Archief van
Categorie: Canada

Bijna, bijna, bijna…!

Bijna, bijna, bijna…!

Komende vrijdag is het zover; nog een paar nachtjes slapen en we vertrekken voor de tweede keer in ons bestaan naar Vancouver. Deze stad is het beginpunt van een tocht, met huurauto, door het westen van Canada. Waar we de eerste keer vooral in groepsverband reisden, trekken we er nu lekker samen op uit. Vanuit Vancouver rijden we de volledige lengte van Vancouver Island, steken we over met de ferry naar Prince Rupert en rijden we na een kort bezoekje aan Alaska weer naar het zuiden. Deze route naar het zuiden, met als geplande hoogtepunten Wells Gray NP en Kelowna in de wijnvallei, sluiten we weer af in Vancouver. Een tocht van ongeveer 3.750 kilometer die we in drie weken tijd afleggen.

We hebben er enorm veel zin in. We hopen op walvissen, lekker eten, beren, mooie uitzichten, roofvogels, droog (en misschien zelfs zonnig!) weer en een heerlijke tocht. En als je het leuk vindt, kan je er hier alles over lezen.

Reisdag: Leiden – Vancouver

Reisdag: Leiden – Vancouver

We hebben de tijd vanochtend, maar door de strakke planning van de afgelopen week hebben we die tijd eigenlijk niet nodig. Het regent als we de deur uitlopen rond kwart voor 10. Prima weer om op vakantie te gaan. “Doorlopen”, grapt Martijn: “We hebben een walvistrip over 33 uur!”.

De wachttijd op Schiphol en de vlucht verlopen vlekkeloos. We hebben twee stoelen naast elkaar, net achter de vleugel, zodat we achterom kijkend naar buiten en beneden kunnen kijken. Dat is een feestje tegen de tijd dat we boven Groenland vliegen. Groen is het niet, eerder wit, maar de baaien met ijsschotsen, de gletchers, de bergen en de besneeuwde vlaktes zijn prachtig. Verder vliegen we vooral over water en dikke lagen bewolking. We doden de tijd door te kletsen, films te kijken (Trancendence/The Hunger Games en Frozen), te eten op vreemde tijden (is het nu ‘hier’ of ‘daar’ tijd?) en heel even een tukje te doen. Boven Canada klaart het wat op en het laatste stukje is ronduit spectaculair. We vliegen over de Rocky Mountains en draaien dan met een grote zwaai naar het zuiden. Vanuit het raampje zien we Vancouver liggen, stralend in de zon. Keurig 9 1/2 uur na vertrek landen we op Canadese bodem.

Daar duurt het allemaal even: we moeten eerst langs de douane (lange rij, maar vlotte entree en beleefd welkom) en dan rollen onze koffers bijna als allerlaatste van de band. We zijn even bang dat ze helemaal niet komen, maar gelukkig zien we uiteindelijk onze vetrouwde ‘bananen’ van de band rollen. Dan nog door een lange rij waar we zonder koffercontrole doorheen komen en dan zijn we eindelijk in de stampvolle ontvangsthal. We worstelen ons naar buiten en staan in de zonnige Canadaese middagzon te knipperen. Zonnig, heel lichte bewolking en een graadje of 23. Top!

Alamo geeft ons – als we daar vriendelijk om vragen èn onze reservering laten zien – een keurige, bescheiden Nissan. We installeren Foonie (telefoon met GPS en kaartmateriaal ter vervanging van een TomTom) en scheuren er vandoor. Nouja, heel hard mag je hier niet en al na vijf minuten zijn we het water over en in Richmond, de wijk waar ons hotel ligt. Na 1 minuut hebben we ook dat gevonden (de Days Inn heeft een soort schoorsteentje met z’n naam er op: heel handig) en hebben we de auto weer geparkeerd. Zo, dat was het wat betreft vereiste schepte met ons jetlaghoofd (dat ons verteld dat het nu toch echt heus, heel laat begint te worden).

We negeren alle protesten van het vege lijf en nadat we onze tassen op onze kamer (keurig maar saai, type hotelketen) hebben gedumpt en een tasje hebben gepakt, vertrekken we met de SkyTrain naar Vancouver Waterfront. De snelle metro-achtige trein rijdt elke paar minuten en brengt ons in 20 minuten naar het hart van het centrum. Als we uitstappen halen we diep adem. Dat is waar ook… stadslucht maar ook water, hoge moderne flats om oude(re) gebouwen heen… we dwalen naar het water en dan naar het oosten, naar Gastown, het oudste deel van de stad. Hier werd de stad gesticht doordat arbeiders van de zaagmolen in ruil voor een vat bier (of ‘net zoveel whiskey als ze konden drinken in een bezoekje aan de kroeg’, afhankelijk van welk verhaal je gelooft) binnen een dag een kroeg bouwden. Ze kregen de drank van ‘Gassy Jack’ Deighton; zijn standbeeld staat nog steeds in het hartje van Gastown. We zien de stoomklok, die er stokoud uitziet maar stamt uit de jaren 70 van de vorige eeuw (en dan weet je dat het ALLES BEHALVE stokoud is… 😉 ) en rijen oude bakstenen gebouwen van rond de vorige eeuwwisseling.

We laten het allemaal lekker op ons inwerken en zoeken uiteindelijk een tent op waar een terras in de zon ligt. Het is half 6, tijd voor een drankje en een hapje. Het drankje komt helemaal goed, maar we laten het hapje er even bij zitten; onze ‘buren’ zijn zo luidruchtig dat we daar even geen zin in hebben. Onze serveerster heeft feilloos in de gaten wat er gebeurt en verontschuldigt zich. Geen probleem, niet haar fout, maar we dwalen toch nog even verder. Uiteindelijk eten we een burger een stukje verderop en dan is het echt klaar. We kunnen in de metro terug naar het hotel onze ogen al nauwelijks meer open houden en als we om acht uur in bed liggen duurt het zeker een hele minuut voordat we in slaap zijn. Op!

Vancouver – Victoria

Vancouver – Victoria

We hebben geslapen als een blok, maar rond vier uur is het wel zo’n beetje op. Niet zo gek als je bedenkt dat we er al om 8 uur in lagen, maar een beetje jammer is het wel. We draaien ons nog een paar keer om en lezen wat, maar uiteindelijk gaan we er toch maar uit. Rustig douchen, beetje in de tassen rommelen en om zes uur zitten we aan het opntbijt. Best handig, hotels vlakbij een luchthaven waar ze gewend zijn aan vroege vogels! Het ontbijt is standaard-keten-hotel-voer (Karin bakt haar eigen wafel; Martijn eet toast met beleg, de koffie is smerig, de thee prima en de koude melk uitstekend) en we besteden er niet al teveel tijd aan.

We besteden nog wat tijd aan het in Foonie zetten van de komende bestemmingen en dan checken we uit en gaan we op weg. Het weer werkt heerlijk mee: het is zonnig en bijna windstil. De route naar Tsawwassen is kort, een minuut of 20, en het enige boeiende er aan is dat de afslag die we uiteindelijk hebben de laatste is vóór de grensovergang met de VS. We hebben ons vorige keer nauwelijks gerealiseerd hoe dicht bij de States eigenlijk zijn, maar nu is er geen ontkomen aan.

De ferry naar Victoria vinden en een kaartje kopen is een eitje. Het is half 8 en dat blijkt een uitstekende tijd om in de rij te staan. Op de weg er naar toe komen we borden tegen die zeggen ‘no delays, 65% full’ wat betekent dat we na enig wachten eenvoudig een kaartje kopen vanuit de auto. Een beetje alsof je een tolhokje passeert. We staan daarna nog even in rij 32, achter een rij vrachtwagens, maar al snel rijden we aan boord. We zetten de auto op de handrem, sluiten ‘m af en gaan met tas en al naar boven. Dat was simpel!

We vinden een heerlijk plekje, trekken een trui aan (echt warm is het niet en we verwachten dat het op het water nog kouder is) en wachten tot we vertrekken. Voor ons laat een football-team met enthousiaste spelers zich lawaaiig intapen. De captain waarschuwt ‘pas op, harde toeter’, toetert drie keer en we vertrekken. Stipt om 8 uur. Het schip doet een ‘pirouette’ en daarna zitten we lekker in de zon.

De tocht is rustig: het waait nauwelijks, we zitten lekker in de zon en met een kopje Starbuckskoffie veregeten we al snel de afschuwelijke koffiesmaak van vanochtend. Jas aan (ja het is echt wel fris en Vancouver Island lijkt ook wat frisser te worden dan Vancouver) en na een korte oversteek varen we al snel tussen de eilanden. Wat iws British Columbia (BC) toch mooi! Bij één eiland lijken er zeehonden of aanverwanten op de rotsen te liggen, maar het is te ver weg om het goed te zien. De tijd vliegt en na anderhalf uur meren we stipt op tijd aan in Schwartz Bay. Het is 5 over half 10 en Victoria ligt een half uurtje rijden verderop!

 

Maar: meteen doorgaan naar Victoria is niet de enige optie en uiteindelijk rijden we eerst naar de Vlincertuin. Officieel de Victoria Butterfly Garden, al ligt het op zeker 15 minuten rijden van de stad in een ánder stadje, maar goed. We zijn er binnen een kwartiertje rijden en het is binnen nog lekker rustig. De 1 1/2 uur daarna vermaken we ons uitstekend met alles dat er binnen vliegt en fladdert. Behalve vlinders zijn dat papegaaien, allerlei kleine zangvogeltjes en een aantal flamingo’s. Maar vooral veel, heel veel vlinders en ze zijn prachtig! Er vliegen zo’n 70 soorten (!) door de tuin en we zien en fotograferen een groot aantal. Martijn is een vlinderhit, want er landt er eerst één in zijn nek en daarna ‘rijdt’ er eentje 15 minuten mee op zijn rugzak. We kijken en klikken en vermaken ons zoals gezegd prima.

Als we uitgekeken zijn wandelen we naar buiten en rijden met behulp van Foonie in één keer naar ons hotel in Victoria, de James Bay Inn. Daar zijn we te vroeg om in te checken, maar we kunnen er wel de auto gratis laten staan, even naar het toilet en wat water drinken. Dan zijn er er klaar voor. We laten de tassen in de kofferbak en gewapend met een rugzakje vertrekken we de stad in.

Het komt ons meteen weer enorm bekend voor. Als we de straat van het hotel (met prachtige houten, victoriaanse panden) uitgelopen zijn, wandelen we voor bij het Royal Britisch Columbia Museum, de Parliament gebouwen, het Empress Hotel… We zien de haven… en oh! De bootjes waarmee we vorige keer op ‘wallvisjacht’ zijn geweest. Dat was toen in een zodiac met 12 man, in knalrode survival-pakken. Erg gaaf, maar er is tegenwoordig ook een soort super-zodiac, met opbouw, waar je ook binnen kunt zitten; van alle gemakken voorzien. We kijken elkaar aan: we kunnen natuurlijk even gaan kijken… En voorspelbaar genoeg gaan we voor de bijl. Er is weliswaar vandaag nog niets gezien (het was vanochtend ontzettend mistig rondom Victoria), maar het weer is geweldig en als we vandaag niets zien hebben we tenminste nog tijd om (gratis) in de herhaling mee te gaan. Dus: rond 3 uur verzamelen voor de deur en totr die tijd veel plezier!

Dat laten we ons geen twee keer zeggen en we gaan op zoek naar lunch. Daarvoor hebben we ‘Jam’ op het oog, volgens zowel de LP als Tripadvisor een hit. In de rij staan is eerder regel dan uitzondering en dat blijkt als we aankomen. Er staat een rij van minstens 12 mensen. Hmm, voor het feir dat we ‘nu’ wat willen eten is dit wat teveel van het goede! Daarom op zoek naar nummer twee, John’s Place. Van buiten ziet het er leuk-ouderwets uit en binnen is het afgeladen! Als we binnenkomen slaat een golf van gluid over ons heen. En… er is nog precies één tafeltjes voor twee! Dat is mazzen en zoals we wel vaker hebben meegemaakt is lunchen in een ‘diner’ een belevenis. De dames schieten in de rondte en noemen iedereen ‘dear’ en ‘honey’; de muren hangen vol met voor het merendeel gesigneerde foto’s van film-/sport-/willekeurige helden en het eten blijkt uitstekend. Nadat we alle keuzes hebben gemaakt (whole wheat of liever sourgough? with a topping of liever zonder? whole or half? etc.) genieten we van de enorme berg eten.

Bijzonder voldaan wandelen we terug naar het hotel, waar we in de lobby een tijdje rustige zitten. Beetje nieuws browsen, wat water drinken, dikke trui pakken uit de bagage… Uiteindelijk vertrekken we om hwalf 3 en uiteindelijk melden we ond 5 voor 13 bij de balie voor onze instapkaarten voor ons walvistripje.

Het aantal mensen valt, in verhouding tot de boot, enorm mee. Met 32 zijn we, plus Jen en Lindsay, de biologen aan boord en John, de schipper. Lindsay blijft bij ons op het bovendek als we vertrekken. Veiligheidsinstructie, uitleg over de plannen en een paar minuten daarna varen we de haven uit, waarna de schipper de gashendel opendraait. WAUW! We vliegen over het water, minstens net zo hard als een zodiac. Het water is bijna vlak en de zon straalt, en met een dikke fleece en een jas is het goed toeven op het bovendek. We zijn nog maar een paar minuten onderweg als Karin Lindsay attendeert op een beest in het water. Lindsay overlegt even met de schipper. Het is een zeeleeuw zegt ze, maar de schipper heeft haast. Hij heeft gehoord dat er orka’s zijn, maar ze zijn onderweg. Het is dus zaak ze te onderscheppen voor ze weer verdwenen zijn…

En dat lukt: na een klein half uurtje racen zien we een kluitje bootjes bij elkaar en als we dichterbij komen zien we ineens… ja, daar! Een enorme rugvin glijdt door het water: een orka! De uren daarna is het bal. We zien uiteindelijk bijna alle leden van J-pod, een groep van 26 orka’s die deel uitmaken van de Resident Orca’s. Dat is een groep bestaande uit ongeveer 80 orka’s, die alleen maar zalm eten; in tegenstelling tot de Transient Orca’s, die zeezoogdieren eten. Hoewel de groepen officieel tot dezelfde soort behgoren, is de verwachting dat daar de komende jaren een ander besluit over wordt genomen. De beide groepen orca’s hebben namelijk als meer dan 700.000 jaar niet meer met elkaar gepaard, is uit recent onderzoek gebleken. Dus of het nu nog dezelfde soort is… Hoe dan ook J-pod is een gezonde subgroep met een aantal jongen èn een overgrootmoeder, die – is de schatting – meer dan 100 jaar oud is! Ze is in 1911 voor het eerst geindentificeerd en ‘Granny’ doet het nog steeds uitstekend!

En ze zijn prachtig, de orka’s. We kunnen er nauwelijks genoeg van krijgen, al is fotograferen van deze beeste een frustrerende aangelegenheid, vooral als ze zoals nu aan het jagen zijn. Heel hard gaat het niet, maar ze veranderen (ook onder water) voortdurend van richting. We kunnen er wel om lachen: zo lang het uitzicht zo geweldig blijft… En dat blijft het. Zo zeer zelfs dat als we op het punt staan om om te keren, we een berichtje krijgen dat de captain een reden geeft om plankgas te geven en nog even niet aan terug gaan te denken. Er zijn twee bultruggen gezien! Dat is uniek, zo vlak onder de kust als waar we nu zitten, maar je hoort ons niet klagen. Als we aankomen zien we nog net twee ruggen en vervolgens twee staarten omhoog gaan. Een prachtig gezicht, maar dat betekent een diepe duik voor de walvissen, dus helaas. We blijven een minuut of 10 wachten en dan besluit de captain ons nog een laatste blik op wat orka’s te gunnen. Hij vaart naar de kust … en voor ons zien we de bultruggen blazen, nog eens blazen en weer onderduiken, opnieuw na het zwaaien met een mooie staart. Als iedereen nog ah’t en oh’t springt er voor ons neus een orka uit het water… WAUW!

Helemaal hieper varen we vervolgens in vliegende haast terug naar Victoria, waar we keurig om half 7 op de kade staan. Het weer is zo mogelijk nog mooier geworden en in heerlijk zonnetje stappen we van boord, nadat we Lindsay bedanken voor een GEWELDIGE walvistrip en al haar uitleg. Wat was dat een geweldige keuze om nu al te gaan: een gok die spectaculair goed is uitgepakt.

We zijn wel bekaf en wandelen meteen naar Garrick’s Head, een pub met meer dan 50 lokale biersoorten op tap en – zo blijkt – prima pubfood. We nemen allebei een pint ‘Summer’ (ja, Karin ook) en proosten op een geweldig begin van de vakantie…. Terug in het hotel checken we in en ondanks ons vaste voornemen om niet voor half 10 te gaan slapen, halen we kwart voor 9 en dan zijn we al twee keer televisiekijkend BIJNA in slaap gevallen. Tijd om het op te geven…

Victoria

Victoria

Ok, kwart over 5. Nog steeds echt belachelijk vroeg, maar al veel beter dan 4 uur. Vooral als we het nog drie kwartier weten te rekken met wat doezelen. Maar dan zijn we HEEL erg wakker en is het tijd om op te staan. Na een beetje typen aan het verslag, douchen, haar wassen, een kopje thee, tas ompakken en aankleden is het tijd om te gaan ontbijten. We pakken onze spullen en wandelen in 20 minuten naar Jam. En, ongelooflijk, zelfs om kwart over 8 op zondag staat er een rij! Maar, deze keer gaan we niet weg. Het is zo mogelijk nog beter weer dan gisteren: zonnig, nauwelijks wind en we staan (of nouja zitten, op een daarvoor bedoelde balkonrand) prima. Vooral als we ook nog koffie krijgen voor tijdens het wachten. Helaas de lokale slootwatervariant, maar het heeft wel wat. En als we ook nog binnen 15 minuten aan de beurt zijn en de menukaart zien, zijn we erg tevereden dat we hebben gewacht. En dat gevoel is ná het ontbijt alleen maar versterkt: kaneel/honing yoghurt met cruesli en vers fruit, plus een bak vers fruit en grapefruitsap (Karin) en omelet met bacon, toast, fruit en meer koffie (Tijn). Voldaan rollen we naar buiten. Tijd om de berg eten er af te wandelen…

De rest van de ochtend gaat voorbij met het wandelen door de stad. We bezoeken achtereenvolgens meerdere markten, Chinatown, de winkelstraten… Victoria is een schattig en redelijk on-Canadees/Amerikaans stadje. De invloeden van het grote Britse rijk zijn nog voelbaar: van de stenen gebouwen tot de hanging flowerbaskets en van het Empress Hotel tot de Parliament Buildings. En die láátse zijn heel interessant, wat ons betreft. We hebben gelezen dat er gratis tours worden gegeven en als we bij de ticketbalie staan blijkt dat te klppen: om 20 over 11 kunnen we mee. We dreutelen wat door de tuin en zijn op tijd terug voor de gratis rondleiding. Megan neemt ons mee naar binnen en vertelt ons over de geschiedenis, het parlement, het stadswapen… om vervolgens onderbroken te worden door Sir James Douglas, de gouverneur van BC en stichter van de stad Victoria. De acteur vertelt vlammend over zijn tijd in de stad en wordt beloond met een welgemeend applaus. Erg grappig en een leuk detail in deze tour. Uiteindelijk staan we na 40 minuten weer buiten: kort maar leuk.

