Archief van
Categorie: Afrika

Van Mahé naar La Digue

Van Mahé naar La Digue

Eigenaar Cyrill vraagt wat angstig of we het naar ons zin hebben gehad, met al die regen? We stellen hem gerust: het was heerlijk en we hopen dat we nog een keertje terug kunnen komen. Regelt hij dan iestje meer zon? Hij lacht. De tropen, wat doe je er aan? Maar het beloofd op te knappen, vanaf morgen. Dat wil zeggen, dat zeggen ze. Hij hoopt het voor ons. Na een laatste zwaai rijden we naar de boot.

Daar leveren we de auto in, bij dezelfde man die hem aan ons uitleverde. Hij zit geduldig te wachten, in de auto. Ook hij vraagt of we het leuk hebben gevonden? Die hoeveelheid regen, dat is echt niet normaal. Eind november, dan is het normaal. Nu hoort er alleen af en toe een buitje te zijn. Heel vervelend voor ons. Ach, zeggen we, nu weten we waarom het groen is in het paradijs…het regent er nogal veel! Hij moet heel hard lachen. “May God give you sunshine”, zegt hij. “And you” zegt Karin en met een vriendelijke zwaai nemen we afscheid.

De tickets zijn zo gekocht. Niet heel goedkoop (ongeveer 55 euro p.p.), maar dan zijn we straks ook in iets meer dan een uur op Praslin. We checken de tassen in en wandelen naar het café’tje dat naast de kade zit. Kunnen we hier ijskoffie krijgen, vraagt Karin een aan ober. Hij kijkt haar aan, kijkt naar de stampvolle zaal en vraagt met een grijns: wilt u de boot halen? We moeten enorm lachen en bestellen in plaats daarvan aan de bar een frisje. Daarna kijken we visjes aan de rand van de kade en gaan we in de rij staan. Als Karin achterom kijkt vouwt ze ineens haastig haar paraplu uit. Martijn kijkt om en doet hetzelfde. en daarom zijn we de enige twee die niet nat worden van het begin van de bui. We staan met overlappende plu’s met het Duitse stel achter ons en vinden dat alle vier duidelijk een goed idee. Wij stiekem ene beetje extra, want de wind komt van achteren… gelukkig is het ook zo weer droog en mogen we aan boord.

We vinden een uitstekend plekje op het bovendek en als we wegvaren blijkt dat een prima plek: een windje, een beetje uitzicht en toch beschermd tegen de regen. Die neemt af als we in de buurt van Praslin komen. Onze eerste indruk van dat eiland is positief: net zulk mooi water, net zo groen en minder bebouwing dan Mahé! Maar we zijn nog niet klaar vandaag. Terwijl Martijn in de rij voor de tassen gaat staan, schiet Karin van boord en regelt twee retourtjes naar La Digue. Vandaag heen, zeg maar ‘nu’ en woensdagochtend terug. Ze krijgt de tickets (een stuk goedkoper: ongeveer 27,50 p.p. voor een retourtje), bordingpasses en dan is het wachten op de laatste tas. Dee paarse tas van Karin komt als ALLERLAATSTE tas van boord, terwijl die van Martijn bijna de eerste was, dus we vragen ons (terwijl we ons naar de veel kleinere catemaran haasten) al grappend af of ze ruzie hebben gehad. We geven ze de opdracht om het bij te leggen en zien erop toe dat ze op de kleine ferry naast elkaar komen te staan. Wij vinden een plekje op het bovendek en binnen een kwartiertje zijn aan de overkant.

We hebben gehoord dat La Digue bijna autoloos is (alleen wat taxi’s en kleine vrachtwagentjes) en dat vervoer van mensen per ossenkar en (vooral) te voet en op de fiets plaatsvindt. We zijn dan ook wat teleurgesteld dat we een behoorlijke rij taxi’s zien, dat er geen ossenkar is te bekennen en dat er wel vrachtwagentjes met open laadbak èn golfkarretjes rijden. En gelukkig ook heel veel fietsen. Wij kiezen er voor om te lopen naar Cabanes des Anges, onze slaapplaats voor de komende drie nachten.

Martijn sjouwt de grote tassen. Karin’s schouder, die haar al maanden dwarszit, doet het weliswaar beter, maar om nu meteen een kwartier te gaan lopen met 15 kilo… Ze sjouwt de kleine tassen en haar flippers. En gelukkig blijkt het eerder 8 dan 15 minuten lopen. Toch zijn we behoorlijk verhit als we aankomen. Voor ons komt net een golfkarretje aan, met vier mensen. Die gaan voor; willen we heel even gaan zitten? We zoeken een bankje op en kijken alvast even om ons heen: groene tuin, prachtige bloemen, lekker zwembad, mooi opgezet. Check: positieve eerste indruk! Als we worden geholpen wordt die versterkt en als we de kamer zien helemaal. Wauw! Die is echt schitterend en zeer tevreden gooien we de tassen in een hoek. Eerst maar iets eten. 

We hebben onderweg gezien dat Le Repaire, een Italiaans restaurant op nog geen 50 meter afstand, open is. En dingen die open zijn op zondag op La Digue, die moet je koesteren. Dat is (nog) niet veranderd ten opzichte van de verhalen. Bovendien staat dit restaurant goed aangeschreven en na één lunch kunnen we dat beamen: het is heerlijk! We delen een versgebakken ‘foccacia’ (denk minipizza met olie en oregano) en daarna eet Martijn een kleine portie risotto en Karin een garnalencocktail. Heerlijk! We reserveren meteen voor vanavond, want die ENORME pizza’s die we voorbij zien komen, die zien er ook heel lekker uit! 

Daarna gaan we terug naar het hotel. We lopen er voorbij en wandelen een stukje verder: het is eigenlijk heel lekker weer en er dreigt zelfs zon door te breken. We zien het reservaat voor ‘la veuve’ (de weduwe) de populaire naam voor de black paradise flycatcher. Deze bedreigde vogel komt alleen hier voor en dan vooral in dit reservaat. Het informatiecentrumpje is gesloten en we zien alleen grote fruitbats overvliegen. Oh en de muggen zijn er natuurlijk meteen, zo te voelen… We wandelen terug naar het hotel en proberen de enorme webben met ‘palmspiders’ (enorme spinnen in joekels van webben) te negeren. Ongevaarlijk (voor mensen), maar doodeng wat ons betreft. Jukkie!

Terug in het hotel kijken we elkaar aan: zwembad? Zwembad! Het is niet heel groot, maar ook hier is het water ‘natuurlijk’ heerlijk en we poedelen vrolijk een aantal rondjes. Daarna gaan we heel even in de zon liggen, maar zelfs met factor veel voelen we de zon (te hard) branden. We gaan naar de kamer, spoelen onszelf en onze spullen uit (daar zijn we na deze vakantie expert in, denken we) en trekken iets anders aan. Op naar de Fishtrap, een splinternieuw café aan de haven, van dezelfde eigenaar als ons hotel, waar gratis Internet is te vinden (enige minpuntje aan ons hotel: schreeuwend duur internet, dus dat hebben we even laten zitten), lekkere drankjes worden geschonken en er uitzicht is op zee en een mogelijke zonsondergang. 

En jawel: met een cocktail (Karin) en een biertje (Martijn) zitten op het strand en zien de lucht verkleuren. De zon zelf zit eerst achter een wolk en dan achter een eiland 9Praslin), maar dat mag de pret niet drukken. Geen regen, uitstekend uitzicht, lekker drankje, goed gezelschap. We vermaken ons prima en als het helemaal donker is rekenen we af en vertrekken we naar Le Repaire. Daar genieten we allebei van een prima pizza en Karin van nog een cocktail. Die komen nogal aan dus het is een vrolijke boel als we (gewapend met lampje, want zoveel lichten zijn er niet op de donkere straten van La Digue) terugwandelen naar ons hotel. Tukkie!

La Digue (dag 1)

La Digue (dag 1)

Mja, we hebben het enige minpuntje aan dit hotel wel gevonden. De bedden zijn keihard. Echt heel lekker hebben we daarom niet gelegen, maar als we de gordijnen opentrekken en de prachtige groene tuin zien, is het leed snel geleden. Op ons balkonnetje krijgen we, nadat we de receptie een seintje hebben gegeven, ons ontbijtje geserveerd. Verse toast, boter, jam, roerei, yoghurt, vers fruit, vers sap, koffie… we laten het ons goed smaken. Het spettert wat als we zitten te eten, maar als we klaar zijn droogt het op. Zien we daar nu blauwe lucht? Dat is genoeg overtuiging om de zwemspullen aan te doen, de snorkelspullen mee te nemen, een fiets te huren (kies er maar één uit) en te vertrekken naar Anse Sevère, volgens alle verhalen het beste snorkelstrand van La Digue.

