Archief van
Categorie: Noord Amerika

30-08 meer walvissen in Tadoussac

30-08 meer walvissen in Tadoussac

Na alle avonturen van gisteren is het niet verwonderlijk dat we als een blok hebben geslapen. Heel relaxt zitten we dan ook om half 8 aan het ontbijt. Denis en Suzanne vertellen aan iedereen die het weten wil dat we een springende walvis hebben gezien en al snel zijn we in gesprek met een stel uit Montreal dat die ochtend per zodiac weg gaat. We wisselen verhalen uit en ze geven ons nog wat suggesties voor de rest van ons verblijf in Canada. Ondertussen genieten we van het ontbijt van Denis: een soort bagel met een gebakken ei, maar ook nog veel meer toebehoren, en vers fruit, een sapje en naar wens koffie of thee. Het smaakt heerlijk en geeft ons een beetje warmte mee. Het weer valt namelijk voor het eerst behoorlijk tegen. Het is bewolkt, mistig en behoorlijk fris. We nemen ook nu wat extra laagjes mee en wandelen daarna na het ontbijt rustig naar de kade.

Daar ligt de Grande Fleuve, een joekel van een boot, al op ons te wachten. We gaan aan boord en stipt kwart voor 10 vertrekt de boot. Om te beginnen varen we naar Baie St.-Catharine. Onderweg zien we de eerste ‘buit’: een aantal Beluga’s (witte walvissen) buitelt langs de boot. We zijn er helemaal niet op bedacht (geen foto’s dus), maar wat een tractatie. Biologe Chantal, die ons deze trip van commentaar voorziet, zegt dat we er straks vast meer gaan zien. In Baie St-Catharine pikken we de rest van de passagiers (waaronder helaas wat busladingen) op. Inmiddels is het niet alleen mistig en bewolkt, maar regent het ook nog. We zien er ondanks de belofte van de Beluga’s weinig van terecht komen, van deze trip, maar Chantal zegt dat het goed komt.
En dat doet het! We zien twee soorten zeehonden (Gray en Harbour Seals), heel veel Minke Whales en van dichtbij opnieuw de Fin Whales. Het exemplaar dat heel dichtbij komt blijkt beroemd. Veel van de wetenschappers geven de herkenbare walvissen namen en komen ze vaak al jaren tegen. Wij maken kennis met ‘Kapitein Haak’, die we meerdere keren vlak naast de boot zien en waarvan we goeie plaatjes kunnen maken. Op de terugweg zien we in de Fjord opnieuw een Beluga, maar deze duikt voor we ‘m kunnen fotograferen. We zijn niettemin erg tevreden: wat een mazzel! We wisten dat het hier goed walviskijken was en dat we er precies op het juiste moment zijn, maar we hadden nooit verwacht dat we zoveel verschillende soorten van zo dichtbij zouden zien.

Begin van de middag staan we opnieuw op de kade. We besluiten eerst te gaan opwarmen en lunchen bij Bohème. Daar nemen we de tijd voor en alsof de duvel er mee speelt hebben we op het terras voor het eerst vandaag zon! Opgewarmd en tevreden gaan we daarna terug naar de B&B. Opnieuw vertellen we onze verhalen aan Denis en Suzanne, die zeggen dat we wel enorm boffen: dit seizoen heeft nog niemand zoveel soorten gezien. We brengen onze spullen weg en besluiten eerst uit te puzzelen hoe we overmorgen aan de overkant van de rivier komen. Met wat hulp van Denis (die ons zijn telefoon uitleent) reserveren we een plaatsje op de vroege ferry van Forestville naar Rimouski. Die doet er maar 55 minuten over, wat ons veel tijd en ‘gedoe’ scheelt.

We sluiten daarna de dag af met een bezoek aan de Dunes (duinen) van Tadoussac. Deze duinen zijn niet door de wind bij elkaar geblazen, maar zijn eigenlijk overblijfselen van de ijstijd. Het zijn door het water en ijs afgesleten zandterrassen. Een bijzonder gezicht. We rijden een beetje rond en genieten van een uitzichtspuntje. Daarna brengen we de auto terug en eten bij een pizzatentje vlak bij. Ze serveren een prima pizza, maar het is verder een wat vreemde tent, dus we blijven er niet lang. Uitgeteld liggen we om half 10 in ons bed.

31-08 nog meer walvissen bij Tadoussac

31-08 nog meer walvissen bij Tadoussac

Vandaag krijgen we van Denis een omelet met toast en fruit die hij heeft opgemaakt als een Quetzal, een bijzondere vogel uit het oerwoud van Zuid- en Midden Amerika. Het ziet er geweldig uit en het smaakt nog beter. We zitten aan tafel met twee Japanse meisjes die ook walvissen gaan kijken. Ze vinden het nogal eng, dus we proberen ze te overtuigen dat het vooral heel gaaf is. Suzanne gooit wat roet in het eten, door enthousiast over onze springende vriend te vertellen, net als ze wat ontdooid zijn. We hopen voor 1 keertje dat de walvis niet springt bij deze meiden…

Wij gaan vandaag niet varen; in plaats daarvan rijden we een stukje naar het noorden, naar Bergeronnes. In dit minuscule plaatsje (660 inwoners) staat een soort museum over de oorspronkelijke prehistorische bewoners van dit gebied. Hoewel bijna alle uitleg in ingewikkeld Frans is, genieten we toch ruim een uur van de prachtige gebruiksvoorwerpen van de verschillende indianenstammen die hier ruim 8.000 jaar geleden al leefden. Bijlen en pijlpunten, maar ook resten van prachtig bewerkte vazen, bekers en borden. Er schijnen in de buurt ruim 130 sites gevonden te zijn en niet zo lang geleden hebben 2 toeristen bij toeval rotstekeningen gevonden. De autoriteiten houden voor nu de vindplaats geheim tot duidelijk is hoe die beschermd en bewaard kunnen blijven. We worden er wel nieuwsgierig van! Na deze leuke stop, rijden we door naar Cap de Bon Desir.
Dit stukje park (we moeten een paar dollar betalen om het terrein op te kunnen, zoals in veel provinciale en nationale parken) is vooral beroemd om de prachtige kustlijn. Het zou bovendien dé plek zijn om walvissen vanaf de kant te kijken. We bekijken het informatiecentrum en lopen dan door naar de rotsen. Daar zitten al heel wat mensen te kijken, dus op goed geluk gaan we ergens tussen zitten. Voor de kust zwermen heel veel kanoers, die duidelijk ook wachten op de walvissen.

We zitten nog maar net 5 minuten als we een luide snuif horen en op 15 meter vanaf de kust glijdt in al zijn elegantie een bultrug voorbij… We zitten iets hoger en kunnen alles perfect zien. De walvis zwemt rustig schuin van de kust weg, dwars tussen de kanoërs door. Uiteindelijk duikt hij op een meter of 100 vanaf de kust, op nog geen 3 meter van 2 kanoërs, die het beste uitzicht op een walvisstaart ooit hebben. Ook ons uitzicht is niet slecht: met de kanoërs in beeld is pas goed te zien hoe groot zo’n staart eigenlijk is… laat staan het hele beest! Na deze bijzondere start zitten we uiteindelijk ruim 3 uur op de rotsen. We worden getrakteerd op Minke Whales, zeehonden en een dolfijnensoort die we niet zo snel herkennen. We halen ondertussen wat drinken en stellen de lunch gewoon uit. Wat is dit genieten! Het weer is vandaag weer perfect (half bewolkt, zonnig en warm) en we genieten met volle teugen. Uiteindelijk lunchen we laat, rond 2 uur, in Les Ecoumins. Vervolgens rijden we terug naar Tadoussac, waar we de rest van de middag gebruiken om de site bij te werken!

1-09 naar Forillon

1-09 naar Forillon

De wekker gaat vroeg want we hebben een lange reisdag voor de boeg en de ferry wacht niet! Omdat we de spullen gisteren al in hebben gepakt, zijn we na het douchen en aankleden snel klaar. We gooien alle zooi in de auto en nemen afscheid van Denis en Suzanne. Omdat we te vroeg weg gaan voor de eerste ontbijtmogelijkheid hebben ze heel attent voor ons een ontbijtje klaar gemaakt. We nemen met gemengde gevoelens afscheid: het is leuk om nieuwe dingen te gaan zien, maar we hebben het hier erg naar ons zin gehad! Denis wijst ons bij het weggaan op de Beluga`s die vanuit de woonkamer te zien zijn en we zien net als de vorige twee ochtenden een kolibri voorbij komen. Wat een plaats en wat jammer dat we verder `moeten`.

Na een laatste plaatje van de twee witte stippen achter de voorbijvarende boot (dag Beluga`s) rijden we in 1 ruk naar de ferry. De route ernaar toe is zeker geen straf. Voorbij Les Escoumins wordt het landschap steeds ruiger: minder en lagere bomen en veel meer naaldbomen. We passeren wat watervalletjes en minidorpjes en na een kleine zoektocht (we denken soms op veel te grote schaal: de ferries zjin hier ook niet zo groot!) staan we als 6e auto bij de ferry. Keurig op tijd worden we aan boord van deze snelle catemaran geloodst en vertrekken we voor de 55 minuten durende tocht naar Rimouski. De tocht gaat snel: het is opnieuw prachtig weer en we staan goed ingesmeerd aan dek te kijken of we toevallig nog een walvis zien. Zonder walvis, maar netjes op tijd, rijden we een klein uurtje later van de boot af. Aangezien we aan boord koffie hebben gedronken en het nog geen lunchtijd is (het is pas 11 uur) rijden we lekker door, via de 132 naar het oosten.

De route is geweldig mooi. De weg loopt vlak langs het water, door almaar ruiger wordend landschap. Op sommige plaatsen is de weg maar 5 meter van de zee af! Het is zoals gezegd stralend weer en deze weg wordt wat ons betreft niet voor niets tot de 10 mooiste wegen van Canada gerekend. We passeren opnieuw allerlei minidorpjes en uiteindelijk lunchen we, in een schattig café aan het water, met uitzicht op een aantal zeehonden die relaxed in het water liggen te draaien. Daarna rijden we weer verder tot we uiteindelijk afslaan de 198 op, het binnenland in. Volgens Sopsop is de route iets korter en wie weet zien we nog een beest.

De route is net zo mooi als die langs het water, midden door de bossen met hier en daar zicht op een meertje. Beesten zien we niet (we hebben meer geluk met water- dan met landbeesten) maar het is al met al niet verkeerd. Eind van de middag zijn we er alleen wel klaar mee. Het is echt een enorm eind rijden, dus we zijn blij als we bij Gaspé zijn. Vandaar is het nog ongeveer 20 minuten naar het hostel, dat aan de rand van Forillon NP ligt.

Het ligt er inderdaad prachtig bij en we worden – als we rond 5 uur aankomen – erg vriendelijk welkom geheten. Het hostel is schoon en opgeruimd en de mensen zijn enorm aardig en enthousiast. De douches zien er keurig uit en onze kamer is prima: er is een bed, twee houten stoelen, een groot licht, een klein licht en er zijn gordijnen: wat wil een mens nog meer!

We eten wat in het restaurantje dat bij het hostel hoort en dan zijn we wel klaar. We vallen `s avonds als een blok in slaap, in het heerlijk stille gebouw.

2-09 uitzicht en bevers

2-09 uitzicht en bevers

Uitgeslapen zitten we om half 9 buiten in de zon aan een glaasje water… Het winkeltje een stukje verderop gaat om 9 uur open, dus tot die tijd vermaken we ons met zeehondenspotten. Het jammere is dat als je er een paar gezien hebt elke golf op een zeehond begint te lijken, dus het is een kunst om geen `valse` melding te doen. Om iets over 9 staan we bij het winkeltje waar we ontbijt scoren. Dat nemen we mee waarna we in één keer naar de noordelijke ingang van het park rijden.

We betalen de toegang (sinds vandaag laag-seizoen prijzen, dus dat scheelt per persoon een paar dollar) en rijden naar Cap Bon-Ami, waar we vanaf de picknickplaats een schitterend uitzicht op de kust en het park hebben. In alle rust eten we in het zonnetje ons ontbijtje op. Daarna rijden we terug naar vlak voor de ingang, waar we het visitors center bekijken. We hebben (al tijdens onze vorige Canada trip) geleerd dat er echt altijd veel te leren en te zien valt en dat de mensen er bovendien erg aardig en behulpzaam zijn. Ook deze keer klopt dat idee: het center heeft zelfs een aantal aquariumbakken en bovendien veel informatie over de vissers die hier tot de jaren 70 de zee bijna leeg visten. Tegenwoordig zijn er strenge regels en beginnen de meeste soorten weer op te krabbelen.

Binnen 10 minuten zijn we ook aan de praat met een erg aardige meid die net als wij in 2003 aan de westkant van Canada was: zij voor haar proefschrift-onderzoek. We staan zeker een half uur te kletsen en als we daarna zijn uitgekeken krijgen we nog een boekje van haar met allerlei tips en bezienswaardigheden in de regio. Buiten lopen we daarna de boardwalk, met veel informatieborden en mooie uitzichtjes. Daarna is het tijd voor wat meer wandelen. We rijden naar de zuidkant van het park, waar we als eerste een fort bekijken. Fort Ramsay  werd in de 2e Wereldoorlog gebouwd en bestaat vooral uit een soort enorme loopgraaf met twee joekels van schietapparaten. Met die dingen en een soort enorm net om onderzeeërs te vangen schermden ze effectief de baai van Gaspé af, ter bescherming en zodat Canada van daaruit haar troepen kon laten oversteken. Tegenwoordig is vooral het uitzicht op de baai en een in de zon badende zeehond erg leuk. Na dit stukje geschiedenis brengen we nog een bezoekje aan Pernouille, het zuidelijke strand van het park, dat op een soort schiereiland ligt. Het blijkt een forse wandeling, maar het is erg leuk: langs het water verzamelen we restjes krab en genieten we van de zon, het water en de vogels. 

Daarna is het wel klaar met de activiteiten van vandaag. We pakken de auto en rijden naar Gaspé waar we de plaatselijke supermarkt `overvallen` en inkopen doen voor vanavond en morgenochtend. Kaasjes, hammies, een stokbroodje, sap, wijn, chippies en een salade… Het doet ons er aan denken dat we nog niet geluncht hebben. Na de boodschappen zitten we dus om half 4 aan een wat late lunch en een rustige kop koffie. Terug in het hostel brengen we de rest van de middag door met wassen en in de zon genieten van chipjes en een boek. Met uitzicht op het water, in de zon. Heel naar.

Om 18 uur staan we klaar bij de receptie van het hostel waar we worden opgehaald door Gilles, de eigenaar. Hij organiseert dagelijks, als er belangstelling is, tripjes, naar bevers, zeehonden en soms beren. Gratis, gewoon omdat hij dat leuk vindt. Vanavond zijn de bevers aan de beurt. Samen met een vrouw en twee jongens stappen we bij Gilles in de auto, die ons in een minuutje of 10 naar een beverburcht rijdt. Langs de weg, dus Gilles maant ons voorzichtig te zijn, maar als we uitgestapt zijn horen we ze al. Ze zijn – waarschijnlijk doordat ze gewend zjin aan de auto`s – helemaal niet schuw en we hebben een perfect zicht op het echtpaar met tiener-bever. We kunnen ze aan alle kanten fotograferen en Gilles vertelt – afwisselend in Frans en Engels – honderduit over deze erg hardwerkende beesten.