We halen wat drinken, ploffen neer op een bankje en overleggen wat we gaan doen. We hebben zo stevig ontbeten dat we geen behoefte hebben aan lunch. Daarom eerst maar naar het hotel om wat pauze te houden. We wandelen terug en ploffen neer in de lobby. Daar zakken we een uurtje onderuit. Boekje er bij, een frisje… Als we een beetje zijn bijgekomen wandelen we naar het Royal British Columbia Museum. We kopen een kaartje en verliezen ons binnen vijf minuten in dit geweldige museum! Er blijkt een schitterende Viking tentoonstelling en daarnaast zijn de vaste afdelingen natuurhistorie, lokale geschiedenis en vooral First Nations (de oorspronkelijke inwoners van BC) fantastisch. We lopen ons helemaal verloren en genieten er enorme van, tot het echt helemaal op is. De energie en de kcp’s (knee credit points) dus; het museum gaat nog wel even mee. Wij niet dus we stoppen er mee voor vandaag.

We drinken een drankje bij Garrick’s Head, eten bij John’s Place en gaan tevreden naar het hotel. Daar vechten we – met typen, tv.v. en kletsen – tegen de slaap. Eens zien hoe lang we dat vol houden…

Victoria – Port Alberni

Victoria – Port Alberni

Uiteindelijk houden we het verrassend lang vol… tot zeker half 10… MAAR: als we wakker worden is het eindelijk half 7 in plaats van iets afschuwelijks met een 5 er in. We hebben prima geslapen: tijd om te gaan. We rommelen ons redelijk efficient door de ochtendrituele heen en uiteindelijk staan we iets over half 8 bij The Blue Fox. We hebben gelezen dat het samen met Jam één van de populairste ontbijttenten is en we weten meteen dat het klopt als we aan komen rijden. Het is maandagochtend, de tent gaat open om half 8… en er staat een rij(tje)! We schuiven aan, krijgen een uitstekend tafeltje bij het raam en krijgen daarna een ontbijt om onze vingers bij af te likken. Wentelteefjes en vers fruit voor Karin; yoghurt, muesli en vers fruit voor Tijn. Alleen de koffie is om te huilen, maar dat maken we straks wel goed. We snappen de populariteit en het is maar goed dat we deze tent niet ‘back home’ hebben, dan zouden we al snel uit onze voegen barsten. Zelfs de lokale dienders schuiven aan voor een ontbijtje!

Iets voor 9 rijden we weg: op naar Port Alberni! Maar dan wel met een paar stops onderweg, zodat we optimaal kunnen genieten van dit deel van het eiland. Het is druk op de weg, maar goed te doen, gewend als we zijn aan Nederlandse spitsen. De weg wordt al snel groener en in een uur zijn we bij een farmers market net voor Duncan, waar we van de weg af draaien en koffie halen. We gaan ermee in de zon zitten: het weer is opnieuw fantastisch. Bijna volledig blauw en de zon brandt. Lekker! Als we de koffie op hebben wandelen we een rondje over de farmers market; een kruising tussen een overdekte markt en een supermarkt, waar vooral lokale producten worden verkocht. Leuk om even overheen te dwalen, voor we weer verder gaan.

De volgende stop is Duncan. Een klein plaatsje, waar de ‘nieuwe’ Canadezen en de First Nations People noodgedwongen (doordat de toegewezen ruimtes voor alle bevolkingsgroepen al jaren aan elkaar grenzen en midden in de stad bij elkaar komen) maar zeer succesvol al jaren samenwerken. Eén van de projecten waarin dat zichtbaar is, is het Totem Project. Er loopt een route van gele voetstapjes door de stad, langs meer dan 40 oude en moderne toempalen. Gesneden en bewerkt door lokale artiesten en sinds 2012 voorzien van tekst en uitleg. Hoewel we de route eerder liepen, is het nu, met meer totems en alle uitleg, veel leuker en we nemen er de tijd voor. We klikken heel wat af in het mooie zonlicht en lopen in een dik uur het rondje. En passant zien we Duncan, wat gewoon een heel lief plaatsje is. We drinken een flesje water leeg en na een snelle toiletstop gaan we weer op weg.

Na de totems gaan we op zoek naar een heel ander aspect van het zuiden van Vancouver Island: de wijn! Toen we hier 11 jaar geleden waren was dat nog géén item, maar inmiddels zijn er brochures waar de wijngaarden op aangegeven staan, kan je wijnexcursies doen èn er gewoon één bezoeken. De Averill Creek Winery bestaat sinds 10 jaar, had 8 jaar geleden de eerste oogst en produceert inmiddels wijnen die binnen BC prijzen winnen. Wat wel iets wil zeggen met alle concurrentie rond Kelowna (waar we eind van de reis nog komen). Martijn rijdt, dus neemt alleen heel af en toe een minislokje, maar Karin proeft een bubbeltjeswijn, een rose, twee witte, twee rode en twee dessertwijnen. Een indrukwekkende opbrengst en lekker. Geen topwijnen wat ons betreft, maar zeker niet verkeerd. En met een ligging die de meeste zonuren in de regio garandeert, vermoeden we dat het alleen maar beter kan gaan met deze charmante winery.

Als we zijn uitgeproefd pakken we ons boeltje en overleggen we even: wat nu? Uiteindelijk rijden we op de gok naar een Raptor Recovery Center, ongeveer 10 minuten rijden verderop. Het staat op het kaartje en hoewel we geen idee hebben wat we kunnen verwachten gaan we er op de gok naar toe. Een prima gok, zo blijkt al snel. Het center ie bedoeld om zieke en gewonde roofvogels op te vangen, maar (vooral) om het publiek bekend te maken met en te leren over de prachtige roofvogels. En daarvoor hebben ze Hawk Walks, Owl Prowls en de vrije vlucht voorstellingen. Wij hebben het geluk zowel een Owl Prowl, als een Hawk Walk èn een vrije vlucht voorstelling te zien. Aan elkaar gepraat door Tina, een stuiterende, vrolijke, welbespraakte dame die duidelijk volledig op haar gemak is met zowel vogels als publiek. We genieten ervan: het is super informatief, erg grappig en de vogels (onder andere een zeearend, kookaboora’s, een amerikaanse oehoe, een roodstaartbuizerd en een roodkopgier) zijn prachtig en komen zo dichtbij dat we ze letterlijk door ons haar voelen vliegen in een aantal gevallen! We brengen er ongemerkt dik twee uur door en komen helemaal vrolijk naar buiten. Dit soort gokjes mogen vaker zo positief uitpakken!

Tijd om het gas in te trappen en we rijden, op een korte, relaxte pitstop na in Coombs (in een lokaal beroemde farmers market met geitjes op het dak… letterlijk) door naar Port Alberni en onze B&B. Inntorestin. Ja echt, zo heet ‘ie! Pun clearly intended. Een vriendelijke gepensioneerde Dave doet de deur open en hij en zijn vrouw Sharon heten ons welkom in hun volgepakte huis. Een vreemde combi van Britse kitch en Canadees chique beneden, maar onze kamer boven is prachtig en echt van alle gemakken voorzien, net als de badkamer. Op de gang, maar we hoeven met niemand te delen. Er zijn ook geen andere gasten en we gunnen onze gastheer en -dame wat rust, die zich op Karin’s vragen laten ontvallen dat het erg druk is geweest. Ze geven ons op ons verzoek nog een dinertip en dan laten we ze alleen met dochter, schoonzoon en kleindochter die even op bezoek komen.

Wij taaien af naar the Starboard Grill, wat een prima tip blijkt. Na deze wervelwind-dag zijn we toe aan even rustig eten en dat doen we dan ook. Uitzicht op het water, in het zonnetje, kijkend naar de boten en de mensen… Het eten is verrassend goed: fish & chips met zalm voor Karin en een viscurry voor Martijn. Supervers en gewoon heel erg lekker! We doen rustig aan, maar als we klaar zijn rekenen we snel af. Er is nog één stop die we willen maken vandaag, namelijk Victoria Quay. Vanaf die kade schijnt af en toe, met laag water, een beer gespot te worden. Kleine kans natuurlijk, maar ja, het is laag water… je weet het niet. We rijden er dus in een paar minuten heen en … het zal toch niet waar zijn?! Als we uitstappen zien we de beer! We krijgen er bijna de slappe lach van. Hoe is het mogelijk: daar, aan de overkant van de rivier, scharrelend langs de waterkant, loopt op z’n dooie gemakje een zwarte beer! We zijn er niet eens op voorbereid: haastig grijpen we naar de kleine camera en proberen in de vallende schemering een paar plaatjes te maken. We kunnen het beest uitstekend zien en kijken onze ogen uit. Dag vier van onze vakantie en we zien een zwarte beer! Hij is een paar minuten zichtbaar en verdwijnt dan in de struiken uit het zicht. We geven elkaar een high five: wij voelen ons momenteel even de grootste bofferds van Britisch Columbia (BC). Goed dat we de taart hebben overgeslagen: dit is een veel beter toetje! Weltrusten Port Alberni, pas goed op je zwarte beer.

Port Alberni – Ucluelet

Port Alberni – Ucluelet

Zoeoeoef, klikklikklikklik… Verbaasd doet Karin een oog open. Wat is dat? Het blijkt de gazonsproeier die aanspringt en al klikkend in de rondte begint te sproeien. Ruim voor zonsopkomst, dus nog wat vroeg om op te staan. De tweede keer dat de ogen open gaan is het half zeven en dat klinkt als een veel betere tijd. We hebben prima geslapen en het ontbijt van onze B&B blijkt ook al erg de moeite waard. Vers gemaakte muesli met yoghurt en vers fruit, een ommeletje, spek (voor Martijn) en een heerlijke, verse bosbes-limoen muffin. Sapje erbij, kopje thee (we leren snel; koffie van andere locaties dan een echte koffietent dient ècht vermeden te worden) en ondertussen kwekken we gezellig met gepensioneerde accountant Dave en al even gepensioneerde lerares Sharon. Het is gezellig en tegelijk niet zo klef dat we niet weg kunnen. Een prima combi en meer dan tevreden gaan we na het ontbijt op stap. Het weer is fantastisch en het beloofd heet te worden.

Eerst rijden we voor koffie naar Steampunk, het tentje dat inderdaad uitstekende koffie-to-go blijkt te hebben. En dan rijden we terug, een kilometer of 17 over de snelweg, naar een parkeerplaats langs de weg waar we Cathedral Cove bekijken. Op dit moment nog redelijk rustig en daar profiteren we van. We wandelen de twee loops, elk van een kilometer, tussen de Douglas sparren en cederbomen van honderden jaren oud en tientallen meters hoog. De oudste is 800 jaar oud en meer dan 70 meter hoog. Ter vergelijking: de boom was al 300 jaar oud toen Columbus in Amerika landde en is hoger dan de toren van Pisa (die om onduidelijke redenen als vergelijking wordt aangehaald)! Het is erg mooi, al zijn we blij dat we het zo vroeg doen. Als we weg gaan beginnen de twee kleine parkeerplaatsen als stampvol te raken.

Daarna gaan we er voor: nu de kreukels uit de benen zijn besluiten we om in één keer door te rijden naar Ucluelet. Deze route moeten we helaas over een paar dagen ook weer terug, dus het is fijn dat het een mooie route is en alleen het laatste stukje vreselijk bochtig. We rijden tussen de bergen door, langs een riviertje (dat zich af en toe verbreed tot een enorm meer), tussen groene naaldbomen en met boven ons een knalbauwe lucht met een stralende zon en wat schapenwolkjes. Het kost ongeveer een uur een drie kwartier om bij het Visitors Center van het Pacific Rim NP te komen, dat op de splitsing van de weg naar Ucluelet (links) en Tofino (rechts) ligt. We vragen wat informatie op, nemen kaartjes en foldertjes mee en slaan daarna links af. Ucluelet of ‘Ukee’ voor de locals, is (de naam lijkt het al te zeggen) het kleine zusje van toeristisch Tofino en blijkt een klein, wat slaperig dorpje, op een geweldige locatie. Net buiten het Pacifi Rim NP heeft het prachtige wandelpaden, een aantal goeie restaurants en café’s en een stapel touroperators naast de gebruikelijke zaken als een bank, een supermarkt, een postkantoortje en een paar kleine winkeltjes.

Om te beginnen kijken we of de Rainforrest Maiden er ligt, het schip van All en Toddy. Dit echtpaar organiseert – zo hebben we uit betrouwbare bron vernomen – geweldige wildlife tours met hun eigen huis op het water. Het ligt er niet, maar dat is ook niet zo vreemd: al;s het goed is zijn ze onderweg. We proberen het straks nog een keertje en gaan eerst een hapje eten. Bij Ukee Dogs, een klein tentje dat hotdogs van allerlei soort en (gelukkig voor Karin) zalige zalmbroodjes serveert. We bestellen een dog (Tijn) en een zalmbroodje (Karin), iets drinken en ploffen neer op een picknick tafel buiten, met uitzicht op het water en het prachtige landschap rondom Ucluelet. Het eten is lekker en de enige reden dat we opstaan is dat het zonnetje erg brandt en we ons niet hebben ingesmeerd. Met een chocolate chip cookiie voor onderweg gaan we er vandoor.

Omdat we voorlopig nog niet kunnen inchecken rijden we richting de absolute landpunt van Ucluelet. Als Martijn optrekt staat hij bijna meteen weer stil. Er steekt een black tailed deer (een ondersoort van de muildierherten) over, dat na enig aarzelen een tuin inloopt. Karin vervloekt zichzelf (waar is dat fototoestel), grijpt haar telefoon en maakt een plaatje, terwijl het hertje verdwijnt en een voorbij lopende lokale dame met een tas vol boodschappen ons minzaam toelacht. Rare toeristen, een hert fotograferen… Als het hertje achter het huis is verdwenen rijden we door naar de Lighthouse Loop, een klein deel van de West Coast Trail. We parkeren de auto en gaan onderweg.

De Lighthouse Loop is maar 2 kilometer lang, maar erg de moeite waard. We krijgen veel groen,maar nog meer schitterende uitzichten te zien. In het zonnetje en dat terwijl het op het water, een paar honderd meter uit de kust, potdicht zit van de mist. Het vuurtorentje en een dichtbij gelegen loei-boei toeteren om het hardst om aandacht. We wandelen, klikken plaatjes en omdat iedereen op het loopje dezelfde kant uit wandelt, heb je nauwelijks last van mede-toeristen. Dus onder de altijd fijne discussie of er nu wèl of géén wildlife van het gevaarlijke soort wordt gespot (“natuurlijk niet” “maar waarom vertellen ze dan wat je moet doen als je een wolf/beer/poema tegenkomt?!”) lopen we ongestoord en uiteraard zonder iets gevaarlijks te zien, een rondje. We zien zoals gezegd wel fantastische uitzichtjes èn een voorbij vliegende zee-arend.

Terug in het stadje kijken we eerst of het schip er al is. Nee, maar er is wel een visser aangekomen, die op het dok zijn netten uitspreid. “Tijd voor de meeuwen om aan het werk te gaan”. En inderdaad: tientallen meeuwen zitten op een afstandje al te wachten en kijken naar de netten die vol ‘bijvangst’ zitten. Veel heilbot(jes), maar ook twee enorme roggen en zelfs een kleine haai, die door de vissers op het dok wordt gesmeten. Als Martijn naast Karin komt staan die over het water uitkijkt zegt ze “ik keek even of er geen zeehonden ofzo zijn, die zijn meestal slim genoeg om in de buurt te komen”. Ze heeft haar zin nog niet afgemaakt, of een grote zeeleeuw steekt zijn kop boven water, maakt een soort onder-water salto en verdwijnt weer, terwijl in de verte twee zeehonden komen aanzwemmen. We moeten er om lachen en staan in het zonnetje een tijd te kijken naar de vissers, de vissen, de meeuwen, de zeeleeuw en de zeehonden.

Daarna bezoeken we de supermarkt (voor wat drinken), de drankwinkel (ook al voor iets drinken) en net als we willen wegrijden zien we de Rainforrest Maiden binnen komen. Ze meert aan en we wachten wat mensen op die van boord komen. Die zijn super enthousiast dus onze laatste twijfel (voor zover die er al was) is verdwenen: deze mensen moeten we hebben. Ze blijken ontzettend aardig, hebben de komende dagen nog plek zat en heten ons van harte welkom als we mee willen. Dat willen we: morgen maar, dan hebben we een dag speling als er iets mis gaat (met het weer ofzo).

Tevreden rijden we rond vier uur naar Coast & Toast, de B&B waar we welkom worden geheten door Fay. Ze blijkt een erg aardige vrouw die ons naar één van de drie prachtige kamers brengt. Nouja, eigenlijk bijna mini-appartementjes, met een eigen deur, een eigen badkamer, een koelkast, thee en koffie faciliteiten… Het ziet er fantastisch uit, is lekker rustig, nouja, kortom, ook al een locatie om blij van te worden. We worden nog blijer als Fay voor ons wil reserveren bij Norwoods, hèt restaurant van Ucluelet. Het is morgen en overmorgen dicht dus we proberen het vanavond. Fay gaat voor ons bellen en laat het ons weten, terwijl wij ons installeren op de kamer. De komende anderhalf uur doen we ‘niets’. Met een boekje. En een kopje thee.

Tot Fay ineens voor de deur staat: ze is net pas terug gebeld en we hebben een tafeltje. Om zes uur, dat wil zeggen over een kwartier. Volgens Fay is het een klein kwartiertje lopen, dus we trekken in de recordtijd van twee minuten iets anders aan, pakken een klein tasje in een ‘rennen’ de deur uit. Via een binnendoor route in Ucluelet is nog best spannend. Dat wil zeggen: nu niet, maar we nemen ons wel voor om terug te zijn voor het donker is want er is nergens verlichting. De hoofdlampjes zitten voor de zekerheid in de tas. We wandelen stevig door en halen het keurig op tijd. We krijgen een tafeltje aan de bar en wat volgt kan niet anders worden omschreven als ‘dinner & a show’. Het eten is werkelijk fantastisch, net als het lokale bier (Martijn) en de wijnen (Karin). We hebben er absoluut geen spijt van dat we hier eten en balen dat we dat niet nog een avond over kunnen doen.