Een fiets is niet bepaald Karin’s favoriete vervoermiddel (haar knieën protesteren er nogal van), maar op dit eiland wel het makkelijkst en Martijn bewijst weer eens dat hij een held is, door op de juiste momenten (letterlijk) een handje te helpen. En heel ver is het gelukkig niet. We fietsen terug naar de jetty waar we gisteren aankwamen en fietsen dan verder naar het noorden. Op dit tijdstip rijden er vooral mensen die aan het werk moeten of zijn. We fietsen iedereen voorbij, passeren een idyllisch begraafplaatsje, zwoegen een stukje heuvelop en racen dan aan de andere kant naar beneden terwijl (na max 10 minuten fietsen) aan de linkerkant Anse Sevère opduikt. Volgens de boekjes ‘not an very photogenic beach’, maar het is inmiddels zonnig en in onze onervaren ogen is het een pracht van een strand. We fietsen er net voorbij en maken dan wat plaatjes met de onderwatercamera. Hmm, dit moeten we straks een keer overdoen, met betere fotospullen. Voor nu kijken we onze ogen uit en fietsen dan terug naar een ruimte tussen de bomen. De zon staat nog laag, dus er is nog genoeg schaduw. We zetten de fietsen op het strand, pakken onze snorkelspullen en wandelen (voorzichtig: de stukjes steen en koraal zijn scherp) het water in.

Het is zo ongeveer ‘nu’ hoog water dus we kunnen meteen vanaf het zand beginnen met snorkelen. En daar krijgen we nooit genoeg van, als het zo mooi is als hier. We zien tientallen vissoorten, waaronder een paar heel grote. En het koraal is zowaar erg mooi, iets dat in de Seychellen niet zo vaak het geval lijkt. Veel is gebleekt en we zien vaak ladingen dood koraal op de bodem liggen. Maar hier is het prachtig en heel kleurrijk. We zijn super voorzichtig en raken niets aan, terwijl we ondertussen onze ogen uitkijken. We maken foto’s, wijzen elkaar de mooiste vissen aan en genieten van alles dat we zien èn van het feit dat we niemand anders tegenkomen. Pas als we gerimpeld en doormoe zijn komen we het water uit. Dat is nog even ‘vechten’ tegen het afgaande tijd, maar de golven maken dat we kunnen surfen, stilhangen, surfen etc. Stralend wandelen we het strand op.

We drinken de waterfles deels leeg. Eigenlijk hebben we ook zin in koffie… Martijn gaat op onderzoek uit en wandelt even later het strand op met twee koffie… in porceleinen kopjes mèt schotel! We liggen helemaal dubbel om dat idiote gezicht en genieten (met de pink omhoog) van de oploskoffie (die overigens prima te drinken is). Daarna kijken we elkaar aan: gaan we nog even? Natuurlijk! Nu kan het nog, want door het afgaande water wordt het snel moeilijker om snorkelend bij dieper water te komen en niets te beschadigen. We kijken in afgrijzen toe hoe een groep snorkelaars dwars over 50 meter koraal naar dieper water wandelt. Oi! Moet dat?! Dit rondje snorkelen is dan ook sneller voorbij en daarna gaat alleen Martijn nog een etxra rondje. Hij doet zijn best, maar ook hij ontkomt de laatste 10 meter niet aan wandelen en is blij dat er op dat stuk nauwelijks koraal is (zowel voor het koraal als voor zijn vinnen).

En daarna zijn we op, maar heel tevreden! We fietsen terug naar het hotel. Het is inmiddels tot onze verrassing al 1 uur als we daar aankomen. We haasten ons door het afspoelritueel (er is door het personeel heel attent op ons balkon een droogrekje neergezet, waarop we onze spullen te drogen hangen) en darana pakken we opnieuw de fiets. Karin’s knieën vinden het nu echt niet zo grappig meer, maar de mooie plaatjes en lunch-met-uitzicht roepen ons. We fietsen terug naar Anse Sevère, waar we plaatjes schieten. Onder andere van de enorme schildpadden die rechts van de weg blijken te zitten! We denken aanvankelijk dat het rotsen zijn, tot er één beweegt. Dan snappen we ineens de man met camera ook. We maken zelf ook plaatjes, van zowel de schildpadden als het strand. Daarna fietsen we nog een heel klein stukje verder, naar het hotel-met-restaurant dat Martijn daar vanochtend heeft gezien. En jawel, dat heeft inderdaad het uitzicht waar we op hoopten.

We ploffen aan een tafeltje met uitzicht over zee en daar genieten we de hele maaltijd van. Dat is maar goed ook, dat het uitzicht (en de sandwiches overigens ook) uitstekend is (zijn), want de bediening is weer op lokaal tempo… Verplicht onthaasten dus.

Na de lunch fietsen we nog een klein stukje verder. Martijn wil helemaal maar het einde van de weg fietsen, aan de andere kant het eiland. Dat is Karin te ver: ze blijft daarom op het strand, onder een boom, rustig en uitgebreid rondscharrelen, terwijl Martijn verder fietst. Als hij terug is wisselen we verhalen uit: foto’s van ruige stranden met gevonden vissenwervels en schelpen. Dan fietsen we rustig terug, Karin met steeds meer hulp van Martijn. We stoppen bij het ‘Internetcafé’ en bestellen daar tevreden een drankje. Vanavond hebben we een echte zonsondergang en tevrdeen proosten we op deze topdag!

We eten nog een keer bij Le Repaire. Er is niet heel veel keuze op dit eilan en het is tot nu toe goed bevallen. Ook deze keer is het eten uitstekend (gedeelde foccacia vooraf, allebei een kleine pasta en als toetje delen we een sstukje tiramisu), maar onze vreugde wordt wat verstoord door het wijzen van een groep mensen naar net achter de stoel van Karin. Wat zit daar toch? Het blijkt echt een ENORME zwarte spin, zeker 5 centimeter in doorsnee! Karin is later bijzonder trots op zichzelf dat ze niet gilt, niet opspingt, maar alleen haar voeten optilt. De spin rent uiteindelijk onder haar stoel door, onder de tafel door, naar de buurtafel en daarna naar het gangpad tussen twee tafels, waar hij met een grote zwiep van de bezem door één van de serveersters naar buiten wordt geveegd. Karin zit de rest van de maaltijd niet echt rustig meer en heeft iedere keer als ze er aan terugdenkt kippenvel (best knap in dik 25 graden). We vinden dat we ons toetje dik hebben verdiend en ondanks dit nare achtpotige intermezzo, zijn we heel erg tevreden over vandaag. Topdag!

La Digue (dag 2)

La Digue (dag 2)

Vannacht hebben we beter geslapen, maar het wakker worden is dan weer wat minder (je moet wat te zeuren overhouden nietwaar). Onze kamer zit naast de fietsen-‘garage’ en van één van de fietsen wordt de rem uitgetest. Die piept wat, zeg maar… Ok, ok, we zijn wakker! Na het ontbijt maken we ons op voor een excursie, die wordt aangeboden door het hotel. Een halve dag snorkelen bij Ile Coco, tussen Ile Grande Soeur en Ile Petite Soeur en bij Felicité, lijkt ons een topplan en het hotel biedt dat voor een schappelijke prijs aan. Het is grijs vandaag, maar de belofte is dat het redelijk doorg blijft. En zo niet: ach, we liggen straks toch in het water.

Na het ontbijt krijgen we om 9 uur een seintje: onze transfer is er. We stappen samen met één andere man in het klaarstaande golfkarretje en worden naar de kade gereden. We vragen ons af hoe druk het zal zijn: we zien allerlei mensen staan en verschillende boten waar mensen in stappen. We stoppen bij een heel klein bootje, waar een man inzit die zich even later voorstelt als Cliff. Hij wenkt ons aan boord en als we alledrie aan boord zijn geeft ie ons alledrie een hand, zegt waar we de tas kunnen stoppen (in een luik: “it will be a bit wet”) en we vertrekken. Wauw, bijna een privétour, dat is voor dat bedrag helemaal schappelijk!

Als we de haven uitvaren zien we de witte koppen al op het water staan en inderdaad: nog geen seconden later hebben we de eerste lading water over ons heen. Gelukkig zijn we er op voorbereid, zullen we maar zeggen: we zitten in onze zwem- en snorkelkleding. en dat is maar goed, want in de 20 minuten die het kost om bij Ile Coco te komen, worden we werkelijk drijfnat. We zien er de humor wel van in. Onze ‘buurman’ vindt het iets minder. Niet dat het nat worden hem iets kan schelen, maar hij ziet toch wat witjes… Gelukkig zijn we er al snel en als het anker uit is, mogen we het water in. Voorzichtig, zegt Cliff, er stat hier stroming. We blijven maar even: straks bij ‘de zusjes’ is het beter.

