Chinatown. De bruggen, bijna geen enkele ouder dan 100 jaar. De enorme torenflats in het zakendistrict. En wauw, daar de baai, met het concertgebouw (bijgenaamd ‘de durian’, omdat het er inderdaad veel van weg heeft met de ronde vormen en de stekeltjes), de leeuw (waar Singapore naar is genoemd), het Marina Bay Sands complex, de ‘bloem’… We klikken ons zo goed en zo kwaad als het gaat helemaal suf en genieten van het uitzicht en het lichte briesjes dat door het varen ontstaat.

Om 9 uur liggen we stil voor het Marina Bay Sands complex en kijken we naar een spectaculaire show. Hoewel die in Dubai stijlvoller is, kan er qua spektakel niets dat wij hebben gezien op tegen dit ‘bombardement’ aan indrukken. En we hebben de indruk dat het vanaf de kant nog indrukwekkender is, want wij missen de laserprojecties. Iets voor een volgende keer. Deze avond gaan we zeer tevreden naar ons mandje als we terugkomen in ons hotel.