Wat dan de show is? De barman annex ober die ons bedient. Hij is goed in het maken van cocktails en het inschenken van drankjes, maar hij is werkelijk overal anders slecht in. Hij mummelt onverstaanbaar, neemt bijna Karin’s nog halfvolle glas mee, vergeet ons brood in te voeren (waardoor iedereen om ons heen die na ons komt al iets heeft en wij nog wachten) en krijgt het tot overmaat van ramp voor elkaar om ons in plaats van het voorgerecht van zalm, het hóófdgerecht van zalm te serveren, waardoor we bijna twee hoofdgerechten hebben in plaats van een voor- en een hoofdgerecht! Gelukkig hebben we het in de gaten, net als zijn ervaren, vrouwlijke collega, die de boel in no time rechtzet en hem dan duidelijk verbiedt nog iets met ons te bespreken, anders dan de drank. Dat hij zelfs dat nog verknalt maakt dat we bijna ècht de slappe lach krijgen. Het is te hilarisch slecht om ons aan te ergeren en hij is zo duidelijk een uitzondering dat we het de tent graag vergeven. Maar zoals Karin zegt “als dit iets anders is dan zijn eerste week zou ik zeggen gooi hem er uit!”. We durven het niet te vragen.

Uiteindelijk lopen we door de schemering naar huis. We kunnen nog net de weg vinden, dus later had wat ons betreft niet gehoeven. Vrolijk duiken we ons bed in. Morgen beestjes kijken!

Ucluelet – dag 1

Ucluelet – dag 1

We hebben heerlijk geslapen, maar worden helaas wakker van druipend water. Niet omdat het regent, maar omdat de mist zo dik is dat die op huizen waterdruppels vormt, die langzaam van de goot druppen. Hmmm, het zit goed dicht (we horen de vuurtoren), dus we zijn benieuwd of we gaan varen. Eerst ontbijt, dat Fay ons om acht uur op de kamer serveert. Dat voelt luxe en het eten is weer eens heerlijk: vers fruit, twee eitjes in ham en twee versgebakken scones. Appelsap en koffie en we zijn meer dan tevreden.

Als we onze tas aan het inpakken zijn klopt Fay op de deur: helaas, de tocht is met twee uur uitgesteld. Hmmm, dan hebben we tijd over, want we waren al aan de vroege kant. Dan maar eerst het park in. Onder de bomen is het vast droog-achtig. We pakken de auto, halen een park-pass bij het Visitors Center en rijden naar het eerste rondje. Dat is een wandeling over vlonders, door een soort veengrond. Karin kwekt er wat zenuwachtig op los; er worden wilde dieren gespot vanaf deze paden en die moeten vooral niet van je schrikken. Het gaat wat tegen onze opvoeding in, maar in deze natuurparken wil je niet te stil zijn! Het rondje is nog zo goed als verlaten en we zien niets, behalve de prachtige omgeving en prachtige, met mist beparelde, spinnenwebben.

Het visitors center aan de kust ligt er nog wat verlaten bij, maar heeft een aardige mini-tentoonstelling over de gebruiken en geschiedenis van de First Nations People. Het strand waar het op uitkijkt, Long Beach, is grijs en mistig. Het is laag water en het strand is breed. Een stuk verderop is een surfklasje bezig de beginselen onder de knie te krijgen. De perfecte achtergrond voor een weemoedige film waar de eenzame held zich afzondert van de wereld en zijn gebroken hart afschermt van de brute omgeving… Het beeld wordt ruw verstoort door een tweetal kniekous en sportsokken dragende bejaarde Amerikanen… Tot zover. Met een grijns vertrekken we weer naar de auto.

Op naar het volgende rondje. Dat is eigenlijk een dubbele ronde, maar we hebben er nog tijd voor één. We kiezen voor de ronde die ons dwars door het deel van het bos brengt waar het regenwoud overgaat in kustvegetatie. Het is al iets drukker aan het worden, maar gelukkig zien we aanvankelijk alleen op de parkeerplaats mensen. Als we het pad op stappen klinkt in de verte een soort hondengejank… Erg kort en wat onduidelijk, maar het zal toch niet… De tweede huil is onmiskenbaar. Eindeloos lang, varierend in hoogte en we hebben meteen kippenvel over ons hele lijf. Een wolf! Een wolf? Kan dat hier? We hebben er wat over gelezen op de borden, maar 11 jaar geleden was dat zoiets als een verwijzing naar de verschrikkelijke sneeuwman. Nog twee keer klinkt de hoge, lange roep, voor het stil wordt en elke keer zijn we er zekerder van: dit moet een wolf zijn. Wat waanzinnig! Helemaal opgetogen en een tikkie nerveus wandelen we het bos in. We horen en zien verder geen beesten meer (ook geen vogels: zouden die stil zijn geworden van de wolf?), maar het bos is schitterend. Eeuwenoude bomen, bedekt met mos, omgevallen woudreuzen, varens, 101 kleuren groen en een gevoel… het voelt en klinkt oud, dit bos. Majestueus. Alsof je door een stille kathedraal loopt en of het nu je geloof is of niet; je moet wel onder de indruk zijn van het gebouw.

Diep onder de indruk komen we na een dikke kilometer het bos weer uit. Wauw… We kijken op onze horlogse: oh dear, nu moeten we alsnog een beetje haasten. Gelukkig zijn we helemaal voorbereid en we rijden in één keer door naare Ucluelet, waar we nog snel een koffie halen en een koek, voor we ons om 11:40 melden op de kade, bij Toddy. Ze laat de keuze aan ons: het weer LIJKT snel beter te worden, maar de kansen zijn 50/50 dat we alsnog een redelijk mistige dag houden. Als we willen mogen we morgen komen. We kijken naar boven, waar op dat moment de zon door de wolken breekt, kijken naar elkaar en “kom maar op, we gaan graag met jullie mee!” We betalen en lopen naar de boot waar All de boot in orde maakt. We kijken in de verte. Hmmm, dat lijkt verdacht veel op een zwarte beer, maar het is te ver om goed te zien. Bovendien hadden we dan vast al aan boord gezeten om die kant op te gaan. Op dat moment komt All naar buiten: “Mensen, normaal doen we eerst introducties en veiligheidsinstructies en dat soort dingen. Maar we hebben een noodgeval. Er is namelijk een zwarte beer gespot. Dus ehm, kom NU aan boord, dan brengen we jullie er heen en de rest volgt later.” Ha, dus toch een beer! Dat begint geweldig!

En dat blijft het. We zien eerst de enorme zwarte beer, die over het strand scharrelt maar helaas na een paar seconden het bos in loopt als we dichterbij komen. Niet gestressed, meer alsof hij er klaar mee is, met het strand. Het is hoog water en er is niet zoveel te vinden. Daarna zien we, nog steeds vlakbij de haven, een zeearend, dan nummer twee en dan twee jonge zeearenden! Daarna krijgen we veiligheidsinstructies en introducties en een uitnodiging om ons vooral thuis te voelen. En dat doen we eigenlijk meteen. All en Toddy zijn vissers geweest en toen de garnalenvisserij instortte, zijn ze gaan doen wat ze eigenlijk al die tijd het leukste vonden: mensen de schoonheid van Ucluelet, de Broken Islands (deel van hnet Pacific Rim NP) en de omgeving laten zien. Ze doen het met verve. Als ze ons meenemen de baai uit zien we achtereenvolgens californische zeeleeuwen, stellar zeeleeuwen, zeehonden, nog meer zeearenden en vervolgens – superschattig – zeeotters! Die komen de laatste jaren eindelijk terug en ze zijn echt geweldig. Lenig, pluizig, handig en snel en we zien er uiteindelijk wel vijf. Uitzonderlijk veel, vertelt een opgetogen All.

Als ze door hebben dat we vogels ook leuk vinden wijzen ze ons op allerlei bijzondere (en heel gewone) zeevogels, al blijven de zeearenden natuurlijk het meest indrukwekkend. Na een wat stuiterig deel van 1 1/2 uur varen we het gebied tussen de Broken Islands in en het is prachtig. All vertelt over de geschiedenis van de First Nations People, over eilanden waar eigenwijze Europeanen ooit een hotel bouwden, over de Japasne gemeenschap in Ucluelet. En over de walvissen en de walvisjacht en over hoe de grijze walvissen en bultuggen langzaam, weer terug komen. Maar niet dit jaar lijkt het: ze hebben al meer dan een week geen walvis gezien en ook wij hebben de hele middag pech. Maar: niet getreurd: het weer is inmiddels zover opgeklaard dat we de hele middag (op uiteindelijk de laatste vijftoen minuten na) in de zon varen! Tussendoor vragen we Toddy naar het wolvengehuil en ze verzekert ons dat dat kan. Ze is jaloers: ze heeft zelf vier keer een wolf in het gebied gezien, in de stille periode, maar er nooit één horen huilen. Rond drie uur ankeren we in een beschutte baai, met een fantastisch uitzicht, voor lunch. We hebben gekozen voor de luxe optie: zalm van Norwoods en dat is geen straf, zoals we sinds gisteravond weten. En zonder de onervaren (of onhandige) ober en mèt het fantastische uitzicht is het nóg leuker.

Ook na de lunch is het prachtig; we varen langzaam vanaf de eilanden naar de kust en langs de kust, speurend naar beren, varen we naar de haven. Als we er bijna zijn horen we dat dezelfde beer als vanochtend weer op het strand loopt. Toddy en All zijn bijna blijer dan wij zelf! Helaas laat de beer zich ook nu maar een paar minuten zien (in de schaduw: prutfoto’s), maar hij is prachtig! Als we uiteindelijk het schip vastleggen duikt schter ons een zeeleeuw op… Het is zes uur: we hebben meer dan zes uur op de boot doorgebracht, we zijn kapot en het was echt een superdag!

We sluiten af met een snelle hap bij Hank, een restaurantje twee straatjes verderop en gaan dan naar onze B&B, waar we de avond doorbrengen met zo weinig mogelijk.

Ucluelet – dag 2

Ucluelet – dag 2

We zitten er helemaal klaar voor om 8 uur, maar… geen Fay. Hmm, misschien was onze aanname dat ze zonder tegenbericht op dezelfde tijd zou komen niet erg handig? Als Karin gaat kijken doet een vrolijke Fay open. Zelfde tijd als gisteren, heeft ze aangenomen, is dat niet handig? Ehm, jawel, maar datw as 8 uur. Ze schrikt zich naar en Karin haast zich om haar gerust te stellen: het is vakantie en we hebben geen tour geboekt. Om half 9 zitten we, na opnieuw veel verontschuldigingen, alsnog aan het ontbijt. Opnieuw heerlijk: muesli, yoghurtm vers fruit en een kaneel-broodje. Vers. Jummie.

Na het ontbijt kijken we naar buiten. De voorspellingen zijn afschuwelijk, maar het valt eigenlijk wel mee. Het is grijs, maar het lijkt mist en het is droog. We gaan. We rijden eerst naar het park, naar het rondje dat we gisteren niet meer konden lopen. Het is nog heel rustig en we genieten. Rustig pratend horen we voor het eerst vogels. En we zien ze: kraaien, kleine zangvogeltjes en een specht! Hij hamert er op los in een cederboom van een oaar eeuwen oud. Vandaal. Het pad is helaas voorzien van erg veel trappen, maar het is erg mooi en opnieuw overheest het gevoel van stilte en van… geschiedenis.

Na deze stop gaan we haar het strand en als we daar zijn zien we ineens blauwe lucht! Het strand ziet er meteen een stuk vriendelijker uit! Het is nog redelijk laag water en de zee en wind hebben mooie strepen getrokken in het zand. We zien mensen wandelen, joggen, surfen en zelfs fietsen! Tja, het heet niet voor niets de long beach! We wandelen een stuk, heen en terug, over het strand, maken foto’sen genieten van het langzaam doorbrekende zonnetje.

Daarna rijden we naar Tofino. Onderweg drinken we een kop koffie in een surftentje, waar we rustig wat nieuws browsen. Tofino is herkenbaar… en toch ook weer niet. Het is voller gebouw, drukker geworden en het voorheen zo afgelegen hostel ligt nu gewoon aan de rand van het dorp. Het uitzicht is og steeds fenomenaal en we vinden er een prima restaurant (SoBo) om een hapje te eten. Het wordt een kleine pizza, waar we wel even op moeten wachten, maar die uitstekend smaakt. Dan wandelen we nog een rondje, naar de pier, waar we uitzoeken of we nog een tripje willen. Uiteindelijk slaan we alles over: een middagje rustig aan, gaat het worden. We rijden terug naar onze B&B, waar we lekker lang lezen. Dan pakken we ons boeltje en vertrekken naar de Wild Pacific Trail die tenslotte zo ongeveer bij de voordeur begint. We lopen een klein stukje, tot we een bankje in het zonnetje vinden waar Karin met uitzicht en een boekje achterblijft. Martijn gaat nog een stuk wandelen.

Eind van de middag drinken we een borrel in onze B&B (we hebben tonic plus een klein flesje bombay gin en blikjes cola plus een klein flesje bacardi gekocht) en daarna steken we opnieuw de straat over om in de loungebar van het Black Rock Resort te eten. Dat blijft een schot in de roos: betaalbaarm schitterend uitzicht en… verse sushi! Dus als Martijn een hamburger eet, schuift Karin een berg sushi naar binnen. De uckee roll is een favoriet: verse lokale zalm, avocado en komkommer! Een coktail erbij, terwijl Martijn een proeverij heeft van drie lokale biertjes. Heel naar. En als we klaar zijn, wandelen we in twee minuten terug naar onze B&B, waar we ons klaarmaken voor een lange reisdag morgen. Ontbijt om zeven uur en dan op naar Port Hardy!

Ucluelet – Port Hardy

Ucluelet – Port Hardy

Stipt om 7 uur genieten we voor de laatste keer van een Fay-ontbijtje. Verse wafels vandaag, met bosbessen. En hebben we verteld dat er gisteren versgebakken chocolate chip cookies stonden? We hebben weer heerlijk geslapen en het is zo stil… Wat een fijne plek is dit! We vertellen dat ook aan Fay, voor we wegrijden. Hopelijk ‘tot ziens’, in plaats van ‘dag’.

De weg naar Port Alberni is bekend terrein en ondanks het geslinger, wat het voor Martijn inspannend rijden maakt, gaat het heel snel. Het is goed weer: halfbewolkt, met een zonnetje, al wordt het richting Port Alberni bewolkter. We halen koffie daar, in een bakkerijtje, nadat we natuurlijk even hebben gekeken of de beer nog op het strand loopt. Karin denkt een glimp van hem op te vangen, maar het deel waar hij zou moeten zitten is afgesloten voor de vis-wedstrijd van dit weekend. We kunnen er niet stilstaan, dus we besluiten dat Karin het zich heeft verbeeld (beter voor de gemoedsrust) en gaan koffie halen. Als we wegrijden, het dorp uit, trappen de auto’s voor ons ineens op de rem… omdat een moederhert (black tail deer) met twee jongen de weg overstreekt! Het lukt niet om een plaatje te maken, maar we krijgen een prachtige blik op de moeder en één van de nog gespikkelde jongen. Bambi!

Daarna rijden we eigenlijk in een lange ruk (met twee korte rook-/plas-/benen-strek-pauzes) door naar Port McNeill. De route is mooi en wordt steeds mooier èn rustiger. Het gaat verrassend snel, vooral omdat we tot onze verrassing op een groot deel van de snelweg tot Campbell River 120 km/uur mogen rijden! Met meerdere banen snelweg schiet het lekker op. Na Campbell River wordt de weg tweebaans, maar hij blijft ruim en we mogen nog steeds 100 en daarom zitten we rond 2 uur aan de lunch, in Port Mc Neill. We eten pubfood (een sandwich met lokale verse vis voor Karin; een BLT en een broccoli-cheddar soepje voor Marijn), in een stadje dat meer aandoet als een dorp, maar één van de regionale vervoershubs is. We beginnen echt noordelijk te komen.

Na de lunch rijden we een klein stukje terug op de snelweg en dan via een zijweg naar Telegraph Cove. Dat is net zo schattig als we hoopten en dachten. Een piepklein dorpje, gebouwd op palen, langs vlonders, rond een haven. Inwoners in de winter? 4! Inde zomer zijn het er meer, maar zelfs in deze laatste piek van het seizoen (de dame waar we koffie halen zucht over de drukte… terwijl we samen ‘in de rij’ staan met één ander stel) is het er rustig. Vissers maken vis schoon op de steiger, de dame achter de balie waar we betalen voor het parkeren neemt uitgebreid de tijd voor een praatje en de dame van Stubbs Whale Watching neemt ook de tijd. Want dat is de reden dat we er nu al zijn: we willen boeken voor een walvistripje, want Telegraph Cove is ‘the place to be’ voor onder andere orka’s. Ze heeft plek zat morgen en overmorgen, zegt ze. Het weer is wat aan het omslaan; de komende dagen beloofd het niet heel erg lekker te worden. Morgenochtend lijkt de beste gok, dus we boeken een tripje voor morgenochtend, 9 uur. Dan nemen we ook de tijd voor het bekijken van dit schattige dorpje.

Nu rijden we terug naar Port McNeill en dan door naar Port Hardy, onze eindbestemming. We vinden de Glenn Lyon Inn aan het water, net vóór het dorpje, op een minuut of 15 wandelen. Het doet wat verlopen aan, beneden, maar we krijgen een ruime kamer, met twee enorme bedden en het allerbeste: een fantastisch uitzicht op het water! We lopen meteen door naar ons balkon: wat ís dat geplons. Het blijkt zalm. En niet een beetje: de beroemde zalmtrek zwemt letterlijk echt onder ons raam en de zalem lijken te oefenen met stroom opwaarts zwemmen. Er springt letterlijk elke paar seconden wel ergens een zalm. Het ziet er super uit en we blijven een tijdje staan kijken, naar de zalm, het uitzicht over het water… We worden er blij van. En ontspannen. En een tikkie slaperig…

We sleuren onszelf weg van het raam en wandelen naar het ‘centrum’ van het gehucht Port Hardy. We gaan eten bij de Sporty Bar en dat blijkt inderdaad de plek waar alle mensen zijn. Nouja. Maar je snapt wat we bedoelen. We eten een prima burger, drinken een drankje en wandelen dan terug naar het hotel. Onderweg zien we bordjes met het verzoek om beren niet te voeren en wolven af te schrikken, zodat ze niet aan mensen wennen…

Port Hardy (Telegraph Cove)

Port Hardy (Telegraph Cove)

Wakker worden van de wekker; da’s effe gelden. Maar om half 7 worden we wakker gepiept en een half uurtje later zitten we gedoucht en wel in de auto. Het weer is verrassend goed: er zien zelfs stukken blauwe lucht en op een dag waarin alleen regen is voorspeld vinden we dat een bonus! De rit naar Telegraph Cove is snel en soepel. We parkeren de auto en lopen naar Seahorse Café, een klein tentje waar we in de rij aansluiten voor koffie en een ontbijtje. Zoals wel vaker in dit land worden we aangenaam verrast door de kwaliteit van het eten. En gelukkig ook door de kwaliteit van de koffie.