Het zicht is niet heel briljant, er is nauwleijks koraal en we vinden het dus een prima idee om snel door te gaan. We zwemmen een rondje en beginnen net wat vissen te zien als we Cliff horen fluiten: hij wijst, daarheen. We kunnen hem niet verstaan, maar gidsen die wijzen, die moet je serieus nemen. We zwemmen snel de kant op die hij aanwijst, tot we bijna bovenop een enorme schildpad zitten! Wauw wat een joekel! Hij lijkt ook totaal niet bang voor ons. Sterker, hij lijkt eerder nieuwsgierig. Als we voorzichtig naar hem toe zwemmen draait hij zich om en kijkt eerst ons en daarna onze buurman aan. Rustig zwemt hij verder, haalt nog een keer adem en geeft gas. Weg is ie! Voor we ons hebben omgedraaid kijkt Martijn naar beneden en wijst: kijk, een tweede! En inderdaad, een tweede, veel kleinere schildpad, zit op de bodem wat te eten. Hij komt maar een klein stukje naar boven en geeft daarna gas. Ook weg. jee, wat zijn ze mooi… en snel! helemaal opgetogen komen we aan boord. Zo, zegt Cliff tevreden, dan kunnen we nu naar de volgende stop. Nog mooier, belooft hij.

Het tweede stukje varen is veel korter: binnen 5 minuten liggen we voor anker tussen ‘grote zus’ en ‘kleine zus’, zoals de eilandjes heten. We moegen het strand niet op, zegt Cliff. Privéterrein, waar ze mensen voor te veel geld laten bbq-en. Maar tot vlak bij het strand mogen we wel snorkelen en dat moeten we vooral doen, zegt hij. Je vindt hier echt alles. Inclusief schildpadden en haaien. Van die kleintjes hoor, maar toch: hop, gaan! Dat laten we ons natuurlijk geen twee keer zeggen en binnen de kortste keren liggen we weer in het water. 

Hier is het zicht echt prachtig: kraakhelder, blauw water, fijn wit zand en dan ineens, rotsen met prachtige koraalsoorten. In zoveel kleuren hebben we het nog niet gezien. Geweldig! En het stikt er ook van de vissoorten. We zien nieuwe soorten en ook soorten die we inmiddels tot onze bekenden rekenen. We zwemmen met z’n drieën rustig de hele lengte van het rif af en dan weer terug. Als we Cliff vragend aankijken wuift hij ons weg: ga je gang maar, we hebben tijd zat. Wat een luxe zo’n tour! We krijgen een buitje over ons heen, maar daarna breekt de zon weer door. Het is halen en brengen vandaag.

Als we het koud beginnen te krijgen en moe beginnen te worden zwemmen we terug naar de boot. Vlakbij begint Martijn ineens als een gek te wijzen. Kijk, daar beneden, een schildpad! Wauw, goed gespot; de schildpad valt nauwelijks op tussen het grijzige koraal. Hij zit te eten en komt na een tijdje boven, om heel rustig verder te zwemmen. We blijven uiteraard kijken, maken plaatjes en geveb elkaar daarna een high fve. Dan klimmen we weer aan boord. Tijd voor even pauze en wat dringen. Dat heeft Cliff natuurlijk ook: een hele tank vol met flessen water en blikjes fris, we mogen pakken zoveel we willen. Na het drankje wil Martijn nog even een rondje. Karin besluit nog wat langer pauze te houden en het valt haar op dat de medepassagier wel erg stilletjes begint te worden. Duidelijk een gevalletje beginnende zeeziekte. Dat klopt, zegt hij: zijn vrouw is niet meegegaan omdat die al zeeziek wordt van naar een boot kijken, maar hij is duidelijk ook niet immuun.

Als Martijn terug komt, varen we daarom door naar Felicité, het grootste eiland van de zustereilanden. Hier mogen we wel aan land. Er is wel wat branding, dus voorzichtig graag. Dan mogen we relaxen op het strand of snorkelen, net wat we willen, tot het tijd is om terug te gaan. Cliff is nog niet uitgepraat of onze zeezieke buurman springt overboord en zwemt in één keer keihard naar het strand. Cliff probeert hem nog de makkelijkste weg aan te wijzen, maar er is geen houden aan. Wij gaan wat langzamer. Eerst denken we dat er niet zoveel te zien is, maar als we iets dichter bij het strand komen, blijkt ook hier prachtig koraal te zijn en zien we ook hier schitterende vissen. We snorkelen ons helemaal suf. Daarna gaat Martijn aan boord, houdt Karin even pauze naast de buurman op het strand. Die zich al veel beter voelt, maar zich wel afvraagt waarom we hier zijn: er zijn geen vissen! Ehm, misschien dat het iets te maken heeft met zijn snelheid, zegt Karin voorzichtig: als hij straks naar de boot zwemt moet hij misschien toch even om zich heen kijken en ieieietsje langzamer zwemmen. Hij grijnst wat schaapachtig: goed plan.

Als we allemaal weer aan boord zijn is het kwart over 12 en na een korte trip (bijna net zo nat als op de heenweg) zijn we terug in de haven. We geven Cliff een dikke fooi voor we in ons golfkarretje stappen dat natuurlijk al op ons staat te wachten. En binnen no time zijn we terug in onze kamer, waar we onszelf en (bijna) alles wat we bij ons hebben onder de douche door halen. En dan zijn we wel op. We hebben meer dan genoeg zeewater gezien (en geproefd!) en we besluiten de rest van de middag rustig aan te doen. Daarvoor kiezen we ons internetcafé, Fishtrap. Deze keer ook voor lunch, maar dat blijkt geen onverdeeld succes. We nemen allebei de fishburger, maar die smaakt nergens naar. We laten een deel staan en nemen haastig nog een drankje. En nog één. terwijl Karin het verslag bijwerkt, leest Martijn en zo gaat de middag voorbij. 

Eind van de middag zijn we wat lamlendig. We hebben geen zin in eten en wandelen eerst maar terug naar het hotel. Daar voelen we ons al snel slechter. Die visburger blijkt niet alleen niet lekker, maar valt ook verkeerd. Eerst moet Karin overgeven; dan Martijn. Martijn voelt zich daarna iets beter, maar Karin blijft zich beroerd voelen en heeft duidelijk verhoging. We gaan vroeg ons bed in (half 8 gaat het licht uit en we zijn allebei meteen vertrokken) en hopen dat we ons morgen beter voelen.

Van La Digue naar Praslin

Van La Digue naar Praslin

Pfffff, dat was geen fijne nacht en we zijn blij als het ochtend is. Martijn voelt zich al veel beter; bij Karin is de verhoging aan het afnemen, maar nog niet weg. Visburger? Teveel zeewater? Teveel zon? Teveel muggen bulten? Uiteindelijk dan toch het echte afkickmoment van het werk? Alles tegelijk? Geen idee, maar ze voelt zich een dweil. We pakken de zooi in en gaan daarna aan het ontbijt. Karin neemt voorzichtig een half stuk toast, een mini-banaantje en vooral veel thee en sap. Martijn eet normaal. We voelen ons allebei beter na het eten: we hebben immers sinds de lunch gisteren niets meer gegeten!

Daarna is het tijd om afscheid te nemen, van alweer een mooie plek. Het hotel is erg mooi, ze kunnen ‘alles’ voor je regelen, ze zijn ook nog eens erg vriendelijk èn er zit een geweldig (meestal spin-vrij) restaurant om de hoek. Cabanes des Anges is een aanrader wat ons betreft! Helaas zit onze tijd er op en we checken uit. Daarna laten we ons door het golfkarretje met tassen en al afzetten op de kade. We zijn één van de eersten en het wordt niet heel druk. De ferry de andere kant zit zo vol, dat ze er een tweede achteraan hebben gestuurd! Het duurt dan ook even voordat iedereen van boord is en alle tassen op de kade staan (al zitten er veel dagjesmensen tussen: we wensen ze sterkte met deze grijze en naar wij vrezen regenachtige dag). Maar: keurig op tijd is alles en iedereen aan boord en vertrekken we. De captain heeft een soort afstandsbediening in zijn hand als hij buiten, over de reling kijkend, de boot laat wegvaren.

De zee heeft een geheugen, blijkt maar weer eens. Hoewel het minder waait dan gisteren, zijn er lange golven, die zorgen voor een vervelende deining. Maar; de overtocht duurt niet lang en binnen no time legggen we aan. Praslin, deze keer zijn we er om wat langer te blijven op dit zo te zien prachtig, groene eiland. En we hebben een eenpersoons ontvangstcomitté: miss Eugenia van het verhuurbedrijf staat ons op te wachten en neemt ons mee naar de auto. Het is een nog kleiner auto’tje dan op Mahé; prima voor dit bescheiden eiland! Binnen een paar minuten is het papierwerk geregeld en kunnen we op stap.

