Archief van
Categorie: Azie

18 November – Vang Vieng dag 2

18 November – Vang Vieng dag 2

Tijdens onze eet- en borreltocht van de voorgaande avond hebben we terloops ook nog even het uitstapje van vandaag geboekt: we gaan kanoen en ergens onderweg een van de vele grotten in de omgeving bezoeken.

Rond half acht staan we op en na het douchen nemen we eerst een goed ontbijt op het terras van het hotel. Om negen uur staan we voor het kantoortje van de organisatie Green Discoveries waar we kennis maken met onze gids Sai. We zijn vanochtend de enige klanten, wat gezien de verregaande staat van ontbinding bij de overige toeristen de avond ervoor ook niet echt verwonderlijk is. Een jumbo met twee kano’s op het dak staat al klaar en binnen een kwartiertje staan we 8 km stroomopwaarts aan de kant van de rivier.
De tocht is gedeeltelijk hetzelfde als we de dag ervoor hebben gedaan met de binnenband, maar dat mag de pret niet drukken. Na enige kano uitleg (waarbij de enige vraag is of we het al eerder hebben gedaan en het antwoord onze gids tevreden stemd) krijgen we nog een flesje water in ons handen geduwd en zijn we onderweg. Hoewel de tocht niet echt heel uitdagend is (ongeveer grade 0.5 rapids) vermaken we ons prima en peddelen we met een behoorlijk tempo door. Onze gids die in zijn eentje in een twee persoons kano zit moet af en toe fors beulen om ons voor te blijven terwijl wij redelijk relaxed kunnen peddelen.

Met name het eerste stuk, ver voor de kroegen en bars die weer gaan komen, is het heerlijk rustig, we zien geen kip, alleen wat vissers die bezig zijn hun netten op te halen en we genieten weer van de prachtige uitzichten. Ook dit keer is de camera weer mee zodat we onderweg weer wat plaatjes kunnen schieten. Dat we aardig opschieten merken we al snel: de tocht zou tot 13:00 uur moeten duren, maar na een uurtje horen we al de eerste (wan-)klanken van de kroegen, wat zoveel betekend als dat de helft van de tocht er al op zit. We hadden er op gegokt dat de eerste mensen om een uur of 12 er wel al zouden zitten, en inderdaad blijkt dan 10 uur toch echt te gortig voor de die-hards: Er zit geen kip, maar de muziek staat bij sommige tenten al op een niveau alsof er 100 man binnen zitten. Snel peddelen we door om dit fenomeen maar achter ons te laten. Bij de laatste tent gebaart onze gids dat we aan moeten leggen: We gaan de sleeping cave bezoeken.

Vanaf de aanlegplek loopt een klein paadje richting de bergen en na een meter of 50 komen we aan bij een klein ‘vijvertje’ wat tevens de ingang van de grot blijkt te zijn. Prachtig helder water stroomt vanuit de stikdonkere grot naar buiten en we zullen toch echt naar binnen moeten waden als we wat willen zien. Dat is was ons betreft natuurlijk al de halve lol en binnen een minuut staan we letterlijk tot ons nek in het kraakheldere en enigzins frisse water. Gelukkig hebben we ons voorbereid en hebben we zaklampen bij ons en zien we nog iets als we ons een meter of honderd diep als ware spelo.. spelao, speleoa, eeuuh, grottenkijkers dus, de grot in ploeteren. Na de tocht door het water klimmen we een aftakking in en komen uit in een gigantische ruimte: De sleeping cave. Gedurende de vietnam oorlog is deze ruimte gebruikt door de inwoners van Van Vieng om te schuilen voor de bombardementen waar Van Vieng het doelwit van was. In totaal konden er 2000 mensen in deze gigantische ruimte veilig overnachten. Het volgende gedeelte van de grot is spiegelglad: Er ligt een enorme laag natte vette klei en voorzichtig schuifelen en glijden we verder in de richting van een hoger gelegen ‘uitgang’. Onderweg zien we een paar vleermuizen langs onze hoofden suizen en wordt de gang waardoor we lopen steeds kleiner en lager. De uitgang is op zijn zachtst gezegd niet ruim en met enige moeite weten we ons een weg naar buiten te wurmen.  Een wandeling van 10 minuten en vier muggenbeten verder staan we weer bij de kano’s, die ondertussen worden belegerd door een vloot vlinders. Wat een kort maar fantastisch tripje was dit!

Eenmaal terug in de kano’s gaat het in een vlot tempo verder, waardoor we uiteindelijk niet om 13:00 uur terug zijn in Vang Vieng, maar al om kwart over elf de kano’s het land opsturen. Kort maar krachtig noemen we dat! We bedanken Sai voor zijn werk en wandelen richting ons hotel wat ongeveer 50 meter van de aanlegplaats ligt. Modderig en nat als we zijn besluiten we toch maar om eerst te genieten van een vers sapje (citroen en limegrass/ginger, yummie!) op het terras. Dan is het tijd om te douchen, meer was in te leveren en plannen te maken voor de rest van de dag.

Na het douchen hebben we nog steeds niet echt een plan, en besluiten we eerst maar eens rustig te gaan lunchen, de Lonely Planet er nog eens bij te pakken en dan met een plan te komen. We landen weer bij de reeds bekende bakery om ons tegoed te doen aan enorme broodjes en uiteindelijk besluiten we dat we vandaag eigenlijk al genoeg ons best hebben gedaan en dat het tijd is voor een rustig middagje aan de rivier met een boekje en een laptop om het verslag bij te werken.

19 November – Van Vang Vieng naar Vientiane

19 November – Van Vang Vieng naar Vientiane

Om acht uur staan we op en genieten van weer een prima ontbijt op ons favoriete stekkie in Vang Vieng: ons hotel terras. De planning is dat we vandaag om 09:30 worden opgehaald en naar het busstation worden gebracht, waar we weer drie uur mogen genieten van Harro’s lievelingsbezigheid: busreizen. Gelukkig is de tocht van Vang Vieng naar Vientiane maar 3 uur en hebben we de meeste bergen en daarmee kronkelige weggetjes achter ons gelaten, desalniettemin gaat er voor de zekerheid maar weer een reistablet in…
Ruim voor half tien staan we bepakt en bezakt voor het hotel klaar om opgepikt te worden. Ruim na half tien staan we daar nog steeds en beginnen we ons af te vragen of het wel helemaal goed gaat. Gelukkig staat er al 10 minuten lang een tuktuk chauffeur naar ons te grijnzen en geduldig als we zijn nemen wij het besluit om dan maar zelf te zorgen voor vervoer naar het busstation. 10 minuten later komen we aan op het busstation waar we eerder ook zijn gearriveerd om er daar achter te komen dat we niet bij het juiste busstation staan… Dit is duidelijk een gevalletje van OEI, een Ongewenst Eigen Initiatiefje. Gelukkig helpt de man achter de balie ons en belt het andere busstation om aan te geven dat wij ietwat fout zijn geland. Hij weet ons te melden dat we zo worden opgepikt en dat het helemaal goed komt.
Afijn, om kwart over 10, ruim een kwartier na vertrektijd van de bus, staan we er nog steeds en gebeurt er weinig. Ook de beste man achter de balie wordt wat zenuwachtig en waagt er nog een belletje aan. Ook dit keer krijgen we te horen dat het helemaal goed gaat komen en dat we zo worden opgepikt. Uiteindelijk verschijnt er om half elf een grote oranje bus vol met backpackers die worden uitgeladen en waar wij mogen instappen en dan staan we rond kwart voor elf dan eindelijk op het goede busstation, bij de juiste bus tussen allerlei andere mensen die ook niet echt op tijd zijn. Snel worden onze tassen in de bus gepropt en mogen we in dde ondertussen stampvolle bus instappen. Plekken naast elkaar zijn er niet meer, maar gelukkig zijn we niet de allerlaatste: die mag namelijk op een plastic stoeltje in het gangpad…
De reis verloopt prima, Karin leest wat want de naast haar zittende Noorse jongen ligt alleen maar te ronken en Harro kletst wat bij met zijn Nieuw Zeelandse buurman die met zijn ouders van dik in de 70 een tripje door Laos en Cambodja aan het maken is. Met een enkele korte stop landen we uiteindelijk iets na twee uur op het busstation van Vientiane, de hoofdstad van Laos. Met zijn 260.000 inwoners is het meer het hoofddorp, maar dat terzijde.
In tegenstelling wat je zou verwachten liggen busstations in Laos zo ver mogelijk buiten de stad. Het waarom is ons echt een raadsel, maar schijnbaar heeft er ooit een of ander licht bedacht dat dat wel zo handig is. Na dik drie uur rijden staan we dus in de middle of nowhere en staan er natuurlijk allerlei tuktukjes klaar om ons tegen een geringe vergoeding verder de stad in te brengen. We landen samen met een brits stel in een erg klein tuktukje, die duidelijk niet is gebouwd op 4 naar verhouding erg grote westerlingen met grote bagage: Onze twee medereizigers hangen elk met een been buiten de tuktuk die ook nog eens behoorlijk achterover hangt. Het wordt pas echt leuk als we dan uiteindelijk gaan rijden: Het ding is werkelijk niet op gang te krijgen, en elke keer dat de chauffeur optrekt in zijn eerste versnelling komt het voorwiel van het ding los van de grond… Gelukkig gaat het verkeer in Laos dusdanig traag dat ons tempo niet echt opvalt.
Na een klein kwartiertje worden we in de buurt van ons hotel gedropt en na 5 minuten lopen staan we er onverwachts pal voor (het bordje was heeeel klein, serieus!). We krijgen een eenvoudige maar keurige kamer en nadat we ons kort hebben opgefrist gaan we de stad in om een kop koffie te scoren. De stad barst van de cafe’s en op kruipafstand vinden we de scandinavian bakery, met prima koffie, sapjes, taarten, koeken en broodjes en niet te vergeten: wifi voor de ware nieuwsjunkies onder ons (beter: de ware nieuwsjunkie).
Na een heerlijk bakkie koffie gaan we dan op stap om een beetje wat van de stad te zien. Als eerste lopen we richting het presidentiele paleis, waar we op een voor ons bekend fenomeen stuiten: Wie eerdere reisverslagen heeft gelezen weet dat wij met enige regelmaat door het staatshoofd van het land wat we bezoeken worden begroet. Bij onze aankomst in Bangkok werden we ook al twee keer door de koning bezocht: eerst kwam hij even kijken wat we van de shopping mall vonden en daarna kwam hij op de weg naar het vliegveld even afscheid nemen. Wel zo vriendelijk dachten we. In vientiane worden we dan bij het paleis begroet door El Presidente himself! Terwijl het wat bezoek uitlaat komt hij even kort bij ons langs om te kijken of alles goed gaat. Toch vriendelijk van zo’n man, die met gemiddeld 88% van de stemmen tijdens de verkiezingen van de afgelopen 20 jaar erg geliefd is onder de bevolking. We schieten snel wat plaatjes en gaan dan verder.
Langs de oever van de mekong wordt driftig gebouwd, en van de daar volgens de lonely planet aanwezige tentjes is weinig meer te zien. Wel staat er een enorm standbeeld van een voor ons onbekende held en lopen er veel mensen, toeristen en locals, rond het beeld en bidden. Met name de lading in het oranje geklede monniken vormen een prima foto onderwerp dus we klikken er weer lustig op los (tot zover rond de 13-1400 foto’s, dus we doen rustig aan).
Hierna is het tijd voor de broodnodige gin-tonics, niet dat ze lekker zijn, maar kinine schijnt erg goed tegen muggen & malaria te zijn en zonder gin is dat spul ook niet weg te krijgen. We landen uiteindelijk in een grote bar op de vierde verdieping van een gebouw aan de Mekong. De zonsondergang is niet heel spectaculair, maar de gin-tonics en het knoflookbrood gaan er in als pap.
Na een uurtje vertrekken we naar de sticky-fingers: Duidelijk een expat-kroeg, maar volgens de verhalen met prima eten en fijne cocktails. We beginnen met wat margarita’s (ook niet heel lekker, maar zit limoensap in, dat zijn vitamientjes…) en wat brood met hummus. Bij een tweede margarita voor Karin en een biertje voor Harro (zitten vezels in, ook belangrijk) arriveert ons hoofdgerecht: een Hamburger met frietjes voor K en een pasta voor H. Het eten is inderdaad heerlijk en uiteindelijk blijven we nog een paar biertjes hangen en sluiten de dag met een gepast goed gevoel af. Als de locale expats besluiten dat samen zingen een passende afsluiting van de dag is (ooit Wonderwall van Oasis 8 stemmig vals horen zingen?) rekenen we af en gaan er vandoor. We hebben het ongelooflijke tijdstip van kwart over 10 gehaald. Wat wil een mens nog meer.. 😉

20 november – Vientiane

20 november – Vientiane

Ondanks het drankgel… eh de gezelligheid van gisteravond zijn we voor de wekker wakker, die toch best vroeg staat. We duiken onder de douche door en om iets over half 8 zitten we aan het ontbijt in de binnentuin. We kunnen uit een paar dingen kiezen en de crepe-met-banaan blijkt een prima keuze. Verse meloen erbij, koffie thee (K) en kopje sm… Laotiaanse koffie (H) en we kunnen er weer even tegenaan. In tegenstelling tot gisteren is het helder en het beloofd erg warm te worden vandaag. We beginnen vroeg met onze sight-seeing tour, zodat we vanavond in de bus tenminste knock-out gaan.

De eerste stop is de markt. De kledingmarkt blijkt als we daar rond half 9 aankomen nog niet opgestart maar de markt met etenswaren is (al / nog steeds) in full swing. We lopen de enorme hal in en kijken meteen onze ogen uit. In de reusachtige ruimte bevinden zich rijen met kraampjes waar werkelijk van alles wordt verkocht. Van vlees tot eieren, van specerijen tot vis en van groente en zeewier tot ingeblikte spullen. Ondanks de grote hoeveelheden rauw vlees en rauwe vis ruikt het er nauwelijks en er zijn ook nauwelijks vliegen. De neus kan het dus wel aan, maar de ogen krijgen het te verduren. In de eerste rij zien we meteen volledige (geplukte) kippen en ganzen, volledige koeienkoppen, zonder vel, een enorme wittige varkenskop en rijen met verse, maar ook (een plaatselijke lekkernij) rotte witte, bruine en roze (!) eieren. De eieren zijn trouwens ook grappig: ooit een doos eieren voor 8000 kippen verkocht zien worden?!
Vis is er ook: vers, soms nog levend, maar ook veel gedroogd, op stokjes, of aan bamboelatjes geregen. En natuurlijk groente en fruit: enorm veel soorten pepers, dragonfruits, kleine mandarijnachtige sinaasappeltjes en stapels fruit en groente waar we geen naam voor hebben. Als we het proberen te vragen krijgen we vooral te horen hoeveel het kost. Terecht natuurlijk: moet je maar geen domme toerist zijn die de ene groente niet van de andere kan onderscheiden! Bij de kruidenkraampjes herkennen we vanille en kaneel, maar we zien ook enorme hoeveelheden kruiden in zakjes en pakjes waar we geen naam voor hebben. Eentje is er wel ‘good for gonnorhea’ volgens het bordje!

Het is een levendig geheel: de meeste dames (de verkopers zijn vooral dames) zitten bovenop hun kraampje en zijn druk bezig met etenswaren inpakken, varkenspootjes of groente schoonmaken en met elkaar kleppen. Ze vinden Harro en zijn fototoestel leuk en lachen en knikken verlegen als hij gebaart of hij een foto mag maken. Erg ontspannen allemaal. Het meest grappige is misschien nog wel dat je midden tussen de kraampjes met varkenspootjes en stalletjes met dragonfruits naar de kapper kan of je nagels kunt laten doen!

Na de markt gaan we op weg naar de Patuxai, de ‘Arc de Triomphe’ van Vientiane. Van een afstandje lijkt het nog wel wat, maar dichterbij gekomen zie je dat het vooral een monsterlijk lelijke betonnen kolos is. Gebouwd in de jaren ’60 met cement dat bedoeld was voor een nieuwe luchthaven (de reden dat het ding soms de ‘verlicale landingsbaan’ wordt genoemd) vinden zelfs de Laotionanen het ding afschuwelijk. Getuige het bordje dat er hangt tenminste en dat zegt ‘From a closer distance, it appears even less impressive, lijke a monster of concrete’! Toch lopen er veel Laotianen en toeristen rond. Harro ontdekt dat je ook naar boven kunt en stuitert de trappen op om wat plaatjes van boven te maken. Overigens zit het handelen de Laotianen wel in het bloed: bovenin dit plechtige monument zitten… juist, souvenirstalletjes!

Als hij weer beneden is drinken we een flesje water leeg, verzuchten eens dat het wel erg warm is en wandelen rustig terug richting ons hotel. We komen bij in het heerlijk relaxte cafe’tje op de hoek en daarna checken we uit bij het hotel en laten de tassen opslaan tot vanavond. Inmiddels hebben we, dankzij een telefoontje van Harro, ook ontdekt dat we omn half 8 opgehaald worden bij ons hotel om een bus te halen die om half 9 vanavond vertrekt aan de lange rit naar het zuiden. Dat geeft ons genoeg tijd om nog wat van de stad te zien en te winkelen. We beginnen met winkelen deel I en natuurlijk moeten we vooral textielzaken in. Harro wandelt geduldig mee en Karin kijkt haar ogen uit naar de meest mooie handgeweven zijden sjaals. Sommige van de lappen moeten echte weken hebben gekost om te maken en de prijzen zijn er ook naar. Het begint bij 35 dollar en gaat omhoog tot soms wel 950 dollar! Op zich terecht, maar dat is ons toch veel te gortig. We genieten dus van wat we zien en dwalen rond tot we trek beginnne te krjigen. Dan lopen we naar JoMa cafe. Jawel, dezelfde tent die we in Luang Prabang hebben gevonden en net zo goed. Een heerlijke fruitshake, lekkere broodjes en wat koffie en thee later zijn we afgekoeld, is de trek gestild en staat het verhaal van gisteren online. Het is dan 2 uur en tijd voor sightseeing deel II.

We kiezen de Wat Si Saket uit, de oudste tempel van Vientiane (al blijft onduidelijk hoe oud precies). In dit prachtige gebouw bevinden zich zo’n 7000 (!) buddhabeelden en -beeldjes. Van reusachtig (een paar meter hoog) tot miniscuul (een paar centimeter hoog) en van allerlei materialen (zilver, keramiek, steen, hout) en uit allerlei eeuwen (van de 15e tot de 19e eeuw): allemaal met een serene glimlach. Het is een indrukwekkend gezicht en al kijkend en fotograferend dwalen we het hele complex door.

Als we uitgekeken zijn hebben we nog een kleine shopsessie deel II, die we combineren met een wandeling langs wat bezienswaardigheden zoals wat andere tempels en het vervallen museumgebouw. Maar we zeiden het al eerder: het is heet en rond 4 uur zijn we er klaar mee. We wandelen naar ‘ons’ cafe en koelen af met een drankje en een boekje. Straks lekker eten en dan naar de bus!

20-21 November – Naar Pakse

20-21 November – Naar Pakse

Vientiane heeft een grote hoeveelheid prima restaurants, maar vandaag zijn er erg veel dicht valt ons op. Misschien heeft het iets te maken met het feit dat het 450 jarig bestaan van de stad wordt gevierd, of met het feit dat er de 21ste (met volle maan) een soort kaarslichtt-ere-dienst wordt gehouden in de tempels en op / bj rivieren. Of misschien is zaterdag gewoon de dag dat er veel dicht is. Hoe dan ook: na een aantal vergeefse pogingen eten we opnieuw bij Sticky Fingers en dat is niet bepaald een straf. Karin eet fish & chips en dat was zelden zo lekker. Harro eet sate en ook hij eet zijn vingers er bijna bij op. We drinken nog wat en als we uiteindelijk in het hotel aankomen is het kwart over 7 zoals gepland. Om half 8 worden we opgehaald is ons beloofd, dus we halen onze tassen op en planten onszelf op een bankje.

Daar zitten we om kwart voor 8 nog en hoewel we onszelf vertellen dat het in Vang Vieng ook niet heel vlot ging, zijn we toch te West-Europees om het maar gewoon te laten gebeuren. Karin vraagt de jongen van de receptie om even te bellen met de busmaatschappij en dat geeft in ieder geval het bericht dat ze ons niet vergeten zijn, dat er nu wat andere mensen worden opgehaald en dat ze daarna hier komen. Hij glimlacht er bij en voegt er geruststellend aan toe dat het maar 20 minuten rijden is naar het busstation, dus dat we de bus van half 9 zeker gaan halen.

Om 8 beginnen we daar aan te twijfelen. Deze keer vragen we de jongen het nummer van Khiritravel te bellen. De man aan de andere kant beloofd het uit te zoeken en belt even later terug met hetzelfde bericht: ze komen ons echt halen, niet ongerust worden. Makkelijker gezegd dat gedaan en om kwart over 8 hebben we ons neergelegd bij het feit dat we nog een nachtje in stikdruk en volledig uitverlocht Vientiane moeten doorbrengen. Dat wordt een duur hotel! Maar goed: we besluiten tot 9 uur te wachten, want je weet nooit.

Het wordt half 9 en als Harro om 10 over half 9 (10 minuten na de geplande vertrektijd van de bus) besluit nog een keer te bellen met de man van Khiri stopt er eindelijk een jumbo voor de deur. Of we willen opschieten: we moeten naar het busstation. We zijn er inmiddels lacherig onder en komen in de jumbo met een nerveuze Duitser die ook een nachtbus naar Pakse wil halen en een Laotiaanse vrouw met veel bagage die naar ons lacht. Ook nerveus. Een hotel even verderop stappen op hun dooie akkertje 2 Chinezen in en daarna gaat het – zo vol gas als mogelijk – naar het busstation. Onderweg zien we voor het eerst tekenen van de festiviteiten: veel politie op de been, afgezette straten en files! Ja, echt waar, wij wisten ook niet dat het hier kan (in ieder geval eens in de 450 jaar dus), maar we staan zelfs 5 minuten vast. Uiteindelijk komen we om kart over 9 aan op het busstation, waar inderdaad meerdere bussen staan te wachten.