Als we zitten te eten aan een soort half overdekt barretje; de tent is te klein voor een overdekte zitruimte) ziet Karin een man naar het water kijken en wijzen. Ze loopt er heen en jawel: een enorme orka, net buiten de haven! Martijn is helaas net te laat, maar dat begint goed. Die orka’s gaan we wel vinden vandaag! We eten ons ontbijtje op, wandelen naar Stubbs en halen onze ‘boarding passes’. Als we staan te wachten spot Martijn bruinvisssen net voor de haven! Deze keer is Karin net te laat, maar we kunnen een grijns nu al niet onderdrukken! Dat wordt helaas wat verstoord doordat Martijn ontdekt dat hij zijn zonnenbril is vergeten in de auto. Hij loop terug en is aan de andere kant van de haven als de schipper van Stubbs vanaf zijn schip ‘bear on the boardwalk’ roept. Karin staat daar vlak bij, kijkt naar de andere kant van de haven…. ongelooflijk, een beer, langs de kant van het water, maar een paar meter schuin onder het vlonder waar Martijn staat! We maken allebei wat plaatjes, waarbij Martijn duidelijk in het voordeel is. De beer scharreltn wat rond en verdwijnt daarna onder de vlonders (en waarschijnlijk daarna achter de huizen in het bos). WAUW! Wat een begin van de dag.

En dan moet ons tripje nog beginnen. Dat doet het stipt om 9 uur, als we met een captain, een biologe en een fotograaf de haven uit varen. Het weer is fantastisch: driekwart bewolkt, een zonnetje dat er af en toe tussendoor piept, mist die tegen de bergen plakt… Het is een plaatje en als we opnieuw bruinvissen zien als we de haven uitvaren èn een zeearend in de boom zien zitten, weten we dat dit onmogelijk een slechte dag kan worden. En dat klopt. Sterker: het wordt een fantastische dag! We vinden de orka’s al na een kwartiertje en blijven dik anderhalf uur in de buurt, voor het grootste deel met de motor uit. De orka’s rusten, spelen, donderjaren, springen, slaan met hun vinnen en hun staart, spyhoppen (komen met hun kop boven water) en maken geluid! Zelfs boven water kunnen we ze horen! Ze fluiten en klikken. De biologe kan haar geluk niet op: dat is zó zeldzaam, zowel hun gedrag als het geluid. Als de captain een hydrofoon onder water hangt, kunnen we ze helemaal goed horen. Het is geweldig en we genieten met volle teugen van deze groep van een stuk of 15 orka’s.

Als er een grote tanker aankomt zegt de captain dat we aan onze maximum-orka-stoor-tijd zitten en dat we bovendien dringend op zoek moeten naar bultruggen. Eh, ok! We vinden die ook binnen 15 minuten, nadat we onderweg nog even zijn gestopt voor stellar zeeleeuwen en oh ja, nog een zeearend. En dan komen we op een plek waar het mistig is, maar de zon er langzaam doorheen komt. Dat maakt het licht bijna magisch. De kruisende zeevogels helpen de stemming er in te brengen. Het is heel even stil en dan horen we een enorm gesnuif en zien we een bultrug majestueus voorbij gelijden. En nog één. En nog één! De captain gooit de motor uit en we genieten. Het mooiste moment is als de captain ons wijst op een plek waar alle zeevogels bij elkaar komen en en vislunch eten. De bultuggen lijken het te zien (of horen?) en zwemmen die kant op. ‘Let op’, zegt de captain… en een bultrug duikt met een enorme zwiep op uit het water om een enorme hap ‘vis-lunch’ te nemen. Iedereen schreeuwt, lacht, gilt: het is echt een waanzinnig gezichtt en een bijzonderheid die hoog op ons verlanglijstje stond! De bultruggen (een moeder en kind) geven ons nog een toetje door vlak voor de boot langs te zwemmen, waarbij het jong zich op een meter of 50 afstand nog even uit het water gooit. Op een afstandje, in de mist horen we een volwassen bultrug hetzelfde doen.

Dan gaan we er vandoor. Onderweg krijgen we nog fenomenaal landschap te zien, een andere soort bruinvissen en in het voorbijgaan een zeehond. Dan zijn we terug in de haven. De captain, de fotograaf èn de biologe vertellen ons afzonderlijk nog even hoe uniek deze trip is geweest. Alsof we dat niet door hebben. Waanzinnig! We nemen afscheid en dan gaan we eerst terug naar de Seahorse Café. Daar lunchen we (ook prima) en dan nemen we de tijd om het hele dorpje (zeg maar de 15 huizen langs de vlonders en alle informatieborden) te bekijken. Een telegraafpost en daarna een houtzaagmolen vormen de oorsprong voor deze plek; de huizen stammen uit het begin van de vorige eeuw en zijn keurig gerestaureerd. Aan het einde van de vlonders ligt het walvismuseum dat we ook bekijken. Klein maar informatief en met mooie skeletten, waaronder de kaken van een blauwe vinvis, een complete bultug maar ook een zwarte beer, een poema en een zeearend!

Als we klaar zijn is het inmiddels kwart voor 3 en besluiten we maar naar Port Hardy terug te gaan. Als we nog even staan te debatteren over wat we morgen gaan doen (…nog een keer…?) en net de zin uiten ‘dit is wel dé plek om te zijn voor wildlife’… kijkt Martijn op, zegt ‘daar’ en wijst op vijf otters op de steigers! Ze zijn er een paar seconden en dan verdwenen. What the… Wat gaaf! Zee-otters? Nee, denkt Karin, rivier-otters. Iets kleiner, slanker, grijzer dan zee-otters. Martijn loopt naar één van de vissers en vraagt het. Tep. Rivierotters. We maken een praatje en achter de man verschijnen opnieuw twee otters op de steigers. Soms loopt er een zwarte beer! Na vanochtend geloven we dat onmiddellijk. We blijven nog een paar minuten staan praten; de beesten zijn enorm beweeglijk en erg schattig.

Daarna rijden we echt naar Port Hardy. We drinken wat, doen de was en kijken uit het raam. De zalmen springen. Tot grote interesse van een lokale visser (die genoeg vangt; we vragen ons af waarom hij niet gewoon een schepnet pakt), een zeehond (die ook genoeg vangt, denken we aan de plotseling verstoringen van het water en de vluchtende zalmen te zien) en een zee-arend (die voor ons neus een zalm uit het water grijpt). En daarmee tot onze interesse. Wat een plek…

We eten een salade bij de Sporty Bar en kijken daarna een beetje tv. Tijd voor een tukje en dromen over beestjes…

Port Hardy (en omgeving)

Port Hardy (en omgeving)

De wekker staat opnieuw om half 7. Er is voor vandaag beestenweer voorspeld, maar heel misschien, als het meevalt, gaan we nóg een keer walvissen kijken…?! En het valt mee: het is mistig, zoals elke ochtend, maar we zien ook blauwe lucht! … Althans, Karin ziet dat. Martijn mummelt iets onverstaanbaars. Hmm, die heeft blijkbaar nog behoorlijk wat extra slaap nodig… Karin draait zich ook nog een keer om, maar als dat geen effect heeft babbelt ze digitaal wat met Nederland.
Als Martijn ook uit de veren is, we allebei gedoucht zijn èn aangekleed, rijden we naar het dorp. Daar ontbijten we bij Guido’s Book Nook. Een schattig café, met goede koffie en een heerlijke hartige muffin èn vers fruit voor ontbijt (naast andere dingen met veel eieren èn – natuurlijk – bacon). We nemen er de tijd voor, terwijl het een komen en gaan is van toeristisch èn lokaal Port Hardy. Populaire tent, ook onder de vissers. We neuzen wat in de boeken die er staan (de gift shop is niet open: het is wel zondag tenslotte). De meest helarische is ‘F for Exam’, een boekje met (echt gegeven) hilarische antwoorden op examenvragen. Het antwoord op ‘name a famous buildig in Athens’ is bijvoorbeeld ‘the most famous building in Athens is Apocalyps’. En eentje die wat ons betreft bonuspunten verdient is het antwoord op de vraag ‘how are the small rivers running down in to the Nile, called?’ Het antwoord: ‘Juveniles’.

Na het ontbij is het zowaar grotendeels blauw èn zonnig. Hmmm. We besluiten naar Telegraph Cove te rijden. Onderweg pletten we nèt niet een eekhoorntje. Hij is gelukkig zo verstandig terug te rennen waar hij vandaan komt: het bos in! Telegraph Cove ligt er mooi bij, in de zon. We kopen een kaartje en dwalen naar de walvis-mensen. We gaan toch maar even checken of ze nog plek hebben om 13 uur… Verd… nog één plek en nee, ze maken geen uitzondering. Ze gaan waarschijnlijk wel een extra trip doen om half 5, maar dat vinden we echt te laat. We bedanken dus, kopen een kopje koffie en wandelen daarmee om de haven heen, helemaal naar de andere pier, waar we op een bankje zakken en een tijdje niet meer van af komen. We zien kayakkers terugkomen van een tripje, zien vissers bijna voor de ingang van de haven vissen, zien de zon op het water… Als er een wolk voor de zon trekt wandelen we terug naar de auto.
We besluiten te profiteren van het mooie weer en naar Port Alice te rijden. Dat betekent eerst terugrijden tot halvewege tussen Port McNeill en Port Hardy en dan linksaf slaan. Een smalle weg, met vooral vanaf halverwege mooie uitzichtjes, kronkelt zich een weg naar Port Alice, een klein, slaperig dorpje, nog niet de helft van Port Hardy. Het ligt aan het einde van een enorme zee-arm en heeft een héél klein haventje, met kleine vissersbootjes en één zeilbootje. Omdat we graag allebei even naar het toilet willen, vraagt Karin aan een mevrouw die de tuin bijwerkt bij de gesloten Tourist Information of ze weet waar we een toilet kunnen vinden. ‘Wilt u een toilet kopen?’, vraagt de vrouw verbaasd. Karin kijkt haar verbijsterd aan:’eh, nee, gebruiken…?’ “Oh, ik dacht al… dan kunt u het beste naar de winkel’ en ze loopt weg, Karin in opperste verwarring achterlatend.

Aan een hoger gelegen parallel straat is een ‘general store’, een soort grote supermarkt en hij is open. Toch maar even kijken? We gaan naar binnen (constateren dat er geen toiletten worden verkocht) en vragen aan het meisje achter de kassa of ze een toilet weet. Natuurlijk; ga maar achterin de winkel door de deur met ’employees only’ en dan zien we het wel. Twee minuten later wandelen we opgelucht door de winkel. Wacht, dit is ook wel het moment voor lunch. We kopen een sapje, een klein, vers voor ons gemaakt broodje en een doosje nootjes (voor morgen aan boord). Tevreden bedanken we het meisje, rekenen we af en rijden naar het mini-haventje. Als we stilstaan rijdt ‘Dan’ voorbij, die nadat hij zich heeft voorgesteld vertelt dat hij over het parkeren gaat en dat we aan de verkeerde kant staan. Ehm, waarvoor? Het is betaald en als we blijven staan vinden de vissers dat niet leuk. Ok… we willen op zich alleen ons broodje opeten op dat picknick bankje, mag dat? Als we de auto daar nou naast parkeren en dan zal hij in de gaten houden dat we geen last krijgen van de vissers. En inderdaad: tijdens onze lunch rijdt hij nog twee keer, vriendelijk zwaaiend, langs. Geen visser te zien, dus het werkt vast heel goed… 😉

Als we zijn uitgegeten en het begint te betrekken rijden we terug naar Port Hardy. Daar zijn nog twee dingen vermeldenswaardig aan. De eerste is het kleine black tail deer dat we tegenkomen en zich op de gevoelige pixel laat vangen. Ze zijn eigenlijk best klein, deze hertensoort (zoiets als een ree, in Nederland), maar erg mooi, met enorme oren en zoals de naam al verraadt een zwart staartje. De tweede bijzonderheid is dat het laag water is in Port Hardy en de zeearenden daar gebruik van maken. We zien er – vlak voor het dorp – eerst één en als we stil staan om te kijken zien we er twee, nee acht, nee 15 nee… we tellen uiteindelijk meer dan 30 zeearenden! Ze zitten op de drooggevallen rotsen en met schelpen bedekte bodem en eten zich rondt aan zalm. Het is een fantastisch gezicht en we genieten!

De rest van de middag doen we niet zoveel. We lezen, spelen een paar potjes Yathzee en stoppen de adressen van de resterende hotels in Foonie. We gaan op tijd eten bij Sporty: we delen een heerlijke pizza en spinazie-salade. Terug in het hotel drinken we nog een drankje en zetten de wekker. Het is maar goed dat we zo moe zijn dat we vroeg willen slapen…

Port Hardy – Prince Rupert

Port Hardy – Prince Rupert

Op het afschuwelijke tijdstip van 4:45 uur gaat de wekker. We schrikken er allebei van en sleuren onszelf uit bed en in de kleren. Tassen in de auto, kopje koffie mee voor Tijn en gaan met die banaan. De ferry terminal is vlakbij en daar ligt de Northern Explorer van BC Ferries al op ons te wachten. We hebben online gereserveerd en betaald èn zijn keurig op tijd en krijgen dan ook meteen onze boarding passes. We mogen vervolgens in rij vier, waar we achter een klein rijtje auto’s een uurtje wachten tot we aan boord mogen. Het wordt langzaam licht en om iets over half 7 staan we aan boord geparkeerd.
Het café op dek 4 heeft gelukkig koffie, thee en bagels met creamcheese (we hebben geen trek in alle enorme ‘hot breakfasts’). We munchen het op en als de aankondiging komt dat we gaan vertrekken, staan we op het achterdek, dek 6, te kijken. Het gaat soepel; de NE draait zich om en vertrekt van haar pier. Het is redelijk weer: de zon komt er zelfs even doorheen. Gisteren zagen we niets, zegt een bemanningslid. Gelukkig hebben we daar nu geen last van en het eerste half uur staan we aan dek. Daarna is het in één klap mistig en zoeken we een comfortable stoel op, op dek 4. Aan het raam, waar we dus voorlopig niets zien.

De ochtend gaat voorbij met wat toeristische info van een speaker-bandje-mevrouw, het drinken van thee en koffie, lezen, een heel klein tukje en – als de mist na twee uur wat is opgetrokken – het bekijken van een steeds mooier wordend landschap. De Inside Passage zoals de route heet, is een route door de smalle ‘kanalen’ tussen de vele eilanden van de BC-kust. Het is groen, we zien allerlei schattige vuurtorentjes en de wolken plakken tegen de bomen op de plekken waar het mistig is. Als we vlak bij onze tussenstop zijn (Bella-Bella) waar veel mensen van boord gaan, eten we een lunch op het achterdek. Bratwurst! Op een broodje! Lekker na al die vis, zeer betaalbaar en het geeft ons de kans buiten te blijven zitten als we tussen de vissersboortjes door, die vissen met grote netten die ze in een rondje trekken, naar Bella-Bella varen. Het is een stop van dik een uur, dus we duimen dat dat normaal is en kijken springende zalmen, van boord gaande mensen (in twee gevallen met een schattige puppy) en overvliegende onbekende roofvogels.
Als we weer vertrekken blijven we nog even staan zo lang we door een smal kanaal varen en daarna gaan we binnen zitten. We zien wat zeehonden in de verte op een rots liggen. De rest van de mddag lezen en kletsen we, spelen we een paar potjes Yathzee, drinken nog een drankje en vermaken ons tussen alles door met naar buiten kijken.

Steeds weer, tot één van ons een excuus vindt om naar buiten te gaan. De laatste keer blijkt daarvoor de gelukkigste gok: we varen door een smal kanaal, het is er prachtig en eindelijk zien we iets bewegen. Bruinvissen! En tegelijk een bultrug! Wauw; ze zwemmen in tegenovergestelde richting en zijn daarom supersnel voorbij,maar we kunnen ze goed zien. Gelukkig: we hadden inmiddels visioenen dat we de enige zouden zijn die niets hadden gezien tijdens het varen van de Inside Passage. Dat valt zoals gezegd mee, al lusten we nog wel wat.
Daar wordt uiteindelijk tiijdens het eten (een buffet-diner, in het restaurant) voor gezorgd: de capatin roept om dat er aan bakboord (links) meerdere bultruggen zijn gespot. Dat is de enige keer dat we alle mensen in een restaurant op zien springen en naar één kant van het restaurant zien rennen! Wij uiteraard ook en we hebben een prima uitzicht op de pluimen, de ruggen en zelfs twee staarten. Wauw: dinner ànd a show! Het eten is ook prima en daarna installeren we ons in de lounge. Het wordt te donker om nog iets te zien en we gebruiken de tijd voor het bijwerken van het verslag, lezen en een heeeeeel kleine tukje te doen…

Uiteindelijk liggen we om kwart over 11 aan de kade in Prince Rupert. We moeten om onduidelijke redenen heel lang wachten voor we van boord mogen, maar dan scheuren we ook in nog geen 5 minuten naar de Pioneer Backpackers Inn. Daar is zoals beloofd de deur open en hangt aan het prikbord een papieren rol met Karin’s naam. Het is een welkomstbriefje en de sleutel van onze kamer. Volkomen kapot gooien we de tassen in een hoek en duiken binnen 5 minuten ons bed in. Weltruzzzzzz….

Prince Rupert

Prince Rupert

Uitslapen! Dat is lang geleden dat we tot half 9 in bed hebben gelegen. Slaperig doen we bijna tegelijk een oog open en na enig draaien gaan we rustig douchen, kleden we ons aan en uiteindelijk zijn we om half 10 klaar voor ontbijt. Dat halen we bij Cowpuccino, een klein koffietentje in Cow BAy, het historische wijkje van Prince Rupert dat om de hoek ligt. We krijgen er een prima kop koffie, een lekkere verse (nog warme) bagel met creamcheese en internet, om een beetje nieuws te bekijken. Heel lang zijn we daar niet mee bezig: het is echt fantastisch weer. Er werd gedreigd met regen, wind en kou, maar het in halfbewolkt en zonnig en met een fleece aan kan een mens prima buiten lopen zonder jas. Dat doen we dan ook.