Gezien Karin’s staat van slappe sliertigheid rijden we rustig naar Anse Volbert, een lang, rustig strand aan de andere kant van het eiland ten opzichte van ons hotel. Zeker 20 minuten rijden… Daar aangekomen kijken we wat rond en willen we eigenlijk wat drinkne. er is alleen heen veel dicht, dus uiteindelijk rijden we door naar PK’s@ Pasquiere (ja, we hebben de naam ook niet verzonnen), één van de weinige tenten die èn goed aangeschreven staat èn open is. Daar drinken we wat en nemen we ons voor om straks terug te komen voor lunch (of in ieder geval een vorm van eten). Vioor nu is een frisje genoeg en we genieten van het uitzicht van deze tent die bovenop de flank van Zimbabwe (d berg op Praslin en de reden dat we nog veel om het eiland heen zullen rijden in plaats van er dwars overheen).

Als we zijn uitgekeken rijden we terug richting de ferry, maar voor die tijd slaan we rechtsover. De nige weg over het eiland gaat dwars door de Vallee de Mai, een Unesco World Heritage Site, waar o.a. de Coco de Mer palmboom en de Black Parrot te bewonderen zijn. De weg is smal en slingert, maar het is prachtig groen en links en rechts van de weg staan metershoge palmen. Eén van de komende dagen gaan we hier heen voor een bezoekje! Voor nu rijden we door tot de andere  kants van het eiland, slaan rechtsaf en net voorbij Grande Anse vinden we Ocean Villa, onze slaapplek voor de komende dagen.

Miss Sally, één van de twee zussen die deze villa’s runt, heet ons welkom. Ze heeft een beetje typische, scherpe, droge humor en dat is even wennen, maar ze is erg aardig en laat ons ons huis voor de komende vijf nachten zien. Villa Eve is vooral boven prachtig: een enorme woon-slaapkamer, met zicht op zee, een grote badkamer, met een ENORM bad. En van alle gemakken voorzien. Als we willen kunnen we ook ontbijt en diner afnemen en voor nu heeft ze gezorgd voor een verse kokosnoot (compleet met rietje en paraplu’tje), sap, brood, boter, jam, vers fruit en ‘uiteraard’ thee en koffie. We zetten onze tassen neer en installeren ons. Vanadaag willen we eten bij onze nieuwe vrienden van PK’s (die menukaart zag er zo lekker uit dat zelfs Karin wel wat wil eten) en verder hoeven we even niets.

Niets bestaat vandaag uit terugrijden naar de andere kant van het eiland (bijna tot het eind, en bijna de hele kust is even mooi) en daarna even rondwandelen op Anse Volbert. Ook wel ‘de goudkust’ genoemd. het is de ‘drukke’ (en dure) kant van het eiland, onder andere door het enorme, goudkleurige strand, compleet met palmbomen en het rustige water, bijna zonder brandig of deining. We wandelen een stukje en vinden uiteindelijk het Paradise Sun Hotel. een enorm comkplex, maar met een mooie bar èn gratis Internet! Dat is op de Seychellen en vooral op de kleinere eilanden een enorme luxe hebben we al gemerkt, dus we maken van de gelegenheid gebruik, bij een rustig drankje. 

Na nóg een drankje overelggen we even. Inmiddels is bij Karin de verhoging weg en lust ze iets te eten en Martijn heeft trek! Het is half 5 en na het ontbijt hebben we niets meer gegeten. We rijden terug naar PK’s en daar ploffen we neer. Voordeel van het tijdstip is dat er nog uitzicht is (het is zowaar na een eerdere regenbui heel aardig weer geworden) en dat we straks met licht nog terug kunnen rijden. Maar eerst het eten en dat blijkt geweldig! We delen een gerookte vis salade als voorafje en daarna delen we een curry-proeverij. Kip-curry, octopus-curry en een vis-curry, witte rijst, linzen, vers brood… Vers sapje erbij en ons geluk is compleet. Het is echt heerlijk en we eten onze vingers er bij op. Zelfs Karin geniet en daarna voelen we ons allebei beter. 

Daarna rijden we het hele stuk terug naar ons hotel (we herhalen: 20 minuten…) en de rest van de avond doen we niets meer. Vroeg slapen en morgen hopelijk weer helemaal fit!

Praslin (dag 1)

Praslin (dag 1)

Zo, hehe, na een lange nacht slaap voelen we ons een stuk beter en tevreden staan we op. Als we de gordijnen opentrekken worden we helemaal blij: het is zowaar heel aardig weer. Dat wil zeggen: het is droog en we zien hele stukken blauwe lucht. En er is zon! Vrolijk gaan we ontbijten (toast, boter, door Miss Sally zelfgemaakte jam, thee en vers fruit) en daarna besluiten we dat er vandaag gesnorkeld moet worden. Ja, heel origineel is het natuurlijk niet, maar we genieten er nog elke dag van. Bovendien willen we gebruik maken van het mooie weer. Eerst vragen we Miss Sally de oren van het hoofd (Hoe werkt de kluis? Kunt u de tv laten maken? Mogen we vanavond mee-eten? Heeft u een internetkaart? Kunt u een boottochtje waarover u gisteren vertelde voor ons boeken voor ergens de komende dagen?). Dan hijsen we ons in de juiste spullen, nemen onze zooi mee en de klaarliggende badhanddoeken (die nemen we zelf dus nooit meer mee: nemen teveel plek in en we vinden ze overal) en starten het mandarijntje (ok, de kleur van de auto is meer roest dan oranje, maar toch). Op naar Anse Lazio.

Dat strand ligt echt helemaal aan de andere kant van het eiland en staat bekend als één van de mooiste stranden van de Seychellen. Bovendien kan je er heel aardig snorkelen. We rijden er in één keer heen en parkeren de auto. Op het strand aankomen geeft een behoorlijk ‘wauw’-effect: bijna wit en superzacht zand, schitterend azuurblauw water, groene palmbomen… We hebben heel even spijt dat we onze grote camera niet bij ons hebben, maar nemen iedere keer dat we gaan snorkelen zo min mogelijk mee. Een portemonneetje met geld en een creditcard, de huissleutel en de autosleutel gaan in een waterdicht zakje mee het water in, in onze zwemkleding genkoopt. De geleende onderwatercamera gaat uiteraard ook mee. De rest willen we zonder zorgen kunnen achterlaten (handdoeken, petjes, zonnebril, waterfles, slippers: alles in plasticzakken gewikkeld tegen onverwachte buitjes) en dat kan op deze manier.

Martijn heeft even een baalmomentje als we ons realiseren dat hij zijn vinnen is vergeten, maar gelukkig is dat maar een hulpmiddel en kan je ook zonder snorkelen. En dat bewijzen we uitgebreid. Het water is niet alleen prachtig blauw, maar ook helder en aan de rechterkant van de baai kan je inderdaad uitstekend snorkelen ontdekken we. Er groeit prachtig koraal op de rotsen en er zwemt van alles. Naast 101 soorten vis (van hééél klein, nog geen centimeter, tot een centimeter of 50 à 60 en in alle kleuren van de regenboog) zien we kleine inktvisjes zwemmen! Ze zijn te snel voor een foto, maar zien er erg leuk uit.

We zwemmen tot we helemaal bekaf zijn en gaan dan terug naar het strand. Daar drogen we op, drinken de waterfles èn een blikje fris leeg en ploffen in de schaduw op een handdoek en doen helemaal niets. En dat is heerlijk! Als we zijn bijgekomen gaat Martijn nog een rondje. Karin blijft op het strand zitten en valt bijna in slaap bij het ruisen van de golven, de warmte… Martijn komt terug voor ze echt omkukelt en op dat moment begint het ook een beetje te spetteren. Bovendien blijkt het lunchtijd en als we wat verder weg kijken lijkt het voor nu ook een beetje gedaan met het mooie weer. Tijd om te verkassen.

We grijpen ons boeltje bij elkaar en rijden naar Anse Volbert. Daar vinden we Café des Arts en zowel de LP als Tripadvisor hebben niets teveel gezegd: je kunt er echt uitstekend lunchen! Dat doen we dan ook uitgebreid. Als we zitten te eten trekt er een stevige bui over. Dat was dus een prima timing!

Na de lunch rijden we terug naar onze Villa, waar we douchen en onze spullen uitwassen en uithangen. We worden steeds handiger in dit ritueel, maar binnenkort slaan we een dagje snorkelen over omdat we even geen zin hebben in het ‘gedoe’! Als alles uithangt gaan we even het dorpje in, waar we boodschappen doen. Dat wil zeggen: we halen een frisje, maar alle andere dingen die we in gedachten hebben lukken niet zo best. Supermarkten in de Seychellen zijn een beetje hit&miss. Soms is er ineens een hele berg van iets (de hele winkel licht ineens vol met kool. Of wortelen. Of wasmiddel. Of water. Of… Afijn, vul maar in. Maar andere dingen zijn niet te vinden. Zo ook nu en we rijden eerst maar even terug. 