Na ongeveer een kwartier neemt Gilles ons mee naar een andere parkeerplaats. We mogen nu niet praten. Hij gaat ons meenemen naar een inmiddels verlaten beverburcht, maar hoopt dat hij ons Рbehalve een mooi uitzicht Рook elanden kan laten zien. We lopen ongeveer 5 minuten over een minipaadje door het bos en zijn zo stil mogelijk. Helaas hebben we pech: bij het meer geen elanden en ook geen beren (Gilles vertelt ons als we er zijn achteloos dat hij er een paar dagen geleden nog ̩̩n zag op die plaats). De plaats is wel erg mooi. Het water is een spiegel en de kaalgevreten en dode bomen spiegelen er prachtig in. Gilles laat ons zien hoe de bevers te werk gaan en we raken erg onder de indruk van de kracht van deze beesten. Na opnieuw een kwartier lopen we terug naar de auto. Gilles rijdt langzaam terug naar het hostel, maar ook onderweg zien we geen Moose. Toch vinden we het een erg geslaagde trip en we bedanken een wat verbaasd kijkende Gilles. Voor hem is het normaal: maar voor ons is dit toch wel heel bijzonder!

In het hostel eten we en genieten we van een glaasje wijn spelen we een paar potjes Yathzee. Na nog wat lezen vallen we relaxed in slaap. Morgen Jan van Genten!

3-09 Perce en Jan van Genten

3-09 Perce en Jan van Genten

Vandaag beginnen we lui. We kunnen maar moeilijk uit bed komen,
ondanks de vele uren slaap, en douchen daarna uitgebreid (haar wassen,
scheren etc.). Vervolgens moeten we rustig ontbijten en al met als is
het half 10 voor we klaar voor vertrek zijn. Maar: niet voor we toch
nog een walvistripje hebben geregeld! We waren het eigenlijk niet meer
van plan, maar we hebben gisteren meerdere verhalen gehoord van mensen
die erg veel soorten hebben gezien. De kriebels zijn daarmee in volle
hevigheid teruggekomen. Het is bovendien niet duur en wanneer zijn we
nu in de gelegenheid om zoveel van deze prachtige beesten te bekijken!
Afijn: rechtvaardigingen genoeg, dus morgen staat er om half 10 – voor
we echt vertrekken uit dit gebied – een extra zodiactrip op het
programma.

Nu rijden we in een uurtje naar Percé, het bekendste plaatsje van
Gaspé. Percé heeft twee bijzondere bezienswaardigheden die we vanaf de
weg al zien liggen. De eerste is de Roche Percé en dat blijkt tot onze
verbazing één van de bekendste toeristische attracties van heel Canada!
Deze rots is inderdaad groot en het gat erin is bijzonder (het tweede
gat is verdwenen toen de rots erboven in 1815 instortte), maar zo enorm
bijzonder is het wat ons betreft ook weer niet. De tweede attractie is
wat ons betreft veel unieker: een Jan van Genten kolonie op Ile
Bonaventure, het tweede eiland dat we kunnen zien liggen.

Daar moeten we dringend heen, dus in het dorp kopen we meteen een
kaartje voor één van de bootjes die er heen vaart. Daarna rennen we nog
even de supermarkt binnen waar we een lunch inslaan. Als we op de kade
aankomen zouden we nog een kwartier de tijd moeten hebben, maar we
worden bijna in onze kladden een boot opgetrokken. Hij vaart ook direct
weg, dus blijkbaar vergiste de verkoper zich in de tijd. Afijn, we zijn
aan boord en weten een plekje aan de reling te vinden. Als eerste varen
we langs de rots-met-gat. Ook van dichtbij vinden we het ding best
aardig en zeker indrukwekkend, maar we snappen het ooh en aah geroep
toch iets minder. Daarna varen we naar het tweede eiland en hier zijn
wij al gauw ooh en aah aan het roepen.

Vlak bij het eiland
zien we de eerste grijze zeehonden al op de rotsen liggen zonnen. We
hebben er inmiddels al heel wat gezien, maar we blijven het geweldig
leuke beesten vinden. En bij Ile Bonaventure barst het ervan. Ze
zwemmen, we zonnen, ze liggen te niksen: kortom, ze gedragen zich
keurig op z’n zeehonds. De vrouwtjes kunnen tot 300 kilo wegen en de
mannetjes wel tot 400 kilo dus het zijn behoorlijke joekels. Ze zijn
ook niet allemaal grijs: we zien ook gevlekte en verder alle kleuren
van heel donkergrijs tot heel lichtgrijs.

Na de eerste zeehonden
wordt onze aandacht al snel getrokken door de sterren van dit eiland:
de Jan van Genten. En het zijn er nogal wat… In elke rotsspleet, op
elke rots, in de lucht, op het water: overal ziet het wit van de
vogels… en van hun poep! Dat kunnen we ruiken ook: het is een
behoorlijk doordringende lucht die deze ongeveer 130.000 Jan van Genten
produceren! De veertjes vliegen door de lucht en creëren een wit
laagje op het water en de herrie is oorverdovend. We fotograferen ons
suf en veel te snel naar ons zin zijn we deze enorme kolonie alweer
voorbij. Gelukkig kunnen we, als we het eiland rond gevaren zijn, van
de boot af en het eiland op.

We worden welkom geheten in dit
nationale park door een dame die speciaal voor de Engelstalige gasten
een praatje apart voor ons houdt (ons Frans gaat inmiddels heel
redelijk, maar dit is wel wat veel informatie). Daarna kopen we voor een
paar dollar een kaartje en mogen we verder lopen. We maken een plasstop
en beginnen met de lunch, die we heerlijk in het zonnetje (het is nog
steeds en alweer schitterend weer), met uitzicht op de Roche Perce,
opeten. Daarna is het wandeltijd. We kiezen het kortste pad van de drie
en dat blijkt, na een eerste forse klim, een goede optie. In 45 minuten
lopen we naar de andere kant van het eiland. Bezweet en wel komen we
aan de rand van het bos aan. En we weten ineens waarom we zoveel herrie
hoorden de afgelopen minuten… Het zicht in ongelooflijk: we zien
zover het oog (en de rots) rijkt, Jan van Genten. Van alle leeftijden
en zo dichtbij dat we ze – zonder overdrijven – bijna aan kunnen raken.
Het lawaai is overweldigend en we danken de weergoden dat de wind de
goede kant op staat, zodat de stank meevalt.

We vallen volledig
stil en pakken er eerst een flesje drinken bij om even bij te komen.
Daarna is vooral Martijn niet meer te houden. De twee uur erna fotograferen we ons suf: jonge en oude vogels, opstijgende, vliegende
en landende vogels en baltsende en vrijende vogels. We kijken onze ogen
uit naar deze prachtige vogels, waarvan de meeste een lichte gele kop
hebben en heel helderblauwe, doordringende ogen. We kunnen vanuit
verschillende uitkijkhokjes tot op een halve meter afstand van de
vogels komen en hoewel ze ons duidelijk wel zien en in de gaten houden,
trekken ze zich ook nauwelijks iets van ons aan. Het is geweldig en we
genieten – mede door het prachtige weer en ondanks de enorme
hoeveelheid vliegjes – van dit mooie en bijzondere fenomeen.

Na
twee uur is het tijd om terug te gaan. We willen de boot van 4 uur
terug hebben en moeten nog 45 minuten terug lopen. Terug bij de boot
bekijken we nog het tot museum omgetoverde huis van een rijke visser uit
de 19e eeuw. Daarna halen we een frisje en praten we op de steiger in
afwachting van de boot een beetje na. Martijn spot nog een valkje en een
aantal aalscholvers en verder barst het van de meeuwen. Om 5 over 4
komt de boot aan en varen we terug naar Perce. Daar kopen we wat
kaarten, die we schrijven onder het genot van een kopje echte sterke
koffie. We winkelen nog even (Martijn trakteert zichzelf en Karin op
een mooie ‘soft shell’, een soort kruising tussen een windstopper en
een fleece) en we controleren of we ontvangst hebben. Dat valt ook hier
tegen: sinds we op het schiereiland Gaspesie zijn hebben we al geen
ontvangst meer en dat is zelfs in dit toch behoorlijk toeristische
plaatsje niet beter! Het zal nog wel duren tot in Quebec voor we weer
berichtjes kunnen ontvangen of versturen.

Uiteindelijk is het
tijd voor een hapje. We hebben ons oog laten vallen op Maison du
Pecheur waar ze naar verluidt (de naam zegt het al) heerlijk
visgerechten serveren. We voelen ons aanvankelijk wat underdressed,
maar dat blijkt – ondanks het chique karakter van het restaurant –
nergens voor nodig. De helft van de gasten draagt net als wij vrije
tijdskleding en de bediening is duidelijk niet anders gewend. Het
restaurant heeft de afgelopen jaren een aantal prijzen gewonnen en uit
de maaltijd blijkt waarom. We eten de lekkerste vismaaltijd in jaren!
Martijn eet gerookte zalm (twee soorten) en daarna gebakken schol en
Karin begint met verse zalmtartaar en eet daarna kreeft. Die is zo vers
dat als ze bestelt de serveerster zegt dat hij net 5 minuten geleden is
binnengebracht! Het is geweldig lekker: we vallen tijdens de maaltijd
helemaal stil en laten elkaar hapjes proeven om maar vooral te delen
hoe lekker het is. Het eten is bovendien bijzonder goed te betalen.
Niet dat het heel goedkoop is, maar laten we zeggen dat goede kreeft in
Nederland minstens 2 x zo duur is!

Na deze heerlijkheden nemen we nog een kopje koffie en delen we een gebakje en daarna kunnen we geen pap meer zeggen.
We rijden in het stikkedonker (en dan bedoelen we hier ook
stikkedonker) terug naar het hostel waar we – met een wijntje erbij –
de plaatselijke Internetcomputer gebruiken om de site een beetje bij te
werken. Daarna is het hoog tijd voor een tukje. Morgen uitchecken en opnieuw walvissen… hopen we!

4-09 naar Matane

4-09 naar Matane

We worden voor het eerst in dagen weer eens wakker van de wekker, om half 8. Dat komt ervan als je het laat maakt. We rollen uit bed en binnen een half uur zijn we allebei gedoucht, is alle zooi opgeruimd, het beddengoed afgehaald en zitten we aan het gisteravond nog even bij de supermarkt opgepikte ontbijtje van sandwich, yoghurt en sap. We zijn blij verrast dat het mooi weer is: de voorspellingen voor vandaag waren niet best maar het is strakblauw en heerlijk warm en zonnig.

Om kwart voor 9 vertrekken we naar het park. We blijven keurig bij de gate wachten tot de parkwachter er is, maar als die aankomt is hij zo onder de indruk van deze braafheid dat hij ons met een grijns doorwuift. Geen toegangsgeld dus en dat is best fijn. We rijden naar Grande Grave, de plaats waar we de kaartjes ophalen en met een man of 10 in een enorme zodiac (met plaats voor zo’n 25 man) stappen. We zien ook twee jongens en een meisje uit het hostel die op hun vrije dag duidelijk ook in zijn voor walvissen. We krijgen behalve een kaartje ook een knalgele lange regenjas en we beginnen met een uitgebreide Engels / Franse uitleg over walvissen, hun eetgewoonten en de opmerking dat het de laatste dagen zeldzaam mooi walvissen kijken is! Stipt half 10 vertrekken we en al snel merken we dat we de jassen prima kunnen laten liggen. Onze eigen truien en ‘soft shells’ zijn genoeg en de baai en later de zee hebben meer weg van een groot meer, zo rustig is het.
Als we een kwartiertje weg zijn draaien we op de plaats een rondje. We horen dat er vanochtend op deze plaats een blauwe vinvis is gezien, maar helaas hebben wij minder geluk. Door gaan we dus en nog geen 5 minuten daarna zien we een dolfijnensoort (white sided dolphin) en opnieuw harbour purpoise (de soort die op een bruinvis lijkt). Fotograferen lukt niet echt bij deze spring-in-t-veld beesten, maar we genieten er wel van. Ze zijn duidelijk aan het jagen en racen door het water.

Dan klinkt er een kreet van een van de mensen aan boord: we zien een ‘pluim’! We racen erheen en al snel ziet iedereen het. Voor we dichtbij zijn vertelt de schipper al dat het bultruggen zijn en hij heeft het nog niet gezegd of we zien een van de walvissen uit het water springen. Volledig! Het is erg ver weg, maar iedereen kan het goed zien. Daarna zien we een walvis ‘lobtailen’ (met zijn staart op het water slaan) en vervolgens duiken ze allemaal weg. Als we dichtbij komen zijn ze wat gekalmeerd, maar het is een prachtig gezicht. Twee volwassenen, die de wetenschapper aan boord aan de hand van de staart (en onze foto’s!) identificeert als Splish en Fisure, en een jong van een maand of 8! We fotograferen ons suf, vooral als er weer een prachtige staart in beeld komt. We krijgen een aantal prachtige kansen en we hopen dan ook dat deze plaatjes geweldig zijn. Na een paar duiken verlaten we de bultruggen en verkassen we naar de Minke whales en Fin whales die wat verder gespot zijn. Ook bij deze prachtige en werkelijke enorme beesten blijven we een tijdje liggen. Als we verder gaan zien we opnieuw de bultruggen. We komen dichterbij en de schipper gooit zijn motor uit. De walvissen blijven daarom ontzettend rustig en zonder problemen komen we tot een paar meter afstand. Ze blijven wel een kwartier aan de oppervlakte zonder te duiken. Het jong draait rondjes om z’n eigen as, ze blazen met een gesnuif het water van hun luchtgaten en we zien een meeuw zelfs 5 minuten bovenop een van de walvissen staan! Het is doodstil aan boord: iedereen geniet met volle teugen. Uiteindelijk duiken ze, met een laatste zwaai van hun staart, de diepte in.

Als we denken dat het niet mooier meer kan, zien we vlakbij nog een moeder met jong! We maken een aantal foto’s en als ze wegduiken komt de wetenschapper Karin vragen of ze de foto op wil sturen. Hij kan de walvis zo gauw niet identificeren en dat is voor het onderzoek wel belangrijk. Hij belooft haar de naam van de walvis te sturen, als dank.
Na al dit moois (5 soorten walvissen, op 1 trip!) varen we terug naar de haven. Daar wisselen we e-mailadressen uit met de wetenschapper en daarna geven we de lui van het hostel een lift terug. Ook zij willen graag een foto: het meisje heeft geen werkende batterij in haar camera en baalde de hele trip dat ze geen camera had en de beide heren zijn hun camera vergeten! We voelen ons echten experts dat de foto’s zo in trek zijn en we hopen maar dat het ergens over gaat!

Nadat we de heren en dame hebben gedropt vertrekken we echt van deze bijzondere landpunt. Opnieuw met pijn in ons hart: wat is hier veel te zien en ontdekken! We rijden deze keer over de volledige route 132, langs de kust, terug. Het landschap is adembenemend. Hoewel het weer steeds minder wordt, genieten we – met wat stops – een paar uur lang van de kliffen, steile wegen, minidorpjes, kerkjes en begraafplaatsjes op landpunten en vuurtorens.
Uiteindelijk komen we rond 18 uur aan in Matane, een klein vissersplaatsje aan de 132. Met behulp van de LP vinden we La Seigneurie. Dat blijkt een geweldige keuze! Dit B&B zit in een statig landhuis en heeft echt superkamers, volledig met hemelbedden en badkamers. We mogen alle kamers zien en kiezen uiteindelijk een lichte, vrolijke kamer. We hoeven pas morgen na het ontbijt te betalen en als we de de tassen uit de auto hebben gehaald, racet Karin door wat kamers heen om snel alles te fotograferen voor er andere gasten komen.