We worden erg on-Laotiaans aangemoedigd om op te schieten: onze tassen verdwijnen in de laadruimte en als we controleren of ze er echt in gaan valt onze blik op de bus. Of liever gezegd: op de zit… eh ligplaatsen in de bus! We weten niet wat we zien: de enorme dubbeldekbus bestaat uit twee lagen… cabines boven elkaar. Bijna voorin de bus is nog een cabine over en we worden de bus ingejaagd naar die cabine. De deur knalt nog net niet tegen ons aan en een passagier waar we voorbijschuifelen snauwt ons in het Frans toe: u bent te laat! we mompelen een verontschuldiging en proberen aan te geven dat we er helaas niet zoveel aan kunnen doen en ploffen dan op de bed-bank neer. De ruimte is ongeveer 120 cm breed en 180 cm lang. Er ligt een keurig gebloemd lakentje, er liggen twee kussens en er liggen twee ingepakte dekentjes. We krijgen van een geruststellend glimlachende bus-steward allebei een flesje water en we zien dat ons hokje gordijntjes heeft (voor de buitrenramen, niet voor het gangpad), airco en licht. Wat wil een mens nog meer!

We kijken elkaar aan en moeten erg lachen: goed, bus gehaald en zo te zien kan het een stuk slechter! We prutsen onze schoenen in het schoenvakje onder de bed-bank, Karin doet haar lenzen uit en we manouvreren een beetje in de rondte tot we een houding hebben gevonden waarin we allebei kunnen liggen zonder elkaar een oog of ander lichaamsdeel uit te steken. De bus is inmiddels hobbelend vertrokken. We halens eens adem en hebben net besloten dat het zo wel gaat lukken als de man aan de overkant van het gangpad enorm begin te snurken! Een giechelaanval aan onze kant is het gevolg. Wat een gezaag!

We turen naar buiten terwijl de bus aan vaart wint en over een behoorlijk goeie en snel donker wordende weg (de bebouwing en straatverlichting laten we grotendeels achter ons) naar het zuiden raast. We staren naar buiten en ongemerkt vallen onze ogen dicht…

Het gaat wat met horten en stoten dat slapen, maar veel beter dan we van te voren hadden bedacht. De man aan de overkant van het gangpad blijkt niet te snurken als hij op zijn zij ligt en dat doet hij gelukkig het grootste deel van de nacht. Rond 2 uur stoppen we bij een busstation. Karin gaat er even uit om haar benen te strekken en ziet wel 20-25 winkeltjes in full-swing! Veel buspassagiers doen inkopen en komen met tassen spullen de bus weer in. Ook twee Europese (waarschijnlijk Franse) passagiers voegen zich bij ons: allebei met grote ogen als ze de bus in stappen. Na een stop van een kwartiertje gaan we weer verder en opnieuw sukkelen we in slaap.

Rond kwart voor 6 worden we definitief wakker en door de raampjes zien we het licht worden en zien we een kwartiertje later een prachtige zonsopkomst. De bus-steward komt langs met vochtige doekjes en langzaam komen we weer bij de mensen. Om half 7 rijden we een busstation binnen. We kijken elkaar aan: nu toch nog niet? Op dat moment komt een verlegen lachende man naar ons toe. Pakse, zegt hij en wenkt ons. Haastig schieten we onze schoenen aan, grijpen onze tas en lopen achter hem aan. Gaan we naar het Bolavenplateau en hebben we soms al vervoer, vraagt hij. Jawel dat hebben we. Hij grijns triomfantelijk en roept naar een man verderop iets dat alleen maar vertaald kan worden met: hoera, ik heb ze gevonden. Iedereen om ons heen moet lachen en ook wij zien er de humor wel van in. De man naar wie geroepen werd komt naar voren en houdt een bordje met onze namen omhoog. We halen de tassen, maar voor hij ons in zijn auto kan sleuren gaat Karin op de rem: eerst plassen, bril opzoeken en even het doekje gebruiken. De man zegt dat we alle tijd hebben dus Karin duikt het toilet in en als ze weer op een mensje lijkt worden we in de keurige auto gezet en rijden we door Pakse richting het Bolavenplauteau.

De weg is nog steeds prima en als we een tolpoortje passeren legt de chauffeur uit dat het geld ervoor zorgt dat de weg goed is, maar ook gerepareerd kan worden. Links en rechts langs de weg staan huisjes: veel van gevlochten stromatten en hoog op palen. Gezien de harde, stoffige aarde waarover we rijden is dat waarschijnlijk in het regenseizoen de enige manier om droge voeten te houden! Als we verder komen zien we veel koffieplantages en we komen zelfs langs een enorme koffiefabriek. De chauffeur vertelt wat over de omgeving en zegt bovendien dat hij ons over 2 dagen ‘s ochtends om 7 uur komt ophalen bij het resort waar we naar onderweg zijn, om ons op een bus naar onze bijna-laatste bestemming te krijgen. Handig, dat hoopten we al.

Uiteindelijk zijn we rond 10 voor half 8, na nog 800 meter hobbelen over een enorm slechte droge kleiweg bij Tad Fane Resort: onze verblijfplaatst van de komende twee dagen. He, he…

21 November – Tad Fane dag 1

21 November – Tad Fane dag 1

Bij aankomst in het resort checken we zonder problemen in en krijgen we de sleutel van bungalow-tje 7A. De laatste bungalow in de rij hebben we zowaar uitzicht op het fenomeen dat het resort zijn naam geeft: de 140 meter hoge, dubbele waterval die met donderend geraas aan de overkant van de geul in de diepte verdwijnt. Het is een prachtig gezicht en als de bungalow simpel maar prima en mugvrij blijkt te zijn, zijn we helemaal tevreden.

Als we onze spullen hebben weggezet willen we eerst iets eten. Boven de receptie zit een (aan alle kanten open, door houten ballustrades omgeven) restaurantje met prachtig uitzicht op beide watervallen. Daar bestellen we allebei een pannenkoek (die heerlijk-maar-machtig zijn) en respectievelijk een thee (K) en koffie (H). Na een slok spuugt Harro bijna ‘dat gore bocht’ weer uit. Ongelooflijk hoe vaak in de plaatsen waar de beste koffie ter wereld wordt verbouwd, lokaal enorme smerige prut wordt geschonken en gedronken!

Het ontbijt verdwijnt als sneeuw voor de zon en als we daarna ook nog douchen en schone kleren aantrekken voelen we ons echt weer mens. De prachtige omgeving en de grote aantallen vlinders doen de rest. Door heel Laos komen we overal vlinders tegen en hier zien we weer heel nieuwe exemplaren: knalgeel en spierwit, maar ook zwart met knalblauw, helemaal oranje, pikzwart (zo groot als onze hand) en allerlei gestippelde vormen. Ze lijken een speciale vorm van stuiter-poeder te hebben gesnoven, want ze zitten werkelijk geen seconde stil, maar mooi zijn ze wel.

Na een beetje rondkijken en lezen welke wandelingen in de omgeving mogelijk zijn, melden we ons aan voor de middagwandeling door de omgeving en geven ons daarna over aan een heeeeeelijk uurtje niet-wiebelende slaap. Als de wekker om 12 uur gaat rekken we ons tevreden uit en melden ons voor een simpele maar lekker lunch: een baguette met gesmolten kaas (K) en gesmolten kaas en ham (H). Ze, wij zijn er klaar voor!

De rest van de mede-wandelaars nog niet zo blijkt en in plaats van om 13 uur vertrekken we uiteindelijk om half 2. Met voldoende water, een petje, fototoestel en wat noodzakelijke proviant. Zoute koekjes en zoete dropjes blijken regelmatig erg fijn na al dat zweten! Het eerste deel van de wandeling is over de weg waarlangs we ook bij het resort gekomen zijn. Links en rechts zien we koffie en theeplanten en bij een boerderijtje zien we voor de deur koffiebonen drogen. Onze gids legt uit dat ze worden geplukt als ze rijp zijn en daarna worden gewassen in de rivier. Vervolgens worden ze gedroogd, gebrand en uiteindelijk tot koffiepoeder vermalen. De lokale boeren doen de eerste stappen: het branden en malen gebeurt vaak in de fabriek. Van dichtbij ruik je de koffie ook: in deze fase nog een beetje een zurige lucht en niet heel erg lekker.

Bij de doorgaande weg aangekomen steken we over en kiezen de weg naar de Tad … een waterval die uiteindelijk ongeveer een half uur lopen verderop blijkt te liggen. We wandelen niet bepaald snel: behalve wijzelf zijn er nog 2 Nederlanders en 4 Franse dames mee. Vooral de dames in kwestie blijken erg traag en we hebben zo het vermoeden dat de wandeling wel eens lang kan duren vandaag… Gelukkig is de route erg leuk: langs koffievelden, waar een gezin aan het werk blijkt. Langs koeien die haastig de bossen invluchten als we dichterbij komen. Langs huisjes, van miniscuul en van gevlochten rietmatten tot enorm en van steen. En uiteindelijk over een vrij steile weg naar een prachtige, brede waterval, waar metersbrede waterstromen een meter of 10 naar beneden storten.

Beneden gekomen schudt Harro zijn kleren af en duikt in zijn zwembroek het ‘ijskoude’ water in. Hij is de enige en wordt door iedereen luidkeels aangemoedigd. De gids lacht een beetje en na een paar minuten krabbelt Harro ‘opgefrist’ aan land. Karin grijnst: ze heeft het geheel gefilmd…

Als Harro zich heeft afgedroogd en weer voldoende kleren aanheeft wandelen we terug naar waar de rest van de groep zit. De gids wacht ons halverwege op, om ons op een klein, felgroen slangetje te kunnen wijzen! Daar maken we natuurlijk plaatjes van en tussen de vlinders door wandelen we verder terug en drinken een flesje water leeg. Na een kwartiertje gaan we weer verder. We klauteren de helling weer omhoog, maar in plaats van de weg terug te pakken duiken we een koffieplantage in! We wandelen over de hellingen. Anders dan in andere landen waar we koffieplantages hebben gezien, zijn de velden hier kleiner en staan er allerlei bomen door elkaar. Waarschijnlijk niet zo efficient, maar wel zo leuk! Veel beestjes kiezen de plantages ook als huis: naast vlinders en rupsen zien we werkelijk enorme spinnen in webben zitten! De gids legt uit dat die worden gegeten en ‘very good’ zijn. We geloven hem op zijn woord…

Na de plantage volgt een wiebelende bamboobrug, een klim over een rotsachtig paadje (langs enthousiaste kindjes die fanatiek zwaaien en ‘sabadie!’ naar ons roepen als we voorbij komen) en dan staan we ineens in een ander landschap. De enorme vlakte heet … en strekt zich volgens de gids voor een kilometer of 6 uit. Het lijkt nog het meest op een Scandinavisch landschap: een rotsachtige bodem (de rotsplaten die door de begoeiing heenkomen lijken op golvende lavavelden, met kringen mos erop), rots- en steenhopen zoals de Afrikaanse kopjes en hoge naaldbomen. Het ziet er echt heel vreemd uit, zo net naast de jungle en het uur erna maken we een trage circkel over een deel van het plateau heen.

En daarna gaan we terug: rotspaadje af, stukje weg volgen, koffieplantage door… De zon is inmiddels onder gegaan en in de toenemende schemering komen we tenslotte uit bij de doorgaande weg die we oversteken. In het licht van de volle maan bereiken we uiteindelijk het kamp. Het is inmiddels bijna 6 uur en we zijn wel een beetje op. Vooral Karin heeft haar knie behoorlijk gemarteld, maar gelukkig was het wel een erg mooie wandeling.

We trekken in ons hutje andere kleren aan en laten ons daarna tevreden zakken aan een tafeltje in het restaurant. Een gin-tonic, een paar loempia’tjes, daarna een stir-frie van groente en een zoet-zure varkensstir-frie en wat rijst en tenslotte een kopje thee maken de avond af. Na de bijzondere afgelopen nacht en de lange wandeling van vanmmiddag, klinkt kwart over 9 deze keer zelfs Karin in de oren als een zinnige tijd om te gaan slapen…

 

22 November – Tad Fane dag 2

22 November – Tad Fane dag 2

Vandaag gaat Harro nog een ‘trekking’ doen vanuit de lodge waar we zitten. Volgens de verhalen is dit een nogal lastige wandeltocht naar een aantal watervallen en door koffieplantages. Strak om half acht zitten we aan het ontbijt, want als het goed is gaan we om acht uur op stap. Kort na achten is de groep verzameld en gaan we met 4 personen en dezelfde gids als de voorgaande dag beginnen aan de wandeling.

De beschrijving blijkt al snel correct: via een smal modderpad klauteren we eerst de berg af, lopen langs een kleine waterval (‘maar’ acht meter) en mogen daarna aan de andere kant ons weer een weg omhoog zoeken. Hoewel het pas een uur of half 10 is als we aankomen bij de eerste geplande stop zweten we ons gek. Deze stop is zeker de moeite waard, we staan namelijk boven aan de 120 meter lange watervallen die vanaf onze lodge te zien zijn. De huisjes van onze lodge liggen prachtig in het zonnetje aan de top van wat nu blijkt een enorme steile afgrond van dik 100 meter. Een van de medewandelaars besluit dat dit het moment is om vast wat te zwemmen en neemt een duik in het riviertje die de waterval voedt. Hoewel het nogal een imposante waterval is, die nogal veel herrie maakt als je aan de overkant staat, lijkt het riviertje meer op een bergbeekje.

Na een half uurtje rust mogen we verder bergop door de toch zeer dicht begroeide jungle. De gids is niet zeer spraakzaam, maar weet met enig aandringen toch veel vragen te beantwoorden. Zo komen we er achter dat het spinnetje en de slang die we gisteren van een cm of 10 afstand hebben gefotografeerd nogal giftig zijn. Ook eten we onderweg wat citrusvruchten (groot, groen en een beetje zurig) en verse guave’s.

Na nog een uurtje fors klimmen staan we dan aan de bij de volgende watervallen: 38 meter hoog en qua hoeveelheid water behoorlijk imposant. Ditmaal moet ook H even dringend afkoelen en binnen 5 minuten liggen we tot groot vermaak van een buslading Thaise oudjes, in het water. Afkoelen doet het zeker, het water is namelijk behoorlijk frisjes (en niet alleen voor Harro’tjes, ook zijn wandelgenoot vindt het duidelijk koud). Na een tijdje proberen we richting de watervallen te zwemmen, maar kunnen er door de sterke stroming niet echt onder komen (het is ook maar de vraag of dat nou zo’n briljant plan is, maar dat is een tweede). Na een 10 minuten badderen vinden we het zat, drogen ons af en wandelen verder: eerst naar de bovenkant van de watervallen en daarna een mooie tocht dwars door de koffieplantages. iets na twaalven zijn we dan terug bij de lodge na een vermoeiende maar erg mooie tocht.

Karin heeft de ochtend doorgebracht met het schrijven van de reisverhalen van de afgelopen dagen, het uitzoeken van wat foto’s voor op de site en het uitlezen van haar boek. Daarnaast heeft ze zich gek gelachen om een busladig Chinese vrouwen (en een paar mannen) die als een stel sprinkhanen binnen 20 minuten het hele restaurant claimden, iets dronken en weer verdwenen: tafels vol rotzooi achterlatend. Het is zo erg dat de vriendelijke serveerster haar excuses komt aanbieden: sorry for noise!

Als Harro terug bij het kamp is lunchen we (opnieuw een simpele, maar oh zo lekkere tostie) en de rest van de middag gaat voorbij met lezen, een tukkie, nog wat lezen en om 5 uur zitten we in de bar aan de borrel. We eten wat, we nemen nog een borreltje en Harro vraagt de Duitse meid die voor de Duitse zusterorganisatie van Riksja werkt om erbij te komen zitten voor een slaapmutsje. De beide Duitsers zijn zo vriendelijk om hun gesprek in het Engels te voeren, zodat Karin zich niet te hard hoeft te schamen voor haar steenkolen-Duits en we kletsen gezellig. Valerie blijkt morgen ook naar Don Khong te gaan (het eiland in de Mekong): we zullen tegelijk worden opgehaald. aangezien dat al om 7 uur gebeurt maken we het niet te laat. In ons huisje pakken we de tassen in en gaan op tijd slapen.

23 November – naar Don Khong

23 November – naar Don Khong

Als om 6 uur de wekker gaat leeft er al van alles buiten ons huisje: kippen, hanen, koeien, krekels: er scharrelt, fluit en chirpt een complete beestenbende om, op en onder ons huisje. Met een zucht voegen we ons bij die actieve meute: douchen, laatste spullen in de tas, ontbijten en keurig om 7 uur staan we klaar. Onze chauffeur is er ook en neemt ons mee naar zijn minibusje. Daar heeft hij een papier voor ons: de bevestiging van onze vlucht. Ook gaat zijn telefoon en na wat onverstaanbaar Laotiaans duwt hij Karin zijn telefoon in handen en gebaart dat ze moet praten. Khiritravel, om te vragen of we het papier hebben gekregen en om te vertellen dat onze chauffeur in Pakse kaartjes voor de lokale bus zal regelen. Nette, hoewel deze keer wat overbodige, info.

Na een uurtje zijn we in Pakse en vragen we onze chauff even of hij wil stoppen bij een pinautomaat. Dat doet hij en we trekken nog maar eens een miljoen uit de muur… Het blijft grappig en licht ongemakkelijk om echt een multimilionair te zijn en je had niet om te draaien voor nog een miljoen (zeg maar 100 euro).

Op het busstation stoppen we naast een busje met 25 zitplaatsen. Er staan al allerlei mensen naast, er wordt bagage op het dak gesjord en onze chauffeur klampt de chauffeur van de bus aan en betaalt hem het busgeld en het geld voor het pontje over de Mekong. Daarna gaat Karin gauw nog even plassen (de busrit schijnt een uur of 2 te duren en daarna wurmen we ons de bus in. Harro landt naast een oud vrouwtje dat vanaf minuut 1 eet en bovendien vage bladeren en schors naar binnen werkt. Volgens ons iets waar je ‘happy’ van wordt… Valerie zit er een bankje voor en heeft het grootste deel van de reis een stille dame met veel bagage naast zich. En Karin wordt op het voorste bankje gepropt en volledig ingebouwd met bagage. Daarnaast komen er een moeder en dochter bij zitten, die niet van zins zijn heel erg ruimte te bieden. Als er ongeveer 30 mensen in het busje zitten, elk met zeker 3 tassen en tasjes, het dak vol ligt met bagage en ‘moeders’ (de ‘conductrice en bijna zeker de moeder van de chauffeur) zichzelf in de open deur heeft gehangen, geeft de chauffeur gas. Het busje sukkelt de straat over… en gaat tanken.

Maar dan kunnen we echt. Met gemiddeld 60 kilometer per uur rijden we over Rte 13 (de doorgaande route door heel Laos, van noord naar zuid en sinds een paar jaar keurig geasfalteerd) naar het zuiden. Het landschap is pittoresk: huisjes en velden met rijst wisselen elkaar af. We zien brommers helemaal stampvol geladen met allerlei waren (bijvoorbeeld allemaal potten en pannen, duidelijk voor de verkoop). Langs de weg ligt van alles te drogen en waterbuffels en mensen werken op de velden. Azie met een gouden randje…

Af en toe moet er iemand uit: onderweg zetten we ongeveer 3 mensen af, maar de meeste mensen blijven zitten en gaan de hele route met ons mee. Na ongeveer anderhalf uur rijden we een dorpje binnen en iedereen wordt tegelijk opgewonden: zowel de mensen in de bus als de mensen langs de kant. We stoppen, alle ramen gaan open en de bus wordt belaagd door zeker 15 vrouwen die van alles verkopen: vooral gebraden en vreemd ‘platte’ kippen, kleine gebraden vogeltjes, geroosterde banaantjes en een suikerig soort doughnut. Ook drankjes ontbreken natuurlijk niet: twee meisje dragen een soort emmer vol met flesjes en blikjes. Binnen 2 seconden wordt er onderhandeld dat het een lieve lust is: de kip wordt besnuffeld en bekeken en soms geruild voor een ander stokje, de vogeltjes en worstjes wisselen van eigenaar en zeker de helft van de mensen in de bus koopt iets. Om mee te nemen, maar zeker ook om direct op te eten. Met name de dames knagen zoveel eten weg dat we volkomen verbaasd zijn dat ze, op een uitzondering na, allemaal zo slank zijn.

Na 2 uur zijn we er duidelijk nog niet en uiteindelijk rijden we 3 1/2 uur voor we bij het pontje zijn. Opgelucht klauteren we uit de bus: dat was iets teveel opgevouwen zitten… We strekken even de benen en moeten dan de bus weer in. Het pontje is er. Achter een vrachtwagen rijden we een soort platte schuit op. Er komen nog wat brommers bij en dan is het vol. De mannen takelen de achterkant / oprijplaat ietsje omhoog en het bootje dat naast de schuit ligt begint met een enorme herrie te trekken. Als we los zijn, slingert hij zichzelf om zijn vorplecht (die vast zit aan de schuit) heen en begint te duwen. Langzaam komen we in beweging en glijden we de Mekong over.

Binnen een paar minuten zijn we aan de overkant en na wat gepruts mogen we de wal op. Nu laten we om de paar honderd meter wat mensen achter en na een paar minuten staan we voor ons hotel! Dat is wel heel netjes: we dachten dat we nog een paar minuten moesten lopen, maar worden keurig voor de deur afgezet! We tillen met behulp van de chauff de tassen van het dak en wandelen naar binnen. We checken in, krijgen een heerlijk fris welkomstdrankje en na een paar minuten wachten zijn onze kamers klaar. Het is 12 uur: we zijn in Villa Muong Khong Hotel, in Muang Khong, op Don Khong Island!