Miss Sally weet raad: ze verwijst ons naar een andere supermarkt en Martijn is een held en gaat nog een keer terug. Nu komt hij terug met de dingen die we wilden vinden. Water. Tonic (voor bij de gin die we hebben gevonden). Yoghurt (voor het onbijt). en – heel belangrijk – chips! Karin zakt met een tevreden zucht achterover: een gin tonic erbij, een beetje chips, een boek… Heel tevreden brengen we zo de tijd door tot 7 uur. Dan zou het etehn klaar zijn. Maar miss Sally is onverbiddelijk (en licht paniekig) als we beneden komen om 7 uur. Nee: het is nu kwart voor 7. Toch? Ze moet alle drie de huizen ‘voeren’ vanavond (waaronder een familie van 7) en hem, da’s wat veel. we moeten lachen: geen punt, we hebben geen haast.

Uiteindelijk worden we om 19:20 geroepen. er is beneden, op de overdekte verwande, bij kaarslicht een tafel neergezet. Buiten, maar droog, want het regent natuurlijk weer eens. Wemaken beneden kennis met Miss Ruby, de zus van Sally. Karin heeft al een hele mailwisseling met haar gehad over de auto en ze vinden het allebei duidelijk leuk om elkaar nu persoonlijk te ontmoeten. We kletsen een tijdje, tot al het eten op tafel staat. Twee complete gegrilde visjes, een octopus-curry, witte rijst, salade, linzen en een fles water. Het smaakt uitstekend en we genieten ervan. Als we op ons kop krijgen dat het niet op is, geven we aan dat we dreigen te ontploffen… waarna er een toetje op tafel wordt gezet. Een dubieus soort regenboogkleurig amandelijs met zelfgemaakte ster-vruchten-jam. Karin vindt het echt verschrikkelijk (veel te zoet); Martijn vindt het wel aardig en redt haar van het laatste beetje toetje. Miss Sally is tevreden.

Met een kopje koffie toe kletsen we wat na om uiteindelijk tevreden te gaan slapen: prima dagje en morgen aan we op stap!

Praslin (dag 2)

Praslin (dag 2)

Om 10 voor 9 staan we er klaar voor. Ons boottripje kan wat ons betreft beginnen en we zijn heel erg blij dat het weer volledig meewerkt. Het is zonnig en halfbewolkt: kortom, wat ons betreft ideaal weer voor een boot- en snorkeltripje! 5 minuten later worden we opgehaald door een man met een personenauto. Hij zet weinig (behalve goedemorgen), maar brengt ons binnen 5 minuten naar het het strand net voorbij de luchthaven. Die is vlakbij ons, dus we zijn aangenaam verrast dat we niet het hele eiland rond hoeven. We worden welkom geheten door twee mannen (de captain stelt zich voor: Unnas) die ons, samen met een nogal ehm omvangrijjke Duitse familie van vier personen, aan boord helpen van een klein bootje. We gaan langs de kust varen, langs verschillende stranden en dan gaan we op twee plekken snorkelen, de schildpadden sanctuary bezoeken op Curieuse, lunchen, een stukje wandelen, het strand bezoeken, nog even zwemmen en dan is het wel klaar. Plan? Plan! En op een rustig tempo vertrekken we naar de smalle doorgang in het rif, om vervolgens rechtsom te varen, richting Anse Lazio.

Deze tocht beloofd al meteen een stuk dróger èn zonniger te worden dan onze laatste expeditie vanaf La Digue en als het snorkelen nu net zo goed is… Eerst varen we langs verschillende stranden. De eerste (met de naam petite Anse Kerlan) wordt wat overheerst door een enorm hotel, maar Anse Georgette is prachtig. We horen dat je er ook kunt komen vanaf het hotel. Aangezien alle stranden op de Seychellen publiek toegankelijk moeten zijn, mogen ze je niet weigeren, maar het is wèl beter om even te reserveren, zegt Unnas. Anse Lazio kennen we van gisteren en is ook vanaf het water erg mooi, maar véél drukker dan de vorige twee stranden. Iets om te onthouden als het de komende dagen nog strandweer wordt.

Voor nu varen we verder en net voorbij Anse Possession ligt een stuk water waarvan Unnas zegt dat het bekend staat als la Reserve (het reservaat). Het is hier schitterend snorkelen zegt hij: zullen we? Dat laten we ons geen tweede keer zeggen en binnen no time liggen we in het water. We laten Unnas achter om de twee Duitse meiden te helpen (pa en moe blijven aan boord) en snorkelen er vandoor. En wauw, hij heeft niets teveel gezegd.

Het water is prachtig blauw en erg helder. Er groeit schitterend gekleurd koraal (paars, grijs, geel, groen, blauw, oranje…), vooral op en om de enorme rotsen die door het water liggen verspreid en we zien enorm veel soorten vis. We snorkelen vrolijk in de rondte tot we Unnas horen roepen. Willen we een octopus zien? Nou, graag natuurlijk. We snorkelen naar hem toe en geduldig wijst hij ons aan waar het beest half in de rotsen geschoven ligt. Het kost even moeite (octopussen kunnen de kleur van de rotsen aannemen en dat heeft deze ook voor de helft gedaan), maar dan zien we ‘m. Zo, dat is geen kleintje! Wat een schitterend gezicht! Als Martijn naar beneden duikt bewijst het beest niet van gisteren te zijn: hij draait zich om en neemt meteen voor een nog groter deel de kleur van de rotsen aan. Als we eerst al over hem heen genorkeld zouden zijn; nu zouden we hem helemaal niet meer vinden als we niet precies zouden weten waar hij zit! We kijken naar Unnas, die enthousiast wijst: kijk, er zit er nog één. Die heeft eerst een tentakel uit zijn rotsspleet gestoken, zuignappen en al. Daarna draait hij zich om. Als Unnas een poging doet hem te pakken te krijgen, schiet hij in één keer tussen de rotsen. Hop, weg. Tot Unnas weg is en dan komt hij rustig weer te voorschijn. We wuiven naar Unnas: lekker laten zitten dat beest! We genieten nog een tijdje, tot we nog even verder gaan snorkelen. Dat doen we tot de volgende kreet van Unnas: een grote rog! Hij blijkt op de bodem te liggen en is inderdaad groot, ongeveer een meter in doorsnee. Ook over deze joekel zouden we waarschijnlijk heen gesnorkeld zijn: het is toch erg fijn om zo’n ervaren ‘gids’ mee te hebben. Als we bijna klaar zijn en we langzaam richting te boot snorkelen, grijpt Martijn ineens Karin’s arm. Daar! En jawel, een haai! Dat was waar we allebei in stilte enorm op hoopten en snel geven we gas. De haai zwemt niet bepaald langzaam, dus we doen ons best m bij te houden, terwijl Martijn probeert plaatjes te schieten. Het is een white tip reef shark van ongeveer 1 1/2 meter en hij is prachtig. We zijn geen moment zenuwachtig, alleen heel erg blij dat we ‘m gezien hebben en als we ‘m uiteindelijk kwijt zijn, geven we elkaar onder water een high five. Super!

Terug aan boord zijn we helemaal blij als blijkt dat de plaatjes ook nog behoorlijk goed gelukt lijken. De Duitse pa en ma vinden het erg leuk om te zien; de dochters grommen in het Duits dat ze ‘m toch eigenlijk ook wel hadden willen zien en waarom dat niet is gebeurd. Sorry dames; we snappen de frustratie, maar toen Unnas jullie wenkte voor de octopus moest hij zo hard zijn best doen om jullie erbij te krijgen, dat wij het niet eens hebben geprobeerd! Wij zijn in ieder geval heel erg enthousiast en bedanken Unnas voor deze geweldige ervaring. Hij straalt. We gaan nu nog even naar St Pierre, een heel klein eilandje voor de kust. Heel helder water, vis genoeg, maar alle koraal is stuk. Storm en tsunami, zegt hij. Duurt nog wel 20 jaar voor het weer is gegroeid… Als we in het water liggen bij St. Pierre snappen we wat hij bedoeld. We hebben nog niet eerder zulk helder water gehad (het is echt schitterend, we kunnen eindeloos ver kijken) en er zit vis genoeg, maar het koraal ligt grotendeels stuk en bleek op de bodem. Toch is er genoeg te zien en we snorkelen een vrolijk rondje. We kunnen de vissen af en toe letterlijk (en per ongeluk) aanraken! Martijn leeft zich met camera uit. Maar: na de ervaring van daarnet, haalt deze snorkelplek het toch niet. We zijn dus vrij snel weer aan boord, tot opluchting van de Duitse familie. Die zijn allemaal aan boord gebeleven. Ze zijn heel beleefd gebleven (nee, natuurlijk, ga lekker even zwemmen), maar het gezicht van de dames stond op onweer… We trekken ons er niet zoveel van aan. Nu we weer terug gaan, gaan we naar Curieuse.