Daarna lopen we een (uitgebreid) rondje door het – niet zo heel sprankelende – dorp, om uiteindelijk met de auto naar de andere LP-tip te gaan, Le Rafiot. We eten heerlijk in deze relaxte bistro en plannen het vervolg van ons trip. We gaan het andere natuurpark (Alonquin) laten vallen en kiezen voor meer wijngebied in de buurt van Niagara. Maar eerst gaan we morgen naar Quebec!

5-09 naar Quebec

5-09 naar Quebec

Na een prima nacht in een fantastisch bed, gaan we naar beneden…sorry, de Salon a Manger in voor een klein ontbijt. Het kleine ontbijt is: 2 zeer luchtige pannenkoeken, een eigen gebakken muffin, een eigen gemaakte croissant en een stukje bosbessentaart, verse vruchten en twee soorten confiture. Na van de schrik bekomen te zijn, vallen we toch maar aan. Het is een van de betere ontbijten die we in lange tijd gehad hebben. Volledig vol pakken we dan toch maar de spullen om op weg te gaan naar Quebec. Om iets voor negenen zitten we in de auto.

We beginnen met een keurig zonnetje en het is niet zo koud (al begin je wel te merken dat het langzaam herfst begint te worden, de wind is al een stuk kouder), maar na 100 km langs de St. Lawrence River gereden te hebben, begint het grijs te worden en valt er een verdwaalde spat regen. We komen ook steeds verder weg van de rivier. Het voelt een beetje als een afscheid: we zijn allebei een beetje verliefd geworden op de rivier en het land er om heen.
Behalve wat korte koffie- en benen-strek-stops onderweg is de route niet heel spannend. Het grootste deel zitten we op de Hway 20 en snelwegen zijn hier weliswaar efficiënt, maar ook een beetje saai. Rond half 3 rijden we de buitenwijken van Quebec binnen. De stad oogt aanvankelijk vooral wat industrieel, maar al snel wordt het groener. Na ongeveer 7 kilometer zien we de muren van de oude stad en met enig zoekwerk (SopSop is hier en daar de weg een beetje kwijt de laatste dagen) staan we de in de straat waar een hotel ligt waar we eventueel wel willen slapen. Helaas: er is maar voor 1 nacht een kamer en we willen er 2 blijven. Het volgende hotel (een paar honderd meter verder) is helemaal vol, maar in het 3e hebben we geluk. We krijgen een wat verouderde, maar keurig schone kamer waar we al onze zooi parkeren.

Daarna zetten we de auto weg in de parkeergarage bij het stadhuis. De automaat begint meteen Engels tegen ons te praten als onze Nederlandse creditcard erin gaat! Aangezien we verder niets hoeven te regelen lopen we meteen de stad in, voor een eerste ontdekkingsrondje. Bij Karin slaan meteen de winkelkriebels toe, zodat Martijn heel wat kleine winkeltjes ingesleept wordt. Uiteindelijk brengen we zo 2 uurtjes door met winkelen en de kathedraal bekijken. Daarna hebben we dringend behoefte aan een borrel en we vinden zomaar een terrasje in de zon. Het wijntje en biertje gaan er prima in… en komen nogal aan. We besluiten maar meteen wat te eten op het terras. De burger met frietjes is simpel, maar smaakt goed. Na nog een drankje begint het fris te worden en stappen we op.

Nadat we in het hotel en extra trui hebben aangetrokken (herfst, zoals we al zeiden), gaan we op zoek naar een Internetcafé voor mail en de site!

6-09 Quebec

6-09 Quebec

We worden al vroeg wakker. Het ligt weliswaar niet heel rot, maar het is wel een heel klein bed… wat betekent dat we elkaar nogal eens knietjes en elleboogdreunen verkopen. Vanavond gaan we allebei wel in een eigen kingsize bed liggen. Deze enorme kamer heeft er tenslotte twee! Na een nog een paar hazenslaapjes staan we rond 8 uur gedoucht en aangekleed klaar om te gaan ontbijten. Dat betekent in dit hotel dat je je 5-dollarkorting-per-persoon bonnetje meeneemt en vertrekt naar l’Omlette, een restaurantje een straatje of 2 verderop. ‘Het eitje’ zoals we de tent al snel dopen blijkt erg aardige serveersters en prima ontbijtjes te serveren. Met onze kortingsbon blijft de schade ook keurig beperkt tot een paar euro in totaal en rond 9 uur kunnen we de wereld weer aan.

We hebben ambitieuze plannen vandaag: alle leuke bezienswaardigheden van Quebec bekijken (op z’n minst van buiten) en dat tussen de regendruppels door. Het is opnieuw grijs vandaag en regenachtig, maar tegelijk ontzettend warm, benauwd en vochtig. En de stad ligt nogal strategisch… Lees: alles gaat bergop (of -af, het is maar van welke kant je komt) dus we staan op een hoop straathoeken te hijgen als 2 ouwe sokken!
Met een beetje nadenken puzzelen we een handige route in elkaar. Om te beginnen klimmen we de muren op, vlak bij ons hotel. Oud Quebec wordt omringd door 4.6 kilometer muur en je kunt bijna helemaal rond lopen. We beginnen met ongeveer een derde. Je kunt leuk rondkijken en ondanks het vreselijke uitzicht (bijna ontbrekend door de laaghangende bewolking) is het toch erg leuk. We lopen bovendien (in een rustig tempo) bergaf, dus het hijgen valt mee.

Aan het eind, waar de muur ophoudt, steken we de straat over en zijn we precies waar we zijn willen. De Vieux Marche de Port staat op zaterdagochtend vol met kraampjes waar lokale boeren hun waar uitstallen. Alles ziet er perfect uit: veel groente en fruit, vlees en vis, maar ook bloemen, kaas en andere dingen, waaronder een winkeltje met 1001 kruidensoorten. We gaan voor de bijl voor kleine bekertjes verse bosbessen en frambozen en lopen al snackend de kraampjes te bekijken.
Als we buiten komen lopen we vanaf de markt langs het water door de Ephemeral Gardens. Deze tuinen zijn een soort kunstwerken, speciaal ontwikkeld voor het 400-jarig bestaan van Quebec dat dit jaar wordt gevierd. ‘Tuin’ moet je overigens bij een dergelijk kunstwerk wel ruim opvatten: planten zijn geen noodzaak en sommige lappen grond zijn vooral bedekt met vage stukjes plastic of steen. Afijn: kunst is natuurlijk persoonlijk en sommige dingen vinden we wel erg mooi.

Halverwege krijgen we echter haast: het begint nu serieus te druppen. We haasten ons naar een overdekt bankje en dat blijkt net op tijd: de enige serieuze bui van die dag barst los. We pakken het boekje er nog maar even bij en lezen wat achtergrondinfo en na een minuut of 15 is het weer zo goed als droog. We wandelen langs het water en buigen dan af naar het zuiden, zodat we terecht komen in de lage oude stad. We zoeken een overdekt terrasje op, waar we genieten van een bakje koffie en daarna dwalen we door de kleine straatjes van de oude stad.
We snappen we dat al die Amerikanen zo onder de indruk zijn: het lijkt vooral op de smalle, bochtige straatjes die wij Europeanen zo goed kennen. Erg leuk, sfeervol, erg toeristisch en niet heel bijzonder… voor ons. De hordes Canadezen, Amerikanen en andere volken staan op bijna elke straathoek stil om een foto te maken. Wij schieten ook wat plaatjes, maar de fotozin is ver te zoeken vandaag. Het is ook wel erg grijs.

Behalve winkeltjes en heel veel galerietjes met mooie en minder mooie (Inuit en andere) kunst, zien we ook Place Royale, waar Quebec begon (zie artikeltje links op de pagina). We bekijken het kerkje dat er staat en wandelen langs de informatieborden, die hier gelukkig in Frans en Engels aanwezig zijn. We worden eigenlijk heel handig in het Frans (we worden alleen nog in het Engels aangesproken als we er zelf om vragen en kunnen bijna alles af zonder taalwisseling), maar lappen geschiedkundige tekst gaan toch wat ver.
Na die dosis geschiedenis is het tijd voor lunch. We eten een prima broodje in Le Cochon Dingue, met een uithangbord met een bolrond goud varken, efficiënte bediening en goed, redelijk betaalbaar eten. Na de rustige lunchstop nemen we het kabelbaantje terug naar de Hoge Oude Stad. Daar stappen we uit op het plein voor Hotel Frontenac. Volgens de reisgids is dit het meest gefotografeerde hotel ter wereld en het heeft meer weg van een enorm kasteel dan van een hotel. Het heeft meer dan 350 kamers en heeft onderdak geboden aan allerlei beroemdheden, variërend van Charlie Chaplin tot Queen Elizabeth. Vanuit dit hotel werd D-Day gepland. Het verhaal gaat dat de hoge heren de plannen uittekenden op servetjes, die ze op tafel lieten liggen! Een trouwe ober bracht ze achter ze aan.

Voor het hotel zijn de fundamenten te zien van een van de oude verdedigingswerken. Dit kasteel werd echter door een enorme brand verwoest (zoals het grootste deel van Quebec tijdens die brand), dus echt veel is er niet meer te zien. We lopen over de houten promenade richting de Citadelle en met veel gezucht en gesteun weten we weer op de muren te komen. We lopen langs dit grootste kasteel ter wereld (dat overigens nog steeds in uitstekende staat verkeert) en wandelen over de muren tot we (vlakbij waar we de muren opgingen) bij de Plains of Abraham komen. Op deze vlakte werd de strijd tussen de Fransen en Engelsen uitgevochten, die uiteindelijk in het voordeel van de Engelsen werd beslecht.
We wandelen over de lange lanen tot we bij het Parc de Joanne d’Arc komen. Deze Franse verzetsheldin speelt een redelijk grote rol in de  verbeelding van de afscheidingsbeweging in Canada, die Franstalig Quebec het liefst afgescheiden van de rest van Canada ziet. Het is dus nogal beladen, dit parkje. Beladen of niet: het is een mooi aangelegd parkje en zelfs in deze somberheid ziet het er leuk uit.

We steken dwarsuit en komen zo na een aantal ‘blocs’ bij het begin van Rue St. Jean, een heel lange, relaxte winkelstraat die vol winkeltjes, galerietjes, restaurants en pubs zit. We zijn inmiddels uitgedroogd en bekaf, dus eerst tanken we bij met veel water en cola (voor de suiker). Daarna wandelen we via de leuke straat, met een korte stop bij de oudste kruidenier van Noord Amerika, terug naar de oude stad en ons hotel.
We zijn behoorlijk versleten, dus we lezen eerst maar een uurtje om even bij te komen. Daarna laten zoveel mogelijk spullen achter in het hotel en rond half 6 zakken we af naar een pub. Drankje, nootjes erbij en mensen kijken. Na nog een drankje en een uurtje zitten zijn we weer mens. We wandelen wat rond op zoek naar een restaurantje en dat vinden we tenslotte vlak bij ons hotel. Overigens staat naast het restaurantje een boom, met aan de voet (tussen de wortels) een kanonskogel erin! We hadden gelezen dat die boom ergens was, maar we vinden hem volledig per ongeluk. Er grappig en we nemen ons voor voordat we weggaan morgen nog even een foto te maken.

We eten prima en daarna zijn we klaar met de wereld. In het hotel duiken we allebei met een boekje ons eigen enorme bed in. Slapen!

7-09 Saai!

7-09 Saai!

Vandaag is niet de boeiendste dag, weten we als we – nu een stuk beter uitgeslapen – wakker worden. We pakken onze zooi in en ontbijten opnieuw bij ‘het eitje’. Daarna halen we onze auto uit de parkeergarage, maken een snelle foto van de vreemd ingepakte kanonskogel en halen we onze tassen op. Daarna beginnen we aan de lange tocht naar het westen.

Het is saai, grijs en regenachtig weer. De komende dagen zou het weer beter moeten worden, maar vandaag is het niet eens zo heel erg. Als je toch een hele dag in de auto moet zitten… En dat doen we. We rijden via Montreal terug naar snelweg 401 die we al eerder hadden, een eeuwigheid (of iets minder dan 2 weken) geleden. We mikken eerst op Kingston, maar aangezien we daar al geweest zijn en het weer toch prut is, besluiten we eind van de middag nog even verder te rijden.

Daarna hebben we twee keer pech met een overnachtingsmogelijkheid. Een B&B in Brighton, die in de LP staat blijkt op dat adres niet te bestaan en een op allerlei bordjes aangegeven Inn, in Cobourg, is dicht. In datzelfde plaatsje strijken we uiteindelijk rond etenstijd neer in de Comfort Inn, dezelfde keten die we in Shawinigan hadden. We krijgen een geweldige kamer op de begane grond, met een schuifpui en de auto zo voor de deur. We rijden meteen even door naar het plaatsje zelf (de Inn ligt aan de snelweg), waar we bij Buttermilk Cafe lekker eten. Simpel, erg goed klaargemaakt, met heerlijke verse groenten. Daarna zijn we op en strijken we neer in de Inn om de site bij te werken en lekker een beetje te zappen. Morgen rijden we door naar het Niagara Peninsula: nog een uurtje of 3 rijden.

Ontario en Quebec van dichtbij

Ontario en Quebec van dichtbij

Na vijf jaar geleden het westen van Canade te hebben bezocht lokt nu
het Oosten. De lage dollarkoersen maken de reis natuurlijk interessant,
maar we zijn vooral benieuwd naar de steden (Toronto en Quebec staan
zeker op het verlanglijstje), de wildparken (Alonquin en Forillon) en –
met een beetje geluk – de walvissen!

Onderstaand de geplande route, maar op de eerste en de laatste nachten
en wat nachten in Tadoussac (D) en Forillon (E) na, staat er nog niets vast.

8-09 naar Niagara on the Lake

8-09 naar Niagara on the Lake

Het is stralend weer als we wakker worden. De regen van gisteren lijkt lang vergeten en we hebben prima geslapen in het redelijk enorme bed. We halen ontbijt bij het buffet op en bij gebrek aan ontbijtruimte eten we alles op de kamer op. Het is een redelijk uitgebreid ontbijt, waarbij je zelfs voor jezelf verse wafels kunt bakken, echt met beslag. Martijn probeert het uit en het smaakt heel behoorlijk!
Na het eten gooien we de tassen in de auto, leveren we de sleutel in en gaan op weg. Onze eerste stop is op nog geen 40 minuten afstand van de overnachtingsplek. We brengen een bezoek aan Jungle Cat World, een soort zoo annex opvangplek voor bedreigde diersoorten – voornamelijk grote en kleine katachtigen zoals de naam al doet vermoeden.

Als we aankomen na enige zoekwerk (Sopsop raakt helemaal in de war van het feit dat er zo’n 4 straten hetzelfde heten, elk met een eigen nummer) is het geheel net open. We zijn de eerste bezoekers en de dame achter de balie is nog niet helemaal wakker. Ze regelt wel een leuke deal voor ons: we krijgen elk 30% korting op de toegangsprijs!
We lopen door het hek een groot grasveld op, waarop geitjes, ganzen, pauwen, kippen en eenden los lopen. Verspreid over het gras staan meerdere (grote) hokken en aan het einde van het terrein zijn een tweetal grote vlaktes, waar je vanaf een uitkijktoren uitzicht op hebt.