De kamer is keurig: schoon, met airco en geen mug te bekennen. We zetten de tassen neer, frissen ons een beetje op en besluiten meteen maar te gaan lunchen. In het restaurant van ons hotel zit niemand (al schijnt het wel goed te zijn) dus we wandelen langs het water tot we een tentje tegenkomen waar we wel iets willen eten en drinken. Vlak daarvoor komen we Valerie weer tegen, die staat te praten met iemand die tripjes verkoopt. We sluiten aan: we willen morgen ook het water op! Uiteindelijk kiezen we alledrie voor een tripje naar de zuidelijke eilanden, waar we bovendien een poging gaan doen de zeer zeldzame Irradaway-dolfijn te spotten. We geloven er niet zo in (het seizoen is nog niet echt begonnnen), maar nu we zo ver zijn gekomen zou het jammer zijn om geen poging te doen!

Na een broodje en veel drinken doen we een halfslachtige poging een brommer te huren, maar op meerdere plaatsen zijn ze ‘finished’. Echt heel erg vinden we het niet: het is snikheet dus we gaan terug naar ons hotel en komen in de airco een tijdje bij. Om half 4 is het zo ver afgekoeld dat we een wandelingetje door het dorp doen. Het is echt schattig: paar huizen, wat guesthouses, paar barretjes, veel boerderijtjes, 2 tempels… We klikken en kijken en als we na een uurtje gesmolten zijn, ploffen we op het zelfde terras van vanmiddag voor drankjes in de schaduw. We werken de site bij: vanavond gaan we proberen in het hotel de verhalen en wat foto’s online te plaatsen, via een stikie en de (veel te dure) Internetcomputer in het hotel. En morgen het water op!

24 November – Don Khong en omgeving

24 November – Don Khong en omgeving

De wekker gaat om kwart over 7 en door de hitte (gecombineerd met een te luidruchtige en onhandig geplaatste airco) hebben we niet geweldig geslapen. Maar: het uitstapje wacht en we douchen, kleden ons aan en eten een ontbijtje in het restaurant van het hotel. Om kwart over 8 wandelen we richting de verzamelplaats en daar treffen we ook Valerie, onze Duitse vriendin, die zegt ook niet geweldig geslapen te hebben. Rustig wachten we in de schaduw (het is nu al 30 graden) tot de kerel waar we gisteren onze tickets geboekt hebben ons komt halen. Samen met een Deens stel en een aantal mensen dat met koffers en tassen aan boord gaat, vouwen we ons in een klein bootje met zonnendakje en zo blijkt al snel, ongelooflijk lawaaiige motor. We krijgen nog wat uitleg en ticket-man stelt ons voor aan gids-man. We hoeven vandaag alleen tickets voor de watervallen, de dolfijnen (een soort ecotax) en lunch te betalen: voor de rest is alles geregeld.

Stipt om half 9 varen we weg en het is meteen heerlijk om op het water te zijn: een briesje en de wereld trekt aan ons voorbij. Het gebied waar we doorheen varen heet Si Phan Don, ‘Vierduizend Eianden’ en is het breedste stuk van de hele Mekong. Op dit 50 kilometer lange stuk van de reusachtige rivier bereikt de waterweg op zijn breedste punt een breedte van 14 kilometer. Er liggen talloze eilanden, waarvan een aantal grote het hele jaar bewoond zijn, zoals Don Khong (waar we slapen), Don Det (waar we vandaag alleen even wat mensen afzetten) en Don Khon (waar we de Li Phi watervallen gaan bekijken en waar vandaan we dolfijnen gaan proberen te spotten). Andere eilanden zijn vele malen kleiner en het grootste aantal (kleine) eilanden is alleen zichtbaar in het droge seizoen. In deze maand, net na het regenseizoen, staat het water nog behoorlijk hoog. Maar op een paar plaatsen zien we eilandjes die al boven gekomen zijn, maar de bomen en struiken steken op veel plaatsen al wel boven water! Een vreemd, maar mooi gezicht. In ongeveer anderhalf uur varen we tussen de eilanden door, om uiteindelijk wat mensen af te zetten en er 2 Nederlanders bij te krijgen. Met deze club varen we door, langs een zeer schilderachtig stukje rivier, naar Don Khon, waar we rond kwart oover 10 van boord gaan.
De twee Denen gaan zelf rondkijken en wij krijgen… een fiets. Dat wisten we gisteren ook en Karin besloot toen dat het de fysieke ellende waard zou zijn, maar we zijn wat overvallen dat we alles op de fiets gaan doen! De wegen op Don Khon blijken gedeeltelijk erg goed (een soort keiharde zandweg, die zo stevig is aangestampt dat het asfalt lijkt). Andere wegen zijn ronduit beroerd: stofpaadjes met mul zand, of hobbelige wegen, zo vol stenen dat we verrast zijn dat we geen platte band krijgen. Maar, Harro sleurt Karin er door geen (soms letterlijk) en de fysieke ongemakken daargelaten is het een prachtige route.

We fietsen door het miniscule dorpje (het hele eiland is 2 bij 3 kilometer, de dorpjes zijn navenant klein) en door een soort bostunneltjes (bomen en struiken aan alle kanten maken een soort tunnel) naar de Li Phi watervallen. De naam betekent (vrij vertaald) ‘geestenval’ en de lokale mensen geloven dat in deze rotsige watervallen (niet heel hoog, maar woest en erg breed) de kwade geesten van dode mensen en beesten worden gevangen. Het is heerlijk rustig bij de watervallen (al zien we aan het aantal eet- en drinkstalletjes dat het hier over een maand, als het toeristenseizoen volledig op gang is, een heksenketel kan zijn) en we zijn gepast onder de indruk van de watervallen. We klikken plaatjes, drinken nog maar eens een flesje water leeg en daarna gaan we verder.
Via een gelukkig steeds beter wordende weg fietsen we achter onze gids aan naar het zuidelijke puntje van het eiland. We denken eigenlijk dat we nu pauze gaan houden, maar niets daarvan: we worden in een bootje geladen en we gaan het water op ‘to see many dolphins’.
Met deze herriebootjs geloven we daar helemaal niets van, maar we knikken eens vriendelijk en zitten geduldig in de boot. Tot onze verrassing worden we eigenlijk alleen naar de overkant van het water (officieel trouwens op Cambodiaans grondgebied!) gebracht en naar een uitkijkbankje (Met schaduw en blikjes fris) gedirigeerd. ‘Here you sit, dolphins will come’. Tja, Harro zegt dat hij net in de boot al wel iets heeft zien glinsteren, maar eigenlijk zijn we allebei heel sceptisch. Van deze dolfijnensoort, de Irrawaddy dolfijn, die alleen in de Mekong voorkomt, zijn er nog zo’n 150 over (volgens de tellingen uit 2007) dus het zou wel erg… Wacht, wat was dat? We zien kringen op het water, maar het gaat in eerste instantie te snel. Tot Karin roept ‘ jaa, daar’ en we inderdaad een vinnetje boven het water zien komen! Ongelooflijk, wat hebben we een mazzel! De gids glimlacht maar eens: hij zie het toch? We zijn al helemaal blij, maar worden de drie kwartier erna getrakteerd op nog meer dolfijnen, waarvan sommigen op zo’n 25 meter van de kant! Het gaat vrij snel (een vin, soms een staart) en ze fotograferen blijkt bijna onmogelijk (al doet Harro een heel serieuze en we hopen goede poging), maar we genieten van elke glimp! We dachten dat deze dolfijnen wittig of rozig zouden zijn, maar ze zijn een soort blauw-groenige kleur. Misschien de lichtinval, maar heel bijzonder om te zien in elk geval.

Na een uurtje moeten we weer verder, maar wat een traktatie was dit! Wat ons betreft is deze excursie nu al een succes en we zijn nog niet klaar. Nadat we zijn over gevaren worstelen we ons over de weggetjes dapper terug naar het startdorpje, waar we in een klein restaurantje een heerlijk limoen-honing shake drinken en samen een bordje loempiatjes en een bord nasi delen. En afkoelen niet te vergeten, want mensen wat is het weer heet.

Nadat we zijn bijgekomen gaan we opnieuw in de boot en via een prachtige route vaart onze gids ons naar de oever van de Mekong waar keurig een busje staat te wachten. Tot onze verrasing zit er een dame achter het stuur (dat zie je hier bijna nooit) die ons soepel in ongeveer een kwartiertje naar de Khon Phapheng watervallen brengt. Deze watervallen zijn naar verluidt de grootste van zuidoost Azie en of dat nu klopt of niet: ze zijn inderdaad enorm. Met open mond staan we te kijken hoe de Mekong zich hier met donderend geraas naar beneden stort. Via een aantal ‘treden’ stort het water een meter of 30 naar beneden en de breedte van de watervallen en de enorme hoeveelheden water die voorbij komen zetten zijn adembenemend. We klikken ons suf, tot ons oog valt op… verpakte ijsjes! Dat maakt onze dag helemaal af en met een heerlijk (en lekker koud!) ijsje genieten we van het uitzicht en alle mensen die foto’s komen maken.

Om 4 uur zijn we terug bij het busje en worden we in een half uurtje terug gereden naar het pontje… om daar onze gids en zijn bootje weer te treffen! Hij neemt ons aan boord en in het prachtige middaglicht varen we in een half uurtje terug naar het startpunt van onze trip. Moe maar voldaan. We drinken samen met Valerie een drankje, frissen ons op in het hotel en eten uiteindelijk met z’n drieen, terwijl een dikke, gelige maan opkomt over de Mekong…

Voorbereidingen

Voorbereidingen

Nippon (Japan) betekent ‘het land van de oorsprong van de zon’ of ‘het land van de rijzende zon’. Een land, ver weg en mysterieus, dat al jaren op ons verlanglijstje prijkt. Een land dat ook een beetje intimideert. Door de taal en het ‘anders’ zijn en doordat we niemand kenden die er ‘zelf’ heen is gegaan, zonder reisorganisatie. Vorig jaar vonden we het lef om toch zelf te gaan kijken maar ontbrak de tijd; dit jaar vonden we ook de tijd! Daarom vertrekken we op zaterdag 26 maart naar Osaka, om via bezoeken aan het midden en zuiden van Japan èn een bezoek aan de Japanse Alpen, te eindigen in Tokyo. Daar vandaan vliegen we op vrijdag 22 april weer terug. Vier weken gaan we die bijzondere wereld verkennen. We hebben hotels geboekt, een voucher voor een Japan Rail Pass gekocht, op twee plekken een paar dagen een auto gehuurd èn op twee plekken een excursie geregeld. En we kunnen niet wachten…!

Naar Osaka (Japan)

Naar Osaka (Japan)

We hebben wat verschillend in de voorbereidingstijd gezeten dus waar Karin heel rustig aan kan doen, rent Harro nog een rondje door zijn huis op deze vertrekdag. Gelukkig hebben we de tijd, dus als we om half 12 met onze uitzwaai-wegbreng-crew bestaande uit Martijn en Eveline in de auto zitten, hebben we allebei een volle tas en zijn we voorbereid. Na een snelle uitzwaai-actie (dag, bedankt voor het wegbrengen!) brengen we onze tassen weg en gaan door de veiligheidscontrole en douane. We hebben (met in ons achterhoofd de aanslagenin Brussel) wat extra tijd genomen en dat blijkt niet helemaal overbodig: we doen er wel even over.

Uiteindelijk zitten we dan toch, na een Nederlandse lunch en wat drinken, bij de gate en keurig op tijd vertrekken we naar Osaka. We hebben Comfort Class stoelen en dat is erg lekker: extra beenruimte èn extra achterover-leun-ruimte. Geen overbodige luxe op een vlucht waarop we geacht worden over te gaan op een ritme dat 7 uur in onze toekomst ligt. We spelen samen wat spelletjes roulette op het tv-schermpje (vergokken zo’n beetje drie ton), maken een gezellig praatje met een stewardess die vandaag weer op haar eerste vlucht is na het krijgen van niet één, maar twee kinderen) en krijgen daarna al snel de avondmaaltijd. Vervolgens gaan de lichten uit. Nacht!

Harro brengt nog heel wat uurtjes slapend door, maar Karin weet er niet meer dan 1 1/2 uur uit te persen. Als we in Osaka landen, om half 10 lokale tijd, is ze behoorlijk gaar. Niet getreurd; we zijn immers in Japan! Al in de ontvangsthal zien we hoe ingewikkeld Japanse borden zijn; we zijn blij met de engelse ondertiteling, want we kunnen er geen chocola van maken! Gelukkig speekt het allemaal voor zich (luchthvens lijken immers op elkaar) dus ook met ons duffe hoofd komen we door de douane, vinden we onze koffers en leveren we een verklaring in dat we niet smokkelen. Daarna staan we in de ontvangsthal en vinden we de vertrekhal van de treinen. Binnen no time hebben we twee kaartjes. Op het perron worden we in een rijtje gezet door een beleefde man met witte handschoentjes. Als de trein binnen komt wordt die met de dnelheid van het licht schoongemaakt. Ook worden de stoelen automatisch omgedraaid. Waarom zou je immers achteruitrijden…?! Daarna vertrekken we richting Osaka.

Osaka (dag 1)

Osaka (dag 1)

De trein doet er ongeveer een half uurtje over. Via het eilandje waarop de luchthaven ligt (waarom zou je kostbare grond verspillen aan een luchthaven; die bouw je natuurlijk in zee) rijden we via een landschap van huizen, kleine akkertjes (soms niet meer dan iets ter grootte van een achtertuintje, vol groente) en grijzige huizen en daarna lage flats en huizen, naar Tennoji, een enorm station in het zuidelijke deel van het centrum van Osaka.

Ons hotel ligt er tegenover. We moeten desondanks even zoeken (ah, het is de rode ingang IN dat enorme gebouw met een onleesbare Japanse naam) maar dan wandelen we naar binnen. Sorry, vanaf 14 uur kunnen we pas inchecken, wat al vroeg is voor Japanse begrippen: de meeste hotels hebben een inchecktijd van 15 uur of later. We laten onze tassen achter (die met een keurig labeltjes in de bagagekamer verdwijnen) en een stuk lichter, vertrekken we naar buiten. Actie, want anders vallen we op dat oncomfortabele hotel-receptie-bankje in slaap! We gaan eerst op zoek naar koffie en het liefest heel sterk.

In het warenhuis wat om het Tennoji-station is heengebouwd, vinden we op de 5e verdieping een Starbucks. Onderweg naar boven kijken we onze ogen uit. Kleding, onbegrijpelijke verpakkingen in een drogisterij, veel Japanse letters, maar ook verrassend duidelijke plaatjes van restaurants en op welke verdieping ze te vinden zijn. Cijfers zijn voor ons herkenbaar en achter elke verdieping staat een F (floor?). Zolang we onthouden dat de begane grond de 1e verdieping is, komt het prima in orde! De dames in de Starbucks zijn uiterst correct en volkomen onverstaanbaarm maar begrijpen onze bestelling prima. We herinneren ons nog net op tijd dat fooi geven in Japan beledigend is en zakken onderuit met ons eerste uitzicht op Osaka.

Met de koffie achter de kiezen besluiten we dat het, ondanks dat we geen trek hebben, handig is om wat te eten. Op de bovenste twee verdiepingen vinden we een soort uitgebreide foodcourt. Allerlei kleine restaurantjes. sommige druk, sommige rustig en allemaal met plastic voorbeelden (of plaatjes) van het eten dat wordt geserveerd ervóór. We kiezen na enig twijfelen voor een tentje met allerlei locals er in (Westerse toeristen zien we sowieso nauwelijks). De serveerster spreekt genoeg Engels om zich verstaanbaar te maken en we krijgen twee menu’s in het Engels. Oeh, die lunchmenu’s zien er heerlijk uit en zijn erg betaalbaar. En, blijkt even later: lekker! Voor nog geen 7 eruo eten we een berg verse sushi, een miso-soepje, een salade, tempura-groente en -garnales en een stuk verse tofu. Verse ijsthee erbij en we voelen ons ineens weer mens. He, en waar is dat eten gebleven: blijkbaar hadden we meer trek dan we dachten!

Na het eten is het tijd voor het echte werk. Een bezienswaardigheid en om daar te komen moeten we met de metro… Een zeer hulpvaardige meneer met een groot bordje ‘I speak English’ op zijn borst schiet te hulp. Binnen no time hebben we twee metrotickets, een metrokaart met een circkel om ons overstapstation, incl. een vermelding van de juiste vertreksporen. Eh wauw. De metro brengt ons supersnel naar Osaka Aquarium. Als we uit het metrostation komen halen we diep adem. Buitenlucht! En zeelucht bovendien. Osaka is wel een stad waar je niet buiten hoeft te komen als je dat niet wilt. Wij genieten van een paar honderd meter buitenlucht en kijken onze ogen uit. Veel laagbouw en in zijstraatjes ineens een beeld van houten huizen met kunstig geknipte bomen er voor. Nieuw en oud zit hier vlak tegen elkaar aan.

Het aquarium zit in een enorm complex met daarop zeebeesten geschilderd. We kopen een kaartje (ongeveer 15,=) en wandelen naar binnen. Het is zondagmiddag en we maken ons op voor een festijn van schreeuwende kinderen en duwende menigten. En ja, het is erg druk, maar verrassend genoeg voelt het redelijk ontspannen aan. Er huilt eens hier en daar een kind en natuurlijk wordt er wat (voor)gedrongen, maar de meeste mensen maken ruimte, lopen door als ze het hebben gezien en zijn rustig. We voelen ons dus geen moment vervelend en de uren erna genieten we volop. Uren ja, want wauw, wat een aquarium. We gaan eerst helemaal naar boven, waarna je over een wandelpad van bijna een kilometers (de afstand staat in afnemende cijfers op gezette tijden op de vloer) langzaam naar de begane grond afdaalt. Er zijn enorm veel verschillende tanks die verschillende habitats laten zien. Naast vissen genieten we van otters (schattig!), zeehonden, kwallen (prachtig verlicht), dolfijnen (!), schildpadden en uiteindlelijk een ENORME tank (zo groot hebben we het nog nooit gezien, met niet één, maar wel TWEE walvishaaien. Pardon, zei u walvishaaien?! Jazeker, we hadden er over gelezen, maar onze monden vallen collectief open als we de eerste walvishaai voorbij een ruit zien schuiven. Een eenzame duiker, die de roggen voert valt volledig in het niet bij deze enorme joekels. We blijven op verschillende verdiepingen eindeloos kijken. Wat een GE-WEL-DIG gezicht!

Als we een beetje op beginnen te raken gaan we wat drinken (Harro heeft sjans met drie miniscule Japanse kindjes, die met grote ogen en een grote grijns naar hem staren), voor we ons rondje af maken. En dan is het dringend tijd voor ons hotel. Na een metrorit terug, inschecken en ophalen van de bagage, slaken we een zucht van verlichting als we de kamer zien, hij is keurig, stil en heeft (zo blijkt) een uitstekende badkamer. Het is heerlijk om eindelijk te kunnen douchen, tanden te kunnen poetsen en schone kleren aan te kunnen doen. Daarna kijken we elkaar aan: tukje? Nou, nee, het is eigenlijk al best laat (half 6) en als we nu in slaap vallen willen we echt blijven liggen. En daar is het nog te vroeg voor. 

Daarom halen we nog wat energie uit onze tenen (wat makkelijker gaat dan we denken: waarschijnlijk omdat onze lijven zich de Nederlandse tijd herinneren (en daar is het nu eind van de ochtend). Hop, hop, nog even dan. De metro-automaten blijken we ook zelf te lijf te kunnen en met twee kaartjes gewapend vertrekken we naar Namba Station, een knooppunt van metrostations en -lijnen. En, zo blijkt bovengronds een wijk met een hoeveelheid neon die Times Square doet verbleken. Het is er stampdruk en we lopen een klein rondje, volkomen verbouwereerd foto’s makend. Enorme uithangborden (een gigantische, bewegende krab, een enroem vis, een volledige koe etc.) schreeuwen om aandacht. Uit allerlei bewegende beelden komt geluid. We laten het als een golf over ons heenslaan en drijven mee met de massa.

En iets verderop, na enig zoeken, vinden we Daiki Suisan, een kaiten-sushi restaurant. Kaiten-sushi is wat wij in Nederland een sushi-treintje noemen. Uitgevonden in Osaka in de jaren ’50 van de vorige eeuw en lang beschouwd als ondermaats eten, heeft de sushi-trein de laatste jaren hard gewerkt aan haar reputatie. Nu Japan in een (stevige, al jaren durende) recessie zit, hebben dit soort restaurants hun kwaliteit drastisch verbeterd en sommigen worden zelfs als hip beschouwd. Zoals Daiki Suisan. Er staat een (lange) rij, maar een efficiënte, erg vriendelijke dame, zorgt ervoor dat iedereen terecht komt op de open stoelen die er ontstaan. Als we na 10 minuten binnen komen, worden we via een kreet en handgebaren ‘doorgegeven’ van de ene ober op de andere serveerester. En boven worden we efficiënt in een hoekje geplant. Biertje, warme sake en spetterverse ongelooflijk lekkere sushi. Wat wil een mens nog meer. Dik en dik tevreden proosten we op deze eerste dag Japan. We zijn er echt! Japan!

Terug in ons hotel duurt het zeker 30 seconden tussen ‘kussen raken’ en ‘in slaap vallen’…

Osaka (dag 2)

Osaka (dag 2)

Ok, we zjn een uurtje wakker geweest rond half 4, maar alles bij elkaar hebben we desondanks bijna 11 uur geslapen als we rond half 9 wakker worden van de wekker. Die wekker is wel nodig, want ons tijdklokje geeft ana dat het nu midden in de nacht is. Het voelt dan ook wat onaardig, maar we rukken onszelf los uit ons (lekkere, maar wel harde) bedje. Het kost allemaal wat tijd, maar uiteindelijk zijn we rond hal 10 klaar voor de wereld.