Dit bescheiden eiland voor de kust van Praslin was van 1833 tot 1965 een leprakolonie. Het huis van de dokter staat nog, gerestaureerd en wel, op het eiland. Tegenwoordig is Curieuse een fokcentrum voor de enorme Aldabra landschildpadden. Als we met de boot in de baai komen, zien we dat we niet bepaald de enige zijn, maar Unnas wurmt zijn bootje handig achteruit, bijna óp het strand, zodat we makkelijk aan land kunnen en daarna begint hij de lunchspullen van boord te halen. Wij wandelen het strand op en zijn compagnon (een vriendelijke man met een enorme bos rastahaar, van wie we de naam niet meekrijgen) wijst waar we straks gaan lunchen (één van de tafels in de grote overdekte, open ruimte) zodat we onze tassen kunnen neerzetten. Hij wijst ons de toiletten en daarna kijken we eens rustig om ons heen. En verhip er zijn inderdaad overal schildpadden, van groot tot ENORM!

Rasta-compagnon neemt ons mee: kom hij zal ons rondleiden. Hij geeft ons verse takken met bladeren en we beginnen met het voeren van een aantal schildpadden. Het is een bijzonder gevoel om zo dichtbij deze beesten te zijn. Ze hebben duidelijk enorm sterke bekken (pas op dat je niet wordt gebeten, zegt rasta-compagnon) en hun huid is leer-achtig; het schild is dik, sterk en voelt glad. Ze zijn enorm nieuwsgierig, wat een aantal heel grappige plaatjes oplevert, van een schildpad met zijn neus tegen een telefoon! De kleine schildpadjes die rasta-compagnon ons laat zien zijn schattig. Zeven maanden oud en in een afgeschermd hok. Daar zitten ze in zodat de krabben ze niet opeten. Kom, dan laat hij die nu aan ons zien. 

Als we via het terrein lopen komen we langs een enorm web met een joekel van een palm-spider er in. Rasta-comagnon lacht om het gegil van de Duitse meiden: ze doen niets, zegt hij! Om dat te bewijzen steekt hij zijn hand uit en laat de spin hem met zijn voorpoten een soort high five tegen zijn vingers geven! Karin besluit om de andere kant op te lopen en voegt zich even later weer bij het gezelschap…

De krabben zit in een soort kreekje en zijn stevig aan de maat. We maken wat plaatjes, net als de Duitse familie en als we weglopen horen we een Duitse vloek. We kijken om en zien dat pa met één voet volledig is verdwenen in een gat. Als hij zijn voet optilt, blijft zijn schoen achter, waardoor hij hoppend op één been achterblijft. We doen ons best, maar als hij zelf in lachen uitbarst, kunnen we ons niet meer inhouden en moeten ook wij enorm hard lachen. Als zijn schoen weer schoon is neemt Rasta-compagnon ons mee naar de andere kant en laat ons via een korte klim over de rotsen nog een ander klein, beeldschoon strandje zien. Waar we ineens nog twee schildpadden vinden. Verder bewijs dat de schildpadden echter overal mogen komen op dit eiland en dat het fokprogramma is bedoeld om ze te beschermen (en niet om ze te kunnen eten, zoals we een toerist horen mompelen).

Terug bij de lunchplek blijkt de tafel schitterend gedekt! Er liggen overal bloemen tussen de borden, er staan verse salades, er is fris en water en als we zitten krijgen we bbq-kip, gegrilde vis en gekruide rijst. Het is echt heerlijk; we zijn volkomen overdonderd! Dit is één van de beste maaltijden deze vakantie en dat hadden we niet verwacht! Ook de salade (verse mango en wortel, met een zoetige dressing) en de gekookte breadfruit (‘de lokale aardappel’ zegt Unnas en daar smaakt het inderdaad naar) zijn zalig. Martijn neemt tot Karin’s grote verbazing voor de tweede keer vis en daarna nemen we alleen nog een beetje fruit (stukjes kleine sinaasappel) en verse kokos. Daarna kunnen we geen pap meer zeggen: dat was heerlijk! Als de beide mannen beginnen met afruimen, worden wij met de bloemen naar de schildpadden gestuurd. Daar worden ze blij van, is de boodschap. Tipje: neem nooit bloemen mee voor een schildpad als je er aan gehecht bent! Eén schildpad wordt zo ‘wild’ van het idee van een bloementoetje, dat hij dwars door een rieten schutting banjert in zijn poging om ook iets te krijgen! handig, als je zo ongeveer een tank bent…

Als rasta-compagnon klaar is, stelt hij voor om de wandeling naar de andere kant van het eiland te maken. Karin ziet er van af. Haar knieën krijgen het met al het gesnorkel al flink te stellen en een klein wondje op haar voet (een druppel kokend water van een waterkoker) wil met al dat water niet echt dicht, dus ze besluit lekker op het strand te blijven en met Unnas en zijn boot mee te varen. Martijn wandelt wel mee. Als we elkaar na 45 minuten later aan de andere kant van het eiland zien, geeft Karin toe dat ze meerdere keren bijna in slaap is gevallen op het strand en vertelt Martijn over het huis van de dokter (mooi, maar beetje suf omdat je het alleen van buiten ziet), mangrovebossen met laag water en veel schelpen (volgens rasta-compagnon zie je er bij hoog water kleine lemon-sharks) en mooie uitzichtjes. Daarna springt Karin overboord en springt Martijn vanaf het strand het water in. We willen natuurlijk nog even snorkelen. Het mag, zegt Unnas, maar willen we niet liever zwemmen of zonnen, want er zit nauwelijks vis! Nou, er zit natuurlijk niet hetzelfde als bij koraal maar als je rustig zwemt, zie je steeds meer en heel andere vissen dan bij het koraal! We zien bovendien een paar zeekomkommers; vreemde beesten wat ons betreft!

We houden het bescheiden en daarna klimmen we aan boord om richting ons beginpunt te gaan. Maar eerst nog even zwemmen bij Anse Georgette! Nou, dat laten we ons geen twee keer zeggen. We voelen ons een klein beetje schuldig richting de Duitse familie, die al sinds de wandeling (die moeders en de oudste dochter hebben overgeslagen) aan boord zitten en niets willen. Aan de andere kant: dat is wat ons betreft geen reden om zelf ook niets te willen en als we bij Anse Georgette zijn, halen we even diep adem (wat is dit schitterend: niet om te snorkelen, maar het ontbreken van koraal, rotsen en zeewier betekent het mooist blauwe water dat we ons kunnen voorstellen) en springen dan overboord. We donderjagen lachend door het water tot we moe worden en klimmen dan stralend weer aan boord. Ok, NU zijn we klaar om terug te gaan. Unnas is blij dat we zo genieten en weet duidelijk niet zo goed wat hij aan moet met de Duitse familie. “We will take them on a fishing trip monday…”, zegt hij aarzelend. We hebben nu al met hem te doen.

Als we terug zijn op het strand geven we beide mannen een dikke fooi en een stevige hand. Dit was echt een geweldige trip! Het is nog vrij vroeg (kwart voor 4) en als we terug zijn bij onze Villa nemen we ons voor om een beetje vlot onder de douche door te rennen, zodat we ergens lekker wat kunnen gaan drinken en daarna wat kunnen eten. … Maar: ook de Seychellen horen bij Afrika, dus niet alles gaat zoals je van te voren bedacht hebt! Er is een stroom-onderbreking, tot een uurtje of 4, zegt Miss Ruby, dus we moeten even geduld hebben. Het water maakt namelijk gebruik van een pomp, die gebruik maakt van… juist, electriciteit. Geen stroom, geen water. Het wordt 4 uur, kwart over 4, half 5… en dan besluiten we ons met een doekje wat af te vegen voor we andere kleren aandoen. Als we bespreken waar we heen willen, springt de airco aan. Ha, stroom! Snel vegen we het ergste zout van ons gezicht en daarna gaan we er echt vandoor.

We zijn keurig op tijd om de zonsondergang mee te kirjgen, vanaf het zuidoostelijke puntje van het eiland. Het is laag water en de zon zakt achter cousin in de zee en de wolken. Aanvankelijk gebeurt eer niets, maar als we even wachten wordt de lucht vrij plotseling schitterend! Gud, oranje, rood, roze paars: de kleuren zijn spectaculair en Karin gaat met haar camera helemaal los. Pas als de kleuren weg zijn, rijden we in het laatste beetje licht via de ‘buitenom’-route naar de andere kant van het eiland. Een mooie, maar nu niet bepaald eenvoudiger route! Aangekomen drinken we een cocktail (Martijn een mocktail) bij Café des Arts en daarna eten we tapas in een nog uitgestorven gloednieuwe tapastent boven het café. Vooral omdat het restaurant volledig is volgeboekt, maar het blijkt eigenlijk heel erg lekker. En we zitten droog, want na een dag heerlijk weer, begint het (uiteraard) te regenen… De serveerster geeft als zoveelste local maar weer eens aan dat ze er ook niets van begrijpt. Oktober hoort geweldig te zijn! We hebben duidelijk pech met het weer, maar na vandaag kunnen we het hebben! We eten lekkere hapjes, nemen nog een drankje en kletsen over de dag. En als we klaar zijn begint voor Martijn de grootste uitdaging van de dag: terugrijden door het stikdonker… En dan bedoelen we ook stikdonker! Het is gelukkig weer droog, maar het valt niet mee. Foony (het appje op Martijn z’n telefoon) biedt wat hulp: Karin geeft met name in de Vallee de Mai aan hoe scherp de bochten zijn en welke kant ze opgaan. En dankzij Martijn’s rijstijl en oplettendheid, komen we daarmee veilig bij de Villa aan. We zijn bekaf en na een laatste drankje vallen we als een blok in slaap!