In de twee uur daarna genieten we van allerlei katachtigen, een paar apen, drie soorten wolven en een vosje. Niet alle hokken zijn even ruim, maar aan de geboortegolven te zien, doen de beesten het uitstekend. De organisatie is actief betrokken bij het door fokprogramma’s behouden van bijna uitgestorven diersoorten en verzorgt bovendien educatieprogramma’s. Daardoor zijn vooral een tweetal wolven erg nieuwsgierig: ze komen vlak bij het hek en we genieten van de elegantie van deze beesten. Ook de tijgers, in 1 van de open ruimtes zijn magnifiek. We staan op een bepaald moment op ongeveer een halve meter van een voorbij wandelende tijger die weliswaar onverstoorbaar lijkt, maar zijn rondje steeds verder inkort, zodat hij steeds sneller langskomt.

Na twee uur brengen we een bezoek aan het toilet (waar we tegen een enorme hagedisachtige aankijken die achter glas zit), drinken een waterfles leeg die we bij ons hebben en nemen afscheid van Jungle Cat World. Een leuke stop, al blijft het naar om beesten opgesloten te zien.
We rijden verder en passeren binnen een uur Toronto. Aangezien we voorlopig nog niet aan de terugreis willen denken, scheuren we er voorbij en rijden via Hamilton en de QEW (Queen Elisabeth Highway) het Niagara Peninsula op. Deze landpunt wordt aan de zuidkant door Lake Erie en aan de noordkant door Lake Ontario omsloten. Tussen beide meren lopen twee interessante waterwegen. De eerste is het Welland Canal, bedoeld voor schepen die van A naar B of vv willen. De reden dat het kanaal er is wordt gevormd door de tweede waterweg en de kleine obstakels die zich daarin bevinden… Juist, de Niagara Falls.

Vandaag gaan we dit natuurwonder nog niet bekijken: onze bestemming is Niagara on the Lake, een klein plaatje aan de noord-oost kant van het schiereiland. Dit dorpje is herhaaldelijk tot het schattigste dorpje van Canada gekozen! Alleen al de weg ernaar toe is erg leuk: de snelste weg blijkt via wegen door de wijngaarden van het schiereiland te gaan. Jawel: Niagara ligt zuidelijker dan Zuid Frankrijk, dus het weer (en de grond!) is uitermate geschikt voor wijnteelt.
We rijden alleen al op dit eerste tripje in de regio langs wel 15 wijnboeren. Via een prachtige route door een stukje van het dorp, langs de rivier (aan de overkant zien we de Verenigde Staten liggen, op nog geen 100 meter! Een gek idee!) en langs Ford George, komen we bij het Anchorage Motel. De LP raadde ons dit motel aan en het blijkt inderdaad heerlijk rustig, schoon, leuk gelegen aan de haven en – ook erg belangrijk in dit dure land – zeer betaalbaar!

We boeken een kamer voor twee nachten en aangezien het inmiddels half 4 is (we hebben onderweg een sandwich gegeten, bij de Tourist Information, zodat we nu ook verzuipen in de kaartjes en suggesties voor activiteiten), is het dringend tijd om de benen te strekken. De dorpskern ligt op nog geen 10 minuten lopen en we moeten toegeven: het is echt een heel erg schattig dorpje! Overal zijn bloemen (in de perken, in potten, in hanging baskets, echt overal). Verder is ongeveer elk tweede gebouw een historisch pand. De dorpskern is zeer zorgvuldig bewaard en gerestaureerd, wat betekent dat de meeste oude gebouwen tussen 1813 (net na de Brits – Amerikaanse oorlog) en 1850 zijn gebouwd. Overal zijn ook kleine winkeltjes en restaurantjes dus we struinen eerst een uurtje door het meer dan schattige hoofdstraatje. We zien een oude apotheek, het oude postkantoor, het koetshuis (waar nu een ontbijttentje in zit) enzovoorts enzovoorts.
Daarna is het tijd voor wat drinken in het oude theatergebouw. Het is ook tijd voor wat plannen voor morgen. We hebben gezien hoeveel wijnboeren er zijn: nu willen we natuurlijk weten wat de resultaten zijn van dat geknutsel met druiven! Karin belt ‘The Grape Escape’ (duh…) en regelt een wijntoer voor morgenmiddag. Zo kunnen we allebei proeven en hoeven we ons niet druk te maken over het rijden.

Er is gelukkig plek dus morgen om 13 uur worden we opgehaald door deze tourcompany ‘voor een tocht met een klein groepje’. Nadat we alles hebben geregeld bezoeken we een supermarkt (voor sap en fruit), een drankzaak aan de overkant (waar we een halve liter wijn kopen) en een kaasboer, waar we drie soorten kaasjes aanschaffen. Dat laatste is trouwens leuk: we mogen alle kazen die ons lekker lijken proeven en daarna kunnen we precies aangeven hoe groot (of in ons geval klein) elk stukje moet zijn.
We eten vervolgens op tijd, bij een soort family diner. Volgens ons is elk Canadees restaurant al erg informeel, zelfs alle hippe en / of chique tenten, maar in een family diner zie je echt alles. Mensen met jassen aan, rondrennende kinderen, mensen die de krant lezen: een soort mix tussen een pub, een grand cafe en een bistro. Het eten is hier er – ook in dit geval – prima en na een uurtje staan we weer buiten.

‘s Avonds kijken we op ons enorme bed de James Bond Film ‘The World is Not Enough’ en we sluiten de avond af met wijn, kaasjes en potjes Yathzee.

9-09 Wijn!

9-09 Wijn!

We slapen goed in ons kleine kamertje in het Anchorage Motel. Omdat onze tour pas om 13 uur begint doen we rustig aan. We slapen een beetje uit, douchen uitgebreid en pas rond half 10 zitten we in het dorp aan het ontbijt. Vandaag gaan we voor een echt Canadees ontbijt. Martijn eet twee scrambled eggs, met bacon, toast en koffie. Karin kiest pancakes. Voor wie nog nooit Amerikaans / Canadese pannenkoeken heeft gegeten: deze bijna wafeldikke ronde plakken lijken in niets op onze pannenkoeken of flensjes. Karin eet ze met boter en jam en als je er drie op hebt, hoef je vervolgens tot in de middag niet te eten!

Na het eten pakken we de auto en besluiten een rondje te rijden in de buurt. Ook groter Niagara on the Lake is idyllisch. Er staan kasten van huizen, maar zelfs de kleine huisjes hebben keurig verzorgde tuintjes (bloemen, overal bloemen), veranda’s met schommelstoelen en schattige naambordjes. We rijden langs het water, langs de de golfbaan en uiteindelijk rijden we naar Fort George. Dit fort heeft, net als Fort Erie aan de zuidkant van het schiereiland, een belangrijke rol gespeeld in de oorlog tussen de Britten en de Amerikanen, aan het begin van de 19e eeuw. Amerika viel toen het huidige Canada binnen, maar werd na een paar jaar terug gedreven achter de huidige grenzen. Bijzonder, want de Britten waren zwaar in de minderheid!

We wandelen naar binnen en worden welkom geheten door een man in kleding uit die periode. Hij wuift ons snel door naar het eerste gebouw: er is net een gratis rondleiding begonnen (ook de toegang tot het fort is gratis), dus als we willen aansluiten… We haasten ons naar binnen en sluiten aan bij een rondleiding die uiteindelijk drie kwartier duurt. Een man in gepaste kleding vertelt ons alles over de oorlog, het fort en het leven van de soldaten en offcieren in die tijd. Fort George was duidelijk bedoeld als bevoorradingslocatie. Het terrein is veel te groot en bovendien slecht verdedigd, om het in oorlogstijd lang uit te houden. De Britten wisten dit ook en trokken zich terug toen de Amerikanen in 1812 begonnen met schieten. Het fort werd kapotgeschoten, maar is sindsdien perfect gerestaureerd.
De rondleiding is erg leuk: we horen veel over de geschiedenis en door de restaurantie met zoveel mogelijk originele stukken, krijgen we een goed idee van het leven van de manschappen (niet zo denderend) en de officieren (stukken beter). Het feit dat de officieren het een stuk beter hadden kwam overigens omdat ze hun post en alles dat daarbij hoorde, van uniform tot huisinrichting, moesten kopen.

De rondleiding sluit af met het afvuren van een musket. We krijgen de uitleg mee, maar moeten helaas voortijdig afhaken. Het is bijna 13 uur en we worden om 10 over voor ons motel afgehaald! We haasten ons naar huis, waar we ons in een paar minuten klaarmaken voor vertrek. We eten het fruit dat we gisteren hebben gekocht, maar echt honger hebben we na het enorme ontbijt nog steeds niet. Na een laatste plaspauze en wat drinken, gaan we voor het motel staan wachten. Het weer is verrassend genoeg opnieuw geweldig: er was prutweer voorspeld, maar gelukkig zitten de weerdames en -heren ernaast!

Exact om 10 over 1 worden we opgehaald door Diane van The Grape Escape. Ze rijdt voor met een grote auto en behalve wijzelf gaan er nog 2 andere mee op tour. Dat is behoorlijk relaxt en na een korte rondrit door de stad, waarbij al snel blijkt dat de van oorsprong Britse Diane een geweldig gevoel voor humor heeft en erg aardig is, pikken we Mike en zijn vriendin op. De Vriendin krijgt de hele tour geen naam. Ze is een echte ‘city girl’ (zegt ze zelf) uit Toronto en ze vindt alles ‘soooo cute’ en ‘really great’ en ze ‘loves being in the country’. Mike maakt zichzelf onsterfelijk door aan te geven dat zijn rolmodellen Al Bundy en Homer Simpson zijn… Afijn, ze zijn vermakelijke groepsgenootjes voor een middag en we zijn al snel onderweg naar Palantine Hill Wine Estate. Deze kleine wijnboer maakt zelf dit jaar geen wijnen: de vrouw in de winkel (van oorsprong uit Quebec, met een zwaar Frans accent) vertelt dat haar man vorig jaar is overleden. Haar zoon en zijzelf houden de zaak draaiend, maar slaan het wijn maken een jaartje over. Ze laat ons een echt verrukkelijke witte wijn proeven, verschillende – niet heel bijzondere – rode wijnen en tenslotte een Ice Wine.

Niagara is beroemd om deze erg dure wijnsoort. De wijn wordt gemaakt door een deel van de druiven aan de rank te laten tot ze de eerste nacht -10 (ja echt) hebben gehad. Dat kan in oktober zijn, maar ook in februari. Als de druiven storm, vogels en ongedierte hebben overleefd worden ze, voor het licht is en de druiven zouden kunnen ontdooien, geplukt (met de hand) en geperst. De druiven zijn enorm zoet en de wijn smaakt erg zoet en is zeer geconcentreerd. Twee druppels staat gelijk aan 1 druif! De wijn is dan ook erg duur, omdat hij veel werk vergt en er zo’n lage opbrengst is. Sommige jaren is er geen ijswijn! Het is een soort ultieme dessertwijn die koud geserveerd wordt, bijvoorbeeld met sterke kaas, chocola of zoet fruit.
We verwachten er niet zoveel van (we zijn allebei geen grote fan van zoet), maar tot onze verrassing is de wijn eigenlijk heel lekker. Ja, hij is erg zoet, maar ook heel rijk van smaak. We kunnen ons een klein glaasje met de bovengenoemde eetwaren helemaal voorstellen na een luxe diner! We drinken dit glas helemaal leeg en bedanken de dame achter de balie uitvoerig die helemaal opleeft van alle complimenten.

Na deze stop doen we nog twee ‘estates’ aan, waaronder die van de Nederlandse wijnmaker Marynissen. Zij dochter staat tegenwoordig in de winkel. Hoewel zij er ook niet is, wordt er vreselijk enthousiast gereageerd op de opmerking dat wij Nederlands zijn. We proeven bij beide wijnboeren drie soorten wijn en natuurlijk een Ice Wine. Vooral een Merlot uit 2002 is erg lekker. Dit jaar was een uitzonderlijk wijnjaar horen we, net als 2007. De jaren tussenin waren minder, hoewel we voor de tweede keer een wijn uit 2004 ook erg lekker vinden. Behalve de Merlot zijn vooral de Caberbet Franc en de Meritage wijnen die we veel tegenkomen. De Ice Wine is vaak Vidal, maar we proeven ook een Gewurzstraminer die we eigenlijk nog veel lekkerder vinden.

We sluiten de tour af met een bezoek aan de Jackson-Trigg wijnboerderij, een hypermoderne wijnboerderij waar we een uitgebreide rondleiding krijgen door de velden, door de hallen waar wijn wordt gemaakt en door de kelder met de houten vaten waar we veel uitleg krijgen. We vinden het allebei erg leuk om dit ook te zien: hoewel we allebei een aardig idee hebben  hoe wijn maken er aan toe gaat, is het ‘live’ zien wel erg leuk. We leren ook allerlei dingen, bijvoorbeeld dat houten vaten soms wel 1000 dollar per vat kosten! De tour duurt bijna een uur en wordt afgesloten met een proeverij. De wijnen vinden we niet zo heel erg bijzonder hoewel ook deze Ice Wine weer erg goed is. Wat verrast over onze eigen smaak stappen we weer in de auto.

En daarmee is de tour ten einde! We hebben een heel erg leuke middag gehad en dat vertellen we Diane dan ook. Ze zet ons, op ons verzoek af in het dorp, waar we eerst maar eens een frisje gaan drinken. Daarna besluiten we dat het een goed idee is om vroeg te eten. We hebben nauwelijks geluncht en na alle proefacties is iets eten misschien geen slecht idee. Diane heeft ons de tip gegeven om REST uit te proberen, een restaurant dat er in onze ogen – toen we er vanmiddag langsreden – absoluut niet uitzag. We besluiten het er toch maar op te gokken en wandelen vanuit het dorp de 15 minuten naar het restaurant. Na enige aarzelen gaan we toch maar naar binnen.
We zijn volkomen verbijsterd dat het binnen enorm druk blijkt en er heel leuk uitziet! We krijgen het laatste niet-gereserveerde tafeltje en vervolgens krijgen we een echt heeeeeerlijke maaltijd voorgezet. Alle ingrediënten zijn vers, alles wordt zelf bereid: het is echt geweldig. Soep vooraf (gazpacho voor Karin en soep van gerookte tomaten voor Martijn), daarna een malse steak voor Martijn en drie soorten varkensvlees voor Karin en vervolgens delen we een heerlijk chocolade en frambozen toetje, met iedereen een eigen kop prima koffie.

Daarna dreigt er explosiegevaar: we kunnen geen pap meer zeggen en zijn bang dat elke hap extra tot een vreselijke knal zal leiden. We rekenen af en gebruiken het half uur lopen naar het motel om de spijsvertering in beweging te krijgen. Dat lukt prima en al napratend over de geweldige dag komen we in het motel aan, waar we vroeg in slaap vallen.

10-09 Welland Canal naar de Falls

10-09 Welland Canal naar de Falls

We slapen een klein beetje uit en verzamelen dan al onze zooi. We hebben voor we weg gingen redelijk bescheiden gepakt, dus ondanks dat de kleding altijd wat de neiging heeft groter te worden, past het iedere keer toch verrassend eenvoudig in de tassen. Keurig om 9 uur leveren we de sleutel in bij de dame van de receptie die wat gestressed aan komt rennen. Daarna rijden we met de auto naar het dorp, waar we opnieuw bij het kleine ontbijtrestaurantje eten. Deze keer geen enorm ontbijt, maar eieren en toast voor Martijn en een bagel met jam en vers fruit voor Karin.