Om te beginnen willen we een dagkaart voor de metro. Check. Daarna willen we een metroritje naar Umeda station. Check. En vervolgens willen we eigenlijk het allerliefste een bakkertje en een kop koffie… En jawel: check! Die blijken verrassend vaak voor te komen en in één van de ondergrondse tunnels (die werkelijk stikken van de winkeltjes en restaurantjes) vinden we croissantjes en koffie. Check! Nu kunnen we de wereld echt aan, dus we wagen ons bovengronds, op weg naar het Umeda Sky Building.

Dit 40 verdiepingen tellende spiegelende gebouw ziet er een beetje uit als een enorme Arc de Triomph. Het is gebouwd in de jaren ’90 van de vorige eeuw en is het eerste gebouw waarvan de bovenste verdieping naar boven is getild, vanaf de grond. Die bovenste verdieping is waar we voor komen. Een glazen lift brengt ons naar boven (de arme Japanse mevrouw die met ons in de lift staat slaakt een kreetje en schuift een papiertje voor haar gezicht) en daarna mogen we via een roltrap door een glazen buis van de ene naar de andere toren, schuin omhoog. Daarna nog een kaartje kopen en nog een verdieping omhoog en dan staan we buiten, met een prachtig uitzicht op Osaka. Het is lekker weer: graadje of 15, zonnig met wat sluierbewolking en met een klein windje en we halen diep adem. Lekker! we lopen een rondje, klikken plaatjes, lachen om het rek vol met ‘liefdes-slotjes’ (heel slim: lichtgewicht, je kunt ze een verdieping lager kopen en meteen laten graveren) en waaien wat uit. In de verte zien we het aquarium liggen.

In het gebouw vinden we verder een pin-automaat van de 7/11 (één van de weinige pinautmaten die onze wasterse passen accepteert) en er tegenover vinden we een tentje waar we een echt verrukkelijke bak koffie drinken. En dan aan de wandel. Ons doel is Osaka Castle, maar als we langs Grant Front Osaka komen (een enorme shopping mall) laten we ons verleiden om ‘even’ naar binnen te gaan. We vinden er weer van alles: een klimhal, een enorme outdoor winkel, prachtige servieswinkels (Karin staat likkebaardend naar alle mooie spullen te kijken), eindeloos veel eettentjes… Oh wacht, het is tijd voor lunch! We dwalen wat rond, maar niks trekt echt, tot we een plaatje op een bord zien van gestoomde dumplings. Oeh, dat klinkt lekker… En dat is het ook, bij Joe’s Shanghai, New York (ja zo heet het echt). Een vriendelijke serveerster (iedereen lijkt hier aardig, of in ieder geval behulpzaam) legt per ‘gang’ (we hebben weer een soort menu’tje) uit hoe het werk: deze saus doe je daar over heen, deze dumpling leg je in het schoteltje, prik je lek, vervolgens drink je de soep en eet daarna de dumpling, deze salade kan je met dat sausje eten…. Het is echt verrukkelijk en tevreden gaan we na de lunch weer verder.

Nu dan toch echt naar Osaka Castle (Osaka-jo). Dit kasteel werd eind 16e eeuw gebouwd maar de dhuidige variant is een betonnen reconstructie uit 1931. een heel aardige recontructie dat wel; van het originele gebouw was na meerdere verroveringen en een bombardement uit de tweede wereldoorlog niet veel meer over. Omringd door twee grachten (waarvan er één nu gedeeltelijk droog ligt) en enorme muren werd het onneembaar geacht… voor zeker 30 jaar. Het is nietemin in een indrukwekkend gezicht. Witte muren, groene daken, gouden draken en tijgers, kersenbomen, die voorzichtig hun eerste bloesem laten zien. We wandelen er helemaal omheen (terwijl we ondertussen een waterflesje leegdrinken: daar moeten we wel op letten, dan we ons lijf even tot z’n geluk moeten we dwingen) en na een laatste wandeling over de metersdikke muren (waarbij we ons even helemaal alleen wanen) overleggen we even. Vooruit: terug naar Grant Front Osaka.

Daar vinden we achtereenvolgens een drankje (een biertje, in een klein barretje, met halflange lappen voor de deur en ramen, die we inmiddels een paar keer hebben gezien bij restaurants en barretjes) en daarna een hapje (kaiten-sushi, want we willen maar een klein hapje.

We sluiten de dag af met de wandeling uit de LP (we kunnen het nog niet helemaal eens worden over de naam, dus voorlopig nog even geen bijnaam voor onze trouwe, maar omvangrijke gids). Die brengt ons opnieuw naar Namba Station en (vooral) de wijk eromheen. Naar de enorme neon-reclame van de running-man (een lokaal icoon, waar Karin Harro natuurlijk voor parkeert: hup, op de foto). Door straten met Pachinko-hallen (een soort speelhallen, waar knetterharde muziek en rooklucht uit komt) en grappige lantaarnpalen (lange dunne ‘mannetjes’ die de lamp vasthouden). En dan langs een Sega-speelhal. Karin trekt Harro mee naar binnen: even deze gekte bekijken. Dan vinden we pas echt het Japan waarvan we hebben gehoord. Vier verdiepingen grijpautomaten (begane grond), spelletjesautomaten (eerste verdiepnig… of eigenlijk dus de tweede), wedautomaten (wedden op digitale paardenraces, die zich op een enorm scherm afspelen, derde verdieping) en het meest bizarre van allemaal; fotohokjes, waarin je je laat fotograferen en vervolgens ‘bijwerken’. Lichtere tint, grotere ogen, in de pose of zelfs het lijf van dat model dat op de buitenkant staat… Drommen meisjes dralen om de hokjes op de hoogste verdieping heen en volledig verbouwereerd verlaten we het pand. We kijken elkaar aan. Goh…

Nog wat na-suiterend maken we de wandeling af, hier nog even naar rechts… Dan ineens staan we in een heel stil straatje, met oude, houten gebouwtjes. We vallen zelf ook stil: de mensen die er zijn zijn rustig. En om de hoek, uit het niks, vinden we een kleine Shinto-tempel waar een groep monniken ‘zingt’ (‘scandeert’, is misschien een beter woord), terwijl ze met een soort rammelaars ritmisch geluid maken. Voorbijsnellenede mensen slaan snel even af om een houten bordje met een teskt erop te kopen (een gebedje, denken we) dat vervolgens door het op te stoken, naar de goden wordt gezonden. Er staat een groepje mensen omheen met camera’s en aangezien één van de monniken ook forografeert en filmt en niemand zich iets aan lijkt te trekken van de camera’s, durven wij ook. We klikken plaatjes en kijken onze ogen uit. 

Met het geluid van de zingende monniken en de ‘rammelaars’ nog in onze oren vertrekken we naar ons hotel, waar we als een blok in slaap vallen. Wat een land…

Osaka (dag 3) en naar Nara

Osaka (dag 3) en naar Nara

Opnieuw trekt de wekker ons uit een diepe slaap en vandaag moeten we ook iets meer ons hoofd erbij houden. We vertrekken vandaag namelijk naar Nara. We nemen onze bagage mee naar beneden en nadat we hebben uitgecheckt, laten we die nog even achter. We willen namelijk nog een klein beetje meer Osaka, voor we eind van de dag vertrekken. We pakken (opnieuw ‘bewapend’ met dagkaart) een metro naar Namba Sttaion, waar we een koffietentje vinden. Daar drinken we niet alleen heerlijke koffie, maar vinden we ook een soort pannenkoek-wentelteefjes. Verschrikkelijk lekker en een uitstekende manier om energie op te doen voor de rest van de dag. 

Aan de wandel gaan we. Met de hoeveelheid ‘stapjes’ (die Karin sinds een jaar bijhoudt op haar Fitbit) komt het wel goed deze vakantie! We lopen als eerste naar een aantal winkelstraatjes, waar volgens LP van alles en nog wat wordt verkocht voor restaurants. Potten, pannen, machines… maar ook (echt leuk): winkels vol plastisc eten (voor in de vitrine: sommige items nauwelijks van echt te onderscheiden), stokjes (we komen in de verleiding, maar houden ons nog even in), servies (we houden ons nog steeds in, maar het kost Karin wel moeite) en platen voor aan de muur,. Erg leuk en we genieten.

Daarna is het tijd voor een markt. Die is op een paar minuten wandelen te vinden en bestaat uit meerdere (overdekte) straten vol met tentjes waar echt van alles wordt verkocht. Verse vis, ter plekke te grillen vlees, verse groenten, oesters die ze ter plekke voor je open maken en die je (als of niet met saus) kunt eten. Plastic bakjes (dichtgeplakt, compleet met prijssticker) met nog levende krabbetjes. En (helaas) op één plek ook plakjes walvis… We zijn tevreden met het feit dat het ‘t enige volkomen verlaten stalletje op de hele markt is! Verder is het druk; er komen veel Japanners, maar vooral ook Chinezen. Het aantal Westerse toeristen is ook hier beperkt, waardoor we het gevoel houden iets unieks te doen (wij vinden het in ieder geval uniek!). 

Als de markt ‘op’ is, wandelen we naar het metrostation…. en dan naar een andere die er zo op de kaart tegenaan zit, maar in de praktijk nog best een eind weg blijkt. Zoals gezegd: als je niet wilt, hoef je in Osaka nauwelijks boven de grond te komen! Dat doen we wel als we op onze bestemming aankomen. We willen nog een bezoekje brengen aan de Shitennoji tempel, een Shinto tempel aan de rand van een park, die volgens alle verhalen erg de moeite waard is. Dat is nog wel een wandeling waard. Halverwege ontdekken we dat we eigenlijk best even hadden kunnen (/moeten) lunchen (een hele tijd geleden al), maar gelukkig moet je in Japan (in ieder geval in Osaka) behoorlijk je best doen om van de honger om te komen. We vinden een tros bananen die voorlopig prima dienst kan doen. Hij gaat in de tas, tot we het park hebben gevonden. Lopen en eten tegelijk is echt not done in Japan en we zien het ook echt niemand doen. We wachten dus braaf tot we op het parkbankje zitten voor we wat banaantjes eten.

Daarna bekijken we de tempel. Een mooi, rustgevend complex. Gelovigen vragen via een enorme bel (denk model kattenbel, maar dan ter grootte van een forse meloen), die ze luiden via een enorme dikke kabel, om aandacht van de goden. Daarna wordt er gebogen en gebeden, waarbij de gebeden regelmatig worden voorzien van wat extra handgeklap (je weet nooit of ze daarboven opletten tenslotte). Er zijn meerdere tempels waar dit ritueel zich herhaalt. Voorin het complex kan je een gebed aanvragen (om om een draad te knopen, of te verbranden) en achterin, als we onder een poort door zijn, vragen eindeloos veel wapperende vlaggen om aandacht. Daarachter ligt nog een tempeltje. Als we respectvol buiten blijven staan, wenkt een vriendelijke oude monnik ons naar binnen. “Hebben jullie het verhaal van de tempel al eens gehoord? Nee? Het was de tempel van de god van de boom. Een sterke god, want hij huist in de boom en het is, zoals jullie kunnen zien, een grote, sterke boom. Later hebben we daar nog een god bij uitgenodigd. De god van de rijst. Daar hoort ook een beest bij, normaal een vos. Maar hier was de kat al een belangrijk beest. Dus hebben we hier de god van de boom, de god van de rijst en de kat. Buiten offeren mensen aan de vos. Erg raar. Maar ja, mensen.” En hij lacht aanstekelijk. “Die kat trouwens; zijn linkerpootje omhoog? Dan wenkt hij naar geld. Dat brengt dus geluk in het zakenleven. Rechterpootje omhoog? Dan wenkt hij naar mensen. Brengt geluk in de liefde bijvoorbeeld. Maar ook in andere relaties. Kan je je klanten ook vertellen: ik heb speciaal dit beeldje gekozen, omdat ik mijn klanten geluk wil brengen en ze blij wil maken. Klinkt als goeie marketing toch? Natuurlijk mag je een foto maken!”

Helemaal verrukt van deze man nemen we afscheid, na een aantal plaatjes van de binnenkant van de tempel te hebben geschoten. Als fotograferend lopen we naar buiten en via het tempelplein, het park en de route langs de bananen (we scoren nu wat chocola in het winkeltje) lopen we terug naar de metro. Dat was èrg de moeite waard!

Terug in het hotel halen we onze tassen op en daarna wandelen we naar het JR station-deel. Het Japan Rail Station deel van Tennoji. We hebben een voucher voor een JR Pass gekocht, maar die pass willen we pas in laten gaan op 1 apeil (nee, geen grapje). De route naar Nara kost ‘niks’ en betalen we zo wel. Nouja, we zijn blij met de hulp om een kaartje te kopen, maar dan staan we toch binnen no time op het juiste perron. Binnen een kleine 10 minuten zitten we op de trein naar Nara. Of nouja, staan we in de trein, maar het laatste deel (de hele treis duurt iets meer dan 30 minuten) kunnen we zitten. En keurig volgens dienstregeling komen we aan op het station van Nara.

Daar willen we eigenlijk meteen naar ons hotel, maar Harro spot een Frans Bakkertje. Croissants! Vooruit, daar kunnen we wel een stopje van maken. We kopen een croissantje en een kopje koffie en laten het ons goed smaken. Daarna wandelen we welgeteld 50 meter. Ja, hotel Super Hotel Lohas JR Nara Eki (pff, mond vol) ligt echt naast het station. We nemen en lift naar de vierde verdieping, waar een super vriendelijke dame ons incheckt. Helaas, ze heeft idd alleen nog maar rokerskamers (zoals geboekt; er was niets anders meer), maar als we boven komen blijkt dat rokersaspect gelukkig heel erg mee te vallen. We gebruiken wat luchtverfrisser, zetten de luchtverfrisser (een soort airco-achtig apparaat) aan en na 2 minuten ruiken we er niets meer van. Vrder is het wederom een uitermate zakelijke, maar prima kamer. Niet groot (behalve misschien naar Japanse begrippen) en van alle gemakken voorzien. Als bonus hebben we het ontbijt er bij in, net als een gratis bezoek aan de onsen (heet water baden, waar je naakt, per sekse apart in baddert). Tevreden leggen we onze spullen neer en daarna willen we Nara verkennen.

Dat blijkt een uitermate schattig stadje. erg toeristisch, maar ook erg relaxed, met naast alle bezienswaardigheden allerlei leuke winkeltjes en prima restaurantjes. We houden het vandaag bij een drankje (bij een tent die we All Day Dining noemen, naar hun reclamekreet, omdat we niet kunnen ontcijferen hoe ze echt heten) en daarna een burger (bij Sakura Burger), die wel niet heel Japans, maar wel heel lekker is! Daarna wandelen we naar het hotel. Het is op: we moeten heel dringend slapen. Het duurt dan ook niet lang voor het licht uitgaat, zowel letterlijk als figuurlijk.

Nara (dag 1)

Nara (dag 1)

We hebben prima geslapen, al is het wel wat warm op de kamer. Japanse hotelskamers zijn veel (ja echt véél) kleiner dan Europese of Amerikaanse kamers. We hebben overal dus al een grotere kamer genomen dan de standaardkamer. Dan nog houdt het niet over. Ze weten het wel te laten werken: kopjes in een la, pre-fab badkamers waar alles in zit, bedden tegen de muur. En dan vaak ook nog slippers en kamer-kimono’s. Onze schonen trekken we netjes meteen uit; de kamer-kimono laten we even zitten.

Beneden blijkt de eetzaal stampvol. We moeten ook heel even wachten omdat het Japanse ontbijt nog volop aanwezig is, maar de broodjes zijn net op. Dat duurt niet lang: er wordt een enorme berg verse kleine broodjes, croissantjes, appel-broodjes etc. uit de oven gehaald. Boter en jam erbij, lekker sapje en niet zo heel lekkere koffie en we zijn erg tevreden met dit gratis ontbijtje!

Als we klaar zijn gaat Harro zich omkeden. Er moet hard gelopen worden en hij heeft een route van 12 kilometer uitgezocht online, door het Deer Park en de berg op. Karin neemt de Reistop (het reis-laptopje) mee en nestelt zich in de lobby om alle indrukken van de eerste dagen vast te leggen. Harro vertrekt. Met telefoon. Gewoon, voor de zekerheid. Karin typet en een dik uur en kwartier later komt Harro terug. Dat was fijn hollen! Hij is bovenop de berg geweest, heeft ladingen hertjes gezien (die werkelijk geen stap aan de kant gingen), is flink buiten adem en helemaal tevreden. Nu alleen even douchen. En dat blijkt een dingetje… Tussen 10 en 3 mag en namelijk niemand op de kamer. Dan worden alle kamers tegelijk schoon gemaakt. Die staan dan open en dan wil je geen toeristen hebben rondwandelen op die verdieping. Dat snappen we, maar het was wel handig geweest als even iemand dat had verteld! Uiteindelijk krijgt Harro 5 minuten: hij rent onder een natte lap en aan lading deo door, schiet zijn kleren aan en gooit haastig wat spullen in een tas. Karin wacht in de lobby en is onder de indruk van de snelheid!

Met al onze zooi gaan we naar buiten. Karin snuift tevreden de buitenlucht op. Het hotel is prima, maar het is hier in Japan soms wel moeilijk om wat frisse lucht te krijgen. Een raam open zetten zit er niet in! We wandelen om te beginnen naar het station (50 meter verderop dus). Daar wisselen we onze Japan Railpass Vouchers in voor een Rail Pass die we op 1 april laten ingaan (ja echt). Op die manier hebben we de hele verdere reis een geldige treinpas (met uitzondering van de laatste dag). Het gaat supermakkelijk: je vult een klein formuliertje in, ze printen en pass uit die op een kaart wordt geplakt en hopla. Railpass!

Daarna gaan we aan de wandel. We wandelen naar het Nara Deer Park. Het verhaal gaat dat jaren en jaren geleden, de geest van een machtige god door een wit hert naar Nara werd gebracht. Dat hert boog naar de mensen die hem voerden. De huidige herten zijn afstammelingen. Niet meer wit, maar ze ‘buigen’ nog altijd (en ja, dat hebben we ze ook echt zien doen) als ze worden gevoerd. De hertjes zijn beschermd (er staan straffen op het verwonden of doden van een hert) wat verklaard waarom ze hondsbrutaal zijn en geen stap opzij willen. Ze zijn wel erg leuk en langs de drommen mensen lopen we naar een tempel iets verderop. daar staat (zo lijkt het) half Nara kersenbloesem te fotograferen. We hebben onze reis zo gemikt dat we er zo veel mogelijk van mee krijgen en we hebben geluk: hier staan veel bomen al prachtig in bloei! Japanners worden helemaal wild van de bloesem die maar zo’n twee weken per jaar te zien is. Hanami (het vieren van die bloesemtijd, door te picknicken en borrelen onder de bloesem) is een geliefd tijdverdrijf in deze periode en we zien er hier de eerste bewijzen van. Harro zet Karin ook even zoet lachend op de foto en we maken wat selfies. We horen er al helemaal bij!

Als we zijn uitgekeken regelen we een lunch bij Café I-Lunga, een Italiaans café’tje dat heerlijke verse sandwiches serveert en uitstekende koffie. We kunnen echt wennen aan de kwaliteit en het oog voor detaid dat de Japanners aan de dag leggen bij het maken en serveren van eten. Het is verrukkelijk en ziet er prima uit!

Na de lunch willen we graag een museumpje mee pikken. Het Nara National Museum schijnt een mooie tentoonstelling over het Bhuddisme te hebben dus daar willen we wel heen. Tussen de hertjes door (die zelfs in het beekje staan en voorbij komen wandelen tot hun knieën in het water) wandelen we naar het museum. en dat blijkt dicht! Flauw hoor; een deel wordt gerestaureerd en een deel wordt ingericht voor de volgende tentoonstelling. Als troost mogen we wel de tuin in en de oude bibliotheek bekijken. Die bijken allebei de moeite waard. Gebouwen zijn hier vaak wat kaal / sober van binnen, maar zijn in een prachtige stijl gebouwd. We genieten er rustig van en overleggen dan nog even. De tempels willen we voor morgen bewaren, als we een gidse hebben, maar de sake-proeverij die we zouden kunnen doen, past natuurlijk prima… door Naramachi (de oude stad) wandelen we naar brouwerij Harushika. Die biedt voor 500 Yen (ongeveer 4 euro) de mogelijkheid om 5 sake’s te proeven èn te knagen aan een lokale specialiteit (groente ingelegd in de gefermenteerde sakepulp). 

Sake is niet zo ons ding, ontdekken we al snel. We proeven de verschillen tussen de soorten sake heel goed. Maar lekker vinden we het niet echt. De rijst (waar de sake van is gemaakt) zorgt voor een wat weeïg smaakje dat we allebei niet echt lekker vinden. De gefermenteerde groenten (komkommer en pompoen) vindt Harro best lekker, maar kunnen Karin gevoegelijk gestolen worden. Maar: we amuseren ons kostelijk. Er zitten allerlei mensen om de proeftafel heen, op eenzelfde soort krukjes als wij en de dame die ons sake schenkt doet haar uiterste best op een Engelse uitleg. We zijn wel blij met een Engels uitlegvel. Als we klaar zijn krijgen we nog een sake extra: een bubbeltjes variant en die blijkt de lekkerste van allemaal. Dan mogen we ook nog ons tastingsglass meenemen, in een beschermende verpakking. Zeer tevreden verlaten we het pand en wandelen terug naar ons hotel.