Praslin (dag 3)

Praslin (dag 3)

Als Karin heel voorzichtig een oog opendoet is het half 8 en is de kamer leeg. Even later komt Martijn binnen met een kopje thee! He, vervelend nou… Een blik naar buiten en het is grijs. Hmm, dat is een beetje jammer na het geweldige weer van gisteren, maar het is in ieder geval droog. Karin schiet overeind: he, zullen we kokosnoten gaan kijken? En als we een gratis tour in het Engels willen, helpt het enorm als we de eersten zijn (first come, first serve, wat taal van de tour betreft)… We schieten allebei in actie en om 5 voor half 9 staan we bij de ingang van de unesco world heritage site Vallee de Mai. Dat betekent dat het volledige personeel van de leg raakt. Iedereen is supervriendelijk, maar of we wèl nog even willen wachten! Je hoort ze bijna denken: gekke toeristen. Haast! ‘s Ochtends vroeg! Belachelijk!

Maar: als we een kaartje hebben, ons hebben opgegeven voor de tour (die om 9 uur begint) en een fles water hebben gekocht (oeps, vergeten en toch wel handig om iets mee te nemen), blijkt dat het erg handig was om vroeg te komen. Na ons komt een groep van vier fransen, die ook mee willen met de tour… Helaas guys, English it is! Ze besluiten wel mee te gaan, maar gedurende de tour horen we met name de twee mannen vertalen voor hun vriendinnen. Om 9 uur is het zo ver en mogen we mee met een kleine, slanke (en dat is best zeldzaam hebben we gezien) lokale dame; een ranger in de Valle de Mai. De vallei is een UNESCO-site sinds 1982 en bevat niet alleen zes palmsoorten (waaronder de Coco de Mer, een wereldberoemde palmboom, die alleen hier en op Curieuse in het wild voorkomt), maar ook meerdere beschermde en bedreigde vogelsoorten, waaronder de Pigeon Ollande (jawel, de Nederlandse Duif, doordat hij ‘de kleuren heeft van de nederlandse vlag’) en de Black Parrot, de nationale vogel van de Seychellen, een ernstige bedreigde papegaaiensoort. Onze ranger neemt ons mee en laat ons het komende uur genieten van dit spectacilaire landschap. De Vallee de Mai (genoemd naar de maand waarin de vallei werd ontdekt…) bevat zoals gezegd zes palmsoorten en de meeste soorten zijn metershoog (tot wel 27 meter hoog) en hebben enorme bladeren. We voelen ons miertjes in dit landschap van reuzen!

Onze gidse vertelt honderduit: over de verschillende palmensoorten en hoe die vroeger werden gebruikt in het dagelijks leven. Van paraplu tot draagtas en van dakbedekking tot verpakkingsmateriaal: met name de bladeren zijn veelzijdig. Maar natuurlijk zijn de noten dat ook en vooral de Coco de Mer heeft enorme vruchten. De palm wordt zo genoemd omdat de noten vroeger aanspoelden op de malediven. Ze hadden zo lang in het water gelegen dat de binnenkant was vergaan, waardoor ze licht werden en dreven. De mensen die ze vonden dachten dat de noten van een zee-boom waren! Dat gezegd hebbende: de coco fesse (zoals de noten van de coco de mer worden genoemd) zijn eigenlijk vooral beroemd door hun vorm. Als de schil er af is en je houdt ze omhoog, is de eerste associatie toch vooral van een vrouwlijk geslacht, met de billen aan de achterkant! De bloem van de mannetjesboom versterkt de associatie: een lange, dikke stengel (met allemaal kleine bloemen er op)…

Behalve op de palmen, wijst onze gidse ons ook op allerlei andere bomen en hun vruchten, bloemen en bladeren. We ruiken blaadjes die gekneusd ruiken naar een ‘four spices’ (kaneel, kuidnagel, nootmuskaat en caradmom), een bloemetje (van de coco de mer) dat ruikt naar basmati rijst (ja echt) en een ander blad dat ruikt naar kaneel. Ook zien we allerlei vruchten, van grote, halforanje vruchten die ruiken (en smaken volgens de gidse) naar een citrusvrucht en heel kleine, knalrode vruchtjes die keihard zijn, alleen gegeten kunnen worden door de bulbul (een lokale vogel), die perfect zijn om sieraden van te maken en waarvan je er drie moet meenemen, in je zak stoppen en bewaren, voor geluk.

Vogels zien we ook en we hebben ontzettend veel geluk. De bulbul en de aziatische spreeuw zien heel veel mensen. Voor de pigeon ollande heb je al wat meer geluk nodig, maar wij zien hem al na vijf minuten hoog in een boom zitten. En de Fransen  spotten zelfs de Black Parrot voor ons! Volgens de gidse zijn we de eerste groep in bijna een week die de vogel ziet en we kunnen er heel rustig van genieten. Naast de vogels zien we allerlei gecko’s en slakken (inclusief de witte slak, die vooral lokaal voorkomt) en een hele rij mieren (druk in de weer om gezamenlijk een blad te verplaatsen; we verbeelden ons dat we het geschreeuw van de mierenvoorman kunnen horen, die probeert het werk te coördineren). En het is er gewoon heel erg mooi. De hoge palmen, waar af en toe een briesje of een straaltje zonlicht doorheen komt. De rust en stilte… Na een uur neemt onze gidse afscheid en zonder iets te zeggen scheuren de vier Fransen er vandoor. Wij houden een iets rustig tempo aan en volgen dezelfde weg. We klimmen en klauteren en uiteindelijk zijn we na dik twee uur weer bij de ingang. Karin vreest dat haar pootjes het nog even zwaar krijgen, maar we hebben allebei genoten. Erg de moeite waard!

Het begint nu wel snel wat donkerder te worden en we vrezen dat we straks regen krijgen. We overleggen even. Eigenlijk hebben we allebei niet zo veel behoefte aan zwemmen vandaag en het weer lijkt ook niet zo mee te gaan werken de rest van de dag… Uiteindelijk rijden we even snel via onze villa, halen telefons, een laptop, boeken en wat extra geld op en rijden naar de andere kant van het eiland. Tegen de tijd dat we daar zijn is het tijd voor lunch. En als we bij Café des Arts gaan zitten, begint het te regenen…

Dat houdt de rest van de dag niet meer op. We verkassen uiteindelijk (onder onze paraplu’s, die we deze vakanties altijd bij ons hebben, zelfs als het stralend weer is) naar het Paradise Sun hotel, waar we in dezelfde bar als eerder deze week een drankje doen (en nog één en nog één…), gebruik maken van de internet-mogelijkheden, een beetje kletsen en vooral proberen ons niets aan te trekken van het feit dat de enige reden dat het af en toe stopt met zachtjes regenen, is als het begint te hozen! Eind van de middag rijden we in het laatste beetje daglicht terug richting onze villa, maar we maken een stop bij de Island Pizza. Jawel, ze doen afhaalpizza’s (maar goed ook: alle zitjes zijn buiten, onder lekkende parasols) en we bestellen een pizza met gerookte marlijn en een pizza quatro stagioni (die overigens maar due stagioni heeft, maar dat mag de pret niet drukken). Martijn ‘scheurt’ (nouja) daarna de laatste twee minuten naar onze villa, waar blijkt dat de pizza heel behoorlijk smaakt. We nemen er een borrel bij en de rest van de avond kijken we een beetje tv en lezen.

Praslin (dag 4)

Praslin (dag 4)

Vandaag hoeven we niets van onszelf en de weersvoorspellingen zijn niet bepaald florisant te noemen, dus we slapen lekker uit. Als we wakker worden, rommelen we een beetje. Ontbijtje, douchen… Het is buiten grijs, maar droog en we zien zowaar steeds meer blauwe lucht…! Martijn wil eigenlijk wel snorkelen; Karin heeft erg veel last van haar pootjes, dus vindt hetb verstandiger om dat even niet te doen. Maar een bikini onder de kleren kan natuurlijk altijd. Zelfs als het grijs is, is het lekker warm over het algemeen. Al staat er vandaag een forse klap wind. Die er nu voor lijkt te zorgen dat het steeds blauwer wordt buiten. Hmmm, spullen verzamelen dan maar. Wat gedoe met een internetkaart, fles water vergeten, dus nog even terug, maar uiteindelijk zijn we dan om kwart over 10 / half 11 op stap. En het is zowaar inmiddels bijna echt mooi weer! We durven het bijna niet hardop te zeggen, dus in stilte rijden we naar Anse Lazio.