Na het ontbijt nemen we afscheid van Niagara on the Lake en rijden we westelijk naar het Welland Canal. De eerste versie van dit kanaal werd in 1829 aangelegd om het voor schepen mogelijk te maken de Niagarawatervallen te passeren en de Amerikaanse (of andersom, de Canadese) meren te bereiken. Het kanaal is 42 km lang en loopt van Port Colborne (aan de kant van Lake Erie) naar Port Weller (aan de kant van Lake Ontario). Schepen moeten door 8 sluizen en stijgen daarbij 100 m. Sinds de aanleg van het oorspronkelijke kanaal zijn er tot drie keer toe wijzigingen aangebracht in de loop van het kanaal. Het nieuwste kanaal stamt uit 1932.

We hebben geluk: als we aankomen bij Lock 2 gaat er net een schip doorheen. Dit schip is – leren we – speciaal gemaakt voor het kanaal en de meren: het heeft hoge, rechte zijkanten en past met 200 m precies in de 8 sluizen (elk 233,5 m lang). Dit schip begint net aan zijn tocht door het kanaal: het gaat omhoog van Lake Ontario naar Lake Erie. Het is een geweldig gezicht om het schip met een behoorlijke snelheid omhoog te zien komen. We parkeren snel de auto en maken veel foto’s. Als het schip wegvaart komt het zo dichtbij dat we het bijna aan kunnen raken. Het torent dan inmiddels ver boven ons uit.
Nadat het schip uit het zicht is, maken we een snelle stop bij St. Catharines, het dorpje waar de schepen vroeger aankwamen. Het oude haventje is piepklein: we kunnen ons voorstellen dat de huidige schepen niet eens door de oude versie van dit kanaal heenkunnen! Het ziet er wel erg schattig uit, met een mooi vuurtorentje. Daarna rijden we terug naar het huidige kanaal, waar we de Welland Canal Parkway opduiken, naar het zuiden. Het schip dat we daarstraks zagen is inmiddels aangekomen bij Lock 3. Daar is een soort museum en een verhoogd uitkijkplatform. We blijven bijna een uur op het platform staan, waarbij we het schip zien binnenvaren, aanleggen, omhoog komen en uiteindelijk weer wegvaren. Het is een machtig gezicht. En dat vinden duidelijk meer mensen: er stoppen in de tussentijd wel drie touringcars, hoewel de meeste mensen niet langer blijven dan15 minuten. Gelukkig zijn we duidelijk langer dan de meeste Amerikanen, dus we kijken over het algemeen makkelijk over de massa’s heen.

Na deze stop rijden we door naar Lock 7, waar we een bezoek aan de Kissing Rock brengen. Er hangt een wat onduidelijke legende aan deze rots: het is ons volkomen onduidelijk waarom, maar bij deze rots zoenen betekent volgens de verhalen eeuwigdurend geluk in je relatie. Vooruit, een klein kusje kan vast gaan kwaad. Aansluitend drinken we koffie, in de zon op het terras, met uitzicht op een schip van de Coast Guard dat door de sluis wordt getransporteerd. Tenslotte rijden we door naar Port Colborne, waar we na enig zoekwerk een leuk cafe vinden waar we – opnieuw laat – lunchen.

Dat was het einde van de Welland Canal Parkway: hoewel het misschien wat suf klinkt vinden wij de geschiedenis en vooral al die enorme schepen erg leuk. En nu we toch in de geschiedenismodus zijn, vinden we eigenlijk dat een bezoekje aan Fort Erie er ook bijhoort. We rijden over Highway 3 naar het Westen, waar we om kwart voor 4 aankomen bij het fort dat – net als fort George – een belangrijke rol heeft gespeeld in de Brits-Amerikaanse oorlog van 1812. Het fort werd ingenomen door de Amerikanen, maar vervolgens in 1813 weer door hen verlaten, waarna de Britten het weer inpikten.

Wordt vervolgd

New England in de (vroege) herfst…

New England in de (vroege) herfst…


… lijkt ons al een feest, maar we beginnen in New York! Na een paar dagen Big Apple halen we de huurauto op, op de luchthaven (JFK) om nog 10 dagen New England te verkennen. We zijn te vroeg voor echt spectaculair verkleurende bladeren, maar hopelijk prima op tijd voor ruimte, mooie routes, leuke stadjes en steden en walvistripjes. We hebben er zin in!




4 sept. – onderweg

4 sept. – onderweg

Ondanks dat we pas eind van de dag vertrekken, zit uitslapen er vandaag niet in. We klimmen op tijd ons mandje uit om de laatste spullen in de tas te pakken, het allerlaatste hotel te boeken, het huis op te ruimen en nog een laatste afspraak na te komen. Tussendoor wandelen we nog even de stad in voor een boodschap en een broodje.

Uiteindelijk is het zover; om half 3 pakken we een bus naar het station en zonder problemen zijn we om 10 over 3 op Schiphol. Omdat we al ingecheckt zijn, hoeven we alleen de tassen af te geven. Daarna wandelen we door de douane en na een kopje koffie en een flinke tijd wachten mogen we om 5 uur door de controle bij de gate. We zijn bijna teleurgesteld: na alle dramatische verhalen verwachten we een hoop ellende, maar nadat onze tassen door de scanner zijn gegaan wandelen we zo het vliegtuig in.

Over de vlucht zelf kunnen we kort zijn: hij duurt behoorlijk lang, met dank aan tv-schermen die te dichtbij of te veraf hangen en iets te weinig beenruimte. Het eten is wel erg goed (hoewel erg pittig!) en we hebben ook niets te klagen over de hoeveelheid drankjes en snacks.
Keurig op tijd, kwart over 8 plaatselijke tijd, landen we op JFK. Ook nu gaat alles vlot. Heel even wachten, een aantal vinger-afdruk-scans, en foto en een vraag later, mogen we doorlopen. Welkom in de VS! Onze tassen rollen na een paar minuten van de band en in de ontvangsthal regelen we een shuttlebusje naar het hotel. Al snel zien we de skyline van de Big Apple en uiteindelijk rijden we tussen de enorme gebouwen en omringd door de kenmerkende gele taxi’s, door Manhatten.

We zijn het tweede stel dat wordt afgezet. De Red Roof Inn ligt aan Korea Way (6 West 32nd street), de kleine Koreaanse gemeenschap. Aan beide zijden zijn kleine, Koreaanse winkeltjes en restaurantjes en als we omhoog kijken zien we de Empire State Building (ESB) boven de andere gebouwen uitkomen.
Het hotel blijkt keurig: we krijgen een kamer op de 5e etage, met uitzicht op het ESB en een keurige badkamer met douche en bad, een kluisje en wireless internet… en een heerlijk, hoog en ENORM groot bed! En dat ziet er goed uit! Inmiddels is ons tijdklokje ervan overtuigd dat het tegen 5 uur ‘s nachts is, dus na een snelle douche duiken we het mandje in. Dat het buiten wat lawaaiig is, valt ons niet meer op: binnen een paar minuten zijn we vertrokken.

5 sept. – NYC

5 sept. – NYC

We zijn zo moe dat we het zowaar in een keer redden tot half 8 ‘s ochtends. Maar dan is het op: we douchen en eten een ontbijtje in de wat rommelige ontbijtzaal en dan is het tijd voor het ontdekken van de Grote Appel!
Ons hotel ligt op 32nd St. maar als we de straat uitlopen komen we op Broadway! Deze straat loopt heel Manhattan door, 13,5 mijl van noord naar zuid. We besluiten dat we vandaag ‘downtown’ willen dwalen en dat Broadway daar een geweldige route voor is. Het is prachtig zonnig en beloofd ruim 25 graden te worden. We volgen de straat naar het zuiden.

Al snel zijn we in de film die New York City heet terecht gekomen. NYPD auto’s, een markt, mensen die met koppen koffie over straat dwalen en overal gele taxi’s. De wolkenkrabber zijn natuurlijk enorm, maar daartussen staan regelmatig gebouwen van maar een aantal verdiepingen. Overal wordt gebouwd en aan de gebouwen zien we de karakteristieke brandtrappen.
Na een aantal kilometer wandelen zijn we in Chinatown! We volgen een route van de Lonely Planet door Chinatown en Little Italy. Als we eerder al dachten dat we al in een film zaten, neemt het gevoel nu helemaal enorme vormen aan. We dwalen tussen de vage kruidenwinkeltjes, langs versierde straten en uiteindelijk belanden we in een boedistische tempel. Er staat een enorm gouden Boedahbeeld waarvoor mensen zitten te bidden.

Als we uitgedwaald zijn, zijn we in aan het begin van de Manhattan Bridge gekomen. We besluiten de brug op te gaan en al snel blijkt dat een perfect plan. We hebben een geweldig uitzicht op de Hudson, de Brooklyn Bridge en zuidelijk Manhattan. Het is warm op de brug, maar we genieten met volle teugen en maken stapels foto’s.
Als we aan de overkant zijn wandelen we een stukje zuidelijker en wandelen dan de hele Brooklyn Bridge weer terug. Deze geweldige brug werd eind 19e eeuw gemaakt en staat er na een opknapbeurt in de jaren ’80 van de vorige eeuw nog steeds prachtig bij.

Aan de overkant wandelen we langs City Hall terug naar Broadway. Het is laat (half 2) en DRINGEND tijd voor lunch. We vinden een plaatsje bij Les Halles, een geweldige brasserie. We eten een heerlijke lunch: vers brood, verse sapjes, ommelet, een sandwich, frietjes… we hebben eindeloos gelopen dus we kunnen wel wat gebruiken. Ook het water gaat met enrome glazen tegelijk naar binnen. Hoewel we ook onderweg water en koffie hebben gedronken is het zo warm dat we goed moeten oppassen dat we niet uitdrogen. Na een uurtje zijn we weer bijgekomen en klaar voor de rest van onze dwaal-dag.

Na de lunch gaan we terug naar Broadway. We zien iets verderop het Woolworth Building liggen, maar onze bestemming is St. Pauls’ Chapel. Deze kapel ligt aan de rand van ‘ground zero’, waar tot 11 september 2001 de Twin Towers van het WTC stonden. De kapel vormde in de maanden na de aanslag het middelpunt van het vrijwilligerswerk waarbij duizenden vrijwilligers lichamen borgden en puin ruimden.Er is nog steeds een tentoonstelling met foto’s, kleine ‘souvenirs’ en verhalen van en over de vrijwilligers. We dwalen langs alle herinneringen in de kleine kerk en daarna lopen we aan de achterkant de oude begraafplaats op, waar sinds een aantal jaar ook de Bell of Hope staat, die wordt geluid na elke grote terroristisch aanslag, in binnen- of buitenland, als teken van verzet en hoop.
Achter de begraafplaats ligt Ground Zero. Er is niet veel van te zien: op de hekken staan foto’s van de gebouwen die er nu opgetrokken worden. Het is een vreemd gezicht, dat grote gat tussen die enorme gebouwen. De kranen en vrachtwagens zijn hard aan de slag.

We maken wat foto’s en lopen dan terug naar Broadway, waar we een kijkje nemen in Trinity Church en vervolgens, van dat kleine kerkje tussen de enorme wolkenkrabbers, Wall St. oplopen! Het is zaterdag dus geen mannen en vrouwen strak in pak, maar wel veel toeristen die net als wij met een grijns als een kind in de snoepwinkel rondwandelen en plaatjes schieten; van de Trump Building, de Federal Hall en de New York Stock Exchange.
Uiteindelijk wandelen we door en komen we op Bowloing Green, het parkje waar ooit Nederlander Peter Minuit Manhattan voor 24 dollar kocht van de Native Americans. En daar staan… kleine houten imitaties van oud-Hollandsche huisjes van waaruit stroopwafels, kaas, kroketten, poffertjes en fietstochtjes worden verkocht! Er zijn zelfs replicas van een molen en een bloemenkas en er staat een jongedame met een onvervalst Hollands accent achter een microfoon uitleg te geven over Nederlandse klederdracht.

Het blijkt het begin van de viering van het 400-jarig bestaan van Nieuw Amsterdam, dat komende week ook bijgewoond wordt door onze kroonprins en zijn Maxima. We kunnen niet helemaal kiezen tussen lachen en huilen: daar reist een mens dan de oceaan voor over, voor ‘stroepwaffles’ uit Nederland… Uiteindelijk vertrekken we grijnzend naar Battery Park, het meest zuidelijke puntje van Manhattan. Na een drankje en een ijsje op een bankje in het park wandelen we naar de Staten Island Ferry, de gratis manier om de Statue of Liberty te zien.
We hebben geluk en hebben na 5 minuten een ferry. Die hangt klassiek over naar rechts… we zijn zeker niet de enige toeristen aan boord! We kiezen een plaatjes op het achterdek en dat blijkt een schot in de roos. We zien Manhattan in het mooie licht van de namiddag kleiner worden en na ongeveer 10 minuten verschijnt onze vrijzinnige dame met vlam in beeld. We klikken plaatjes en genieten… Aan de overkant rennen we van boord (verplicht) en met een boogje meteen weer aan boord. Binnen een uur na vertrek zijn we weer terug.

En het is wel zo’n beetje genoeg voor vandaag: we pakken na enig uitzoekwerk een subway terug naar het hotel waar we douchen en de eerstkomende twee uur niets doen. We zijn moe en echt honger hebben we niet: het voelt laat! Uiteindelijk wandelen we om half 9 het hotel uit en via Harald Square (met Macy’s) dwalen we nog een tijdje verder… en bijna ongemerkt dichterbij naar de lichtjeszee verderop… Times Square. En hoewel we onszelf vooraf vertelden dat lichtreclames niet echt spannend meer zijn, is dit spektakel echt zwaar over the top.Met open mond laten we ons met de mensen meevoeren. We maken foto’s maar blijven ons vooral afvragen waar dit over gaat. Er zijn vooral HEEL VEEL lichtjes; zoveel, dat de camera alle plaatjes makkelijk aankan, terwijl het eigenlijk al donker is.
Uiteindelijk wandelen we weer terug en halen om de hoek bij het hotel toch nog maar een burger. Daarna is het echt meer dan op. We storten in bed en zijn in no time vertrokken!

6 sept. – meer NYC

6 sept. – meer NYC

We zijn wat stijfjes als we wakker worden; al dat lopen van gisteren heeft ons stijven spieren en een blaar of twee opgeleverd. Het bed ligt bovendien prima, dus we overwegen heel even om vandaag gewoon lekker in bed te blijven liggen. Een blik naar buiten en we zijn genezen: New York en het zonnetje wachten!

Na het ontbijt pakken we een subway ‘uptown’. We stappen na een halte al weer uit, om Grand Central Station te bekijken. Dat is gepast ‘grand’: de enome hal en zijbeuken zijn gevuld met reizigers en fotograferende toeristen. We schieten braaf ook wat plaatjes en hoppen daarna weer op de subway, tot 86th street. Vandaar lopen we naar de MET, het Metropolis Museum of Art.