Daar doen we een uurtje rustig aan, tot we nog één keer het stadje inlopen om te gaan borrelen (een biertje en een gin & Ttnic) en eten. Dat eten doen we bij een heel klein tentje, waar nog geen 20 man inpassen. Omdat we vroeg zijn is er plek en daar zijn we heel erg blij mee. En hier eet men tonijn, in de vorm van sashimi (rauw dus). Heel erg fout, want het is Bluefin Tuna, een soort die flink achteruit gaat in het wild. We zetten voor één keer onze morele bezwaren opzij en gaan ervoor. En oh mensen… In Japan zijn de vette stukken tonijn het meest geliefd. een heel ander stuk van de tonijn dan wij lekker vinden; niet rood, maar lichtroze, bijna grijzig. En het is niet overdreven: het smelt echt op je tong. we krijgen er rijst en een misosoepje bij en we zijn na het eten dik en dik tevreden. Dit was weer een prima dag. En morgen ontmoeten we Ayako!

Nara (dag 2)

Nara (dag 2)

Dat was weer een prima (lees: lang) nachtje. Heel langzaam beginnen we echt gewend te raken aan de tijdzones. Het steeds lekker wordende weer zal er ook iets mee te maken hebben misschien: vandaag moet de mooiste dag worden tot nu toe. We halen een fleece uit onze jas (alleen het jack is voldoende) en trekken een shirt met lange mouwen aan, daarmee kunnen we toe.

Na een vlot, maar weer prima ontbijtje wandelen we een blokje om, om daarna te landen bij het Franse bakkertje. Niet voor de broodjes, maar wel voor de koffie. We drinken rustig een bakkie: we hebben even de tijd voor we om iets voor half 11 naar het plein voor het station wandelen, waar we voor de Tourist Information Ayako Inoi zouden moeten vinden. Deze 20-jarige studente Toerisme gidst drie keer per maand op vrijwillige basis toeristen door de stad waar ze studeert en vandaag hebben wij de mazzel dat ze ons wil rondleiden. Ze staat keurig klaar: zoals gezegd met een geel jaarvlaggetje in haar handen en een bordje om, met haar naam erop. Ze verrast ons door (duidelijk met moeite ingestudeert) een zinnetje Nederlands te gebruiken (“Ik ben Ayako”) en moet daarna enorm om zichzelf lachen. Met haar 1 meter 60, tengere postuur, mooie gezicht en elegante houding is ze op en top de Japanse schone en ze blijkt tegelijk een heel aardige, toegankelijke, vrolijke meid, met een leuk gevoel voor humor. De rest van de dag zal ze ons meenemen langs de belangrijkste tempels in Nara en tussendoor praten we honderduit over de gebruiken en gewoonten in Japan èn Nederland.

De eerste stop is Kofuku-ji, een buddhistisch tempelcoplex uit de 8ste eeuw, waar tegenwoordig nog een dozijn tempelgebouwen te bewonderen zijn (grotendeels reconstructies van eerdere versies van dezelfde gebouwen). De rest is door de eeuwen heen verloren gegaan, ondanks de bescherming die ze genieten. Een symbool op het puntje van het dak, als een fontein, een soort symbolisch sprinkler-systeem tegen vuur, 9 ringen op elke dak, de hoogste vorm van goddelijke bescherming en de gezichten van wachters in dakpanranden, tegen demonen. Bovendien is elk gebouw zo rond mogelijk, omdat demonen uit scherpe hoeken komen. Omdat rond bouwen nog niet lukte, zijn de twee belangrijkste gebouwen achthoekig. Ze zijn bovendien volledig van hout. De twee oudste pagoda’s (gebouwen waaronder as van een belangrijk persoon ligt begraven) stammen uit respectievelijk de 12e en de 15e eeuw en zijn echt geweldig om te zien. Ze zitten enorm ingenieus in elkaar en de bouwwijze wordt tegenwoordig nog steeds gebruikt in wolkenkrabbers en aardbevingsbestendig gebouwen in Japan.

We kijken onze ogen uit en Ayako vertelt in rustig, precies Engels over de verschillende gebouwen en de gebruiken. Zo wordt de bel in deze tempels geluidt om de ruimte te zuiveren (niet zozeer om de aandacht te trekken, hoewel dat in het Shintoïsme wel zo is) en laat de plaats van een bronzen lantaarn voor een tempel zien tot waar vroeger de bezoekers konden komen (daarachter mochten alleen monikken komen).

We wandelen verder, naar de Todai-ji tempel. Dit is zondermeer in historische opzicht het Buddhistische hoogtepunt van Nara en misschien wel van een groot deel van Japan. Dit enorme complex bevat de Daibatsu-den Hal en de Daibatsu (de Grote Buddha) zelf. Voor we daar zijn komen we bij de Nandaimon, de enorme toegangspoort die volledig van hout is en volgens Ayaka zoveel hout bevat dat er meer dan 750 Japanse huizen van gemaakt zouden kunnen worden. De poort stamt uit de 13e eeuw en is enorm indrukwekkend, net als de twee prachtige, indrukwekkende en enorme houten beelden van wachters die in de poort links en rechts staan. Ze zien er afschrikwekkend uit en moeten vooral eeuwen geleden echt indruk hebben gemaakt op iedereen die zo gek was om binnen te willen sluipen.

Verderop op het terrein komen we bij de toegangspoort naar de Daiabatsu-den Hal. We kopen een kaartje en kunnen dan een blik werpen op één van de grootste houten gebouwen ter wereld. Dit bijna 50 meter hoge en 60 meter lange gebouw (!) is van binnen volledig open en bevat drie enorme Buddhabeelden. de grootste en belangrijkste is de Daibatsu, de grote of kosmische Buddha, die volledige verlichting heeft bereikt en de oorsprong is van alle andere Buddha’s. Zijn handen zeggen: vrees niet, ik zal je beschermen en welkom, ik zal je wensen laten uitkomen. Hij is bijna 15 meter hoog en omringd door enorme waterlelies (incl. enorme bronzen vlinder, op de voet van één van de lelies). Links zit de Kokuzo Bozatsu, de Buddha van geheugen en wijsheid (populair bij studenten) en rechts de Nyoirin Kannon, de Buddha van de reïncarnatie. Op de achtergrond staan twee wachters. Het is een overweldigend gezicht en met open monden klikken we plaatjes en luisteren we naar de uitleg van Ayako. We lopen door de enorme hal. Rechts achterin staat een pilaar waar het erg druk is. er blijkt een gat onderin te zitten. Het verhaal gaat dat als je daar doorheen past, je verlichting bereikt, Ouders proberen dus huin kindjes er door heen te laten kruipen en tot grote hilariteit van iedereen is er eentje die heel eigenwijs steeds achteruit kruipt. Die wil niet verlicht wezen concluderen wij. 

Buiten gekomen wandelen we langs allerlei stalletjes waar we een flesje drinken kopen en opdrinken (in plaats van water een soort geparfurmeerd appelwater-met-prik… jukkie, maar het lest de dorst). Daarna neemt Ayako ons mee naar Nigatsu-do, een tenpel die tegen de helling op ligt en via een trap met stenen lantaarns toegang geeft tot een houten ballustrade met een prachtig uitzicht op Nara.  

Daarna is er nog één heiligdom te gaan: de Kasuga Taisha. Dit is een Shinto heiligdom. Het Shintoïsme kenmerkt zich door verering van (natuur)goden en voorouders en kent nauwelijks een ‘leer’. De natuur staat centraal en dat is in dee tempel met vele honderden stenen en bronzen lantaarsn goed te zien. er groeit een boom dwars door een gebouw. Die boom was en is belangrijker dan het gebouw: dat gebouw kan er best omheen! Het heiligdom is prachtig. heel erg sfeervol met de vele lantaarns die twee keer per jaar worden ontstoken. Ayaka laat ons foto’s zien van de keer dat ze er was. Het is prachtig en erg romantisch zegt ze. Ze was er alleen, maar ze is dik twee uur gebeleven. We kunnen het ons voorstellen. Buiten de gebouwen zijn de lantaarns deels overwoekerd door mos, hangt er kersenbloesem in ‘regen’ overheen en wandelen de hertjes er tussendoor. Het is overal druk, maar het is er toch rustig en we genieten!

Daarna zijn we wel toe aan lunch en even zitten. Het is inmiddels half 2. Ayako heeft meerdere suggesties en neemt ons op ons verzoek mee naar haar favoriet Aida. Een kleine tent waar we mee naar boven worden genomen. Daar moeten we onze schoenen uitdoen en mogen we op de grond gaan zitten en aan een lage tafel aanschuiven. Ayaka schuift elegant haar benen onder zich, maar wij vouwen onze stelten met enige moeite aan de zijkant zodat we leunen op ons zitvlees en zullen gedurende de maaltijd regelmatig moeten gaan verzitten. Maar we willen het voor geen goud missen! Er is één menu en dat smaakt uitstekend. Rijst, misosoep, groente en een schaaltje met tempura-gerechtjes. Daarbij ijswater en toe een kopje thee en gedurende de hele maaltijd een geweldig gesprek met Ayako over tafelmanieren- en gewoonten in Japan en Nederland. Het is moeilijk te zeggen wie het leuker vindt, Ayako of wij, maar zeker is dat we allemaal een prima tijd hebben. Als we niet meer kunnen blijven zitten van de pijn in ons lijf gaan we pas weg. 

Daarna maken we nog één stop. Ayako neemt ons mee naar een Naramachi Koshi-no-le, een oud huis van een welvarende handelaar, dat gratis te bezichtigen is. Door Ayako’s uitleg over de ‘tea-ceremony-room’ en de kamers, komt het huis tot leven. Voor onze westerse ogen is het huis leeg, maar door Ayako zien we het ingebouwde kastje, het vierkant in de vloer waaronder een ruimte zit om de theeketel te plaatsen, het center piece (een gedicht en een bloem in een vaasje) in elke kamer… Ayaka doet zelf ook mee aan theeceremonies vertelt ze. Ze moet dan 20 minuten stilzetten in dezelfde knielende houding en mag alleen antwoorden als haar iest gevraagd wordt. De oudere mensen zijn de  belangrijkste gasten en leiden het gesprek. 

Als we alles hebben bekeken brengt Ayako ons terug naar het station. We nemen afscheid. Het is half 5 en we hebben een absolute topdag gehad. We bedanken Ayako voor haar uitleg en (vooral) haar geweldige gezelschap en overhandigen haar een uit Nederland meegebracht cadeautje (stroopwafels in een Delfs Bauw blik en een sleutelhanger met klompjes). Daarna bedanken we elkaar over en weer nog ene keer uitvoerig en zwaaien we Ayako uit tot ze uit het zicht is verdwenen. Tevreden ploffen we in het hotel op het bed om en uurtje bij te komen.

Uiteindelijk besluiten we ‘s avonds nog een drankje te gaan doen en een hapje Italiaans te gaan eten bij Nino, het nummer 1 restaurant van Nara. Als we binnen komen is er plek aan de bar en tevreden gaan we zitten. We verwachten gezien de reviews een geweldige maaltijd (even een keer geen rauwe vis, hoe lekker dat ook is, zoals Karin zegt), maar wat we krijgen is niet alleen een geweldige maaltijd, maar een topavond. We worden als we beginnen met eten gevraagd onze namen in een boekje te zetten. Een review denken we, dus Harro zet iets aardigs neer (niet moeilijk, de drie happen die we op hebben zijn heerlijk en het personeel is enorm warm en hartelijk) net als de mensen voor hem. Als we klaar zijn met de enorm lekkere pizza en de minstens net zo lekkere pizza, komt de chef met een bordje. Zijn Engels is niet zo goed zegt hij en houdt het bordje omhoog. Wat fijn dat je er bent, staat er in het Engels: we zouden graag je verjaardag met je vieren, maar waarschijnlijk kan je op je verjaardag niet makkelijk even terug komen. Mogen we je dan nu je verjaardagsdessert aanbieden (gratis)? We kijken elkaar aan: echt?! Ja echt, er volgt een schaaltje met precies het kleine heerlijke mini-grand-dessert dat je wilt eten als je eigenlijk genoeg hebt, maar een toetje heel lekker is. Als we dat op hebben, komt ‘boss-lady’ (alsdus chef Nino, die de ober ‘new face’ noemt) terug. Ze heeft twee kartonnen bordjes bij zich, waarop ze onze namen in Japanse tekens heeft geschilderd. Harro’s naam bevat de symbolen ‘Sunny’ en ‘Dragon’. Een sterke naam, zegt ze. Karin’s naam bevat de symbolen ‘Brilliant’ en ‘Gallant’. Een mooie naam, zegt ze. We zijn volkomen overdonderd. Boss-lady maakt een foto van Karin met beide bordjes. Met deze mensen willen we zelf ook op de foto en dat doen we dan ook. Een aardige klant maakt de foto. Als we weggaan, lopen ‘boss-lady’ en de chef mee naar buiten. Ze geven ons de foto die ze hebben gemaakt uitgeprint mee en stoppen ons elk een geluksmuntje in onze hand. For safe travel…

Als er iemand een beter einde aan deze dag weet mag hij / zij het zeggen, maar wij zijn verkocht… 

Van Nara via Himeji naar Hiroshima

Van Nara via Himeji naar Hiroshima

Reisdag! Na het inpakken van de puinzooi en een laatste ontbijtje (waarin we kletsen met een Duits stel dat zo’n vijf keer per jaar in Leiden blijkt te komen) vertrekken we met de trein. Het eerste stukje is bekend; we nemen de Rapid Service naar Tenoji, maar blijven zitten tot Osaka Station. Daar hebben we zo’n 5 minuten om de Rapid Service naar Himeji te halen dus we zijn benieuwd of dat een optie is.

Ja dus; binnen 3 minuten staan we op het andere perron en binnen 5 minuten vertrekt de trein (uiteraard stipt op tijd) vanaf het station. Er zitten veel zakenlui in de trein; verderop zien we nog een verdwaalde niet-Aziaat, maar verder overheersen de zwarte pakken en witte overhemden (het zaken- ‘uniform’ van de werkende Japanner hebben we al ontdekt). De trein stopt niet zo vaak als waar we bang voor waren en stipt na de beloofde 62 minuten stoppen we op Himeji Station. Op deze manier wordt zelfs Harro nog eens fan van treinreizen!

Nu begint het spannende deel: een locker zoeken waar we onze grote tassen in kwijt kunnen. De eerste set die we vinden zit vol. De tweede ook. Daarna vinden we in de hal een informatiedame die Engels spreekt en ons verwijst naar nog een paar sets. we vinden aanvankelijk 1 locker en stoppen daar gauw Karin’s tas in. Na een vruchteloos rondje lockets-set-4 lopen we nog één keer terug en hopla, nog een locker. Ook Harro’s enorme tas verwijt voor een paar euro in een locker. Zo hebben we onze handen vrij. Opgelucht wandelen we richting het kasteel dat we komen bezoeken. We zien het sneeuwwitte Himeji Castle (ook wel ‘Witte Reiger Kasteel’ genoemd) al liggen vanaf het station en Himeji is klein genoeg om te voet te veroveren… eh verkennen.

We willen eerst koffie en dat vinden we in één van de overdekte winkelstraten, een fenomeen dat we ook in Osaka en Nara al tegenkwamen. De koffie smaakt uitstekend, maar er ontbreekt iets lunch-achtigs. Het is nog wat een de vroege kant, maar in het kasteel lunchen wordt vast duur of onmogelijk, dus toch maar eerst een lucnh. We staan voor van alles open, maar als we voorbij een Subway komen kijken we elkaar aan. Misschien wel lekker snel en simpel…? Als Karin een broodje garnalen en avocado op de kaart ziet staan is het pleit beslecht. Subway het is. Het is een grotendeels tevredenstemmende ervaring, maar mogen we iedereen afraden een melon-soda te bestellen? Knalgroen, geparfurmeerd, mierzoet… 

Gelukkig hebben we ook flesjes water bij ons, dus we gaan er gauw weer vandoor. Op naar dat kasteel. We zijn niet de enigen, maar door de gebruikelijke georganiseerde Japanse ‘toestanden’ is het prima te doen. Het kasteel ziet er van dichtbij nog indrukwekkender uit. Het stamt uit de 16e eeuw en is één van de weinige originele kastelen van Japan (de meeste zijn tegenwoordige gereconstrueerde betonnen reproducties, zo ook die in Osaka). Het wordt omringd door een metersdikke vestingmuur en slotgracht. Daarachter ligt een groot terrein, waarop momenteel een hele laan kersenbomen in bloei staan.  en daar achter ligt de ‘burcht’ zelf. Wit, elegant en onneembaar. We wandelen achter de sliert mensen aan, kopen een kaartje en wandelen al plaatjes klikkend omhoog. Er wordt gedreigd met een rij van een uur, maar behalve dat we de hele burcht achter de meute aan moeten stekkeren, hoeven we nergens echt lang te wachten. En het is een indrukwekkend geheeld. We kunnen uiteindelijk tot helemaal bovenin, op de 6e verdieping, via steeds smaller wordende trappetjes. Enorme houten balken vormen de plafonds en we schuifelen op kousenvoeten over de glimmend gepoetste houten vloeren. Het hele kasteel is tussen 2010 en 2015 gerestaureerd en het ziet er geweldig uit. Er staan nauwelijks meubelstukken (daar zijn Japanners toch al niet heel goed in) maar het is enorm gaaf om op deze manier om èn in dit indrukwekkende kasteel te kijken. 

Als we na een uur kruip-door-sluip-door weer buiten komen klikken we voor de zekerheid nog een hele stapel plaatjes van de buitenkant. Daarna lopen we naar een zijvluegel, waar we in ‘the long corridor’ terecht komen. Een gebouw van bij elkaar 300 (!) meter dat dienst deed als leefruimte voor het personeel, opslagruimte en verdedigingsmuur. Ook hier wandelen we helemaal doorheen en als we op de binnenplaats daarna elk kersenbloesempje op de foto hebben gezet (nouja) zijn we klaar. Dat was een superuitstapje!

Het is inmiddels half 4 en als we terug zjin gewandeld naar het station gaan we op zoek naar een koffietent. Dat mislukt. Dat wil zeggen: we vinden uiteindelijk de Starbucks maar hebben geen zin in de rij van 20 mensen aan te sluiten. Dus halen we de tassen op, met de bedoeling om in het station nog een koffietent te zoeken. Als Karin even spiekt hoe laat de trein gaat, zien we dat de Shinkansen (kogeltrein) naar Hiroshima over 8 minuten gaat. We hebben water, choco en chippies… GAAN! We wandelen naar het juiste perron, zoeken het rijtje voor de coupé waar we in kunnen zonder reservering en zijn vervolgens volledig onder de indruk als de beroemde kogeltrein het station binnen rijdt.. Wauw… Die kennen we alleen van tv! We wandelen naar binnen en vinden ondanks de drukte twee stoelen naast elkaar waarbij er zowaar naast ons nog een stoel vrij bijft. Stipt op tijd vertrekken we van het perron en vijf minuten later weten we waarom het een kogeltrein heet. We rijden vooral door tunnels dus het uitzicht valt wat tegen, maar man wat gaat dat hard. En soepel! We voelen er niets van en een uur en 10 minuten later zijn we 250 kilometer verderop, in Hiroshima.

Dik tevreden wandelen we de trein uit. Buiten pakken we een taxi. Het Mitsui Garden Hotel ligt wat ver weg voor een wandeling, maar niet te ver weg voor een betaalbaren taxirit. Zou de chauffeur ons begrijpen. Jawel hoor: hij knikt “Mitsui Garden, Hai!” en daar gaan we. Omgerekend 8 euro later zijn we bij ons hotel waar we een erg mooie kamer op de 23ste verdieping krijgen met een schitterend uitzicht over Hiroshima, tot aan het water en de bergen in de baai er om heen. 

Als we daar een tijdje naar hebben gekeken wordt het tijd voor het laatste beetje actie van vandaag. Eten en een borrel, dat willen we wel. Het is toch zeker twee dagen geleden dan we sushi hebben gegeten, dus we gaan op zoek naar de nr. 1 sushi-tent volgens Tripadvisor, die op een mnuut of 10 lopen van het hotel zit. Als we er aankomen kijken we elkaar aan: is dit het? het kleine tentje zit stampvol locals en we weten niet goed wat de bedoeling is. Binnen een paar seconden merkt iemand ons op en gaat er een koor van wlekom, welkom op, in het Japans, van de chefs. We worden naar twee plekken aan de bar voor één van de chefs gewapperd en parkeren onszelf op een kruk. We bestellen allebei een biertje (ijswater krijg je hier bijna overal er bij) en de chef geeft ons een kaart met plaatjes en Engelse namen. We moeten de cijfers die op het menu staan op een blaadje schrijven en dat aan de chef geven. Die vertaalt vervolgens het nummertje naar een Japanse uitleg aan de hand van zijn eigen menu. En dan gaat hij aan de sag. Hij bedient zo ongeveer 6 mensen, dus we moeten af en toe even wachten, maar oh mensen wat is dit weer lekker. Sashimi van zalm en een beetje tonijn, sushi met inktvis, ei, zaleitjes, zee-egel, aal… We eten onze vingers er bijna bij op en het schouwspel van de chefs aan het werk is genoeg om Harro groen te laten zien van jaloezie. Zo wil hij ook sushi kunnen maken! Karin troost: deze man doet al jaren niet anders!

Als we voldaan zijn rekenen we af. Dat was leuk en wat is het zelfs in een tentje waar nauwelijks iemand Engels spreekt toch makkelijk om je op je gemak te voelen en te bestellen. Tevreden wandelen we een minuut of vijf naar onze laatste stop, de sky lounge van een duur hotel, waar we nog eend rnkaje gaan drinken met een schitterend uitzicht over nachtelijk, verlicht Hiroshima. Harro drinkt een biertje, Karin een Japanse whiskey (een Hibiki Japanese Harmony). We proosten op onze eerste week in Japan en op vandaag. Wat een topvakantie, tot zover!