We bekijken de kade, de oudere gebouwen die er staan (begin van de vorige eeuw) en lopen en passant nog even binnen om te kijken of we toevállig nog een walvistripje kunnen doen. Helaas, de lokale walvisvaarder vaart om de dag en toevallig is vandaag níet die dag. Jammer, maar we weten gelukkig genoeg ander leuks om te doen. Zoals het Northern BC museum dat we ingaan. Dit museum is gebouwd als een ‘longhouse’ van een First Nations chief en blijkt leuk opgezet: het bevat archeologische vondsten en verhalen uit de tijd dat de First Nations er woonden en uit de tijd dat de Europeanen er bij kwamen en de spoorweg werd aangelegd. Het gebied werd waarschijnlijk zo’n 10.000 jaar geleden al bewoond, maar de eerste echt begrijpelijke vondsten zijn van zo’n 5.000 jaar geleden. We zien prachtige maskers, weefwerk en een aantal goed bewaarde houten voorwerpen. Een uitzondering in dit vochtige klimaat.

De voorwerpen uiit de tijd dat de Euopeanen er bij kwamen zijn ook geweldig: van een chique chinees porceleinen servies tot een handwasmachine en van enorme houtzagen tot een divan van rond 1900! Hoewel Prince Rupert nooit de stad is geworden die het had ‘moeten’ worden met de komst van de spoorlijn, was het al sinds ongeveer 1908 (toen de spoorlijn er was) een redelijk welvarende handelsstad. En een stad waarin de samenwerking tussen voormalig Europeanen en First Nations tegenwoordig goed gaat, zoals we later ook zien bij het stadhuis. Een standbeeld voor mr. Hays, de man die de spoorlijn realiseerde en daarmee de feitelijke stichter van de stad, en twee totempalen staan daar gebroederlijk naast elkaar. Ook de gezichten in de stad zijn een mooie mengeling van Europees, First Nations of een mix van die twee.

Als we zijn uitgekeken, gaan we op zoek naar een specifiek lunchcafé dat Karin online heeft gevonden, maar hoe we ook zoeken: we kunnen het niet vinden! Uiteindelijk lopen we daarom een grote supermarkt in en dat blijkt een schot in de roos. Hij is enorm en we kopen er bagels, beleg, een bak verse fruitsalade, sap, melk en uiteindelijk bij de in house Starbucks ook nog een Latte. Daarmee lopen we naar een parkje twee minuten lopen verderop en met uitzicht op de fjorden lunchen we aan een picknicktafel in het zonnetje. Wat een narigheid toch weer…

Na de lunch wandelen we naar de Pioneer Inn en halen wat spullen èn de auto op. We gaan op stap! Wel 16 hele kilometers, naar Port Edward. Via een heel klein stukje van de route die we morgen rijden, langs prachtige meren, groene bossen en daarna de kust, rijden we voorbij het piepkleine Port Edward. Zo’n 5 kilometer daar voorbij ligt het Cannery Museum. Letterlijk vertaald: het Inblik Museum! De oude visfabriek North Pacific wordt daar stukje bij beetje in zijn oude glorie hersteld, maar nu als museum. Tussen 1888 (NPC was één van de eerste cannery’s in BC) en 1968 werd hier vis gevangen, ingebikt en verkocht. Het was in zijn hoogtijdagen dé verpakker van ‘sockey salmon’ en verantwoordelijk voor het inblikken van ongeveer een kwart van alle zalm in BC! En het is echt verrassend leuk. Je kunt (bijna) overal in, rechtstreeks of met een tour. In de fabriekshallen, waar de vis werd aangevoerd, schoongemaakt, ingeblikt en gekookt. In de woonruimtes, waar Chinezen, Japanners, First Nation People en Europanen woonden; in een hierarchie die hun sociale status weerspiegelde, van een grote hal met stapelbedden, tot individuele huizen. In de winkel, waar de werknemers verplicht inkochten, zeker voordat de weg werd aangelegd (pas in de jaren ’50 van de afgelopen eeuw!). In het kantoor, waar alle administratie werd gedaan. Op de zolder waar de visnetten werden geboet. De werkplaats, waar machines werden onderhouden en gemaakt (zo zien we een pers, volledig gemaakt van schroot). En op de steiger, waar we een rivierotter zien rondscharrelen voor die in het water verdwijnt!

We volgen twee tours (inclusief in de toegangsprijs): de industriele, die alles verteld over het vangen en inblikken van de vis en de sociale, die alles verteld over het leven op de cannery. De gidsen weten er duidelijk van alles van en zijn terecht trots op hun museum. Als we naar buiten lopen zien we dat we hier zomaar een paar uur hebben doorgebracht. Tevreden met het uitstapje rijden we terug naar Prince Rupert. Daar doen we nog een uurtje rustig aan, voor we gaan eten bij The Cow Bay Café, een Italiaans restaurant, met lekker eten, maar bediening die wat verzuipt in de drukte. Gelukkig hebben we geen haast.

Na het eten halen we nog even een kop koffie bij Cowpuccino en gaan daarna vroeg slapen.

Prince Rupert – Stewart

Prince Rupert – Stewart

Als de Cowpuccino opengaat om 7 uur staan we voor de deur; gedoucht, aangekleed, tassen in de auto, sleutel in het sleutelkastje. We drinken koffie, eten een snelle bagel (nouja, de bagel is op zich niet snel of traag; de snelheid waarmee hij verdwijnt is wel indrukwekkend) en gaan op weg. En oh mensen, wat is de weg mooi. We rijden langs de rivier de Skeena, een supersnel stromende, brede rivier, met grindbanken, eilandjes, mistflarden die langs de rivier glijden. Het is groen langs de kant, de zon prikt steeks vaker door de mist heen en hoewel er weinig plaatsen zijn om (veilig) te stoppen (wat Karin wat gefrustreerd maakt zo af en toe) genieten we met volle teugen. We volgen Highway 16 tot aan Terrace. Dat is een verrassend grote plaats en duidelijk een kruispunt van wegen en handel. We hebben nog ruim voldoende benzine, dus tanken hoeft niet, maar wij willen ook brandstof voor onderweg! We vinden er een grote Safeware supermarkt, zoals die er ook in Prince Rupert was en kopen er koffie bij de Starbucks en een aantal broodjes. 

Net voorbij Terrace slaan we af naar het noorden. En daarmee rijden we officieel op de legendarische Stewart – Cassiar Highway. Op de kruising staat een groot bord: north to Alaska! We rijden uiteindelijk maar 150 van de bijna 800 kilometer van deze snelweg, maar we voelen ons toch een beetje avonturiers. Niet slecht voor een stel reizigers in een witte Nissan Versa! De weg (toch al niet vol) is meteen merkbaar leger en er gaan soms 10, soms 15 minuten voorbij voor we een tegenligger tegenkomen! De weg is nog steeds groen, al laten we de Skeena River achter ons en is het water langs deze weg moeilijker te zien. We komen aanvankelijk niet alleen weinig mensen, maar ook weinig beesten tegen. Als we noordelijker komen wordt dat beter. Eerst steekt een eekhoorntje over. Dan een vosje! Hoog op zijn poten en snel. De volgende is minder leuk: we zien nog net een camper achteruit rijden die zojuist een bever heeft doorgereden. Het enorme beest ligt morsdood en bloedend op de weg. We worden er een beetje sip van. Twee meertjes verderop zien we een beverburcht… het zal toch niet? Brrr. Gelukkig is het mooi weer en we proberen het bloederige spektakel snel te vergeten. En als we bijna toe zijn aan (de volgende) pauze en plassen, trapt Martijn ineens op de rem. “Ik zag wolven”, zegt hij stellig. Karin kijkt hem verbijsterd aan terwijl Martijn snel de auto keert (heerlijk, een verlaten snelweg) en terugrijdt. Als we bij het zijweggetje komen kruisen we onze vingers en…

Ongelooflijk… Drie wolven snuffelen aan de rand van de weg wat om elkaar heen. Drie! Een pikzwarte, een prachtige donkergrijze en een bruingele, in een meer traditioneel wolvenkleurtje. Karin’s mond valt open, maar ze gebruikt onmiddellijk de kleine camera die ze altijd op schoot heeft als we in Canada rondrijden. Het lukt haar om drie plaatjes te schieten voor eerst de bruine wolf en dan al snel de twee donkere, uit het zicht verdwijnen. Martijn rijdt er heel voorzichtig nog even achteraan, maar het helpt niet. De wolven zijn weer net zo onzichtbaar als ze altijd zijn… We kijken elkaar volkomen verbouwereerd aan voor de auto bijna onploft van ons gelach, gejuich, een highfive en een compliment van Karin aan Martijn voor zijn opmerkzaamheid en van Martijn aan Karin voor haar snelle actie met de camera. We zijn zo blij met de plaatjes! Nee, ze zijn niet perfect, maar zonder dat bewijs geloven we zelf nauwelijks dat we dit daarnet hebben gezien, laat staan dat iemand anders ons zou geloven!

Helemaal uitgelaten rijden we naar de eerstvolgende rest area, waar we (als altijd) een keurig toilet vinden en in de zon daarna een broodje eten en een sapje drinken. Wauw! Als we verder rijden wordt het landschap steeds mooier. We zien bergen in de verte, met sneeuw! En even laten zien we wat verderop een hele rits auto’s stilstaan en een groep mensen die in een beek aan het staren is. Ehm, juist? We parkeren de auto langs de zijkant en ‘ah, zalm’, zegt Karin: ‘en die mensen wachten op een grizzly!’. Dat is immers ook een belqangrijke reden waarom wij hier zijn: de zalmen trekken de rivieren in om te paaien en daar komen beren op af. We kijken even naar de felrood gekleurde zalmen, met een groenige kop. We beginnen te ontdekken dat er heel veel soorten zijn: dit is de sock eyed zalmon, die de meest heftige kleur aanneemt in het paaiseizoen. Ze zien er prachtig uit en zijn druk bezig met de voorplanting. Geen beer te bekennen en we besluiten na een tijdje door te rijden. Vanuit Stewart gaan we serieuze pogingen doen.

Bij de Meziadin Juction slaan we links af, de 37a naar Stewart èn zusterstadje Hyder. Deze weg is simpelweg adembenemend. Om elke bocht zien we een nieuws uitzicht waar we bij oeh-en en ah-en. Er komen gletcherarmen van de bergen naar beneden. Hoog en klein, maar toch. Tot we over een heuvel en door een bocht komen en ineens oog in oog staan met de Bear Glacier, die tot aan het water op het niveau van de weg rijkt. Wauw! Er wordt aan de weg gewerkr, maar we vinden een plaatsje waar we veilig kunnen staan en plaatjes maken. Brr, snel dan, want hoewel het lekker zonnig en halfbewolkt is, is het aanmerkelijk kouder, mede dankzij een stevige wind.

Bijna in een juichstemming komen we rond half drie in Stewart aan en dat stelt niet teleur. Het is net zo klein, slaperig, outpost-achtig en schattig als we hoopten. We slapen in de Ripley Creek Inn, een geweldig hotel in een serie oude gebouwen (waaronder het oude bordeel, dat nu een woning is die integraal te huur is) die zoveel mogelijk in hun oude glorie zijn hersteld. De man die ons incheckt vertellen we op zijn vraag enthousiast over onze dag en de wolven. ‘Oh, then you are really lucky!’, zegt hij. Hij is rond de 50 en heeft in zijn leven ongeveer 6 keer één wolf gezien. En hij groeide hier op! We laten hem de plaatjes zien. Geen twijfel mogelijk, bevestigt hij, wolven. Tevreden brengen we de spullen naar onze kamer. We kijken uit op de moerasachtige monding van het Portland Canal. Het is lekker weer en daar gaan we maar eens even van profiteren: even de kreukels uit de benen lopen.

We gaan even kijken in het visitors center en daarna lopen we de boardwalk die over het moerassige deel aan de rand van het dorp ligt. Het uitzicht is geweldig; links en rechts bergen en voor ons de zee-arm. We zien een eekhoorntje met een enorme dennenappel worstelen, we zien Canadese ganzen overvliegen en we horen allerlei zangvogeltjes, al zijn ze niet zo zichtbaar. Als we de boardwalk hebben bekeken, bekijken we de ‘hoofdstraat’ van Stewart. Het mini-stadje is genoemd naar de broers Stewart, die één van de eerste mijnwerkers in de streek waren. Rond 1890 kwam de mijnbouw op gang en Stewart werd gebouwd en uitgebouwd als gevolg van de rijke goud-, zilver- en kopermijnen in het gebied. Het mijnen ging door tot de jaren ’60 van de vorige eeuw, hoewel ook nu nog een klein aantal mijnen actief is. De gebouwen in de hoofdstraat van Stewart weerspiegelen de geschiedenis; veel is gerestaureerd. Toerisme is nu de belangrijkste inkomstenbron en de ongeveer 400 vaste inwoners van Stewart werken vooral in dat toerisme óf in de visserij.

In deze ene straat zit alles dat we nodig hebben… en da’s maar goed ook, want veel meer is er niet! Als we zijn uitgekeken lezen we nog een tijdje op de kamer en daarna gaan we vroeg eten. Om half 6 zitten we aan een tafeltje in de Bitter Creek Café. En daar krijgen we verrassend lekker eten! Een zalig soepje vooraf (vissoep voor Karin; paddestoelen voor Martijn) en daarna een uitstekend hoofdgerecht (ribs voor Martijn en Alaska King Crab voor Karin!). We zijn positief verrast: hier eten we morgen weer! Maar nu gaan we snel op stap, want er moeten nog beren worden gezocht. Grizzlyberen wel te verstaan.

We rijden van Stewart in ongeveer 3 minuten naar Hyder, het zusterstadje van Stewart net over de grens! Ja, we zijn nu officieel in de Verenigde Staten. In Alaska om precies te zijn. De meneer voor ons heeft dat nog niet helemaal begrepen. Hij rijdt accuut 30 als hij een verkeersbord tegenkomt waar dat op staat… maar vergeet dat dat ‘miles / hour’ is, in plaats van kilometer / uur! Hyder is een spookstadje en op dit tijdstip (rond kwart over 7) is het bijna volledig verlaten. We rijden er rustig doorheen en dan nog een aantal kilometer er voorbij, over een keurig geasfalteerde weg. De LP spreekt nog over gravelweg; later begrijpen we van een parkranger dat de weg pas een jaar is geasfalteerd. En dan zijn we waar we willen zijn: Fish Creek Bear Viewing Platform! In deze kreek komen elk jaar zalmen paaien (de coho en de pink salmon) en daar komen beren op af. En vanaf de viewing platforms kan je die veilig bekijken. De beren zijn gewend aan de stellage en de mensen en na een tijdje, als ze zijn gewend aan de mensen, door hebben dat die NIET in hun territorium komen, niet gevaarlijk zijn èn niet interessant, negeren ze cde mensen bijna volledig. Ook de enorme horde die er vandaag staat.

Karin koop twee driedaagse passen voor een bescheiden bedrag, Martijn partkeert de auto en we lopen de walkway op. Hekje door, richting de mensen en daar zien we… een struik bewegen. Er zit een beer onder, zegt een ranger. Maar die eet bessen. Dus moeten we wachten. Net als alle andere mensen. Rond de dertig, veertig mensen, de één met een nog grotere camera dan de andere. We zijn maar watjes, met onze toch in onze ogen geweldige camera en lens. Maar of iedereen er nu betere foto’s van maakt… we zien één mevrouw tot vier keer toe ‘naast’ schieten, als ze de beer probeert te raken (digitaal dus)! Afijn.

We wachten een paar minuten, de struik beweegt… en ineens is daar, bijna recht onde ons, op nog geen 5 meter afstand, een enorme beer! Geen twijfel over mogelijk: een grizzly- of bruine beer. Niet te verwarren met de kleinere, donkerdere zwarte beer. Zonder zich iets van de mensen aan te trekken wandelt beer Monica (naar Monica Lewinsky, zegt de ranger… we durven niet te vragen waarom) de kreek in. Wauw, wat een GEWELDIG gezicht! We gaan helemaal los met de camera en de beer gedraagt zich keurig fotogeniek. Vangt een vis, peuzelt die vol in beeld aan de overkant van de kreek op, eet nog wat bessen, wandelt de hele kreek op en af (en de hele kudde mensen er op hilarische wijze achteraan ‘bear gymnastics’, zegt de ranger) en verdwijnt dan langzaam uit zich.

Voor we iets kunnen zeggen, zegt een man die net aan komt lopen: er zit er daar, in die kleine lagoon, nog één en hij komt deze kant op. We zijn net op tijd om door de mistig wordende lagoon een net zo grote beer langzaam onze kant op te zien komen. Daarna verdwijnt ze (Mira) even uit beeld. De boardwalk is laag aan deze kant, maar een halve meter hoger dan de grond en Karin staat dan ook bijna letterlijk oog in oog met de enorme beer als ze zich over de rand op de kant hijst. ‘wow’ klinkt het zachtjes maar collectief uit alle monden tegelijk. We doen collectief en bijna onbewust een stapje achteruit, al weerhoudt ons dat natuurlijk niet om plaatjes te maken. En daarmee doen we het precies goed: we geven deze chagrijnige dame (die al meerdere keren heeft lopen dreigen naar de boardwalk deze zomer) de ruimte en na even twijfelen en stilstaan, loopt ze door, onder de boardwalk door en ook zijn blijft lang en fotogeniek zichtbaar.

Als het te donker is om foto’s te maken en Mira uit beeld is verdwenen, besluiten we dat het genoeg is gweest. Anderhalf uur lang twee verschillende grizzlyberen kijken is VEEL meer dan we hadden durven hopen. We gaan naar het hotel. Dan moeten we natuurlijk nog wèl even door de grenscontrole. Waar die er Amerika in niet is, is die er Canad in namelijk wel. We hebben onze paspoorten bij ons. Nee, we hebben niets gekocht in en geen illegale dingen meegenomen uit de VS. Ja, we willen morgen weer beren kijken! “Tot morgen”, zegt de douanier en ze grijnst vriendelijk. Het is donker als we uitstappen voor het hotel en na een snelle borrel in onze kamer, duiken we ons mandje in. Dat was een geweldige dag: eens kijken of we morgen net zo leuke kunnen maken!

Stewart (en Hyder)

Stewart (en Hyder)

Nee, niet blijven liggen omdat het te vroeg is! Kwart voor zes is immers een héél normale tijd om beren te gaan kijken… We spreken onszelf streng toe: hop, hop, het bed uit! Binnen een kwartier staan we aan de overkant om bij een bakkertje koffie / thee en een plain bagel te halen en nog een kwartier later zijn we bij Fish River Creek. Daar zijn minder mensen, maar niet minder beren! De parkrangers zijn wat zenuwachtig: Mira is op de kant vlak bij de parkeerplaats en ze zijn bang dat ze de parkeerplaats op loopt. Snel lopen we de walkway op en daarna met een boog naar de locatie waar nog een ranger staat en de andere mensen staan. Oeh, ze is inderdaad dichtbij. Geweldig!