Dit enorme gebouw staat tjokvol kunst, zo’n 2 miljoen voorwerpen waarvan een groot aantal wereldberoemde stukken. En die willen we wel zien! We zijn gelukkig vroeg en er is nog nauwelijks een rij. We geven onze tassen af, betalen het geadviseerde toegangsbedrag en wandelen naar binnen.
In de uren daarna bekijken we onder andere oud Grieks en Romeinse beelden, een goudschat uit Peru, Amerikaanse kunstvoorwerpen, Middeleeuwse kerkkunst, het uitzicht op Manhattan vanaf het dakterras en – als klap op de vuurpijl – een groot aantal meesters waaronder de ‘zigzagstoel’ van Mondriaan en beroemde schilderijen van Van Gogh, Rembrandt, Hals, Monet, Gaugin, Pizarro en Klimt. We komen ogen (en benen!) tekort voor al het moois en zijn blij dat we (bijna overal) plaatjes mogen maken!

Uiteindelijk is het kwart over 2 als we naar buiten lopen! We hebben onderweg wel pauze gehouden in verschillende cafe’s, maar inmiddels hebben we razende trek. We vinden een geweldige lnuch bij Le Quotidien Paris, een keten die we ook van andere landen kennen en waar heerlijk verse ingredienten worden gebruikt om (o.a.) lekkere broodjes klaar te maken. We smullen ervan en na een uutje zijn we zover bijgekomen dat we er weer tegenaan kunnen.
Tijd voor het tweede highlight van vandaag: Central Park. Het is inmiddels wat bewolkt aan het worden, maar dat mag onze pret en dat van zo’n miljoen (nouja) andere New Yorkers, niet drukken. Het is enorm druk in het hele park: er wandelen, fietsen, skaten, zonnen, football-en, picknicken en schaken, er rijden mensen in koetsjes of in fietstaxi’s; mensen in allerlei kleuren en van alle lagen uit de bevolking vermaken zich in het groen.

Wij verbazen ons vooral over de verhoudingen: al dat groen en dan ineens weer die enorme wolkenkrabbers erachter. Al met al wandelen we het halve park door: langs de Bethesda Fountain met het ‘Angel of the Waters’ standbeeld erop, langs een optreden van drie super-lenige acrobaten, die zelfs over een jongetje springen, met salto en langs de dierentuin (pardon, wildlife centre) waar we tussen de hordes mensen en hekken door, een glimp van de zeehonden opvangen.
Aan het einde van het park staan we pardoes weer tussen de wolkenkrabbers. Als we een metro in willen, komen we een soort 3 oktober markt tegen, die zich een groot aantal blocks uitsmeert. Veel (regelmatige dezlefde) kraampjes met eten en drinken en allerlei ‘rommeltjes’. Na 10 blocks komt er nog steeds geen eind aan en duiken we een metro, pardon subway in (al heet de ‘chipkaart’, een metrokaart!).

In het hotel rommelen we een ruim uur en werken aan de site. Daar komen we er achter dat we de verkeerde verloopstekker hebben geleend (we twijfelden ook al, mar in de last minute haast hebben we het niet goed gecontroleerd). Bij de receptie blijken ze dat probleem voor 3 dollar op te kunnen lossen! Dat is natuurlijk zo geregeld. Daarna pakken we een subway naar Greenwich Village, waar we uiteindelijk (omdat de Italiaan waar we naar op zoek waren, niet te vinden blijkt) bij een Mexicaan eten. Dat is voor het eerst een grote tegenvaller. Het eten is niet lekker en na het eten rekenen we snel af en gaan we terug naar het hotel voor een ange nacht slaap!

7 sept. – laatste dag NYC

7 sept. – laatste dag NYC

Alweer de laatste dag van ons NYC-avontuur! We hebben opnieuw goed geslapen (zij het met oordopjes) en rond 8 uur rollen we ons bed uit. Douchen en daarna naar de ontbijtzaal. Daar blijkt het spitsuur; alle tafels zijn vol. Met ons bordje in de hand schuiven we aan bij een oudere man, waar we al snel mee in gesprek zijn. Het ontbijt vliegt voorbij en uiteindelijk nemen we afscheid na een gezellig gesprek over de stad, de regio, de economie en de dochters van de beste man.

Na het ontbijt is onze eerste stop het ESB en zoals we al zeiden, dat is letterlijk om de hoek! Het 434 meter hoge Empire State Building werd in 1930 gebouwd als kantoorgebouw. Het telt 103 verdiepingen en de meeste mensen bezoeken (net als wij) het uitkijkplatform op de 86ste verdieping, op 320 meter. De toren is ‘s nachts trouwens verlicht en de kleuren worden aangepast aan (inter)nationale gebeurtenissen. Het normale kleurenschema is 3 x wit, maar voor Labor Day is het blauw / wit / rood. Op 9 september, helaas de dag nadat we weg zijn, is de toren met 3 x oranje verlicht, ter ere van het feit dat het de 400ste verjaardag is van de reis van Hudson op de Huson River (en de stichting van Nieuw Amsterdam).
Het is nog rustig als we er komen: we kunnen meteen door de security check en daarna lopen we dankzij de vooraf geboekte kaartjes door naar de lift naar de 80ste verdieping. Daar stappen we over in de lift naar de 86ste verdieping. En dan zijn we buiten en het uitzicht is magnifiek! We verdringen ons met de rest van de mensen voor het uitzicht op Downtown Manhattan, Central Park, de Crysler Building, de Flatiron Building, de Woolworth Building, op de watertanks bovenop de gebouwen, op de gele taxi’s op 5th Avenue etc. etc.

Uiteindelijk zijn we veel langer boven dan we verwachtten: om kwart voor 12 zijn we weer beneden. Waar we een tijdje wat verbaasd staan te kijken naar twee agenten (ja, ja echte NYPD-agenten) die geduldig op de foto gaan met allerlei toeristen. We kijken elkaar aan en met een enorme grijns staat Karin uiteindelijk ook op de foto tussen twee van New York Finest’. Tijd voor koffie.

Na een bakkie pakken we de subway naar City Hall en wandelen – voordat we gaan lunchen – naar de African Burial Ground, tegenover de . In 1991 werden hier 400 doodskisten met lichamen van een paar honderd jaar oud opgegraven. De regering probeerde het stil te houden en voerde de lichamen in stilte af, omdat ze een gebouw wilden neerzetten op die locatie. En daarvoor hadden ze al 275 miljoen dollar uitgegeven… Het verhaal lekte echter uit en na veel protesten werden de werkzaamheden stilgelegd en werd er meer onderzoek gedaan. De locatie bleek in de 16e en 17e eeuw een onofficiele begraafplaats van Afrikaanse slaven. In het hele gebied (dus ook onder …) liggen naar schatting zo’n 17.000 (!) slaven begraven. Op de plek waar de 400 kisten werden opgegraven staat sinds een aantal jaar een monument en werden de resten van de 400 lichamen opnieuw begraven. De site is klein, maar indrukwekkend en de parkwachter is vriendelijk en geeft veel uitleg.

Na dit bezoekje is het meer dan tijd voor lunch en uiteindelijk zitten we om 3 uur in een tentje op Pier 17 te lunchen, vlakbij de Brooklyn Bridge. En daarna hebben we eigenlijk nog maar 1 wens: het water op! We kopen een hop-on-hop-off kaartje voor de NYC Watertaxi en daarmee scheuren we eerst onder de brug door aan de westkant, richting het noorden en daarna terug naar het zuiden, om uiteindelijk bij Battery Park van boord te hoppen. Met uitzicht op Lady Liberty en de ondergaande zon drinken we een drankje en daarna pakken we een volgende watertaxi uptown aan de oostkant van Manhattan. Aan boord raken we aan de praat met een crew-member: een van oorsprong Italiaanse New Yorker, die vertelt dat hij tot vorig jaar op Wall Street werkte en nu aan boord werkt. Het valt hem soms zwaar; hij zegt dat hij nu in een jaar minder verdient dan de bonussen van zijn vorige baan. Maar hij geniet van de buitenlucht en is vast van plan zich op te werken tot kapitein, of zelf ergens te beginnen met een ferry-dienst.

Op de Chelsea Pier gaan we van boord en wandelen we een paar blocks naar Tio Pol, een klein tabas barretje. We hebben geluk: het laatste tafeltje en na ons stromen mensen toe om in de rij te staan voor een tafel. We eten zalig en heffen het glas op NYC. Daarna wandelen we terug naar het hotel en reserveren een shuttlebusje voor morgen. En dan is het tukjestijd: morgen begint de rest van ons avontuur!

8 sept. Middlebury

8 sept. Middlebury

Het is vroeg als de wekker gaat! Om
half 7 stappen we wat slaapdronken ons bed uit en na een korte douche
en het inpakken van de laatste spullen, staan we om iets voor 7 uur
beneden. Het plan is om nog even een snelle bak koffie te pakken
nadat we zijn uitgecheckt, maar de om 7:15 uur bestelde taxi staat al
voor de deur. We betalen de rekening en vragen een paar minuten
speling en uiteindelijk vertrekken we om 5 over 7 naar het volgende
hotel. Daar zijn we vervolgens echt veel te vroeg en de dames zijn
nog niet klaar. Tijdens het wachten raken we met de chauffeur in
gesprek over het taxisysteem in Manhattan en Nederland en – wat
onverwacht – over voetbal! Onze chauff blijkt een Ajax-fan! Met een
duidelijke mening, dus we doen wat elke niet-voetbal-kenner doet:
doorvragen en meeknikken.

Uiteindelijk pikken we nog vijf
dames en een heer op en worstelen we ons door het belachelijke
verkeer naar de luchthaven. We onderdrukken nog net op tijd een
lachbui als de jongen in het gezelschap vraagt of hij nou op JFK of
op Kennedy Airport is… We worden zelf bij een willekeurige terminal
afgezet en pakken de Airtrain naar de rental-car-halte. Daar zijn de
dames van Dollar Thrifty luidruchtig en allesbehalve efficient, maar
uiteindelijk zijn we de tijdelijke eigenaren van een witte Toyota
Prius! Niet een geweldig mooie auto, vinden wij, maar wel relatief
milieuvriendelijk & goedkoop. Een prima deal dus!
We
installeren SopSop (en houden na onze eerdere ervaringen met onze
TomTom een kaart bij de hand…), controleren de auto op schade en na
een laatste check door een vriendelijke, efficiente dame (het kan dus
wel) gaan we ervan door.

De wegen in en om New York City zijn
behoorlijk verwarrend! SopSop werkt gelukkig geweldig en hoewel we
zelf af en toe niet helemaal snappen wat het grotere plan is, gaan we
af op de suggesties die onze SopSop geeft. Na ongeveer een uur zijn
we Manhattan voorbij (bijzonder gezicht: het ESB in de verte vanuit
je ‘eigen’ autoraam!) en zijn we de Hudson overgestoken. We rijden
door New York State naar het noorden, over de i-87, via Albany.

Het eerste deel van de route is niet
heel boeiend, hoewel het wel opvalt hoe snel het rustig wordt:
laagbouw, steeds minder bebouwing en ook het verkeer neemt af. Al
snel zien we de grote roofvogels circkelen en – jawel – zien we
langs de kant van de weg op een paar meer afstand een hertje, met
twee jongen! We hopen dat we elke dag zo’n cadeautje krijgen!

Na Albany wordt de route mooier en
uiteidelijk (na een aantal uur en een aantal pauzes) steken we in de
buurt van Glenn Falls de staatsgrens over, Vermont is. Het is
inmiddels heuvelachtig en de route wordt echt prachtig. Rollende
velden, boerderijen, vakantiehuizen aan idyllische meren en overal
bossen. We genieten echt van dit stuk van de route, zeker als we rond
half 5 Middelbury inrijden. Dit schattige dorpje ligt op het
kruispunt van een hoop highways, dus het heeft helaas veel verkeer in
het dorp, maar het ziet er in het licht van de late middag prachtig
uit.

Ons hotel, de Middlebury Inn, blijkt
net zo leuk als gehoopt. De Inn bestaat al sins 1827 en is een
prachtig stenen gebouw, met een klassieke, maar niet te ‘frutselige’
inrichting. We krijgen een prima kamer en worden uitgenodigd voor de
afternoon tea & coffee (included). Dat is niet tegen dovemans
oren gezegd: we nemen een heerlijk glas verse ijskoude lemonade en
een verse chocolate chip cookie (Karin) en nog versere scone
(Martijn). We komen helemaal bij van de rit en als we opgeknapt zijn
wandelen we het dorpje in. Het ziet er zoals gezegd schattig uit en
na wat rondwandelen en plaatjes maken, gaan we op zoek naar Fire &
Ice, het favoriete lokale restaurant.

De inrichting is in ieder geval
geweldig, merken we als we binnenkomen: veel hout, ontzettend veel
spullen en zelfs een complete motorboot uit 1921, die (helemaal
intact) naast het saladebuffet ligt. Er is gelukkig nog plek en ook
het eten blijkt geweldig. We drinken lokaal bier en een margharita
(drie keer raden wie wat drinkt) en dat is al een succes, maar het
geweldige saladebuffet en het super malse vlees, overtreffen alles.
Ook het toetje mag er zijn, al is het wat erg zoet naar onze smaak,
en met een koffie en thee puffen we uit. Zo moeten we niet elke dag
eten, maar dit was heerlijk!

Terug in het hotel doen we een aantal
spelletjes Yathzee op de veranda en daarna komen we bij op de kamer.

9 sept. – Franconia Notch SP

9 sept. – Franconia Notch SP

Heerlijk rustig (hoewel wel een beetje vroeg) worden we uitgerust
wakker. Slapen zonder oordopjes! Er schijnt een zonnetje door de
gordijnen, de eerste auto’s beginnen te rijden en we doezelen nog wat
voor we onder de douche duiken. Daarna besluiten we dat we wel in het
hotel willen ontbijten. Dat blijkt een geweldig idee: er staan drie
tafels vol met vers eten. Eieren, worstjes en spek, 3 soorten bagels,
mini muffins, verse chocolade scones, warme wafels, yoghurt, cornflakes
en melk, een enorme bak met verse fruitsalade, pap, koffie, thee en sap
en nog veel meer. We laden ons bordje vol en dan nog een keer. Heerlijk!

Na
het eten checken we uit en beginnen we aan de route van vandaag. Het
einddoel is Lincon, een klein plaatsje in New Hampshire, net onder het
Franconia Notch state park. We hopen daar vanavond een moose-tour te
kunnen boeken en willen de rest van de dag besteden aan het rijden van
mooie routes en het bekijken van bezienswaardigheden in de omgeving van
het park.
De route die we kiezen gaat eerst naar het oosten, dwars
door de Green Mountains, dan (via een kleine omweg) naar het noorden
langs de …. rivier en vervolgens via een kort stukje naar het oosten
weer zuidelijk door het Franconia Notch State Park. De omgeving is
adembenemend. In een aantal uur rijden we door rollende velden, langs
schattige dorpjes met houten witte huizen met veranda’s vol bloemen,
door langzaam al geel en rood verkleurende bossen en langs kleine
rivieren en meertjes richting Franconia. We stoppen af en toe voor een
plaspauze en in Hanover (een leuk universiteit stadje) doen we een
uitgebreide koffiestop.

Uiteindelijk lunchen we in Franconia,
bij ‘Wendle’s cafe & then some’, waar je zelf kan kiezen (uit een
lijst ingredienten) wat je op je broodje wil. We eten alles op in de
schaduw op de veranda.
Daarna rijden we het park in. Franconia Notch
was vroeger vooral erg beroemd vanwege het ‘mannengezicht’ in een van
de bergen, the old man of the mountain. Helaas stortte de rots in 2003
in, dus het bekendste symbool van New Hampshire, of in ieder geval van
the White Mountain area is niet meer! Er is nog wel uitzicht op een
schattig meertje (om onduidelijke reden Echo Lake geheten), een klein
wandelpad naar The Basin, een door water en rotsen gevormd basin in de
rotsen (10 meter breed en 5 meter diep), en The Flume, een soort spleet
in de rosten waar je overheen kunt lopen.