Hiroshima (dag 1)

Hiroshima (dag 1)

We hebben prima geslapen als de wekker gaat. Karin is al een tijdje wakker, maar licht gedesoriënteerd door de volkomen verduisterde kamer. Dat kunnen ze prima, kamers donker maken! Het weer is zo te zien uitstekend: de zon schijnt en het beloofd een graagdje of 20 te worden. Na een ontbijtje bij de Starbucks maken we ons op voor het heftige deel van ons bezoek aan deze stad.

We bezoeken het Peace Memorial Parc en alles daar omheen dat de geschiedenis vertelt van de eerste atoombom die ooit werd gebruikt, op 6 augustus 1945, om kwart over 8 ‘s ochtends. ‘Little Boy’ zoals de bom werd genoemd, ontplofte ongeveer 600 meter boven de grond en zorgde voor straling, een vuurbal en een explosie die gezamenlijk in een fractie van een seconde aan 78.000 mensen het leven kostte. Een dodental dat eind 1945 was opgelopen tot 140.000 mensen. Er stond in het centrum van Hiroshima bijna niets meer overeeind. Wat in de eerste explosie nog overeind stond werd door de branden die ontstonden platgebrand. Een beroemde uitzondering was de Genbakukoepel. De ruïne van het gebouw staat tot op de dag van vandaag aan de oever van een arm van de rivierdelta. Als we er naar kijken, van de overkant van de rivier kan het contrast met de zon, blauwe lucht en uitbundig bloeiende kersenbloesem niet schriller zijn.

Niet iedereen die is ‘geraakt’ komt in het eerste jaar om. Sadako Sasaki is 2 als de bom valt en nadat ze aanvankelijk herstelt krijgt ze op haar 11e jaar leukemie. Ze begint met het vouwen van kraanvogels, omdat ze heeft gehoord dat iedereen die 1000 kraanvogels vouwt een wens mag doen. Ze wenst dat ze weer aan hardloopwedstrijden mee kan doen. Als ze de 1000 kraanvogels heeft bereikt gaat ze door: ze zegt dat ze wil dat elk kind een wens kan doen en wenst en bidt voor wereldvrede en het einde van al het lijden. Ze sterft als ze ongeveer 1300 kraanvogels heeft gevouwen. Een beeldje van een meisje met een gouden kraanvogel boven haar hoofd herinnert aan Sadako. De glazen vitrines achter haar zijn gevulden met duizenden en duizenden gekleurde papieren kraanvogels, van schoolklassen en schoolkinderen van over de hele wereld, die de herinnering aan haar en haar wens(en) levend houden.

Karin luidt de vredesbel; een enorme bronzen bel, die met een prachtig, laag geluid een oproep doet aan iedereen die wil luisteren. Vrede. Het park is zonnig en vol mensen (een internationaal gezelschap) die kijken, wandelen, foo’s maken. We lopen langs de fonteinen, een Japanse vlag (er staat geen wind dus een foto gaat niet lukken) en minikindjes groene petjes die aan een touwtje achter hun juffen aanlopen.

Daarna gaan we het Vredesmusem in. Een deel wordt verbouwd, maar we willen toch vooral de vaste tentoonstelling zien. Die is gewijd aan de dag van de explosie en de gevolgen in de minuten, uren, dagen en zelfs jaren daarna. En het maakt (ook al) enorme indruk. Het verwrongen horloge dat is teruggevondenen de half gesmolten driewieler. De dakpannen die bubbeltjes hebben gekregen waar de stenen pan is gaan koken. De trap waar een schaduw van een man is ingebrand, die wachtte tot de bank open ging… De effecten van de straling en uiteindelijk de verhalen van de overlevenden (de Hibakusha, zoals ze woden genoemd) die via opnames vertellen over hun ervaringen, de mensen die ze verloren hebben en de angst voor hun gezondheid, de rest van hun leven.

Volkomen uitgewrongen komen we naar buiten. De Starbucks zit vlakbij. Het is tijd voor koffie en even bijkomen.

En daarna is het tijd voor lunch: het is al best laat. We twijfelen wat: wat zit er in de buurt? Uiteindelijk vinden we een tent die we wel willen proberen: hij scoort bijzonder goed op Tripadvisor en hoewel het van buiten een wat onooglijk tentje is, raden de reviews ons aan het toch te roberen. Dit is namelijk een uitgelezen kans om uitstekende Okonomiyaki te proberen! Deze specialiteit die vooral in Osaka en Hiroshima bekend is, is een soort flensje, mt daarop een berg kool en andere ingrediënten (in Karin’s geval garnalen, spek en inktvis; in Harro’s geval óók nog met noodles) èn een gebakken ei, saus en kruiden. Het geheel wordt op een grillplaat voor je neus klaargemaakt. Als we tussen de gordijntjes door schuiven worden we door een kok met een nors gezicht (de beste man heeft nog nooit gelachen denken we, uit angst dat zijn gezicht afbrokkelt) met een handbeweging naar twee krukken voor zijn neus gedirigeerd. We krijgen een simpel Engels menu (oh wat is dat toch heerlijk dat dat iedere keer gebeurt; er is anders echt niets van te maken) en als we hebben gekozen begint hij met de ervaring van jaren ons eten te maken. Het is kraakvers en het smaakt echt geweldig. Karin heeft precies genoeg gegeten en Harro moet zich gewonnen geven: de berg noodles er in maakt het nèt even een te grote maaltijd. Tevreden wandelen we naar het hotel.

Na even ‘uitbuiken’ gaat Harro een rondje hardlopen. Hij vertelt als hij terug komt dat hij nog nooit zo vaak heeft moeten stilstaan voor een stoplicht, dat het ook de eerste keer is dat hij een roltrap heeft meegenomen, maar dat hij zich prima heeft vermaakt. Onderweg heeft hij de fans van het lokale baseball team uit het stadium zien komen. Hij moest een zee van rood geklede mensen doorkruisen en heeft nog nooit zoveel kleur gezien in dit toch wat grijzige land! Karin heeft ondertussen aan de site zitten werken en gaat daar nog even mee door terwijl Harro zich toonbaar maakt. Dan vertrekken we naar Kemby’s, een American Bar, met lekkere lokale (en Amerikaanse) biertjes, lekkere Japanse whiskey en een prima hap eten (respectievelijk een burger en een zalmsandwich). Uiterst tevreden en  volkomen bekaf gaan we daarna naar het hotel. Wat een dag…

Hiroshima (dag 2, naar Miyajima)

Hiroshima (dag 2, naar Miyajima)

We hebben wat onrustig geslapen, dus de dag begint wat ‘fuzzy’. Niets wat een douche niet oplost en daarna pakken we een taxi naar het station. We hebben besloten dat we gaan ontbijten op het station. Daar is vast zat te vinden (zoals bij alle stations) en dan kunnen we daarna in één keer door met de trein. Ehm… helaas. Er is inderdaad zat te vinden, maar zoals we eerder deze reis ook al hebben gemerkt, is Japan niet het land van vroeg opstaan (die rijzende zon missen de meeste mensen denken we…). Veel tenten die zo te zien geweldige ontbijtjes hebben, gaan pas om 10 uur open! Daar heb je dus om kwart voor 9 niets aan. Gelukkig vinden we wel prima koffie en even verderop ingepakte bagels (die we meenemen: in de trein eten is een stuk meer ‘done’ dan gewoon ‘in het wild’) dus we pakken de trein van kwart over 9. Op naar Miyajima.

Mèt de rest van de bevolking van Hiroshima en omstreken blijkt al snel. Het is immers zondag en een bezoekje met de trein en ferry naar dit leuke, maar zeer toeristische eiland is duidelijk een geliefd tijdverdrijf voor veel mensen, lokaal en ‘vreemd’. Dat betekent overiges ook dat het prima is geregeld. In de trein wordt behalve in het Japans, ook in het Koreaans en het Engels omgeroepen. Als we uitstappen bij het juiste station kunnen we niet alleen de mensenmassa volgen, maar ook de grote pijlen op de grond. Er gaan meerdere ferries naar het eiland, waaronder een JR-ferry. Jawel, de Japanse spoorwegen zorgen zelfs voor vervoer over water en met onze railpassen wandelen we gratis aan boord.

Het overtochtje duurt tot Harro’s opluchting maar kort, nog geen 10 minuten. Het is vandaag grijs en het beloofd wat te gaan miezeren in de loop van de dag, maar dat mag de pret niet drukken. We zien de Toril Gate al liggen voor de kust van het eilandje. Deze rode poort is één van de meest gefotografeerde bezienswaardigheden van Japan, zo hebben we gelezen. Hij hoort bij het Itsukushima heiligdom, dat bij hoog water volledig over water ligt. Nu, bij afgaand tij, is dat nog maar een klein stukje het geval (al staat de poort nog in het water,) maar de rood en goud gekleurde balken vormen een mooi contrast tegen het grijs, buin, grijsgroen en zwart dat we beginnen te herkennen als de basiskleuren van Japan. We wandelen langs het pad langs de kust terwijl we ons best doen niet over de hertjes te struikelen die overal tussendoor lopen en nog brutaler lijken dan in Nara. Binnen een paar minuten staan we samen met zo’n 50 van onze nieuwe beste vrienden te fotograferen. Nouja, vrienden: “Can you move now”, wappert een Francaise ons aan de kant. 

We gaan aan de kant: tijd om het heiligdom te bekijken. We kopen een kaartje (“die lui doen toch goeie zaken”, zegt Harro, als we ook een aantal mensen bij het bidden weer muntjes in een bak zien gooien) en wandelen langzaam door het hele heiligdom heen. Overal staan mensen, waaronder een traditioneel gekleed bruidspaar. Karin houdt haar fototoestel omhoog en krijgt een knikje, dus maakt naast de officiële fotograaf een foto. Verder kijken we onze ogen uit naar de amuletten en gebeden die worden verkocht. Vooral het briefje eronder intrigeert: wilt u de amulet terugbrengen naar dit heiligdom, of eentje bij u in de buurt, als deze zijn werk heeft gedaan. 

Als we er doorheen zijn is het tijd voor koffie. We vinden een zalig bakkie in een verrassend rustig koffietentje. En daarna gaan we op zoek naar bezienswaardigheid nummer twee. De Daishi-in tempel ligt aan de voet van Mt. Misen en bestaat uit meerdere trappen en gebouwen, die allemaal te bezichtigen zijn. Het meest aantrekkelijke ontdekken we al snel, zijn de vele beelden die er staan. Het is de buddha in allerlei gedaanten en veel met een gebreid mutsje op en / of een doekje om. Vooral de mutsjes zijn geweldig: langs één trap loopt een pd omhoog waarlangs we honderden buddha’s zien, bijna allemaal met een wit-rood gebreid mutsje op! We klikken ons helemaal suf: hier zijn prachtplaten te maken. E;en van onze favorieten is een elegant buddha-beeld waarvoor een twee minions (ja, die knalgele) staan! 

Als we zijn uitgekeken valt Harro bijna om van de honger. we moeten NU eten. We wandelen snel naar beneden en vinden café Lente (ja, zo heet het echt). Dat blijkt heerlijk rustig en heeft verrukkelijk eten. Nu beginnen we ons overigens af te vragen of je in Japan wel slecht kunt eten, maar ook dit is weer zalig. Harro heeft ‘Hiroshima Dip Noodles’ (noodles met een soort dip-soep) en Karin risotto met spinazie en paddenstoelen. Verse grapefruitsap erbij, glas ijswater en we eten weer eens bijna onze vingers er bij op. Wat kán je hier toch lekker eten!

Daarna is het tijd voor de laatste stop op dit toeristische, maar oh zo leuke eiland. We wandelen een stukje omhoog, de berg op en kopen daarna een kaartje voor de ‘ropeway’, de kabelbaan die de berg op gaat. Het eerste stuk duurt vrij lang (het gaat langzaam, zeer gecontroleerd) met een uitzicht op de berg die zich in allerlei kleuren groen aan ons laat zien. We horen vogels: een heerlijk geluid na de stadse omgeving waar de enige vogelgeluiden kwamen van de mechanische fluitjes in de metrostations! Het ruikt er ook, net als op de rest van Miyajima lekker: naar zee en groen. De tweede kabelbaan geeft een prachtig uitzicht op de ‘Seto Inland Sea’ (ook wel: de baai van Hiroshima), met alle kleine eilandjes die daarin liggen en de ‘fishfarms’ waar vis wordt gekweekt (onder andere de ‘yellowtail’, een vissoort die veel wordt gegeten in / op sushi).

Boven op de berg hebben we ondanks dat het geen briljant weer is een geweldig uitzicht en we genieten met volle teugen. Er worden normaals ook wel eens aapjes gespot, maar die mazzel hebben we niet. Niet getreurd: ook zonder aapjes is het erg leuk en de voorbij komende piepers en fluiters in blije kleuren maken veel goed. Als we zijn uitgekeken èn het begint te miezeren, pakt Harro de benenwagen naar beneden en Karin de kabelbaan. We zijn er niet zeker van over wie het meer zegt als blijkt dat Harro als eerste beneden is, over de kabelbaan of over Harro…

Karin’s pootjes zijn nu wel een beetje op en we jagen ze alleen nog via een heiligdom (alweer van die schitterende houten balken: wat een gezicht) naar de centrale winkelstraat waar we in een klein café een heerlijke kop koffie en een lekker stukje taart vinden. Choco met vijgen voor Karin; appel met walnoot voor Harro en ook dit ziet er natuurlijk uit alsof er iemand op is afgestudeerd.

Als we tevreden zijn pakken we de ferry en de trein terug naar Hiroshima. Onderweg stopt het met zachtjes regenen. Terug in het hotel nemen we even pauze, maar sleuren onszelf nog één keer overeind. Kop op: even verderop ziet een restaurantje waar iedereen over juicht. Zullen we dat proberen? Dat proberen we, maar helaas zit het vol en is de wachttijd minstens 30 minuten. Dat is ons vanavond te gek, dus we bedanken. Even verder zit Kemby’s en met een whiskey, een biertje, een burger en een portie nacho’s maken we er een gezellige avond van. Terug in het hotel zijn we binnen no time in slaap…

Hiroshima naar Fukuoka

Hiroshima naar Fukuoka

Het is een reisdag vandaag en op de één of andere manier voelt het als een eerste keer met de Kogeltrein (Shinkansen). Geen idee waarom, maar blij en stuiterig eten we een ontbijtje op de 25ste verdieping van ons hotel. Dat heeft een gewèldig uitzicht op de stad en we genieten bijna net zo veel van het uitzicht als van het ontbijt. Hoewel dat laatste ook lang niet slecht is: veel Japans eten, maar ook allerlei lekkere broodjes, vers gebakken pannenkoekjes, yoghurt met verschillende soorten muesli, sapjes, koffie, thee… Harro doet een poging het relatief gezonde eten van de afgelopen anderhalve week (weinig suiker, weinig vet) in één keer te compenseren (en slaagt daar volgens Karin in), maar ook Karin doet een dappere poging een deuk te slaan in een pannenkoekenberg. Niet heel succesvol; wel een fijne poging.

En dan gaan we voor de trein van 9:36 uur, dus dat betekent even opschieten. Maar: alles en iedereen werkt mee en met nog een minuut of 8 speling staan we (in het juiste rijtje) te wachten op de juiste kogeltrein naar Fukuoka. Naar Hakata Station, om het interessant te maken. Fukuoka is ontstaan uit een samenvoeging van twee steden en de naam Hakata (van één van de delen) wordt nog steeds veel gebruikt. Het wachten op de trein is geen straf: we zien twee andere kogeltreinen binnenkomen voor die van ons binnenkomt en als die er is hebben we al snel een plekje naast elkaar, op een rijtje van twee. Tassen boven ons; jassen aan de kapstok en als de trein vertrekt zietten we rustig onderuit gezakt naar buiten te kijken.

We blijven onder de indruk van deze trein. Uiteindelijk zijn we in 63 minuten 280 kilometer (!) verderop met onderweg maar twee stops. Tevreden stappen we uit in Hakata, pardon Fukuoka. Daar is het ongeveer 750 meter lopen naar ons hotel en dat hebben we ondanks de tassen op onze rug zo gepiept. We kunnen ‘uiteraard’ niet inchecken (dat kan hier eigenlijk altijd pas vanaf 14:00, 15:00 of 16:00 uur), maar de tassen verdwijnen in een bagagehok en dan hebben we onze handen vrij om de stad in te gaan.

Fukuoka heeft niet heel veel bezienswaardigheden die we speciaal willen bekijken. Het is een stad die vooral bekend staat om het mooie weer (daar merken we helaas niet zo veel van: het is grijs en niet heel warm), het uitgaan, het lekkere eten… Een stad waarin business en pleasure goed gemixt kunnen worden. Nou, kom maar op met die mix dan. We lopen om te beginnen naar Tenjin, een ondergrondse shoppingmall die twee metrostations met elkaar verbindt. Als we ondergonds komen weten we niet wat we zien. Ruim 600 meter shopping mall strekt zich in de verte uit. Alles ziet er heel chique uit (donkere wandelen, donker gevlochten staal in het plafond, chique winkels) en als we een stukje lopen ontdekken we dat het niet alleen twee rijen, maar zelfs vier rijen winkels zijn. Er gaat ook nog een ‘straat’ terug. We zijn zeker niet de enigen die aan het winkelen zijn en we kijken onze ogen uit. Van een dame in een winkel waarin snoepjes op kleur zijn gesorteerd krijgen we een snoepje aangeboden om te proeven. Lekker! We zien bakkertjes, veel kledingwinkels, schoenenwinkels èn tassenwinkels, een enorme drogisterij (met bijvoorbeeld 12 soorten mondkapjes: voor de modebewuste health freak) en zo nog wat winkels waarin we onze ogen uitkijken.

Als we halverwege op de terugweg zijn, slaan we af naar de kelder van een warenhuis (oh ja, er zitten meerdere warenhuizen vast aan deze underground mall) waar we allerlei restaurantjes vinden. We zoeken en vinden Hyotan no, een kaitensushi-restaurant (jawel, de lopende band sushi). Het is het restaurant dat op nummer 10 staat in deze stad van meer dan 9.000 restaurants op Tripdavisor (ja, echt waar) dus we schuiven geduldig op de rij krukjes die er buiten staat en al goed is gevuld. Er is binnen niet heel veel plek, maar we merken al snel dat het snel gaat. Binnen een kwartiertje zitten we aan de bar, terwijl al het personeel ons een vrolijk goedendag heeft toegeroepen. Dat blijkt echt iets van sushi-restaurants hebben we al ontdekt: een enorme jodel als je binnenkomt of vertrekt, geïnitieerd door één personeelslid dat jou het eerste ziet binnenkomen / gaan. en de sushi… Oh mensen de sushi is weer eens echt heel erg lekker. we smikkelen en smullen en als we voldoende hebben gehad, rekenen we af en staan we (verrast over het zeer bescheiden bedrag) tevreden weer buiten.

Nouja, binnen dus. In de kelder, van die shopping mall. We besluiten dat we dringend nog wat buitenlucht nodig hebben en nadat we nog wat winkelstraten hebben gezien (veel neon, veel malls, weinig authentiek) vinden we een klein parkje, waar het lijkt te sneeuwen. De kersenbloesemblaadjes dwarrelen van de bomen en we snappen, ondanks het nare, schelle licht heel goed waarom iedereen hier plaatjes van wil maken. We doen vrolijk mee en stuiteren als blije eieren door het parkje heen. Klik, klik, klik!  Daarna wandelen we door naar Canal City, de andere beroemde mall van Fukuoka. Kanaal is misschien een groot woord voor het watertje dat door deze mall stroomt, maar verder is het best een mooi ontworpen gebouw. En: het heeft koffie en een bioscoop. De koffie drinken we op en daarna wandelen we naar de bioscoop waar we een zeer hulpvaardige dame vinden die ons helpt te snappen welke films we eventueel zouden kunnen volgen. Dat zijn er niet veel, maar Batman vs Superman klinkt dan nog wel als prettig dom vermaak. Niet voor vandaag, maar misschien wel voor morgen.

Nadat we zijn ingecheckt (we krijgen een niet heel ruime, maar nette en stille kamer op de bovenste verdieping) willen we vooral nog een drankje en daarna een hapje. Het drankje vinden we bij Goodbeer Faucets Hakata (een biercafé waar Harro erg blij van wordt) en het hapje bij Beef Taigen (een grillrestaurant waar we het lekkerste stuk gegrild vlees in tijden eten… met stokjes!). Tevreden duiken we daarna ons mandje in.

Fukuoka

Fukuoka

Fukuoka heeft niet heel veel bijzondere bezienswaardigheden en dat we er toch een dagje extra blijven is vooral om onszelf een beetje pauze te bezorgen op deze reis. We hadden verwacht dat we wel een beetje gaar zouden zijn van alle indrukken en inspanningen. Die indrukken, die zijn er zeler, maar we vinden het reizen tot nu toe verrassend soepel gaan. Dat neemt niet weg dat het idee van een vrije dag prima bevalt!

Harro begint met zichzelf het bed uit en de hardloopkleren in te jagen en gaat een rondje hardlopen. Karin gebruikt de tijd om even zonder licht claustrofobische neigingen door dichte badkamerdeuren te poedelen (haar wassen, douchen en ander noodzakelijk ‘onderhoud’). Als Harro terug is (het rondje rond het park was leuk, maar ook nu waren de stoplichten een licht frustrerende hindernis) en ook weer schoon, vertrekken we samen naar buiten. Tijd voor ontbijt. Dat doen we in twee delen: eerst koffie bij de Starbucks en daarna een aantal verrukkelijke brodjes bij een Frans bakkertje. Met echt Japans oog voor detail zien de broodjes er niet alleen geweldig uit, ze smaken ook heerlijk! Zo zit er één broodje tussen in de vorm van een soort kundige bloem, met verschillende bolletjes, waarin pistache is verwerkt.