Het is te donker (en het is koud en mistig vandaag: geen lekker weer) om plaatjes te schieten, maar we genieten opnieuw anderhalf uur van de kans om deze prachtige, wilde dieren in hun natuurlijke omgeving te zien. De kreek is langzaam in een zalmkerkhof aan het veranderen, waar ook de meeuwen zich aan tegoed doen, en het is goed te zien waarom de beren hierheen komen. Het geluid waarmee ze de overigens vaak nog levende zalmen doorbijten gaat door merg en been, net als het geluid waarmee ze het vel (duidelijk één van de lekkerste of voedzaamste delen van de vis: soms laten ze alles liggen behalve dag) er van af stropen. Oh en grizzly’s (vooral natte grizzly’s) stinken. Als Mira net onder de boardwalk een zalm zit op te peuzelen is Karin niet de enige die haar neus dichthoudt!

Na anderhaff uur houden we het even voor gezien. Mira is even uit beeld en we willen proberen nog iets mee te krijgen van de Zalm Gletcher waar Stewart en Hyder ook beroemd om zijn. We rijden de weg verder af, die al snel verandert in het in de LP omschreven gravel- en kuilenpad. Langzaam rijden we naar boven, langs het snelstromende smeltwater wat van de gletcher afkomt. Het is goed te zien dat vroeger het hele dal vol heeft gelegen met de immense gletcher! We kronkelen naar boven, langs mijnen (gesloten en open, maar allemaal verboden toegang), over een prachtige route, langs spiegelende meren. Prachtig, maar we beginnen ons te realiseren dat het pount van waaraf we de gletcher kunnen zien, wel eens in de mist kan liggen! En inderdaad: letterlijk 5 meter voor het uitzichtspunt duiken we de mist in! We zien dus niets van de gletcher! Da’s wel heel flauw en teleurgesteld kronkelen we de weg weer af. Het is zeker 40 minuten rijden over een heel slechte weg en we willen dat onszelf en (vooral) de auto maar één keer aandoen, dus dit is het dan. Geen gletcher, behalve een héél klein puntje ervan, op grote afstand.

Om onszelf te troosten rijden we nog een keer langs Fish Creek. We hebben weer geluk: we zien Mira zwemmen! De kreek is op de meeste plaatsen heel ondiep, maar de kleine lagune is zo diep, dat ze moet zwemmen. En dat kan ze uitstekend, dat is duidelijk. We zien in de mist daarna een grote krans druppels in de rondte schieten als ze zichzelf uitschudt. Na een paar minuten verdwijnt ze uit beeld. Tijd voor een brunch.

We eten in The Toastworks, het ontbijt- en lunchtentje van ons hotel dat werkelijk een ENORME verzameling oude (deels antieke) toasters en koffiekannen / perculators / waterkokers. Terwijl we wachten op het eten bekijken we de ‘voorraad’, die de ruimte tot een mini-museum maakt. Daarna drinken we koffie (Tijn), thee (Karin: een hele pot, om op te warmen) en eten we een uitgebreide brunch. En dan doen we niets. De middag gaat voorbij met lezen, een kleine wandeling, meer lezen, chipjes met dipsaus eten op een bankje in het voorzichtig doorbrekende zonnetje, kletsen, meer lezen…

We eten opnieuw (vroeg) bij de Bitter Creek Café. Opnieuw lekker, al hebben we mazzel dat ze hebben wat wij willen. Het is duidelijk het einde van het seizoen en na deze week gaat het hele dorp steeds langzamer draaien. Kortere openingstijden, kleinere voorraden… De zomer loopt hier duidelijk op zijn einde! Maar gelukkig duurt hij nog héél even. Zodat we nu opnieuw naar Fish Creek kunnen en daar hebben we een fantstische avond beren kijken. Het is om onduidelijke redenen heel erg rustig en als de eerste beer (Mira) uit beeld verwijnt, is ineens bijna iedereen weg. Ehm, hebben we een berichtje gemist ofzo? Wij blijven plakken en na 10 minuten wandelen wordt ons geduld beloond. Daar in de verte komt een beer aan. Oeh, en op links, zegt Martijn. Ineens is daar ook Monica. Die de beer in de verte duidelijk in de gaten heeft. En afstand begint te nemen. Dogbear! We gaan één van de twee mannetjes zien die de kreek regelmatig bezoeken en deze beer wordt Dogbear genoemd omdat hij op honden ‘jaagt’, zo gaat het verhaal. Heel langzaam komt in de vallende schemering de enorme beer dichterbij. En we bekijken hem, letterlijk als laatste bezoekers, samen met de rangers in alle rust.

Na twee uur beren kijken zwaaien de rangers ons uit als we wegrijden. We rijden enthousiast napratehnd terug als we ineens links van de weg iets zien Martijn remt af… en er rent een berenjong in zijn eentje de straat over! Het jong van een zwarte beer, gokken we, die zich haastig bij moeders voegt die al was overgestoken. Hij verdwijnt in het struikgewas en is niet meer te zien. Wauw! Wat een toetje! Als we dan vlak voor de grens ook nog een boommarter zien weten we het zeker: als je van beesten houdt en in de gelegnheid bent, moet je zeker proberen om hier een keer naar toe te komen

 

Stewart – Smithers

Stewart – Smithers

Vandaag willen we weliswaar nog één keer proberen een grizzlybeer te zien, maar we gunnen onszelf – na de geweldige ervaringen van (eer)gisteren – een uurtje extra slaap. Uiteindelijk zijn we om iets voor half 8 bij de Fish Creek. We hebben Dogbear net gemist, zegt de vrouw van gisterenochtend. Terwijl we wat staan te kletsen wandelt er een man-met-camera langs: ‘ehm, there’s a bear in the creek… eh, right here’. We doen een paar stappen naar rechts en kijken rechtstreeks naar de enorme mannetjesgrizzly Dogbear, die op zijn gemakje door de kreek onze kant op wandelt. Ehm, hi…? We doen snel nog een paar stappen en trekken het hek van het wandelpad langs de kreek achter ons dicht. Nu weten we waarom er daar, op de parkeerplaats óók een wandelvlonder is! Dogbear kijkt ons aan (‘rare menswezens’) en trekt zichzelf de kreekrand op, het bos in.
Dat is uiteindelijk de enige berenglimp die we opvangen, ook na nog een half uurtje wachten

en het platform op- en afwandelen. Maar – hoewel jammer – we vinden het eigenlijk wel prima. We hebben zoveel mazzel gehad en zo genoten dat we heel erg tevreden afscheid nemen van de rangers en Fish Creek. Dag, tot ooit-weer-een-keertje, hopen we! Voor nu gaan we voor de laatste keer van de VS terug over de grens naar Canada en eten daarna een ontbijtje bij Toastworks. Daarna gooien we de zooi in de tas en rond kwart over 9 nemen we ook afscheid van de Ripley Creek Inn en Stewart. Het weer is niet geweldig: het is koud, bewolkt, mistig, het waait… We hopen dat het in het zuiden wat beter weer is!

En als we Highway 37 opdraaien zien we in de verte de zon! Mooi, daar willen we heen. De route over de 37 in omgekeerde volgorde verloopt supersnel en het weer wordt steeds beter.  We zien geen beesten en voor we het weten draaien we na 150 kilometer Highway 16 naar het oosten op. Op de hoek staat een tankstation waar we de auto volgooien, iets te drinken halen en even de benen strekken. Daarna rijden we door naar The Hazeltons. Dat is een aantal dorpjes bij elkaar, waar een hoop te doen is. Onze eerste stop is het Visitors Center waar we een kaartje ophalen. En dan rijden we naar de eerste stop: een hangbrug die met 80 meter boven de rivier er onder één van de hoogste hangbruggen in Noord-Amerika is. Het is een spectaculair gezicht, maar allerlei kabels en relingen zorgen ervoor dat we dat niet in de vorm van een plaatje mee kunnen nemen. Dat gaat bij de tweede stop, een uitzichtspunt over de vallei en in de verte de bergen, een stuk beter. Vooral omdat het inmiddels gewoon heel lekker weer is: zonnig en zo warm dat we toekunnen met een shirt en een dun vestje. Klik!

Daarna komen we, na een kilometer of 7, bij de twee belangrijkste bezienswaardigheden. De ene is een Gitxsan Museum Dorp. De Gitxsan, wat zoveel betekent als de mensen die vissen in de mistige rivier, zijn een First Nation’s stam en het dorp wordt gerund door de nog steeds bestaande stam. We willen graag een rondleiding, maar we moeten ook dringend wat eten. Uiteindelijk doen we dat eerst, in Historic Hazelton. Dit kleine dorpje is volledig herbouwd in de stijl van rond 1890. Het ziet er schattig uit en we gaan straks zeker nog
even kijken, maar nu zoeken we een koffietentje. En dat vinden we al snel ‘Mercedez Beans &  Model Teas’. Hilarische naam, heerlijke koffie en een uitstekende ‘cheese bun’. We smikkelen alles in het zonnetje op en gaan dan haastig terug naar Ksan Village, zoals het musseumdorp officieel heet.

Daar krijgen we een rondleiding van een lokale gidse, die ons welkom heet in haar eigen taal (meteen vertaald in het Engels). Ze blijkt erg aardig en heeft een enorm gevoel voor humor. We zijn eerst met z’n twee, maar al snel sluiten twee dames die we ook al in Stewart zagen zich bij ons aan en als we in het eerste longhouse staan, nog vier mensen. De tour moet eigenlijk 40 minuten duren en bestaat in elk longhouse vooral uit bandjes met info, maar door al onze vragen vertelt de gidse ook 100-uit en zijn we een dik uur bezig. Het is heel erg leuk: we leren van alles over deze stam die bestaat uit vier clans (die van de kikker, de wolf, de orka en de beer). Over het familieleven, de feesten, de dansen, de symboliek… En er is een hoop te lachen, al lijkt niet iedereen het meteen door te hebben als ze een grapje maakt. We liggen regelmatig in een deuk en ze kan het duidelijk waarderen. We zien drie ‘longhouses’, de familiehuizen waar soms tot vijf generaties samenleven. Eén ligt vol met gebruiksvoorwerpen, één met feest-attributen en één met dansmaskers en kostuums. We bedanken haar achteraf uitgebreid: dit was heel erg de moeite waard en we hebben voor het eerst het gevoel dat we een heel klein beetje in de cultuur van één van de first Nation stammen hebben gekeken.

Na een laastste waarschuwing voor een beer met drie jongen die in de buurt zou zijn en afscheid van de dames die we in Stewart zagen (see you in Smithers? Yep, that’s where we’re heading!) rijden we terug naar het andere museumdorpje. Daar kunnen we geen tour doen, dus we vermaken ons met een klein rondje door het dorp wandelen. Na het verhaal van daarnet is het wat vlak: we missen de tekst en uitleg en persoonlijke verhalen. Het is warm in het zonnetje en nadat we een flesje drinken hebben leeggedronken stappen we weer in de auto. We rijden naar Morriston. Daar hebben we nog een heel klein stopje: het donderend geraas van de stroomversnellingen en de zalm-visacties die daarin plaatsvinden. Donderend geraas: check. Maar vandaag wordt er volgens ons meer door onderzoekers gevist dan door hongerige locals. In plaats van een speer, wordt een net gebruikt en nadat de vis is gemeten, wordt ie weer terug gegooid. Fijn voor de vis, maar wel minder spectaculair.
Dus uiteindelijk rijden we door, naar Smithers. In dit kleine dorpje vinden we het Fireweed Motel, zoals gepland. We krijgen een simpele, maar schone motelkamer, met uitzicht op de bergen en tevreden gooien we onze tassen in de hoek. Omdat het al bijna half 5 is, lopen we meteen het dorpje in. We lopen een klein rondje, maar het stadje is oninteressant en we vinden al snel een pub. Daar is het verrassend druk en we gaan lekker op het drukke, afgeschermde terras in het zonnetje zitten. De drankjes gaan er wel in en uiteindelijk besluiten we ook te blijven eten. Nacho’s met alles er op en aan vooraf en daarna een burger. Bij het kleine koffietentje op de hoek halen we daarna nog een lekker bakkie en daarna taaien we af, terwijl de maan opkomt aan een strakblauwe, maar snel afkoelende lucht boven Smithers.

Smithers – Prince George

Smithers – Prince George

Beetje rommelige hebben we geslapen. Om echt wakker te worden gaan we behalve onder de douche, ook op de lokale farmers market op zoek naar ‘wakkerigheid’. Het wekelijkse marktje waar allerlei locals hun waren verkopen ligt op 100 meter van ons hotel en we vinden er zon, een uitstekende bak koffie en een bakkertje waar mensen voor in de rij staan. De croissantjes blijken niet zo lekker (misschien moeten we dat gewoon alleen in Europa proberen), maar de kruising tussen chocolade-cookies en ontbijtrepen zijn uitstekend en maaltijdwaardig. Als we zijn uitgekeken gaan we op weg.

We hebben niet zo heel veel stops vandaag, maar eentje hebben we er wel gepland. We rijden via een B-weg en dan een C-weg (gravel) naar Driftwood Canyon provincial park, een beroemd fossielenbed waar de eerste zalm-fossiel ter wereld ooit is gevonden. Nog steeds komen er ladingen fossielen uit de rotsen, dus dat lijkt ons heel interessant. Helaas. Het paadje door het bos is schattig, de borden informatief, maar de fossielen-vindplaats zit achter een soort hek. Er is een mevrouw het hek aan het schilderen. Ze vindt het belachelijk zegt ze, tot een paar jaar geleden kon je er gewoon bij. En nog steeds liggen er duizenden varen-fossielen, waar niemand wat mee doet. Als ze nou gewoon een regel maken dat je bijzondere vondsten naar een ranger brengt?! Zij zal niets zeggen als we omhoog klimmen… We komen heel even in de verleiding: als we nu gewoon een heel klein fossieltje zoeken en meenemen… Nee, spreken we onszelf streng to: take nothing but pictures, leave nothing but footprints. We laten de foto zitten: een rotswand van een afstandje is nou niet heel bijzonder…

Terug in de auto gaan we echt op weg. We moeten vandaag nog een stuk rijden en er is niet zo heel veel bijzonders om voor te stoppen onderweg dus …. waarom staat die auto daar…? Martijn remt, zorgt dat de auto volledig in de berm staat terwijl Karin roept: daar, een beer! Oh.. en daar…?! Rechts van de auto ‘graast’ een forse zwarte beer in een weiland. En links, aan de andere kant van de weg, graast óók een zwarte beer… mèt drie kleintjes! De ukkie zijn nauwelijks zichtbaar in het hoge gras, wat het geheel alleen maar schattiger maakt. En WAUW, zien we hier nu vier beren om ons heen?! We weten nauwelijks waar we kijken moeten. Het grazen is een vreemd gezicht, maar minder vreemd als je bedenkt dat ze niet zozeer gras al wel planten en bessen eten. Karin klikt plaatjes en terwijl ze dat doet, rent mamabeer ineens onze kant op. Ehm… we doen snel een stap dichter naar de auto toe en staan klaar om in de auto te duiken. Ze zal toch niet de weg over rennen? Dan zien we dat één van de kleintjes het ook op een hollen heeft gezet: hij zit nu aan de overkant van de weg, tegen het hek, op een meter of 12 afstand. Mamabeer ziet dat hij stopt, stopt zelf met rennen, staat daarna stil en lijkt het verder wel best te vinden, terwijl wij genieten van een kleine, eigenwijze beer, die zich nauwelijks laat vangen op de foto, maar ons helemaal vrolijk maakt.

Als de kleine beer terugrent naar zijn familie stappen we in en rijden we weg. Nadat we nog even van de enorme beer in het andere grasveld achter ons hebben genoten natuurlijk! De rest van de route naar Prince George is minder avontuurlijk. We rijden flink door, eten een broodje bij een Subway die we onderweg tegenkomen en zetten er daarna de sokken in naar Prince George. Onderweg nog één noemenswaardige bijzonderheid: ene beer! Ja, we beginnen ons ook af te vragen of het nog noemenswaardig is: we hebben inmiddels een beer of 12 gezien (inclusief deze)! Maar: we zijn nog altijd even enthousiast en vinden onszelf ongelooflijke mazzelaars. Voor deze beer kunnen we niet veilig stoppen, dus we genieten alleen van ‘m in het voorbij gaan. Hij eet bessen. Dag beer, eet jezelf maar lekker rond voor de winter!

Prince George is ongelogen het lelijkste Canadese stadje dat we ooit hebben gezien. Er is werkelijk NIETS te beleven downtown. Daar komen we achter nadat we onze tassen hebben gedumpt in de Travelodge, een prima, maar wat ‘smakeloos’ motel. We krijgen een kaartje mee en wandelen een rondje. Daar zijn we HEEL snel klaar mee; dat gaan we naders doen. We vragen in eht hotel waar de dichtsbijzijnde mall is en rijden daar heen. Daar winkelen we anderhalf uur lang. Niet heel bijzonder: Tijn shopt een shirt, Karin koopt een probeerverpakking van een kruidenthee. Maar wel leuk en weer eens iets heel anders. Als we zijn uitgekeken rijden we terug en HOERA, eten we bij een restaurant dat EN geweldige sushi EN heerlijke noedel- en rijstmaaltijden heeft. We eten onze vingers er bijna bij op: lekker! Met een buik vol lekker eten wandelen we terug naar het hotel. Tukkiestijd!

 

Prince George – Wells Gray

Prince George – Wells Gray

De Travelodge verrast ons met een heel behoorlijk ontbijt en als we om half 8 wegrijden zijn we erg tevreden over dit keurige motel. Over Prince George willen we vooral nog kwijt dat we fan zijn van het sushi-restaurant, maar dit verder strikt als een stop-over beschouwen. Hadden we al gezegd hoe lelijk het is? Zonder spijt tanken we, om daarna gas te geven. Daaaaaag!

Vandaag moeten we een enorm eind rijden en we beginnen met even flink doorrijden. De route is groen en volgens alle borden een wild-corridor. Er gebeuren veel ongelukken, er worden veel beesten gezien. We staan dus op scherp! … en zien vervolgens helemaal niets. Oh, dat is niet waar: na een half uurtje rijden rent er een hermlijntje (denken we) keihard de weg over. Martijn weet ‘m vakkundig te ontwijken. En verder zien we niets.  Geen hert, elk, moose of beer te bekennen. Om 10 uur zijn we dan ook zonder ongelukken in McBride. Karin loodst Martijn door het mini-dorpje heen, naar het omgebouwde treinstation. Daar zitten in: een koffietent, de tourist information, schone toiletten en een klein souvenirwinkeltje. Een kop koffie, gedeelde brownie, treinspotsessie (wat zijn die Canadese treinen lang!), info over een vogel-spot plaats, plaspauze en een rondje ‘eksteren’ later, zitten we weer in de auto. We rijden een klein rondje door het dorp, naar een steigertje aan een meer, waar vogels te spotten zijn. Als we uitstappen begint het te regenen, de eenden vliegen er vandoor en de enige andere vogel is een reiger die we in Nederland op elke vijverhoek tegenkomen. Tot zover het vogels spotten.