We bekijken het
meertje en het basin, maar daarna twijfelen we wat. We willen eigenlijk
vooral moose (elanden) kijken en een reservering bij de tour company
waar we over gelezen hebben, is nog niet gelukt. We slaan de Flume
daarom over (in ieder geval tot morgenochtend). We rijden door naar
Lincon, het plaatsje waar we vannacht ook een motel hebben, en na enig
speurwerk vinden we Pemi Tours. Zij organiseren al 10 jaar Moose Tours,
met deze zomer een succesrate van 99%! Ze hebben gelukkig nog wat
plaatsjes over voor vanavond in hun wel wat forse bus (33 man): we kunnen mee!
We moeten om half 7 terug zijn; tijd om in te checken in het Franconia
Notch Motel. De eigenaar is een beetje een engerd, die bovendien
ondanks dat Karin geboekt heeft, het woord doet en betaald, consequent
tegen Martijn blijft praten, zo erg dat hij eerst zelfs Karin’s credit
card negeert! Martijn blijft zwijgen en trekt alleen een wenkbrauw op,
waarnaar de man eieren voor zijn geld (creditcard) kiest en snel alles
met Karin afhandelt.

De kamer is wel helemaal prima: schoon, heel groot, twee geweldige
bedden en met een prima ligging aan een riviertje (Pemiwassert River)
en een nu al steeds stiller wordende weg. We gooien onze tassen in de
kamer en rommelen een half uurtje. Daarna stappen we opnieuw in de auto
om iets te gaan drinken en eten in Truants Bar, een soort pub in North
Woodstock, het zusterpaatsje van Lincon. Het eten is prima, kost
‘niets’ en we genieten van de Amerikaanse gewoonte dat ze je glas vol
blijven gooien met cola (light) als je het leeg hebt. We hadden iets te
weinig gedronken, dus dat vocht gaat er wel in! Om kwart over 6 rekenen
we af en stappen in de auto voor de laatste 5 minuten rijden naar Pemi
Tours.

We zijin er keurig half 7, samen met nog ongeveer 6 andere mensen. De
chauffeur, Larry, geeft ons de tips om rechts te gaan zitten. Dat zijn
de beste plaatsen en hij zegt dat we die ‘verdient’ hebben door zef op
te komen dagen. We moeten namelijk nog 19 mensen ophalen in een motel
verderop!
Als die aan boord zijn rijden we eerst naar het noorden, opnieuw het park door. Daarna slaan we af en begint het zoeken. We checken steeds een ‘wallow’, een kleine, moerassige verdieping langs de kant van de weg waar planten groeien, maar vooral ook alles erg zout is (door het strooizout van de winter dat in de berm spoelt in het voorjaar). Moose hebben veel zout nodig in de zomer, omdat ze dat ‘s winters niet binnen krijgen. De bus heeft lichten op de zijkant om iets te kunnen zien in het toenemende duister en Eric, onze gids, zoekt daarnaast met een schijnwerper.

De eerst anderhalf uur hebben we pech. Daarna stoppen we voor een korte plas- en drinkpauze. Tijdens die pauze (keurig getimed) zien we de spaceshuttle en het ISS overkomen, met maar een (relatief!) korte afstand ertusen! Ze zijn net ontkoppel vertelt Eric. We vinden het een machtig gezicht en een bijzonder idee dat er mensen zo hoog in de ruimte zijn!
Na de pauze gaan we verder. We vinden eerst een hertje, maar ja, daar kwamen we niet voor. Een zwarte beer die Eric ziet rommelen in een container schiet ervan door als we terugkomen, dus die missen we helaas (we wisten niet dat ze zo dichtbij waren, ook hier!). Uiteindelijk vinden we onze moose. De eerste gaat er snel vandoor, maar de tweede (en derde een moose met jong!) blijft keurig staan voor fotos en filmpjes! De vierde moose is eigenlijk het mooist, op nog geen 4 meter van de bus. Ze blijft niet heel lang staan, maar we maken opnieuw filmpjes en wat foto’s.

En daarna is het op. We hebben genoten. De beide heren verstaan duidelijk hun vak. Tijdens de ritten van de ene weg naar de andere vertelt Eric 100-uit, geven ze voorwerpen door (een kaak, een hoef en een stukje gewei) en laten ze een filmpje over de beesten zien. Ok, natuurlijk is het ook Amerikaans, met ‘Moosic’ (flauwe liedjes over elanden) en flauwe grappen. We doen vrolijk mee en vermaken ons prima. En we hebben moose gezien!
Terug bij de auto rijden we in een paar minuten naar ons motel, waar we in de doodstille kamer in een paar minuten in slaap zijn!

10 sept. – naar Portland

10 sept. – naar Portland

We hebben echt zalig geslapen. De bedden zijn uitstekend, het is heerlijk stil en we hebben voor het slapen gaan beestjes kunnen tellen. Wat wil een mens nog meer?!

Een douche bijvoorbeeld en als we dat en een kop koffie achter de rug hebben, besluiten we meteen uit te checken (door de sleutel af te geven aan de voorbij lopende eigenaar) en op pad te gaan. We slaan het ontbijt over en rijden als eerste de Kangamagus Highway (Hw 112) af, een van de mooiste wegen van New England, zoals alle boekjes roepen. De weg is inderdaad mooi: hij slingert langs bergtoppen en idyllische meertjes, langs uitzichtspuntjes en langs allerlei wandelpaden. Helaas is het inmiddels ruim te laat voor moose, maar we genieten wel van al het moois.
We rijden de weg uiteindelijk in een keer uit en als we aan het einde aankomen, in North Conway, is het 11 uur. Tijd voor ontbijt. Volgens onze trouwe LP moeten we dat doen bij Peach’s en dat blijkt een geweldige tip. Het is opnieuw zonnig, dus we kunnen buiten zitten. Er is keus te over en uiteindelijk gaan we voor de bijl voor de omelet met kaas en tomaat, met toast (Martijn) en de ‘French Open’, wentelteefjes, yoghurt, vers fruit en cruesli (Karin). Het smaakt heerlijk en we genieten van het bijtank-momentje.

Daarna stappen we opnieuw in de auto en via de in onze ogen ook erg mooie H 302 rijden we naar Portland. Onderweg zien we veel water: het heet hier niet voor niets de Lake Region! In de buurt van Portland wordt het drukker en ook weer voller, al blijft alle bebouwing beperkt tot 1, 2 hooguit 3 verdiepingen. We vinden uiteindelijk met dank aan SopSop ons hotel, de Inn at St. John, waar we de dag voor vertrek met korting een kamer hebben geboekt voor 2 nachten. De receptionis is buitengewoon vriendelijk en geeft ons niet alleen een sleutel, maar ook veel informatie over het centrum (op ongeveer 20 a 30 minuten wandelen), restaurantjes (we moeten kreeft eten bij J’s Oyster) en onze kamer (gratis Internet, eigen badkamer op de gang, de hele dag koffie, thee en cookies en morgenochtend complimentary continental breakfast).
We brengen de spullen weg naar onze kleine, maar keurige en stille kamer en en na even opfrissen wandelen we rond 3 uur richting centrum. Na ongeveer 25 minuten zijn we in het centrum beland en het uur erna dwalen we door de straten met huizen uit de 19e en begin 20ste eeuw en langs allerlei galerie’tjes, barretjes en restaurants. We landen in the Crooked Mile cafe, waar we iets drinken en een heerlijk chocolade cokkie verslinden. Hij is zo lekker dat Karin er nog een haalt (he, het is vakantie!).

Daarna dwalen we richting de kade. Die bestaat uit verschillende pieren waar allelei kreeftenbootjes af en aan varen om de ‘lobesterpods’ (de fuiken) te legen. De meeuwen vinden het een feest zodra er een stapel buiten wordt gezet en aan de voorkant van alle hallen zijn winkeltjes waar levende kreeften en schelpdieren worden verkocht, aan restaurateurs, maar ook mensen die thuis eens echt verse kreeft willen maken. Maine is beroemd om de kreeft en Karin heeft er nu al zin in!
We lopen, ondanks het verbodsbord, maar met toestemming van de visser die het wel leuk vindt dat we zo nieuwsgierig zijn, naar het einde van een van de pieren. Hij roept ons na dat we goed moeten kijken: er zijn vaak zeehonden. En jawel, we zien meteen een zeehond, hoewel op een forse afstand. Met een verrekijker is ie goed te zien en hij komt nog een paar keer boven water. Op de andere pieren liggen allerlei boten en bootjes voor cruises en privevaarten: het is duidelijk dat het leven in Portland zich ook voor een belangrijk deel op het water afspeelt!

Van al dat gewandel zijn we behoorlijk hongerig geworden en hoewel het nog vrij vroeg is, zijn we klaar voor een maaltijd verse zeebeesten! We krijgen nog net een tafel bij J’s Oyster. Het zit er vol locals en het is duidelijk een populaire tent! We watertanden al van de kaart en uiteindelijk bestellen we de special (Karin) en een caserole (Martijn). Er belandt een ovenschotel met krab, spinazie, peterselie en roomsaus op het bord van Martijn. Karin krijgt een bord met een stapels ‘clams’, een kreeft en een maiskolf. Het volgende half uur is het erg stil aan tafel… We genieten van het eten: het is heerlijk, de receptionist heeft niets teveel gezegd!
Na het eten wandelen we nog even door de stad en drinken nog een drankje in een leuke bar. Daarna vertrekken we naar het hotel, waar we de sitie bijerken, snode plannen voor morgen smeden en op tijd gaan slapen!

11 sept. – uitstapje Boothbay Harbor

11 sept. – uitstapje Boothbay Harbor

Na onze verkenningsactie gisteravond in Portland, zijn we in dubio. Het is absoluut een leuke stad, maar we hebben allebei niet echt de dringende behoefte om er nog een volle dag rond te dwalen. De omgeving en eventuele beesten trekken veel meer… Uiteindelijk besluiten we om niet in de stad te blijven, maar er op uit te gaan. We pakken na het (goede, maar door statafels wat ohandige) ontbijt de auto en stellen SopSop in op de haven van Booth Bay Harbor. Dit schattige kustplaatsje schijnt de-kust-van-Maine-ten-voeten-uit te zijn en wordt ‘s zomers overlopen door toeristen. We hebben goede hoop dat het zo na het seizoen een stuk beter te doen is.

De route er naar toe (ongeveer anderhalf uur rijden) is in ieder geval prachtig. De snelweg loopt grotendeels langs en over het water en als we vnaf de doorgaande weg de ‘scenic route’ 1 op rijden, wordt het alleen maar beter. Uitzicht over modderige inhammetjes (het is laag water) wordt afgewisseld met uitzicht over snelstromende, brede rivieren of zee-armen (afwisselend) of met uitzicht op schattige dorpjes met houten huizen.
Booth Bay Harbor voldoet volkomen aan ons idee van een schattig, maar over-the-top dorpje langs de kust van Maine. Het is duidelijk veel te opgepoetst, maar als je goed kijkt, zie het het echte dorp nog tussen de hoogglans door. Er varen nog steeds kreeftenbootjes af en aan en er liggen veel kleine (zeil)bootjes te wachten op een eigenaar.

Omdat we behalve voor sightseeing ook vooral voor een walvistripje komen,lopen we eerst door naar de pier, waar we uiteindelijk een kaartje kopen voor een tochtje aan boord van de Pink Lady II. We hebben er meteen zin in en hopen dat het weer een beetje goed blijft. Het is weliswaar zonnig, maar er komen steeds meer wolken. Om te zorgen dat we straks goed voorbereid aan boord kunnen, wandelen we na een stevig ommetje omlopen (langs schattige huisjes, de pieren – waar we zowaar een minikreeft over de bodem zien scharrelen – en verschillende prijzige B&B’s) bij een ‘diner’ naar binnen. Daar delen we een ‘stack of pancakes’. Anderhalf van die dingen is stevig genoeg voor een hapje vroege lunch! Daarna zijn we om half 12 klaar om aan boord te gaan.

De trip is leuk, maar het aantal walvissen valt erg tegen! We zien nog voor we de haven goed en wel uit zijn een stel bruinvissen voorbij komen (als altijd te snel om goed te volgen) en snel daarna een hele korte glimps van een Minke whale (dwergvinvis). Maar daarna is het erg lang stil. De golfslag is behoorlijk en een aantal mensen kan daar slecht tegen! We blijven uit de buurt van deze arme bleekneuzen maar met ons gaat alles gelukkig prima. Na een tijd zien we iets springen. Het lijkt op een zeehond, zo groot, maar dat zal toch niet? Het blijkt een jagende tonijn! Het enorme beest komt nog ongeveer 5 keer boven water springen en een aantal keer zien we hem perfect afgetekend tegen de lucht, Het is een schitterend en enorm groot beest. Wat een bijzonder gezicht!
Ook het aantal vogels is erg groot. We zien Jan van Genten en nog een groot aantal andere zeevogels waarvan we de (Nederlandse) naam niet weten. Het is wel een mooi gezicht. Ze komen erg dicht bij en scheren soms maar een paar centimeter boven het water. Helaas zijn ze wel zo’n beetje het enige dat we nog zien, behalve nog een keer wat bruinvissen en nog een keer een Minke whale. De zon is bovendien inmiddels helemaal verdwenen en het is behoorlijk koud. We zijn blij met alle lagen kleding die we aangetrokken hebben en als het echt te gek wordt warmen we even op in de kajuit. Onderweg vaart de boot langs allerlei eilandjes, met oude houten vuurtorentjes en mooie houten huizen, die we soms als stipjes, soms dichtbij zien. Het uitzicht is in ieder geval nooit saai!

Moe en lichtelijk teleurgesteld (maar ach, it’s all in the game) staan we rond kwart voor 4 weer op de kade. Nadat we onze landbenen weer terug hebben, wandelen we naar een ‘lobster shack’ die de LP aanraadt. Daarvoor lopen we via een houten brug naar de andere kant van de haven. Daar eten we met uitzicht op de bootjes een warm broodje: Martijn met gefrituurde vis, Karin met verse kreeft. En dan is het wel klaar. We pakken de auto terug naar Portland over de nog steeds prachtige route en parkeren bij ons hotel. Na een korte opfrissessie wandelen we naar Bonobo, een pizza-tent een paar straten verderop. Dat blijkt een geweldige keuze. De tent zit stampvol en tussen de locals genieten we van een prima pizza, lekkere salade, heerlijke wijn en een prima toetje. Tevreden rollen we daarna ons mandje in. Life is good, at the coast of Maine…

12 sept. – Salem

12 sept. – Salem

Vandaag is regen voorspeld en we hebben onze dagplannen er op aangepast. We slapen eerst een beetje uit en wandelen dan op ons gemakje langs het ontbijbuffet(je). Daarna checken we uit en stampen ons boeltje in de auto. Tijd voor een uitstapje!