Na het ontbijt wandelen we naar het station. Daar willen we een warenhuis is. Want shoppen is een dingetje in Japan en als westerling kijk je je ogen uit. Als we de ‘saaie’ kledingwinkels voorbij zijn (mannenkleding zu Harro nog wel passen èn staan, maar de vrouwenkleding is voor Karin niet zo’n optie) vinden we Tokyu Hands, een soort kruising tussen de Hema, Bart Smit, een knutselwinkel XXL en de Xenos. Het heeft verdiepingen vol knutsel- hobby en huishoudspullen en we verdwalen er volledig in. dit is leuk! We kopen (nog) niks, maar zoeken wel vast uit of ze er in Tokyo één hebben. Het antwoord is: ja, wel vier! Karin verheugt zich op een shopping-spree, Harro zucht eens bij het idee van al die extra kilo’s en daarna gaan we wat drinken. Karin ontdekt dat een mix van bloedsinaasappelsap en tonic heel erg lekker en dortslessend is!

Na nog een rondje shoppen moeten we dringend wat eten, ontdekken we. Het is al half twee! We gaan op zoek naar een goeie Italiaan en die vinden we ook. We hoeven maar heel even te wachten en dan eten we een heerlijke (bescheiden) pizza. De kok komt ‘m zelf brengen dus Karin gaat ‘m na afloop even bedanken. Hij komt meteen de keuken uitgerend om een praatje te maken. Maar wat interessant, die Hollanders! Grijnzend vertrekken we: veel mensen weten niet waar Nederland ligt maar knikken beleefd en zeggen dan: Europe? Yep, klopt ook!

We haasten ons vanaf het station naar Canal City. We wilden immers naar de bioscoop! We kopen een kaartje. Zij spreekt Japans, wij Engels en we krijgen twee geweldige plekken, precies midden in de zaal. We haasten ons naar binnen, mèt 3D bril (de beste die we ooit in een bioscoop te leen heben gekregen) en nestelen ons in de comfortabele stoelen voor 2 1/2 uur Batman vs Superman. Het geluid staat helaas wel erg hard, maar aangezien we ons brein op 0 hebben gezet vermaken we ons prima bij deze actiefilm. Even een paar ur stilzitten is ook geen overbodige luxe op deze vakantie. Zoals we aan het begin van de reis al zeiden: we komen wel aan het aantal geadviseerde stapjes per dag! Nu stappen we even niet; we zitten alleen af en toe met onze vingers in onze oren tegen de herrie, maar verder is het prima vermaak!

Na de film wandelen we naar buiten. Het is half 7 en ondanks de wat late maaltijd hebben we toch wel zin in nog wat te eten. Fukuoka staat bekend om zijn eetstalletjes en vlak bij Canal City is er ‘s avonds een groot aantal te vinden. We wandelen er langs. Het is natuurlijk heel lokaal, maar heel eerlijk gezegd ziet het er gewoon helemaal niet zo lekker uit! We kijken elkaar aan: dit gaan we niet doen. Jammer lokaal gebruik; we gaan ons record aantal-keer-achter-elkaar-lekker-eten-op-vakantie niet verbreken. We gaan gewoon nog een keer sushi eten! Als we na een korte wandeling en een korte wachttijd binnen komen, worden we herkend door het personeel. Het ‘welkom, welkom’ klinkt ineens gemeend en hartelijk en de chef die tegenover ons staat moedigt ons aan bij hem te bestellen als we bepaalde dingen niet zien op de band. Met een plaatjesmenu erbij lukt dat prima en we eten weer zalige sushi. Wat is dat toch lekker en zelfs na al die keren hebben we er nog geen genoeg van.

Als we voor vandaag wel klaar zijn wacht er nog één stop op het programa. Harro heeft voor Karin een whiskeybar gevonden. en niet zo maar één. Als we binnen komen vallen we stil en staan we met open mond te kijken. De eigenaar verteld ons dat hij in 13 jaar tijd meer dan 1700 whiskies heeft verzameld. Willen we Japanse whiskey proberen? Hij trekt de kast leeg. We nemen een Nikka Pure Malt Taketsuru 21 jaar oud en eentje van 17 jaar oud, die Karin allebei grotendeels opdrinkt. Ze zijn echt zalig! Als ze er daarna ook nog eentje drinkt uit een sherry vat èn aan een aantal whiskies mag ruiken, is ze helemaal gelukkig. De (toch wat forse) rekening betaald ze dan ook graag en vrolijk (nee, dat heeft natuurlijk niets met de alcohol te maken) wandelen we naar het hotel terug, nadat we onderweg nog even zijn gestopt om met een gigantische teddybeer op de foto te gaan. Heel normaal. Weltrusten!

Fukuoka naar Kumamoto

Fukuoka naar Kumamoto

Vandaag begint er een nieuw (maar kortdurend) hoofdstuk in onze Japan-geschiedenis. We hebben een auto gehuurd, die we gaan ophalen! Nadat we hebben uitgecheckt vragen we of we onze tassen nog heel even mogen laten staan. De receptionist lijkt niet heel erg van zins om mee te werken tot onze grote verbazing (dat zou de eerste zijn die we hier tegen komen: zuchtte hij nou?!) maar hij vermant zich en met een grote (nep)glimlach legt hij uit dat dat natuurlijk geen probleem is. We gaan er gauw vandoor voor hij zich bedenkt!

Ontbijten, bij het station, is het plan en uiteindelijk vinden we een bakkertje waar we wat broodjes halen. Die knagen we buiten in een hoekje op, terwijl we proberen te achterhalen waar het Nissan-verhuurkantoor zit. Ah, één straatje verder en vol vertrouwen lopen we naar binnen. Dan blijken ze geen reservering op Harro’s naam te hebben, crasht de tablet waar de bevestging op staat en heeft de bevestiging die we uiteindelijk te voorschijn toveren geen nummer… We krijgen nu toch wat zweetdruppeltjes op de snufferd, maar de man achter de balie vindt op een ander systeem toch onze reservering… in een ander kantoor, twee straten van ons hotel af…

We bedanken hem vriendelijk, zuchten eens diep en gaan weer aan de wandelen. Dan toch maar eerst de tassen ophalen, dan hoeven we niet te parkeren bij het hotel. Wat extra zweetdruppeltjes van het tillen later wandelen we naar binnen. Jawel, ze hebben onze reservering, hebben wij een internationaal rijbewijs? Jawel; kijk maar, een NL-rijbewijs is een internationaal rijbewijs. Nee hoor, zegt het meisje. Ja hoor, zeggen wij nogmaals met behulp van Google translate. Het meisje gaat bellen en drie telefoontjes later is het geregeld. 

We krijgen een Nissan Note (een witte natuurlijk: zo’n 70% van de auto’s is hier wit of grijs) en installeren ons. Gelukkig hebben we zelf een route-info-systeem in de vorm van een telefoon met navigatie meegenomen, want de beloofde ‘Engelse’ GPS is volkomen onbegrijpelijk. De auto zelf trouwens ook: ze zegt van alles, iedere keer dat we de auto starten, een tolpoortje naderen, achteruit rijden of iets te ver naar links het witte lijntje raken komt er een onverstaanbaar Japans gebrabbel uit de auto. We vinden er nogal wat van, maar besluiten ons er zo min mogelijk van aan te trekken. Kom maar op wereld! We vertrekken en gelukkig heeft Harro vaker links gereden èn in een automaat gereden dus zonder problemen storten we ons in het Japanse verkeer.

Het verkeer valt eigenlijk heel erg mee. Iedereen rijdt heel netjes. De wegen zijn, ondanks de Japanse borden, goed te begrijpen, omdat er ook plaatsnamen in het Engels staan aangegeven en doordat er overduidelijk wordt gemaakt met borden, pijlen, (stop)lichten en zelfs met kleurtjes op de weg, welke wegen je moet volgen waarheen. Het enige probleem is de overdaad aan informatie en het feit dat er soms indrukwekkende weg-systemen zijn, met wegen naast, boven en onder elkaar. Het enige foutje treedt dan ook op bij de tolpoort waar we per ongeluk voor de automatische poort kiezen. Gelukkig staan we op tijd stil en is er een mannetje stand by die ons alsnog de juiste hoeveelheden Yen afhandig maakt en ons daarna doorwappert. Gaan met die banaan.

We rijden al vrij snel Fukuoka uit (we hebben de neiging het een kleine stad te noemen, maar er wonen ruim een miljoen menesen!) en de heuvels in. Die heuvels hebben allerlei kleuren groen, met af en toe een knalroze struik er tussendoor. De groene ‘heggetjes’ tussen de weghelften hebben knalrode blaadjes aan de bovenkant. Kleur! We genieten allebei van de rit, ondanks de aanvankelijk grijze lucht. Even niet alleen maar stad om ons heen: erg fijn. We rijden zonder problemen naar en door Kumamoto, de stop van vandaag. Door alle vertraging vanochtend slaan we één van de mogelijke opties onderweg over; we willen in Kumamoto wel voldoende tijd overhouden voor de belangrijkste bezienswaardigheid. Het kasteel! Als Harro de auto heeft geparkeerd in de garage naast het hotel, Karin alsvast een pre-incheckrondje heeft gedaan en een dame bij de deur gevraagd heeft of ze straks onze tassen vast op de kamer mag zetten (eh, maar natuurlijk, graag zelfs) wandelen we naar buiten. 

Lunch en ach, het is zeker alweer een halve dag geleden dat we sushi hebben gegeten. Dat kan nog wel een keertje. De eerste sushitent die we in gedachten hebben is dicht, maar de volgende is zelfs 24 uur per dag open. Dat roept bij ons associaties op met een verlopen tent en verlopen klanten en een vieze / groezelige bedoening, maar deze tent staat aangeschreven als één van de beste van Kumamoto. En terecht, zo blijkt al snel. Het gebruikelijke welkom wordt ons toegeroepen als we efficiënt naar een tafeltje worden gebracht. We drinken groene thee en bestellen daarna met een briefje (aantal bij het juiste nummertje zetten, in het hokje voor wel of het hokje voor geen wasabi en soms aangeven of je een ‘puntzakje’ of een rol wil). Dan gaan de chefs aan de slag en binnen no time staan er verschillende platen heerlijke sushi voor ons neus. We vrezen dat sushi in NL voorlopig niet meer hetzelfde is…

Daarna gaan we naar het kasteel. Dit kasteel is weliswaar een replica en niet (zoals in Himeji) een origineel, maar de enorm indrukwekkende muren zijn nog grotendeels origineel en het kasteel zelf is aan de hand van beschrijvingen, tekeningen en zelfs een aantal oude foto’s volledig hersteld. Het terrein is indrukwekkend en het ‘hoofdgebouw’ lijkt (zwart en dreigend) wel wat op het duistere zusje van het kasteel in Himeji. Ook hier is de binnenkant indrukwekkend, maar de inrichting als museum leidt wat af van de grote balken. Dat maakt het wel interessanter: we zien zelfs een aantal van de oude foto’s van het originele kasteel, dat pas eind 19e eeuw afbrandde, aan de vooravond van een veldslag (de mysterieuze omstandigheden waaronder de brand is ontstaan, zijn mooit opgehelderd). Er hangen ook (kopiën van) schilderijen van de vorige heersers. Een aantal is hier duidelijk terecht gekomen als straf (één werd zelfs verplicht harakiri – zelfmoord – te plegen een jaar later!), maar uiteindelijk werd het een belangrijke post en was het een eer om ‘Lord of Kumamoto’ te zijn.

Na het hoofdgebouw bekijken we het gerestaureerde paleis. Alles gelijkvloers, met tatamimatten op de vloer (de grootte van een kamer wordt hier aangegeven in het aantal matten dat op de vloer past) en met prachtige schilderingen. We mogen er op onze sokken doorheen en we kunnen die voorzichtigheid wel waarderen. Zo blijft het mooi! Bovendien is het grote aantal grappige sokken ook wel leuk: veel blije bloempjes, soms spannende kanten kousevoetjes en sommigen met voor elke teen een apart sokje!

Als we zijn uitgekeken drinken we een flesje water leeg en daarna wandelen we door een ander deel van de kasteelgronden, via een andere poort, naar buiten. Daar vinden we onze andere stop: the Kumamoto Arts & Crafts Center. We hebben gelezen dat er veel originele kunstvoorwerpen en souvenirs (modern en tradtioneel) te vinden zijn. Dat vraagt om rondkijken. Karin kijkt likkebaardend om zich heen. Is het heel raar om een extra tas met souvenirs mee te nemen?! Uiteindelijk houdt ze zich in en geeft vooral haar ogen goed te kost, maar, zegt ze dreigend tegen Harro, dat blijft niet de hele reis zo hoor?! Harro zucht…

 Tijd voor wat drinken. En inchecken in het hotel. Onze kamer blijkt een balzaal en ziet er prachtig uit! Bijna jammer dat we hier maar één nachtje blijven, al is er in de rest van Kumamoto niet zoveel te beleven. Harro belt met het ferrybedrijf en ondanks de opmerking dat ze geen engels spreken weet hij voor de ferry van 11:00 uur een plekje voor ons en de auto te bemachtigen. Zonder creditcardgeggevens, dus we kunnen ook nog anders besluiten als we dat willen. Karin is gepast onder de indruk. Tijd voor nog wat drinken en daarna moet er nog gegeten worden. Onze plannen daarvoor vallen wat in duigen (restaurant dicht, restaurant kwijt, geen zin in, geen leuke optie) tot we elkaar aankijken en Harro vorzichtig zegt: “Lust jij ook nog een keer sushi?” Dat laat Karin zich geen twee keer zeggen en binnen no time zitten we (na heel even wachten) weer in ‘ons’ lunchrestaurant. Daar blijk je ook ‘s avonds prima te kunnen eten. We sluiten de dag af met een drankje in de chique, maar comfortabele hotelbar en gaan tevreden slapen.

Kumamoto naar Nagasaki… via Nederland

Kumamoto naar Nagasaki… via Nederland

Als we de gordijnen opentrekken zijn we teleurgesteld. Het regent en niet zo’n beetje ook. Bovendien (en dat was, anders dan de regen, niet voorspeld) waait het. Kortom: het is echt een prutdag om een ferry te nemen en ook een prutdag om Shimabara en Unzen te bezoeken, de plaatsen die voor vandaag (onderweg naar Nagasaki) op het programma staan. Hmmm. we gaan ontbijten en koffie drinken bij de Starbucks even verderop en bespreken de opties. Uiteindelijk besluiten we dat we de ferry laten zitten, omrijden en het dagprogramma voor vandaag en morgen omdraaien. Dat wil zeggen dat we vandaag niet naar Shimabar en Unzen gaan, maar naar … Huis ten Bosch! Dit pretpark bestaat uit een reproductie van Nederlandse bezienswaardigheden, soms op ware grootte. Het lijkt ons volkomen idioot en heel erg fascinerend, dus dat gaan we doen.

Kumamoto uit levert even een momentje postduiven op, maar daarna zitten we op de goede weg en rijden we via allerlei tolwegen naar het pretpark, dat op ongeveer een uur / anderhalf uur rijden ten noorden van Nagasaki ligt. Die tolwegen zijn trouwens niet goedkoop: bij elkaar besteden we in 2 1/2 uur rijden ongeveer € 50,= aan tol! Maar: de wegen zijn geweldig onderhouden en het schiet wel lekker op. 

De parkeerplaats van Huis ten Bosch is leeg en we parkeren dicht bij de ingang. Daar kopen we een kaartje. Het is niet heel goedkoop om je thuisland te bezoeken en álles te willen, ontdekken we, maar gelukkig zijn er kaartjes waarmee je kunt rondwandelen in beide delen van het park, een rondvaart doen en Huis ten Bosch bekijken, zonder dat je betaalt voor alle andere attracties (spookhuizen, thrillrides, 3D-theaters etc. etc). Tevreden wandelen we naar binnen.

Het eerste dat ons opvalt is de heldhaftige muziek die uit de speakers schalt. Waar een klein landje…lawaaiig in kan zijn? Daarna zien we de klinkers. Ja, de uit Nederland geïmporteerde klinkers en straatstenen, om het zo levensecht mogelijk te maken. Als we opkijken zien we windmolens, tulpenvelden, kasteel Nijenrode (met daarin Teddybear land…) en grachten. We schieten onbedaarlijk in de lach. Dit is zo’n volkomen vreemd effect. Het lijkt ècht op Nederland, maar dan Japans georganiseerd. In de verte zien we de Domtoren (5 meter minder hoog dan onze Dom uit Utrecht, uit respect voor het origineel) en aan het andere eind van het park ligt Huis ten Bosch. Nog nahikkend van de lach wandelen we naar de rondvaartboten. Er komt er binnen twee minuten één aan en we gaan met een klein aantal mensen aan boord. Overdekt en verwarmd, met kussens op de bankjes zit het bijzonder comfortabel, maar binnen een minuut na vertrek staan we weer buiten. Het is heel even gestopt met regenen en we willen ALLES zien. Zoals ‘Wassenaar’, de wijk met vakantiehuizen die buiten het park ligt. En de grachten van ‘Amsterdam’. En natuurlijk de Dom! Op het Domplein stappen we uit. Tijd om te wandelen.

Inmiddels regent het wat harder. We wandelen een rondje. Het is eigenlijk wel tijd voor lunch, maar helaas (we hadden stiekem gehoopt op bitterballen) is het eten niet Nederlands, maar gewoon slecht pretpark-voer. De american-style pannenkoek die we eten is niet bijzonder smakelijk. Huh?! Slecht eten in Japan?! Zeker omdat we even in half-Japan zijn geland! De koffie is zo smerig dat we daar letterlijk alleen aan ruiken en er dan gauw vandoor gaan. We kopen een plu. Een grote, want het kleine plu’tje van Karin houdt de buien niet voldoende tegen  voor twee mensen. Daarna lopen we naar he paleis. Als we door de hekken kijken krijgen we weer een lachbui. Het ziet er echt heel idioot uit, vooral omdat het er in onze ogen NIET idioot uitziet. Een oprijlaan, tulpen langs de kant en verderop het paleis Huis ten Bosch. We vluchten het paleis in. Binnen zit een museum en aangezien het daar droog is, lopen we er door heen. Er blijkt een fototentoonstelling over bloemen, vooral tulpen en is eigenlijk heel aardig. De enorme ruimte met een metershoge schildering van Rob Scholte is ook indrukwekkend. En als we achter het paleis de tuinen bekijken zien we ‘uiteraard’ een prachtige Franse siertuin, zoals een paleis van dit niveau betaamt.

Het regent buiten nog steeds, dus we maken van haastige selfies voor het paieis, onder de plu en wandelen daarna naar ‘Amsterdam’. Daar drinken we koffie en vermaken ons vervolgens met foto’s maken in de reuzenklomp die er staat, het bekijken van de Dick Bruna winkel, met honderden nijntjes, het bekijken van de kaaswinkel (waar we slechts na goed zoeken een stukje Gouda vinden) en het bekijken van een ijsstalletje waar een robot ijsjes verkoopt (hij zwaait als we aan komen lopen). Het stadhuis van Gouda staat fier op het stadsplein en een stukje verderop vinden we de Waterpoort van Sneek en zien we het schip De Liefde (het eerste Nederlandse schip dat ooit – op 19 april 1600 – in Japan aankwam) aan de kade liggen. Tussendoor schalt de heldhaftige muziek ons tegemoet, zien we prullenbakken in de vorm van Nederlandse grachtenpanden en hebben café’s namen als ‘Tante Annie’. Rond half 4 zijn onze lachspieren zo goed getraind dat we spierpijn beginnen te krijgen en via de tulpenvelden (waar tuinmannen en – vrouwen helemaal in plastic ingepakt, in de stromende regen verse tulpen planten) en tussen de molens lopen we naar de uitgang. Daar krijgen we de laatste lachaanval, als blijkt dat het een nagebootste vertrekhal van Schiphol is. Hikkend van de lol lopen we naar buiten.

Met behulp van de navigatie rijden we een prachtige groene route naar Nagasaki. Het is niet zo ver weg, dus we zijn aanvankelijk wat verbaasd als we er volgens Google anderhalf uur over zouden moeten doen. Tot we doorkrijgen hoe lang je kunt wachten voor een stoplicht… Afijn, zo hebben we wel lekker veel tijd om te genieten van de omgeving, die ondanks het afschuwelijk weer nog steeds prachtig en fascinerend is. In Nagagasaki zelf komen we in één keer bij de parkeergarage naast ons hotel uit. Een mannetje met een spiekbriefje leest fonetisch voor wat we moeten doen: “passenger get off please. Leave luggage”. Ok geen punt. Daarna mag Harro de auto in een soort garage rijden. Hij wenkt Karin: kom eens kijken! De auto wordt automatisch gedraaid en verdwijnt daarna automatisch op een soort lift naar boven waar hij in een vakje geschoven wordt tot we ‘m nodig hebben. Als we omhoog kijken zien we een gebouw van zo’n 10 verdiepingen: de garage!

Nog hoofdschuddend lopen we het hotel is waar we mogen inchecken en via een automaat waar we onze creditcard in stoppen, een kamersleutel krijgen. Kamer 807 blijkt alweer erg ruim en bovendien uitstekend. We zetten onze spullen neer en overleggen even wat we gaan doen. Meteen eten maar? dat lijkt het beste en na de tegenvaller van vanmiddag heeft Karin een Frans restaurantje gevonden dat volgens alle verhalen uitstekend zou moeten zijn (plaats vier van de bijna 2.000 restaurants in Nagasaki). We gaan aan de wandel. Nagasaki, althans, dit deel van Nagasaki, heeft een heel andere uitstraling dan de steden die we tot nu toe hebben gezien. Het kan komen omdat we in Chinatown zitten, maar het is lager, de straatjes buigen en kronkelen, er hangen sfeervolle lantaars… Het is ook wat minder schoon, maar heeft iets enorm aantrekkelijks, zeker als we ook nog een stukje langs een kanaal kunnen lopen. 