In de plaatselijke supermarkt, die tot onze verrassing ook al op zondag open is, treffen we wel een vogel. Een vreemde. De man spreekt ons aan, laat ons trots foto’s van bergweiden zien die hij zegt gemaakt te hebben en in een krant zijn afgedrukt en blijft ons door de hele supermarkt achtervolgen met vragen. Er zit geen kwaad bij, maar wat vermoeiend is het wel. Uiteindelijk worden we ‘gered’ door een andere local die hem aanspreekt en ons de kans geeft te ontsnappen. We rekenen snel onze frisjes en zakje chips af en ‘rennen’ er vandoor.

De route die we daarna rijden is erg mooi, maar alweer geen beest te bekennen. Het schiet wel lekker op en een uurtje later eten we een lunch in het illustere gehucht Valemount. Nee, ook nog niet eerdere van gehoord (of wel, de vorige keer, maar we weten het niet meer). De tourist information helpt ons aan de enige tent die vandaag open is en lunch serveert. We eten er verrassend lekker: een wrap met allerlei verse ingredienten voor Martijn en sitto quesedilla voor Karin. We drinken er flink wat fris bij (gelukkig zijn er om de 40 kilometer ‘rest-areas’ met schone toiletten) en daarna gaan we weer verder.Het wordt steeds bergachtiger en we doorkruisen de rockies. Linksaf naar Jasper, zullen we? Nee, die herhaling bewaren we voor de volgende keer; nu rijden we door naar Wells Gray. We stoppen onderweg nog af en toe voor benen strekken en toiletbezoek en één keer komt er tijdens zo’n stop aan de overkant van het water een goederentrein voorbij. We herhalen: ongelooflijk wat zijn die dingen lang! Minutenlang denderen er wagons voorbij. Diep onder de indruk vervolgen we oze weg en.. jawel, een beer! Deze keer zit hij heel dicht langs de weg en het is een enorme joekel. We balen dat we ook hier niet veilig kunnen stoppen, maar veiligheid van ons, andere weggebruikers èn de beer gaan uiteraard voor. We geven elkaar een high five. Da’s 13!

In Clearwater zijn we uiteindelijk rond half 4. We halen er een parkplattegrondje op bij de tourist information, tanken (zodat we zeker weten genoeg benzine hebben in het park), pinnen en rijden dan de weg op naar het park. We slapen bij de Blue Grouse Inn, een – zo blijkt – schitterende B&B die 23 kilometer het park in ligt. De weg wordt steeds mooier, al zien we geen beesten. De uitzichten zijn prachtig en we zijn blij met de keurige, verharde weg. Hoewel we het niet zeker meer weten, menen we ons te herinneren dat we vorige keer alleen over gravel reden. Na nog een half uurtje zijn we bij onze Inn en worden allervriendelijkst welkom geheten door een vrouw met een Duits/Oostenrijks/Zwitsers accent. Ze geeft ons een prima kamer (tikkie oudbollig decor, maar van alle gemakken voorzien) en reserveert meteen op ons verzoek een tafel bij een grill-restaurant 2 kilometer verderop. Dan spreken we nog een ontbijttijd af (8 uur is de vroegste mogelijkheid, dus dan doen we dat) en daarna laat ze ons bijkomen. De tuin is prachtig, het bed is bijna net zo breed als het lang is en ligt lekker, de bank zit prima… We maken een kopje thee en komen lekker een beetje bij.

‘s Avonds begint het te spetteren. We hebben de regen eerder achter ons kunnen laten in McBride, maar hij heeft ons ingehaald. Als we op 7 uur bij de Black Horse Saloon zijn, licht de vallei op door de bliksem. We eten een bbq-maaltijd waarbij je je hoofdingredient uitkiest dat ter plekke voor je wordt gegrild en verder een soort buffetopties kunt kiezen. Het eten is ok, de muziek is ok: het is alleen een beetje jammer dat het verder vooral aandoet als een ontbijtzaal voor een hotel (wat het volgens ons morgenochtend ook weer is), waardoor we niet bepaald de neiging hebben te blijven plakken. Een uurtje later zijn we weer thuis, nemen een borrel en zetten de tv aan. Morgen het park in!

Wells Gray

Wells Gray

Op wat luidruchtige Duitse buren na, die ons eerste uurtje slaap wat verstoren, is het ontzettend stil, zo midden in het park. Het bed is zo groot dat we elkaar vannacht zo ongeveer kwijt zijn geraakt en we hebben prima geslapen. Martijn is voor de wekker wakker; Karin schiet overeind van de piepjes. Zo, opstaan! En als we daarbij herrie maken met de kraan en het doortrekken van het toilet? Oeps, sorry buren…

Het ontbijt is heerlijk! Er staat echt van alles: vers brood en brood om te toasten, twee soorten yoghurt, drie soorten muesli, gekookte eitjes, drie soorten jammetjes, basterdsuiker, drie soorten kaas, drie soorten vleeswaren en een enorme berg vers fruit. We mogen zelf uitkiezen en we krijgen elk twee versgebakken pannenkoeken! Mjummie! Lekkere bak sterke koffie erbij, vers kopje thee voor Karin, sapje erbij… we kunnen de lunch wel overslaan straks! We genieten en kletsen ondertussen gezellig met de eigenaresse, die op onze vragen van alles verteld over het winterseizoen in Wells Gray (“a fair bit of snow, about knee or hip high”…), de beesten die er in de tuin komen (eland, coyote, beer, herten) en het jachtseizoen. Dat laatste is duidelijk een gevoelig punt: haar man jaagt. ZIj vindt dat op zich goed, mits je opeet wat je jaag èn je niet in je eigen tuin jaagt. Dat leverde vorig jaar wat spanning op, toen haar man na een lange dag jagen met lege handen thuiskwam en drie herten in zijn eigen tuin zag staan… De hertjes hebben het overleefd en aan haar grijns te zien haar huwelijk ook.

Om half 9 schuiven de Duitsers aan en zoals we al dachten schakelt de eigenaresse naar hen direct over in het Duits. Geen ‘Hochdeutsch’, dus we gokken op Oostenrijks of Zuid-Duits misschien. Ze blijft tegen ons Engels praten en de Duitsers kijken wat gechoqueerd als we ze als we weggaan ‘Schönen Tag’ wensen. Ja, we kunnen jullie verstaan (al zijn ze overigens heel netjes en hebben ze niet geroddeld). Met een grijns gaan we weg, pakken onze zooi en overleggen even. De voorspellingen voor vandaag zijn beroerd en het is net begonnen met spetteren. Misschien toch even blijven zitten? We stemmen tegen. Er is vast genoeg te zien en terugkomen en lezen kan altijd nog.

We zijn nog geen vijf minuten onderweg als Martijn links vasn de weg een vosje spot. Wauw, wat is ie mooi. Niet rood, maar gevlekt grijsbruin, met een mooie witte pluim aan zijn staart. We remmen, keren heel voorzichtig om, raam open, camera in de aanslag… en de vos blijft gewoon zitten! Uiteindelijk komt er een auto achter ons staan en we rollen heel langzaam tot naast het beest! Karin maakt een paar plaatjes van heel erg dichtbij voor het vosje ineens schrikt, ons recht aankijkt en binnen 0.3 seconden is verdwenen. Wauw, goedemorgen Wells Gray!

De eerste geplande stop is Dawson Falls, een heel brede en niet zo hoge waterval waarvan het uitzichtspunt met een wandelingetje van 10 minuten te bereiken is. Er dondert heel wat water naar beneden. Gelukkig dat het gisteren geregend heeft, anders zat er weinig water in misschien. Daarover gesproken: het is droog en zien we daar nu blauwe lucht aankomen? Snel, naar Helmcken Falls! Dit is de beroemdste watervall van het park: het water valt ruim 140 meter naar beneden. De vorige keer hebben we de waterval nauwelijks kunnen bekijken door de rook die in het park hing (afkomstig van de branden door heel BC), dus we zijn benieuwd. We rijden er heen en inderdaad, als we parkeren prikt het zonnetje net door de wolken heen. We lopen naar het uitzichtspunt en onze monden vallen open. Wauw… Het water valt vanaf Murtle River door een smalle opening 140 meter naar beneden, in een enorm door de waterval zelf gecreerd ‘gat’. De zon en schaduw trekken strepen door de opstijgende waterdamp. We vliegt een roofvogel over (een slechtvalk?), we horen vogels en zien vlinders rondfladderen. Zó hoopten we de watervallen te zien. We maken heel wat plaatjes en genieten van het zonnetje in een steeds blauwer wordende lucht.

Na Helmcken Falls is het nog de beurt aan Bailey’s Chute. Dit is niet zozeer een waterval, maar een heftige stroomversnelling, ook via een wandeling te breiken. En niet alleen is het water een machtig gezicht: rond deze tijd van het jaar springen er zalmen! De grootste zalmsoort, de Chinook, die tot wel 22 kilo kan wegen, komt hier in het paaiseizoen (half augustus / half september). Nadat hij met een geweldige krachtsinspanning vanaf de oceaan de zoetwater rivieren is opgezwomnen, tegen de stroom in, komt de zalm hier zijn grenzen tegen. Veel zien veel zalmen springen: we zien er niet één die niet terug gespoeld wordt. De (naar we vermoeden teleurgestelde) zalemen laten zich uiteindelijk terugzakken, paaien verderop in de rivier en sterven. Een natuurlijke dood, óf doordat ze opgegeten worden door beren, roofvogels of mensen. Wij genieten van de enorme vissen die zichzelf dapper tegen de stroom ingooien en soms meters ver komen. Er komt er zoals gezegd niet één verder dan het midden en Karin krijgt een aantal zalmen op de foto. We wensen ze een prettig paaiseizoen… en de beren een smakelijke hap! Nadat we een tijd in het zonnetje hebben staan kijken is het tijd voor pauze. We rijden naar Azure Lake, waar we een leuk koffietentje vinden en (opnieuw in de zon) koffie drinken. Dan besluiten we terug te rijden naar Clearwater. Een kans om beesten te spotten, om goeie koffie te vinden en om te besluiten wat we vanavond gaan doen met eten.

Het is een dik uur rijden naar Clearwater. Helaas zien we geen beesten, maar aan de rand van het dorp, vlak bij de visitors center vinden we de Flour Meadow Bakery en Café. Ze hebben uitstekende koffie èn een hele bakkerij vol heerlijkheden… Het is bijna half 3 en uiteindelijk gaan we toch voor de bijl voor een scone (Karin) en cornish pastie (Martijn). Daarna doen we de supermarkt aan… en kopen er uiteindelijk alleen teleurgesteld een sapje. Het gaat niet echt lukken om hier een hapjes-avond-naar-wens van te maken! Gelukkig hebben we een plan B. We rijden naar Dutch Lake (ja, zo heet het echt) waar we aan de rand restaurant Painted Turtle vinden. We hebben er goeie dingen over gelezen. De kaart en het overdekte terras (met hittelampen) zien er aanlokkelijk uit, dus we reserveren voor vanavond en rijden tevreden terug naar onze B&B.

We werken het verslag bij, lezen wat, en kijken ondertussen met een licht verontrust oog naar het weer. Het wordt weer bewolkt! Hmmm, als we om half 6 wegrijden nemen we allerlei laagjes inclusief een waterdichte mee. en we laten onze zonnebril thuis. Stom plan! We zijn nog 10 minuten onderweg als we weer in de zon rijden. En het blijft prachtig. We eten weliswaar in de schaduw en met een flink aantal truien en een jas aan, maar het uitzicht is prachtig en het eten heel erg lekker. De terug weg is, ondanks wat kleine omwegen in de vallende schemering, in de hoop dat we beesten zien, zonder bijzonderheden. Op de kamer werken we het laatste beetje verslag bij en drinken nog een drankje. Dat hopen we morgen nog beter te doen trouwens, dan gaan we naar Kelowna, de wijnhoofdstad van BC!

Wells Gray – Kelowna

Wells Gray – Kelowna

Deze keer hebben onze buren zich uitstekend gedragen en ook de nieuwe buren aan de andere kant hebben we niet gehoord. We hebben uitstekend geslapen en om acht uur zit alle zooi in de auto en zitten wij aan het ontbijt. Tegelijk met een Duits stel dat gisteren is aangekomen en dat bij ons aan tafel wordt gezet. We vragen of ze het erg vinden om Engels te spreken en nee hoor, dat is geen probleem. Ze zijn gisteren uit Whistler komen rijden: een enorm eind! Ze hebben ook Victoria en Tofino gehad: ze pakken het duidelijk in grote stappen aan! Het ontbijt is ondertussen heerlijk: we krijgen een stukje versgebakken quiche bij alle koude heerlijkheden en we genieten ervan. Vooral het verse fruit is lekker: dat voorkomt losse-fruit-inkoop-acties.

Na het afrekenen vertrekken we rond 10 over half 9 aan onze tocht naar Kelowna. Maar niet voor we aan de rand van Clearwater zijn gestopt voor een lekkere bak koffie, bij het bakkertje waar we gisteren ook waren We zijn niet de enigen die dat hebben bedacht: er staat een enorme rij. Maar met wat geduld krijgen we koffie en rijden we om half 10 echt weg. Dat Wells Gray; fijn dat je deze keer zo veel mooier was dat de vorige (al zagen we toen meer beesten)!

Het landschap verandert al snel: we rijden duidelijk de uitlopers van de Rockies uit en hoewel het landschap heuvelachtig blijft, wordt het wat vriendelijker, iets wijdser. We rijden langs de rivier en waar het eerst mooi groen is, rijden we plotseling langs een landschap dat is verbrandt, zowel aan onze, als aan de andere kant van de rivier. Het lijkt de brand te zijn van eerder deze zomer, waar onze gastvrouw over vertelde. De bomen zijn verwoest, maar de heuvel begint weer groen te worden. Het is een vreemd gezicht: troosteloos, maar ook hoopvol, omdat het weer zo snel groen wordt. Even verderop is het weer groen en hoera! We zien ene hert in een weiland staan! We begonnen ons al af te vragen of dat nog zou gebeuren. We vinden het een vreemde ervaring: iedereen zegt dat het stikt van de herten en hoopt altijd een beer te zien. Wij hebben 13 beren gezien (!) en – met deze erbij – zes herten, waarvan drie tegelijk! Begrijp ons goed: we klagen niet, maar het lijkt een beetje de omgekeerde wereld!

De rit gaat verder soepel voorbij. Het is erg mooi weer, met maar een paar wolkjes en de route is mooi. Nadat Highway 5 is overgegaan in de 97 stoppen we in Merritt om te tanken en een bak koffie te halen bij de Starbucks. Daarna slaan we af naar de 97c, richting Kelowna. Daarvoor moeten we een bergpas over en er wordt overal gewaarschuwd voor winterse condities. Dat lijkt met dit mooie weer nog ver weg, maar onze gastvrouw vertelde gisteren dat er ‘s nachts al op verschillende plaatsen in BC de eerste sneeuw was gevallen! Vrachtwagens moeten op deze pas vanaf 1 oktober kettingen om. Hmm, we maken nog een mooie stukje hefst mee, maar het kan snel omslaan. Net als je dag trouwens: we komen onderweg een ongeval tegen waarbij een auto volledig aan het uitbranden is. Er zijn hulpdiensten bij en de eigenaren staan ongedeerd, maar moedeloos naar de brandende auto te kijken. We zien dat we weinig voor deze mensen kunnen betekenen en rijden door, terwijl we ze in gedachten sterkte toewensen.

Het is kwart over 1 als we in West Kelowna aankomen. Het is er druk: er rijden veel auto’s en overal zijn stoplichten. We begrijpen ook waarom: het uitzicht over het meer is bijna overal in de vallei fenomenaal en het weer is er ‘s zomers goed voor mensen èn voor wijnranken. Daarom stoppen we bij een Visitors Centre en halen een kaart van de regio waarop alle wijngaarden staan aangegeven. Ook degene waar we nu naar toe willen, in de hoop dat we er lekker kunnen lunchen. En dat lukt. Mission Hill Estate Family Estate is een enorme winery (de grootste in de regio) en heeft een prachtig gebouw. Het heeft de sfeer van een Toscaans gebouw (of gezien de omvang: meer van een heel dorp), ligt midden tussen de wijnvelden en heeft een hotel dat op een overdekte patio uitkijkt over het meer en de wijnranken. Zonnnetje erbij… en hoera we hebben geluk. Het is een enorm populair restaurant, dus meestal lukt eten zonder reservering niet. Maar: over half 2 op een doordeweekse dag werkt. We eten heerlijk: voorgerecht-porties gerookte heilbot (Martijn) en carpaccio (Karin), versgesneden frietjes erbij en drie soorten kaas toe en we zijn helemaal blij. En het uitzicht…! Wauw! Als we uitgegeten zijn wandelen we het proeflokaal binnen en Karin doet een kleine proeverij. Martijn, als chauff, krijgt een appel/peren-bubbel-sapje aangeboden. Niet zo vreemd, in een vallei vol wijngaarden èn fruitbomen! En erg attent, al is het niet zo zijn smaak. Karin vindt het leuk èn lekker, de wijntjes. Vooral de merlot is heel erg lekker, eigenlijk tot haar verrassing. Misschien weer eens vaker een merlot proberen! De wijnen zijn verder erg droog en waar dat in de witte wijnen een bonus is, maakt het de rode wijnen een beetje èrg strak. Maar al met al zeer tevreden vertrekken we uiteindelijk naar het hotel.

De Accents Inn ligt iets van de drukke hoofdstraat af, maar de kamer is helaas nog redelijk lawaaiig. Maar het zier er verder prima uit en tevreden gooien we onze tassen op de kamer (en leggen alvast onze oordopjes klaar). Daarna rijden we naar het centrum. De afstand is wandelbaar, maar het is inmiddels vier uur en we willen proberen nog een wijntoer voor morgen te boeken. Dus rijden we eerst naar het lokale ‘wijncentrum’. Die zouden ons naar toers moeten kunnen wijzen, maar uiteindelijk krijgen we alleen wat folders mee van de overigens zeer aardige man achter de balie. Het visitors centre heeft gelukkig veel info en is van harte bereid ook wat organisaties te bellen. We kiezen er drie uit, maar ze geven alledrie niet thuis! Hmm, het begint er niet best uit te zien voor ons tripje morgen! We rijden terug naar het hotel en parkeren de auto. Tijd voor een borrel voor ons allebei!