We rijden Portsmouth, de eindbestemming van vandaag, voorbij en rijden door naar Salem. Dit stadje is vooral bekend van de heksenjacht uit 1691/1692, waarin uiteindelijk 12 vrouwen en 5 mannen werden opgehangen. Deze heksenjacht startte met een aantal kinderen die kattekwaad uithaalden en steeds meer kinderen aanstaken. De ouders dachten dat de duivel naar Salem was gekomen. De kinderen, in het nauw gedreven, beschuldigden een slavin van hekserij. Zij werd gemarteld, bekende en beschuldige om haar leven te redden twee andere vrouwen. Deze heksenjacht leidde uiteindelijk tot de 17 doden en eindigde pas toen de vrouw van de gouverneur beschuldigd werd! Ironisch genoeg werden alleen de mensen die niet bekenden opgehangen…

Er is veel – erg toeristische – aandacht voor hekserij in Salem, maar eigenlijk was het stadje in de 17e en 18e eeuw vooral bekend door de handel met het verre oosten. Er werd een enorme werf gebouwd en het stadje kent het oudste museum van het land, vol met schatten uit het verre oosten die handelaren en zeevaarders meenamen van hun verre reizen. Het Peabody Essex Museum (of PEM) bestaat sinds … en is – als we eind van de ochtend in Salem aankomen – onze eerste bestemming. Het regent inderdaad en een aantal uur overdekte lol klinkt goed!
Met een verse koffie achter de kiezen dwalen we een uurtje of twee langs Chinese, Koreaanse, Japanse en Native American kunst. We zien schitterende voorwerpen, zoals een prachtig met miniaturen bewerkte slagtand, een houten, met ivoor en goud ingelegd bed van een aantal meter doorsnee dat alleen met houten verbindingen in elkaar zit en mooie houten maskers en stenen beelden.

Na het museumbezoek is het dringend tijd voor een rustige lunch. Het regent nog steeds, al is het nu meer een hele fijne motregen geworden. We eten een stevige sandwich. Daarna pakken we onszelf goed in en besluiten dat het – regen of geen regen – tijd is voor wat dwalen.

En het is de moeite waard. Salem is een meer dan schattig dorpje. Het kent een route die in rode verf op de stoep is getekend en de wandelaar langs de belangrijkste bezienswaardigheden brengt. We volgen de route vanaf het lunchcafe. De eerste stop is de oude begraafplaats van de stad, waar behalve de belangrijkste rechter van de heksenprocessen John Hawthorne, ook schijver Nathaniel Hawthorne en een Mayflower-passagier begraven ligt, een van de oorspronkelijke pilgrimfathers (of mothers eigenlijk, het is een vrouw). Het is een prachtige plek en de grote hoeveelheid grafstenen uit de 17e en 18e eeuw is indrukwekkend.

Net naast de begraafplaats is – toepasselijk – het monument voor de 17 slachtoffers van de heksenjacht. Er is een onopvallende steen en er is een soort klein parkje, met 17 bankjes en op elk bankje een naam en de sterfdatum van die persoon. In de regen is het toepasselijk grijs… Op de rest van de route zien we oude houten huizen, waaronder het Seven Gabled House, waarover Nathaniel Hawthorne schreef, de pier (gijs in de regen), stenen huizen uit de 17e eeuw, schattige straatjes  en winkels waar alles voor de moderne heks… pardon wicca wordt verkocht.

En dan is het 4 uur en stopt het met zachtjes regenen. Het komt met bakken uit de lucht en zelfs onze regenhoezen (voor de rugzakken), regenjassen EN paraplu houden het niet tegen. Tijd om te stoppen met dwalen. Op een stevig tempo wandelen we terug naar de auto. Jammer vinden we het wel; we hadden graag nog wat meer Salem gezien. Met de auto rijden we nog door een aantal wijken, voor we afscheid nemen van Salem en naar Portsmouth rijden.
Daar checken we in, in de America’s Best-Inn Portsmouth. Niet echt een geinspireerde omgeving, maar wel comfortabel. We gooien onze tassen neer en pakken daarna de auto naar de stad waar we eten bij Library, een chique steak-restaurant in een 18e eeuws gebouw. Het eten is – zoals zo vaak deze vakantie – geweldig. We eten heerlijke steak, precies goed klaargemaakt, en daarna delen we de lekkerste chocoladetaart in tijden. We rollen terug naar de auto. In het hotel beramen we plannen voor whale watch expedition part II… en vallen daarna in slaap in geweldige bedden!

13 sept. – Walvissen

13 sept. – Walvissen

We staan vroeg naast ons bed. We hebben lang en lekker geslapen, maar vandaag wacht de belofte van zon en walvissen! Vandaag rijden we naar Glouchester (spreek uit: gloster) en gaan we voor walvissen – poging 2.

Maar eerst gaan we ontbijten in Portsmouth en het stadje zelf bekijken. Met alle zooi in de auto belanden we in Friendly Toast, een echt ‘diner’  zoals je ze uit de films kent (zij het met iets meer rommeltjes aan de muur en het plafond). We eten ei (Martijn) en een bosbes-pancake (Karin) en drinken slappe Amerikaanse koffie. En daarna dwalen we door dit – ook bijzonder schattige – stadje. Meer stenen huizen dan in Salem en ook iets minder oud, maar nietemin erg leuk. We zien een aantal enorme landhuizen, van beroemde Amerikanen zoals een van de ondertekenaars van de Onafhankelijkheidsverklaring.

Rond half 11 zitten we met een verse, stevige, lekkere koffie in de auto, onderweg naar Cape Ann en meer specifiek het plaatsje Glouchester. Het zonnetje schijnt en de route is, zoals de meeste routes deze vakantie, prachtig. Uitzicht op verkleurende bomen en meertjes en zeearmen. Op de snelweg zien we een hert rennen en even later vliegt er een enorme roofvogel over de weg. Er valt veel te zeggen over dit land, maar het is in ieder geval prachtig.

Glouchester is een vissersplaatsje, met onder andere de fabriek waar de vis voor de vissticks voor McDonalds wordt verwerkt! Hoewel er nog steeds gevist wordt, zijn veel vissers door de strenge quota overgestapt op andere activiteiten, zoals walvistrips aanbieden. En daar maken we vandaag gebruik van. We kopen twee tickets voor de tocht van half 2 met Cape Ann Whale Watch Company en daarna wandelen we nog een tijdje door het dorp.  Het dorpje ligt direct aan de oceaan: sommige wegen lopen direct het strand op en eindigen in het zand!

Om 1 uur is het zover: we mogen aan boord. Het weer is zo mogelijk nog beter geworden en we kunnen niet wachten tot we vertrekken, keurig onm half 2. We krijgen uitgebreide uitleg en onderweg commentaar van Jordan, een biologe die al op meer dan 150 trips is meegeweest. Het schip is snel en Jordan beloofd dat we al na 45 minuten walvissen kunnen zien.
En hoewel de bemanning alleen hun ogen gebruiken hebben ze gelijk! Na ongeveer 45 minuten horen we de eerste ‘whale, 12 o’clock!’. En dat is het begin van ongeveer 2 uur walvis-fun. Het is een ongelooflijke middag. We zien bij elkaar meer dan 15 (!) bultrug walvissen en behalve prachtige beelden van de ‘fluke’ (staart)van duikende walvissen, zien we lobtailing (walvissen die met hun staart op het water slaan), fin-flapping (idem met vinnen) en – door puur mazzel en op grote afstand – breaching whales (walvissen die spingen). In totaal springen er drie: Karin ziet de eerste twee tegelijk omhoog komen, achter de boot. De derde komt vlak daarna omhoog, op maar een paar meter van een piepklein bootje. We zijn heel even bang dat het bootje volledig verdwijnt! De passagiers moeten in ieder geval behoorlijk nat zijn geworden!

Tot slot zien we nog een maanvis, op maar een paar meter afstand van de boot! Grappig genoeg heten deze vissen in het Engels sunfishes. Jordan, onze biologe, is helemaal happy: het is pas de tweede keer dat ze er eentje ziet! Het is al met al en zeker zo in het zonnetje een onvergetelijke trip. We genieten met volle teugen, maken foto’s en filmpjes en komen ogen te kort om alle walvissen (dichtbij en veraf) te zien. Dit maakt onze eerdere, magere ervaring, MEER dan goed!

Uiteindelijk zijn we rond 5 uur terug in de haven. We laten een donatie achter, voor meer walvisonderzoek, en haasten ons dan in de auto naar Boston en met dank aan SopSop in een keer naar ons hotel. We krijgen een grote, eenvoudige kamer met een eigen keuken. Het hotel ligt in een woonwijk, aan de rand van het centrum. Het is een vreemd gezicht: de lage huizen voor een aantal enorme wolkenkrabbers! De auto parkeren we achter het hotel, op de parkeerplaats van het hotel en na wat opfrissen vertrekken we naar Toro, een tapasbar een aantal blocks verderop. We eten heerlijk en met een drankje erbij genieten we nog even na van deze geweldige dag!

14 sept. – Boston

14 sept. – Boston

Vandaag maken we ons – na een wat onrustige nacht door allerlei
tikkende leidingen en krakende vloeren – op voor een dagje Boston.
Ongetwijfeld te kort om deze stad volledig recht te doen, maar dat
krijg je als je zoveel in een vakantie wilt zien. En ach: er is veel te
doen in een dag.

We beginnen met wandelen. Niet alleen op zoek
naar een ontbijtje en koffie, maar ook omdat we zo veel van de stad
meekrijgen. We wandelen achter ons hotel over een soort parkje annex
wandelpad, recht boven de ‘T’, de metro van Boston. Als we het pad
uitgelopen zijn, zitten we eigenlijk al in het centrum. Op een block
afstand zien we op Copely Square (Copely was overigens de schilder van
een beroemd schilderij van de ondertekenaars van de
onafhankelijkheidsverklaring) niet alleen twee kerken, maar ook de
openbare bibliotheek van Boston, waar veel beroemde zonen en dochters
van Boston hebben gestudeerd in de ‘reading room’. We bekijken de bieb
van binnen: een indrukwekkend geheel van marmer en enorme zalen met
traditionele groene lichtjes boven leestafels voor kasten met rijen
boeken… en tegenwoordig Internetaansluiting.

Als we verder
wandelen komen we een Borders tegen, een enorme boekhandel waarvan we
al eerder vestigingen hebben gezien. We trakteren onszelf op een rondje
neuzen (zonder aankopen te doen overigens) en op een koffie en bagel.
 
Daarna
wandelen we naar de Boston Garden, een groot park dat tegen de Boston
Common aanligt. de bedoeling is om er even doorheen te rennen en dan te
beginnen aan de Freedom Trail, de met rode verf of rode steentjes
aangegeven wandelroute langs 17 belangrijke bezienswaardigheden van de
stad. Karin wil alleen nog even het standbeeld ‘Make Way for Ducklings’
zien, van een moedereend en haar kleintjes, naar een kinderboek. Als we
er vlakbij zijn, zien we een filmset en een stapel figuranten. We
wandelen nieuwsgierig dichterbij en staan even te kijken. Als we ons
omdraaien kijken we recht in het gezicht van de hoofdrolspeler van de
serie King of Queens, (Kevin James, met dank aan Karst)! Hij grijnst en
daarna hebben twee andere mensen ineens door dat we niet aan het werk
zijn als figuranten, maar ECHT toeristen zijn! We worden vriendelijk
maar beslist gevraagd door te lopen. Een stukje verderop blijven we
staan kijken hoe het shot geschoten wordt en daarna lopen we door.
High-five: het item ‘spot the celeb’ kan van het lijstje.

Het
standbeeld, dat we uiteindelijk achter de massa vinden, blijkt omver
gelopen te worden door kleuters dus we lopen maar door naar de Boston
Common. Dit met bomen bezaaide (enorme) grasveld is al sinds 1634 een
openbare ruimte, sinds het door gouverneur Winthrope gekocht werd voor
34 pond. Het is sinds 1834 een park en tot op de dag van vandaag mag er
bovendien gegraasd worden…
Op het randje van de Boston Common
begint de Freedom Trail. De komende uren volgen we de red brick road.
Langs het Massachusetts State House, met z’n gouden bolvormige dak,
langs de Park St kerk en de twee oudste begraafplaatsen van Boston (de
Granary en de Old Burying Ground) waar we graven van de ondertekenaars
van de Onafhankelijkheidsverklaring zien, van ‘Moeder de Gans’ (die in
het echt Mary Goose, heette en de inspiratie voor de sprookjes vormde)
en van de eerste Europese vrouw die in Plymouth voet aan wal zette.

We
komen langs de Old Meeting House waar de beslissingen over
theebelasting werden genomen, die leidden die tot de Boston Tea Party.
We komen langs de Old State House waar de Onafhankelijkheidsverklaring
werd voorgelezen en de Boston Massacre plaatsvond, het eerste bloed dat
in de Onafhankelijkheidsoorlog vloeide. En tussendoor zien we de rest
van Boston. Een open stad met een aantal erg hoge gebouwen, maar ook
veel lagere gebouwen, van maximaal 10 verdiepingen.

Na al dat
gewandel zijn we – ondanks een flesjes drinken – dorstig en hongerig.
We halen een broodje in Quincy Market, zeg maar de grootste food court
die wij ooit gezien hebben. Er zijn zo’n 40 tot 50 verschillende
verkopers en ontzettend veel potentiele klanten. We wanelen overal
langs en daarna pikt Karin een bankje in (buiten) en haalt Martijn twee
heerlijke Italiaanse broodjes.
Eigenlijk willen we daarna nog meer
zien, maar We zijn wel een beetje klaar met lopen. We kiezen na wat
getwijfel voor een kaartje voor de Old Towns Trolley, een serie open
busjes die in twee loops door heel Boston rijden. Het leuke gesprekje
met de dame die kaartjes verloopt leveren ons studentenkaartjes op en
daarna doen we eerst de korte loop, naar zuid Boston, naar het seaport
District. Na 20 minuten werkend ‘waterfront’ stappen we over op de
lange tour, die we voor ongeveer anderhalf uur meemaken. Het is
heerlijk: lekker zitten, in de zonnetje dat door de open zijkanten
komt, en de stad voorbij zien komen.

Als we uiteindelijk op Charles St. zijn, stappen we uit. Dit schattige
straatje heeft geweldige winkeltjes, zijstraatjes en restaurantjes. We
dwalen er doorheen en voor we het weten zijn we alweer bij het park. We
maken van de gelegenheid gebruik om het standbeeld van de ‘ducklings’
opnieuw te bekijken, dat nu verlaten is. Als we daarna op een bankje in
onze LP een restaurantje zoeken, schiet Martijn ineens overeind. Hij
gelooft zijn ogen niet: er scheert een grote roofvogel over, die op een
lantaarnpaal een stukje verderop landt! Het blijkt een buizerd, die uit
is op het dode eekhoorntje dat naast een bankje verderop ligt. We
pakken natuurlijk de camera en maken foto’s en een filmpje. We kunnen
heel dichtbij komen: wat een traktatie! Er blijven om ons heen steeds
meer mensen staan kijken. Een dame naast ons vraagt of het beest soms
bij de film ‘ The Zookeeper’ met Kevin James hoort, die ze nu aan het
filmen zijn. Nee, dat niet, maar nu weten we ook nog wat we eerder
zagen.
Na een paar minuten vliegt de vogel weg. We kiezen een restaurantje en
wandelen het park uit… recht tegen de filmploeg aan. We zien opnieuw
‘onze’ celeb en deze keer maken we illegaal snel een aantal (wat
onscherpe ) foto’s. Zo, nu is het bewijs ook geleverd. Tevreden
strijken we neer bij Barlola, opnieuw een tapasbar. Het eten is zo
mogelijk nog lekkerder dan gisteren en we genieten met volle teugen.
daarna is het nog maar 10 minuten lopen naar het hotel, waar we
neerstrijken, iets drinken, de site bijwerken en wat tv kijken voor we
gaan slapen.