Garcon Ken blijkt uitzicht te bieden op Dejima, het voormalige Nederlandse handelseilandje dat tegenwoordig grotendeels door de stad is opgeslokt. Dat is een leuke bonus. We gaan er pas overmorgen heen, maar het is leuk om alvast even over het hek te gluren naar de houten gebouwen. Dat is even wat anders dan Huis ten Bosch! Garcon Ken zelf komt net aanlopen als we voor de deur staan. Hij draait de deur van het slot, kijkt ons met een grijns aan en zegt ‘open’. Het is binnen heel klein. Het pand staat tussen twee straten in en kan nog geen 8 meter breed zijn. Ken is zowel kok als over en helpt ons aan een rood wijntje (niet heel lekker, maar prima Spaanse slobber voor bij een Frans hapje), uitstekende voorafjes (een schaal vol met toastjes met van alles en nog wat) en respectievelijk varkensvlees en spanish omelet. Vooral Harro geniet van de mogelijkheid om weer even iets vets te eten; dat lukt hier niet vaak! We proosten op een geslaagde actie: we hebben de dag omgedacht en dat beviel uitstekend!

Nagasaki (dag 1, naar Unzen)

Nagasaki (dag 1, naar Unzen)

Na een prima nacht slaap vinden we koffie bij de Starbucks en een broodje bij de bakker er achter, voor we in de auto stappen, die keurig vanaf de zoveelste verdieping wordt opgehaald door de computer. We betalen ons kaartje: eind van de dag leveren we de auto in, zodat we dat niet morgenvroeg moeten doen. Maar vandaag genieten we er nog even van: we gaan naar Unzen!

Het weer is een heel stuk beter dan gisteren: het is droog en beloofd in de loop van de dag beter te worden. Prima weer voor ons uitstapje naar (de) hell(s). Jawel: borrelende zwavelpoelen, verstikkende dampen, vandaag is de dag voor wat natuurgeweld. De Unzen is een vulkaan op een uurtje rijden van Nagasaki, die niet altijd het bezoeken waard is geweest. In 1792 vond een uitbarsting plaats die aan meer dan 15.000 mensen het leven kostte. Tussen 1990 en 1995 werd de berg opnieuw actief. Bij een uitbarsting op 3 juni 1991 verloren 43 mensen het leven. Sindsdien is de vulkaan rustig, maar dat hij nog steeds ‘leeft’ blijkt onder andere uit de grote hoeveelheid ‘hells’ die te bezoeken zijn. Waar de ‘onsen’ baden zijn met natuurlijk verwarmd water, zijn de ‘hells’ de giftige broertjes en zusjes van de onsen. Het water is giftig, door grote hoeveelheden zwavel en andere stoffen die uit de grond komen. Het is ook heet: als we na een prachtige rit de auto parkeren op een parkeervledjes waaien de stoomwolken over de parkeerplaats! Als we een parkeerkaartje kopen krijgen we een kaartje van het dorp waaruit bijkt dat het volledige dorp tussen de hells ligt. Vamanos!

De paden leiden ons tussen de stomende, fluitende, bubbelende en sissende bronnen door. We zien knalgele stenen (verkleurd door het zwavel), donkergroene en grijze stenen, wit uitgeslagen wandelpaden, tot zwart verkleurd hout en grote wolken stoom die boven de bomen uitkomen. Daar tussendoor zien en horen we vogels, zien we bloemen en allerlei kleuren groen van de bossen in lentekleuren. Het is heerlijk om er even uit te zijn (even geen stad) en we genieten met volle teugen. Nouja, soms met hele kleine of helemaal geen teugen, want stinken doet het wel behoorlijk!

Als we helemaal op-gelopen zijn na bijna twee uur vinden we café Kaseya. Een heel charmant café waar we koffie, mangosap, lekkere broodjes (één met kaas en spek erdoorheen gebakken en eentje zoet, met wat tot onze verrassing japsen rode bonen paste blijkt te zijn: erg lekker!), ontspannen muziek en een aardige eigenaresse die er ‘dank u wel’ en ‘tot ziens’ in keurig nederlands uitgooit als ze hoort dat we uit Nederland komen. Ok, we zijn dus niet de eerste nederlandse toeristen, maar om nou te zeggen dat we vandaag al andere Europeanen hebben gezien? Niet echt! We voelen ons dus ondanks deze Nedelandse ‘wan’klank (en ze is zo aardig!) stoere avonturiers. We een beetje sufgewandelde avontureirs. Echt veel energie zit er vandaag niet in, dus we besluiten het na deze stop voor gezien te houden. We willen nog één ding en dat is een voetbad! Daarom pakken we de auto en rijden weer van de berg af. Ook al zo’n mooie route, met inmiddels zowaar wat uitzicht. Het begint op te klaren en als we beneden zijn, is er zon!

We vinden de Hot Foot 105 (ja echt…) achter een parkeerplaats, vlak aan zee. Het is een soort voert-onsen. Het hete water dat uit de grond komt wordt via een kanaaltje met bankjes er naast (en een dakje er boven) langs de zee geleid. Op de bankjes zitten verschillende mensen: schoenen en sokken uit, broekspijpen opgetroopt en voeten in het warme water! Hoe dichter bij de bron hoe heter. we gaan redelijk ver weg zitten, maar moeten nog steeds een beetje wennen. Maar dan is het heerlijk: met een beetje mikken (onder het dakje vandaan) zitten we in de zon, kijken we uit over de zee en zitten we tot halverwege onze kuiten in het heerlijk warme water!

Zelfs Harro (niet zo’n spa-fan) wordt er vrolijk van. Als we zijn uitgebadderd en opgedroogd en wel weer in de sokken en schoenen zitten, wandelen we nog even langs het water en langs een tentje waar gekookt wordt op / met de hete stoom. Zo te zien wordt het eten in netten in de stoom gehangen, in een speciaal daarvoor gemaakt ‘fornuis’. Het ziet er intrigerend uit. Als we zijn uitgekeken pakken we de auto en rijden we terug naar Nagasaki. De rit is mooi, langs het water en inmiddels schijnt volop de zon. Ook in Nagasaki, waar het nog best een klusje blijkt voor we het verhuur-kantoor hebben gevonden. Uiteindelijk zet Harro de auto aan de kant, schiet Karin de auto uit… en blijkt het om de hoek te zitten. We nemen onze zooi mee en een kerel in pak kruipt letterlijk nog een keer door de hele auto om te zorgen dat we ook echt niets vergeten. We krijgen het groene licht als blijkt dat we zelfs de tank weer helemaal hebben volgegooid. ‘Is ok sir, good’ We bedanken de man en gaan aan de wandel.

Het is heerlijk weer en we wandelen de 20 minuten naar ons hotel. Halverwege veranderen we nog even van koers, omdat we een poging willen doen om bij een café dat we eerder hebben gezien, wat te drinken. Dat mislukt: we troffen het café gisteren al dicht aan en vandaag is het, hoewel we eerder zijn, alweer dicht. Bruiloft: besloten feestje. Beetje flauw vinden we, maar vooruit. We gaan lekker wat drinken in ons hotel en dat blijkt een prima keuze: aardig personeel, lekker drankje, muziekje op de achterrgond. 

Daarna hebben we nog één keuze te maken, die voor het restaurant. We ‘dwalen’ wat door Tripadvisor en dan valt Karin’s oog op een plaatje van gyoza, een soort kleine dumplings. Er zit een paar minuten verderop een restaurantje dat daar geweldig in schijn te zijn. Dat willen we meemaken, dus we wandelen er heen en staan om precies 6 uur op de stoep. We zijn blij dat er een foto op Tripadvisor staat van de voorkant, want anders hadden we het niet gevonden. Het is heel klein, heeft twee lange tafels met krukjes (plaats voor een man of 20), ‘gezellige’ tl-balken en achter de balie staat zeker 8 man in een soort ‘lopende band’ het eten te maken. Nr 1 rolt het deeg uit, nummer 2 vult, nummer 3 bakt, nummer 4 kookt (er zijn gebakken dumplings en dumplings met soep), nummer 5 en 6 nemen bestellingen op en serveren uit en nummer 7 en 8 regelen de andere menu-items. We bestellen: één keer gebaken en één keer met soep graag. Na even wachten krijgen we het eten en het is echt verrukkelijk! We bestellen onmiddellijk nog meer gebakken dumplings en nog meer soep en ook die porties verdwijnen met gemak. Het eten is simpel, enorm vers en vol van smaak. We genieten! Dit was een topkeuze!

Als we klaar zijn drinken we nog één drankje in de hotelbar, voor we gaan slapen. Morgen atoommuseum en Dejima!

Nagasaki (dag 2)

Nagasaki (dag 2)

Na het inmiddels gebruikelijke ontbijtje van Starbucks koffie en verse broodjes (we hebben geen behoefte aan wennen aan rijst ‘s ochtends) gaan we met onze in het hotel gehaalde tram-dagpas op stap. Nagasaki wordt bediend door een aantal tramlijnen, waarbij elke lijn bestaat uit meerdere enkele trammetjes, die zich al rammelend voortbewegen door de straten van de stad. We nemen lijn 1. Het is heerlijk rustig en het blijkt een prima manier van het bekijken van de stad. De bestuurder heeft een microfoontje voor zijn mond(kapje) waarmee hij om de haverklap dingen meldt (we denken dingen als ‘pas op, we vertrekken’ en ‘om de volgende bocht ligt de halte’). Hij bestuurt de tram nog heel ouderwets door een hendel te bewegen. Hoewel we ook hypermoderne karretjes hebben gezien, heeft lijn 1 die niet zo te zien.

Bij de juiste halte (er staan nummers en zelfs namen in ons alfabet op de borden van de haltes en onze dagpas is een verkapte tramlijnenkaart) werken we onszelf de tram uit en wandelen een klein stukje naar boven naar het museum. Het is nog (relatief) vroeg en zo te zien een keer echt rustig. Best fijn bij deze indrukwekkende plek. Het museum is net open en als één van de eersten gaan we naar binnen. Wat onmiddellijk opvalt is dat het museum moderner is dan in Hiroshima en ook wat meer ingaat op het hoe en waarom van de bom (wat ging er aan vooraf). Ook dit museum is aangrijpend. Het eerste item is een verwrongen koekoeksklok, die stilstaat op 2 minuten over 11, het tijdstip waarop op 9 augustus de atoombom op Nagasaki viel (3 dagen na de bom in Hiroshima). De hightech uitleg over de feiten (wat gebeurde er precies en wat betekende dat) is erg goed (en op een andere manier indrukwekkend). De replica van de bom is naar (wat is dat ding groot!) en de vele voorwerpen en foto’s veroorzaken afschuw, medelijden en kippenvel. Karin leest met tranen in haar ogen de verslagen van mensen die hun familie kwijt zijn en / of moeten begraven. 

Het is prachtig weer als we weer buiten komen, net als dat in Hiroshima was, wat een vervreemdend effect heeft. We knipperen tegen de zon en lopen langs allerlei kleine en grotere monumentjes (ook hier met duizenden slingers van gekleurde kraanvogels) naar het epicentrum: de plek waar de bom 600 meter boven de grond afging. Het is een mooi, sober monument, met grote concentrische circkels die doen denken aan de circkels van verwoesting van de bom. We maken foto’s, met de kersenbloesem op de voorgrond en een stukje muur van de kathedraal op de achtergrond. Langs het water lopen we door naar het vredespark. Daar is een fontein, staan enorme beelden (deels geschenken van andere landen, zoals de DDR en Rusland) en staat ook een vredesbel. Deze kan je niet luiden, maar we geven ‘m in gedachten een zet.

In de brandende zon (we hebben het zowaar echt warm) en stil van alle indrukken wandelen we naar de tramhalte. Daar blijkt dat we niet de enigen zijn. Er rijdt net een trammetje weg dat echt STAMPvol zit. Binnen drie minuten komt er nog één en daar passen we maar net in. We werken ons langzaam tussen de haltes door naar voren en als we er uit gaan (bij de Deshima kade) staan we keurig vooraan. De chauff wappert ons de tram uit, ondertussen mummelend (‘bedankt en nu mijn tram uit, ik moet verder’… of misschien denken we dat alleen maar). We drinken om te beginnen wat: een koffie (Harro) en een heerlijk koele mangosap (Karin). Daarna vraagt Karin of Harro zin heeft in Italiaans. Een grote grijns: ja natuurlijk. Iets verderop blijkt een uitstekende Italiaan te zitten. Er zijn drie keuzes voor de lunch: kip, pizza met iets of pasta met iets. De pasta blijkt met krab en is heerlijk, ontdekt Harro. De pizza is superdun, vegetarisch, is heerlijk en heeft drie stukken voor Harro, ontdekt Karin. Frisje erbij en tevreden vertrekken we weer naar buiten. Tijd om ons voormalig grondgebied terug te winnen! Na een kleine, maar teleurstelende ronde door een warenhuis (dat hebben we veel beter gezien) vertrekken we naar Dejima.

Dit kunstmatige, waaiervormige eilandje werd ooit gebouwd voor de Portugerzn. Maar toen die uit Japan werden verbannen, was het tussen 1641 en 1859 een Nederlandse handelspost en het enige contact tussen de westerse wereld en het afgesloten Japan. Het eilandje werd na die tijd voor iedereen toegankelijk en Nederland vestigde er zijn consulaat. Met de ontwikkeling van Nagasaki tot een moderne haven werd Dejima door de landaanwinning van 1904 opgenomen in de stad. Dejima werd in 1911 benoemd tot cultureel erfgoed door Japan en vanaf 1922 vonden restauranties plaats. Het eilandje werd in 2006 weer opengesteld voor het publiek en nu, in 2016, worden er nog steeds restauranties uitgevoerd, maar is het voormalige eiland een geweldig openlucht museum. Het uiteindelijke doel is om van het voormalige eiland weer een eiland te maken. Aan één kant is al water terug gebracht en in 2017 is de brug naar de oorspronkelijke toegangspoort naar verwachting klaar. 

Voor ons allebei, maar vooral voor Karin staat Dejima al jaren op een verlanglijstje en het stelt niet teleur. De gebouwen zijn prachtig gerestaureerd (en in veel gevallen gereconstrueerd) en elk gebouw is interessant ingericht. Er zijn kamers nigericht zoals ze er rond 1840 uitgezien moeten hebben. Er zijn opslagplaatsen van bijvoorbeeld suiker nagemaakt. De tuin (met de boom die toen nog kroonprins Willem Allexander plantte) is hersteld. Er is een gebouw met voorwerpen die in de grond zijn gevonden. Er zijn (licht komische) filmpjes (in het Nederlands, met Duitse ondertiteling) over de mensen die er woonden. En er zijn informatieborden, onder andere over Leiden! Een man in Japanse kleding van lang geleden en begint een praatje. Als hij hoort dat we uit Nederland en dan nog wel uit Leiden komen, neemt hij ons mee naar buiten. Kijk hier en hij wijst op de plek waar de Nederlandse vlag eeuwen heeft gewapperd. Sterker: toen Nederland onder Frans bewind was (van Napoleon), was Dejima het enige stukje Nederland ter wereld, waar de Nederlandse vlag nog wapperde! 

We bekijken elk hoekje en vragen ons tegelijk af hoe het was om hier niet af te kunnen. het is maar een halve hectare groot! Nu was het wel zo dat veel mannen (de enige vrouwen op het eiland waren de Japanse courtisanes) er maar een half jaar waren, tijdens het handelsseizoen. Maar andere mannen zaten er jaren en zeker in de beginjaren was de jaarlijkse tocht naar het hof in Edo (Tokyo) de enige keer dat de Nederlanders van het eiland afkwamen.

Als we zijn uitgekeken zijn we een beetje op. We halen wat drinken en een chippie bij een 7-11 (een winkel die echt alles heeft, inclusief pinautomaten die onze passen wel accepteren) en gaan naar het hotel. Daar gaat Karin typen en Harro… doet de was! Jawel: er staan verschillende keurige wasmachines, die in 120 minuten zowel wassen als drogen. Harro propt twee machines vol (alleen Karin’s shirts wil ze liever niet op de grote hoop hebben) en beveiligt de machine met een pincode. Twee uur laten hebben we schone en droge was die alleen nog even opgebouwen hoeft te worden. Tadaaaaa!

‘s Avonds besluiten we gewoon nóg een keer dumplings te gaan eten. We worden onmiddellijk herkend door de eigenaresse die een praatje komt maken en ons wijst op onze buren. het blijken Duitsers, waar we de rest van de maaltijd gezellig mee aan de praat raken. Daarna wandelen we nog een rondje door de stad. Het is duidelijk zaterdagavond en we zijn voor het eerst een beetje meer op ons hoede dan de afgelopen weken. Er zijn veel dronken mensen op straat en als we het zat zijn gaan we naar het hotel. Daar drinken we nog een drankje en duiken dan op tijd ons mandje in. Morgen vroeg op: we gaan naar Kyoto!

Van Nagasaki naar Kyoto

Van Nagasaki naar Kyoto

Als we wakker worden is het 7 uur en hebben we allebei niet heel briljant geslapen. Nu zijn er vandaag nog wel wat gelegenheden; we hebben nogal wat reisuren voor de boeg. We eten in het hotel een ontbijtje. De westerse opties zijn prima, maar berperkt in aantal, maar we zijn onder de indruk van het Japanse ontbijt. We schijnen over een weekje in een Ryokan (traditionele Japanse herberg) ook een dergelijk ontbijt te krijgen, maar tot die tijd laten we het aan onze hotelgenoten over, die zich met smaak op borden vol rijst, vis, omelet, noodles en misosoep storten.

Als we klaar zijn checken we uit (via dezelfde automaat waarmee we incheckten) en pakken een trammetje naar het station. Op dit tijdstip is het weer lekker rustig in de tram dus we passen er gelukkig met onze grote tassen prima bij! we zijn er zo en als we aankomen kijkt Karin naar Harro: weet je nog dat ik vanochtend zei dat een mens plant om niet te hoeven haasten? En dat jij daarna toch ging haasten? We zijn een uur (EEN UUR!) te vroeg op het station. Karin pakt haar appje: nee, niet even rustig zitten, dan gaan we er ook gebruik van maken. Er gaat over een minuut of 10 een trein naar Shin-Tosu (Shin van Shinkansen) en daar kunnen we dan ook overstappen op de Shinkansen. Helaas is het eerste stuk nogal een boemel en vooral het eerste uur schudt de trein enorm. Arme Harro vindt het al gauw niet zo grappig meer en probeert te slapen.

Bij de overstap blijkt er niets te vinden op het station. Dat hebben we nog niet meegemaakt. We hebben gelukkig wel water bij ons en het heeft ook voordelen ontdekken we. Harro staat tot Hakata (10 minuten) naast Karin, maar daarna loopt de trein leeg en voor ie weer vol loopt, zitten wij naast elkaar. Deze trein rijdt zo soepel dat zelf Harro het geweldig vindt, maar helaas is zijn evenwichtsorgaan het daar de rest van de dag niet meer zo mee eens. Hij slaapt veel, terwijl Karin typt en leest. Waar de eerste trein 1 uur en 20 minuten doet over 122 kilometer, doet de Shinkansen vervolgens 2 uur en 20 minuten over 613 kilometer! We vliegen door het land en passeren de stations waar we eerder waren: Hakata, Hiroshima, Himeiji. Voor we in Osaka zijn stappen we over, in Shin-Kobe. We hebben 15 minuten en daarin regelen we een toiletstop (ja, elke trein heeft ook wc’s en zelfs schone!), koffie, iets te eten en een overstap naar het juiste perron. Als de volgende Shinkansen binnen zoeft, staan wij er klaar voor. We vinden keurig een plekje en een half uur laten zijn we in Kyoto.

Daar zijn we enigszins onder de indruk, om het voorzichtig te zeggen. Het station loopt echt over van de mensen, het lijkt wel een krioelende mierenhoop. De Shinkansen, de gewone treinen èn een metro komen bij elkaar in dit station en het is enorm. Natuurlijk zijn er overal winkeltjes, warenhuizen en restaurantjes. En als we in een poging ons hotel te vinden (het zou er bóven moeten liggen) uiteindelijk in de hal van het station terecht komen, valllen onze monden tegelijk open. De hal is ENORM en ook enorm indrukwekkend. Hij lijkt zo’n 11 verdiepingen hoog en er gaat langs één kant roltrappen tot helemaal bovenaan. Die willen we morgen allemaal op! Maar nu willen we eerst onze bagage kwijt en nog wat eten. Dat eerste lukt; dat tweede lukt na wat zoeken naar een bakkertje ook. Daarna gaan we terug naar ons hotel. Harro voelt zich niet briljant en als we een kamer hebben (ruim, mooi en ondanks dat we op de sporen uitkijken, lekker stil) gaat hij eerst een paar uur plat.

Dat helpt; daarna ziet de wereld er een heel stuk vriendelijker uit. En dan hebben we pas echt trek in iets te eten. Sushi moet het worden en er schijnt een prima sushitent in het station te zitten. Nouja, er zijn er meerdere, maar degene die we willen hebben zou het beste moeten zijn en is goed t vinden. En dat is nog zo ook. Het is opnieuw een sushitreintje en ook deze keer is het uitstekend! Sushi in Kyoto brengt wat nieuwe opties, waarschijnlijk door de internationale invloeden. Sushi met eend, sushi met roast beef. Allemaal lekker al blijft de sushi met vis toch het lekkerst. Als we betalen houden we onze adem in: we hebben nogal veel gegeten na de beperkte maaltijden van vandaag. We kunnen onze ogen niet geloven: we blijken voor een tientje de man te hebben gegeten!

Ach dan kunnen we ook nog wel even een drankje doen. Karin heeft een kroeg gevonden met bier en gin-tonic en daar hebben we zin in. Na twee drankjes gaan we tevreden terug naar het hotel. Laat wordt het niet vanavond; morgen gaan we eens zien wat Kyoto verder nog voor ons in petto heeft.