We wandelen naar het centrum, wat eigenlijk verrassend leuk is. Ondanks alle ketens en 13 in een dozijn tenten van de (laaaaaange) buitenwijken, heeft het centrum leuke straten en winkels, charmente panden en het is heel bewandelbaar. We lopen naar Raudz, een hippe tent, waar het nu (kwart over zes) al stampvol is. We laten onszelf op de wachtlijst zetten en besluiten de wachttijd van naar schatting een uurtje door te brengen bij Micro, een ‘zusje’ van Raudz. Micro is een leuke bar, met allerlei lokale wijnen en biertjes, lekkere cocktails èn allerlei hapjes. We kiezen een drankje uit (Tijn een lokaal biertje; Karin een gin & tonic variant) en bestellen een bak… popcorn! Vers gemaakt en errug lekker. We kletsen, genieten van de drankjes en het hapje, nemen nog een drankje… Karin probeert zelf nog een keer de top 2 van de wijntour-operators te bellen, maar ook nu is er geen gehoor. We besluiten het op te geven: we gaan morgen onze eigen tour in elkaar knutselen!

Voor nu Betalen we de rekening en wandelen we drie deuren verder naar Raudz, waar het nog steeds stampvol is, maar inmiddels nèt een tafeltje vrijkomt dat voor ons is bestemd. En we eten een heerlijke maaltijd bestaande uit allerlei lokale hapjes. Met een lokaal drankje erbij natuurlijk. Garnalen, twee soorten salami, gerookte vismousse, cheddar, gedroogd fruit en noten, vers brood, hummus, kruidenboter, olijven… We zijn inmiddels erg vrolijk (heeft werkelijk NIETS met de drank te maken, laat dat duidelijk zijn) dus we vermaken ons uitstekend. Uiteindelijk rekenen we af en wandelen in een minuut of 20 door de inmiddels donkere stad terug naar ons hotel. We slapen in no time.

Kelowna

Kelowna

Vandaag slapen we – met dank aan de oordopjes – een beetje uit. Dat wil zeggen: we worden om half 8 uit onszelf wakker, maar dan hebben we al wel uuuuuuren geslapen. Lekker! Als we zijn gedoucht en aangekleed rijden we in vijf minuten naar de farmers market die elke woensdag (en zaterdag) wordt gehouden. Het is een flinke en het is fijn om er in het zonnetje overheen te lopen, maar echt heel bijzonder is het niet. Veel fruit (op zich niet gek, gezien de al eerder genoemde enormke hoeveelheid boomgaarden), wat lokale vakmensen (glasblazers, zilversmeden etc.) en gelukkig ook een prima bakkertje waar we een bescheiden pretzel kopen en opknagen. De (goeie) koffie is ver te zoeken helaas, dus als we uitgeneusd zijn, rijden we naar het centrum. Daar parkeren we bij Pulp Ficton, een lokale koffietent met als thema de jaren ’50 van de vorige eeuw. Geweldig decor, geweldige kunst en heerlijke koffie. We vermaken ons wel even.

Daarna wandelen we naar het lokale ehm boomgaard museum. Het klinkt enorm suf, maar eigenlijk is het erg leulk. Het is heel klein en er wordt een kort overzicht gegeven van het proces van het plukken, maar vooral van het verwerken en inpakken van de fruitsoorten (vooral appels). De foto’s en de oude labels voor op de kratten zijn geweldig en de live bijenfamilie in een glazen ‘korf’ (druk bezig honing te maken) doet het ook heel leuk. De machines zijn bovendien fascinerend en hebben wel iets weg van de cannery in Fort Edward. Het is zoals gezegd niet heel groot, maar het is leuk. Als we klaar zijn brengen we ook nog een bezoekje aan de Turtle Island Gellery, een kunstgallerij waar First Nations kunst wordt tentoongesteld en verkocht. We kwijlen een tijdje over te grote en te duren spullen en als we alles hebben gezien (en sommige dingen twee keer: nee, we gaan ze echt niet meenemen) wandelen we terug naar de auto.

Tijd voor deel 1 van de rour. Martijn rijdt eerst naar de Pyramid Hill Winery, herkenbaar aan een grote witte piramide (duh). Het uitzicht is er geweldig, maar we zijn niet kapot van de wijn, noch van de norse jongen die ons helpt met een tasting en er duidelijk geen enkele zin in heeft. Hmmm, dit wordt een korte stop. De volgende is beter: Cedar Creek Winery. We twijfelen even over lunch hier (een net zo mooi terras als gisteren, met bijna net zulk mooi uitzicht), maar het menu is (net als gisteren ) èrg fancy en vandaag hebben we daar niet zo veel zin in. Dus gaan we alleen voor een proeverij en deze wijnen smaken een stuk beter. Bovendien is de dame die ons helpt een stuk vriendelijker. Martijn sipt twee minislokjes; Karin probveert vier wijntjes, maar drinkt net als de vorige proeverij twee sipjes per glas. Er staat nog meer op het programma, dus ze wil niet nú al op haar hoofd staan.

Na deze proverij rijden we terug naar het centrum waar we uiteindelijk landen bij Breads & Co. Daar kunnen we een prima lunch krijgen: heerlijk vers brood, lekker belegd en uitstekende koffie. En met die bodem zijn we klaar voor deel twee van De Tour. Martijn brengt de auto naar het hotel en wandelt terug, ondertussen Karin achterlatend in een ENORME boekhandel. Ze wuift nog net achteloos achterom voor ze zich begraaft in een berg boeken! Een half uur later is Martijn terug en wandelen we samen naar Sandhill Winery. Sandhill is de oudste winery in de regio. Ze zitten er al sinds 1932 en hebben een hoop lekkere wijntjes. En dat proeven we: lekker droge maar smaakvolle witte wijntjes, een krachtige rosé, droge rode èn een ijswijn… oh mensen de ijswijn… Hij is echt VEEL te duur om mee te nemen, maar we likken bijna ons glas uit zo lekker is ‘ie. We zijn zo enthousiast dat het meisje dat ons helpt ons alleen het kleine bedragje rekent voor de proeverij van de ‘normale’ wijntjes! Tevreden wandelen we naar buiten…

… en naar de buren. Daar zit Tree Brewing, een brouwerij van verschillende biertjes. Onder het motto ‘als je al die wijn zat ben, kom dan bij ons’, kan je ook bij hen een proeverij doen. En daar heeft Martijn wel oren naar. Deze keer zijn de rollen omgedraaid: Karin sipt alleen de lekkerste biertjes, Martijn doet een volledige proeverij met vier biertjes. Een witbier, een IPA, een xx en een xx. De IPA is ongelooflijk bitter; het witbier valt bij Martijn wèl enorm in de smaak. De overige twee biertjes zijn ‘gewoon prima’. Onder het proeven zien we nog even hoe een ‘growler’ wordt bijgevuld. Een growler is een soort thermoskan (van een paar liter: hier verkopen ze versies van 2 liter) waarin je bier mee kunt nemen! Een gevulde growler blijft een week of twee goed: als ‘ie open is is het een kwestie van doordrinken!

De laatste drankstop van vandaag is een destilleerderij in het centrum en daar worden we het meest verrast. Het is een mooie ruimte, met behalve de flessen ook borden met uitleg over de verschillende dranksoorten èn een werkende destilleerketel! Daar staat een berg kersen zichzelf in alcohol te veranderen, drup voor drup! En, natuurlijk, we kunnen er proeven. En dat is echt héél lekker! Helaas is de whiskey niet meer te proeven (op!), maar we proeven een frambozenbrandy (die lekker smaakt, ondanks de wat vreemde geur), een duindoorbessen likeur (die zowaar lijkt op en bijna net zo lekker is als de ijswijn) en een ongelooflijk lekkere, smaakvolle gin! De gin wordt gebruikt door Micro, wat de smaak van de gin & tonic van gisteren verklaard. We delen één proeverij en dit is het glas waar we bijna om ‘vechten’ (nouja). Erg lekker en meer dan tevreden gaan we er vandoor.

We drinken een kop thee bij Breads & Co en daarna eten we een vroeg diner bij MoMo, een sushi/noodle restaurant. Lekker, maar niet zo lekker als in Prince George! Maar ja, Kelowna heeft dan wèl heel veel andere leuke dingen, in tegenstelling tot Prince George…

Kelowna – Richmond, Vancouver

Kelowna – Richmond, Vancouver

Vandaag hebben we geen haast, dus we doen het rustig aan. Het is onze laatste volledige vakantiedag en we zijn er een beetje chagrijnig van. We zijn wel op tijd wakker, dus pakken onze zooi in (vanavond echt goed, nu nog even snel) en rijden daarna naar Bread & Co. Want, zo hebben we bedacht, we mogen nog één keer uitgebreid Canadees ontbijten. Martijn neemt eieren (met bacon natuurlijk) en Karin… pancakes! Met een soort honing-maple stroop, die zowaar verrassend lekker is. Kopje echt lekker koffie erbij en vooruit, we worden er weer een beetje vrolijker van.

Na het ontbijt rijden we richting Vancouver. Eerst over de 97c, terug richting Merrit en dan via de 5 naar Hope. De route is prachtig, maar soms erg stijl. Uiteindelijk rijden we hier de uitlopers van de Rockies uit en de vrachtwagens hebben duidelijk moeite met een dalingspercentage van 8% voor de komende 17 kilometer! Bij Hope houden we een wat langere stop. Heel vaag komen er wat herinneringen boven aan de vorige keer dat we hier stopten. Gelukkig willen we er nu alleen koffie drinken, een laatste keer tanken en even de benen strekken. Het weer is heerlijk: strakblauw en nu het wat later op de ochtend is, ook lekker warm. We halen koffie bij wat duidelijk de drukste koffietent van het dorp is (met inderdaad uitstekende koffie), wandelen een klein rondje en gaan nog even tanken. Daarna rijden we door, via Highway 1 richting Vancouver.

We praten ondertussen over wat we willen gaan doen. In principe waren we van plan om in één keer door te rijden Vancouver in, naar Stanley Park, maar Karin vindt in de LP nog Fort Langley. En laten we daar nu bijna zijn. Deze historische plek heeft als belangrijkste bezienswaardigheid een gerestaureerd fort, waar ooit in 1858 de provincie Britisch Columbia werd gesticht, door James Douglas, die we ‘tegenkwamen ‘ in de parlementsgebouwen in Victoria. En het stadje zelf blijkt ook erg schattig, zo merken we al snel. De historische panden downtown zijn allemaal keurig gerestaureerd, maar er wordt wel geleefd, waardoor het gelukkig geen museum-uitstraling heeft. We vinden er een leuk café’tje, waar we laat maar lekker lunchen. Daarna bezoeken we het fort.

En dat is echt erg leuk. Het handelsfort, waar pelzen, fruit en zalm werd verzameld en verhandeld, kent nog één origineel gebouw, maar aan de hand van schilderijen, archeologische opgravingen, foto’s en verhalen zijn de andere gebouwen gerestaureerd en / of weer opgebouwd. Ook de houten pallisade om het middenveld heen is gerestaureerd en overal lopen acteurs in kleding uit de hoogtijdagen van het fort (eind 19e eeuw). De smid vinden we het leukste. Deze vakman (twee jaar opleiding en vijf jaar in de leer bij verschillende smeden over de hele wereld) geeft een soort doorlopende demonstratie waarin hij eenvoudige kandelaars en haken (om pannen of kleding aan op te hangen) maakt. Die hij vervolgens tot onze grote vreugde serieus ‘verhandelt’ voor ‘goud’ aan kinderen die in een kreek verderop in het fort goud hebben ‘gedolven’. Ook de uitleg over het maken van tonnen is erg leuk, net als de groentetuin. We vermaken ons prima en gaan tevreden na een uurtje of twee weer weg.

We drinken nog een drankje in het dorp en besluiten dan toch maar door te rijden in plaats van hier te wachten tot het etenstijd is (al zien we veel leuke restaurantjes). We stappen tevreden in de auto: zo is het nog een echte vakantiedag geworden! We rijden in een uurtje met hulp van een kaart èn Foonie naar het hotel in Richmond waar we ook de eerste dag bleven slapen. Zo, als we willen hoeven we alleen nog vijf minuten naar de luchthaven te rijden, maar we zien morgen wel wat we gaan doen. Nu gooien we de tassen op de kamer en zoeken met behulp van Tripadvisor een goed restaurantje in de buurt. We kiezen voor Pier 73, een restaurantje dat naast een hotel aan de overkant van het water ligt. We ‘beklimmen’ dus de brug, maken al wandelend een draai onder de brug door en binnen 10 minuten staan we voor de deur. Het is er druk binnen (een goed teken) en zeker niet alleen maar het de hotelgasten. We krijgen er een tafeltje en het blijkt een uitstekende keuze. Het eten is er heerlijk, het uitzicht is er fantastisch. We kijken uit over de stille, snelstromende zee-arm, waar Martijn in de verte een zeehond ziet wegduiken. En we proosten op deze onvergetelijke vakantie.

Vancouver – Leiden

Vancouver – Leiden

Grumpf… na vandaag is het ècht op! Tijd om er nog even iets leuks van te maken. We pakken onze zooi voor de laatste keer goed in, gooien de tassen in de auto, checken uit en gaan er vandoor. We hebben allebei geen zin in ontbijt (we hebben alleen wat drinken genomen): dat doen we straks wel ergens. Of niet. Op dit moment rijden we eerst door de spits dwars door een druk Vancouver, over de bruggen, downtown en uiteindelijk naar Stanley Park… waar het meteen weer heel rustig is. Dit enorme stadspark ligt op de landpunt die het centrum (downtown) van de stad vormt. Met  400 hectare is het een stuk West Coast regenwoud midden in de stad. Het kent een ‘seawall’ (een wandel en fietspad) van 8.8 kilometer er om heen, een aquarium, tuinen, prachtige bospaden, wildlife, mooie uitzichtspunten en een verzameling van 9 prachtige totempalen. En dat is onze eerste stop. We hebben ze al eerder gezien, maar we genieten er opnieuw van. Vooral in het heerlijke zonnetje dat aan de strakblauwe lucht staat. Lekker cadeautje, op de laatste dag.

Na het bekijken van de totempaal lopen we een klein rondje van een dikke kilometer, langs een klein vuurtorentje en met uitzicht op de stad en de industrie van Vancouver. Als we bijna terug zijn bij de auto steekt een zeehond nog even zijn kop boven water. Dag, tot de volgende keer! We zwaaien naar ‘m: daag! We rijden naar de tweede stop: het uitzichtspunt op de Leeuwenbrug, waar we een lekkere bak koffie en een koek halen, die we opsmikkelen in het zonnetje bij het uitzicht op de brug. En op busladingen toeristen, die de bus uitrennen, snel een foto maken en de bus weer in rennen. Amerikanen en Aziaten. Klik, klik, gauw weer verder. De laatste stop is bij een uitzichtspunt bij een klein restaurantje. Helaas blijkt dat op zaterdag en zondag wèl ontbijt / brunch te hebbe, maar op vrijdag niet.

Hmmm, na een beetje zitten in de zon besluiten we het voor gezien te houden. We rijden terug, door de inmiddels wat minder hectische stad, naar Richmond. Voorbij de luchthaven ligt op 10 minuten rijden de werf van Stevenson, waar we de auto parkeren. Dit is leuk! En druk, maar daar trekken we ons niet zoveel van aan. Hier ligt een nog grotere cannery (een national heritage site) dan in Port Edward in het noorden, er is een enorme houten promenade, met allerlei vissersbootjes die vannacht gevangen vis van de achterkant van hun boot verkopen, restaurantjes en een stuk verderop nog een historische site. We hebben niet zoveel tijd meer, dus we vermaken ons vooral met een uitgebreid rondje over de promenade en langs de bootjes. Die zalm ziet er spettervers uit… en die tonijn trouwens ook! We kunnen er helaas niets mee, maar leuk om te zien is het wel. En het maakt hongerig. We vinden naast alle fish & chips tentjes een cafétje waar we onze brunch vinden. En dan is het op.

We rijden naar de luchthaven, waar we de auto inleveren. We hebben ongeveer 4200 kilometer afgelegd de afgelopen weken! Niet slecht in dit toch niet heel krachtige koekblik. We leveren onze tassen in, zwaaien nog een keer naar Vancouver en gaan door de douane. De vertrekhal is prachtig: er stroomt een beekje doorheen (!), dat uitkomt bij een enorm aquarium. Er staan planten. En we kunnen er nog iets drinken en een minihapje eten voor we uiteindelijk inchecken. We hebben economy comfort stoelen rechts vooraan in het vliegtuig en eerlijk is eerlijk: het zit heerlijk. Veel beenruimte, de stoel kan verder naar achter… En nu gaan we een vreemde ‘nacht’ tegemoet. We vliegen er als het ware dooreen. Na het eten gaan de lichten uit en we doen ons best om in slaap te vallen. Dat lukt; Martijn eventjes en Karin wat langer. Ze wordt wakker omdat Martijn aan haar schudt: noorderlicht! De zonnestorm zou vannacht op veel plaatsen het noorderlicht zichtbaar moeten maken en we hebben ongelooflijk mazzel. Uiteindelijk genieten we dik 25 minuten tegen het raampje geplakt van dit steeds mooier wordende en daarna weer afnemende spektakel. Dansende lichtgordijnen in groen en geel trekken langs de hemel. Naast ons, onder ons, boven ons… Het is een fantastisch gezicht en we lijken één van de heel weinigen in het vliegtuig die ervan genieten. Veel mensen slapen of kijken tv. Eén man zit nieuwsgierig naar ons te kijken en uiteindelijk haalt Karin hem op om even door ons raampje te kijken. Hij straalt en bedankt ons. De piloten plaatsen van 10 minuten een berichtje op alle tv schermen: ‘look, northern lights!’ We kunnen ons hun enthousiasme voorstellen: wij stuiteren ook onze stoelen uit!

Als de ‘show’ voorbij is, worden we langzaam weer rustig en proberen in slaap te vallen. Bij Karin gaat dat goed (zelfs geen pijn in haar nek deze keer, door de fijne stoelen!), bij Martijn helaas niet. Hij maakt Karin uiteindelijk wakker als het licht is en er ontbijt aankomt. Uiteindelijk landen we om 10 uur op Schiphol. Harro en Eveline halen ons op: erg fijn en erg gezellig! Rond half 12 zijn we weer thuis. Gelukkig is het heerlijk weer; zonnig en bijna zomerse temperaturen. Allemaal dingen die helpen om ons een beetje minder sip te zijn dat deze GEWELDIGE vakantie er op zit. We praten nu al niet over óf we terug gaan, maar over wanneer…