Op het strand aangekomen is het inmiddels zonnig, blauwer dan het de hele vakantie is geweest en blijkt dat de wind schuin het strand op staat, waardoor en redelijk wat branding is. Maar zon! En blauwe lucht! En we hebben een camera bij ons om er plaatjes van te maken! We wandelen (Karin al fotograferend) naar het linker einde van het strand waar we ons installeren onder een boom. Nee, niet onder een kokospalm, want ja, die kokosnoten kunnen je dag aardig verzieken! Geïnstalleerd in de schaduw verdwijnt Martijn om te snorkelen en Karin kijkt, fotografeert, leest… Na een tijdje komt Martijn terug: wil je even zwemmen? Nou, dat is wel erg lekker en Karin ‘rent’ de branding in. Daarna mag Martijn weer en deze keer neemt hij het er van. Het water is erg helder en aan deze kant van het strand zijn de golven tussen de rotsen goed te doen. Als hij terug is gaat Karin nog even het water in, doen we een snelle fotoserie en daarna besluiten we het voor gezien te houden, voordat we in kreeften veranderen!

We lunchen een heerlijk sappige burger bij het Paradise Sun hotel (waar vandaan we betere plaatjes kunnen sturen dan gisteren!) en daarna gaan we nog een rondje zwemmen, in het schitterende azuurblauwe water voor het hotel. Als we echt op rood dreigen te springen rijden we (Martijn in zwembroek, Karin in bikini en allebei op een handdoek in de auto) terug naar onze villa. Daar gaan we rustig douchen, spoelen we onze zooi uit, trekken kleren aan (een lange broek, om onze benen rust te gunnen na alle zon) en ploffen dan even op het bed. Het is 5 uur en we hoefden vandaag dus niets!

We lezen een beetje (Karin is inmiddels bezig aan haar vierde boek; het is bijna uit!) en om kwart over 7 worden we geroepen. Miss Sally kookt vanavond voor ons (wel zo handig op een zondagavond: er is bijna geen restaurant te vinden dat open is!) en het is erg lekker; zelfs het toetje vinden we allebei lekker! Een salade met geroekte vis, rijst, opnieuw octopuscurry ( lekkerderd dan de eerste keer) en vier stukjes gegrilde vis. Die zijn wat droog, maar de rest is meer dan genoeg èn heel lekker, dus we voelen ons niet heel schuldig dat we de vis een beetje negeren. Het toetje is vanilleijs, met zelfgemaakte ingelegde papaya maar ook (en vooral) kokos…ehm prut. een mengsel van kokos, suiker, rozijnen, lokale kruiden en vruchten en dat is verschrikkelijk lekker. Miss Sally is duidelijk in haar nopjes met onze vragen en complimenten. Ze vindt het ook maar niks dat we weggaan. Is ze net aan ons gewend, moet ze weer aan andere mensen wennen. We plagen haar een beetje: deze vrouw-met-scherpe-randjes heeft een klein hartje. Na het eten drinken we een kopje koffie en kijken we tevreden terug op onze tijd op Praslin.

Van Praslin (terug) naar Mahé

Van Praslin (terug) naar Mahé

Het kost weer even moeite om alles economisch in onze tassen te krijgen (we zijn allebei nog niet echt gewend aan de ruimte die de duikbril, snorkel en flippers innemen, al zijn we nu al vreselijk blij dat we ze hebben gekocht en meegenomen), maar uiteindelijk zijn we ‘natuurlijk’ eerder dan gepland klaar voor vertrek. Miss Sally komt afscheid nemen. We krijgen een cadeautje van haar: een zakje van de eigengemaakte kokosprut! Meenemen en thuis kan je het in de koelkast nog een half jaar bewaren, zegt ze. Wat ontzettend lief! We zwaaien en zwaaien nog een keer en laten haar achter terwijl ze ons huisje binnenrent: de volgende gasten komen er al weer aan.

Wij gaan op weg. Eerst even extra pinnen. Dan rijden we ‘buitenom’, over de mooie route langs het water, naar de jetty. Daar kopen we twee kaartjes voor de boot terug naar Mahé. Vervolgens willen we wat eten. We hebben maar een klein ontbijtje gegeten en zouden eigenlijk graag willen brunchen. We weten dat PK’s open zou moeten zijn èn ‘ontbijt’ heeft tot 4 uur, dus dat gaan we doen. Helaas: PK’s is open, maar er is geen kok! Een zeer gefrustreerde serveerster zegt dat ze ook geen idee heeft wanneer hij komt. 11 uur…? Hmmm, dat is ons te onzeker èn met de snelheid die iedereen in de horeca hier heeft (eigelijk juist niet dus) te laat omdat we om kwart over 12 bij de boot moeten zijn. Geen PK’s dus (snik), dus we rijden door naar onze favoriete internettent Paradise Sun. Daarvan weten we in ieder geval zeker dat ie open is en misschien…? Nee, een drankje is geen probleem, maar het ontbijt is net opgeruimd! Dan wil je toch niets eten! ehm, nee, sorry, onze fout… We nemen dus maar een drankje, genieten van het uitzicht (het is opnieuw geweldig weer), lezen nieuws en kletsen een beetje met Nederland.

Om 12 uur laten we de auto achter bij de collega van Miss Eugenia. Ze loopt een snel rondje om de auto, checkt de benzine en steekt haar duim op. Prima, klaar! We vinden het wel releaxed hoe we hier een auto kunnen huren, ophalen en inleveren! We wandelen met de tassen naar de jetty en ploffen daar in de schaduw. Martijn gaat even kijken of er hier iets te eten te krijgen is, maar behalve een wat dubieus uitziend kip-ding, dat hij niet helemaal vertrouwd is er niet veel. Dan maar een extra drankje en een zakje meegebrachte chips en wat pinda’s zodat we in ieder geval iets in onze magen hebben. Het is dan wel mooie weer, maar het waait nogal, dus we verwachten een nogal hobbelige overtocht. We zoeken zodra de boot er is en we aan boord mogen een plekje achterin op het bovendek op.

De overtocht is inderdaad niet heel rustig (we hebben wat medelijden met de bleke, stille, slapende of luidruchtig overgevende mensen), maar onze magen houden zich uitstekend en na een dik uur zijn we aan de kade van Mahé. Daar wacht Rickie (van Aplha Rent a Car, waar we ook onze eerste auto op Mahé huurden) ons op, met een bordje met Martijn zijn naam. Hij neemt ons mee naar een kleine witte… ehm wacht daar loopt hij voorbij?! De auto waarvoor hij stopt is een stevige Daihatsu Terios. En nog een automaat ook! Dat is een stevige upgrade en dat is heel attent van Lucie, de vrouw met wie Karin al een tijdje contact heeft via e-mail over de huurauto’s. Karin neemt zich voor om haar een bedankmailtje te sturen en tevreden rijden we weg door een gelukkig op dit tijdstip rustig Victoria.

We rijden langs de luchthaven (nee, over een paar dagen pas!) door een steeds groener en rustiger deel van het eiland. Als we oversteken naar de westkust zien we onderweg ineens akkkerbouw en (de lokale variant van) kassen! Dat hebben we nog niet eerder gezien en beantwoord een deel van onze vraag waar (een deel van) het eten voor de eilanden vandaan komt. We slingeren de bergpas over en na nog een klein stukje rijden, rijden we de enórm stijle oprit van La Residense op. Hier hebben we een appartementje voor de komende drie nachten. Een aanvankelijk wat stugge vrouw, die gelukkig langzaam wat ontdooit neemt ons mee. Tot onze verrassing niet naar één van de kleine appartementjes in het centrale gebouw, maar naar een schitterend vierpersoonshuis, met een werkelijk fantastisch uitzicht op baai! Ja, ze heeft ons maar een upgrade gegeven. Ook al, we worden verwend vandaag! We bedanken haar uitgebreid en zijn gepast onder de indruk van het huis. Het is erg open en daar moeten we een beetje aan wennen. Het maakt dat het huis relatief koel blijft, maar de schuifhekken (veilig, maar volkomen open) en houten deuren met houten lambrizering maakt ook dat we visioenen hebben van allerlei creepy crawlies die ons kunnen bezoeken. Maar goed: we zien (en horen) dat we in ieder geval een flink aantal gekko’s in het huis hebben. We hopen dat die het wildbestand in toom weten te houden.

We droppen onze spullen, waarna Martijn even boodschappen gaat doen en Karin de zooi ordent. Martijn komt terug met yoghurt, cornflakes, sap … en twee Breezers! Tevreden ploffen we op onze veranda, genietend van het uitzicht en ons drankje. Dat komt behoorlijk aan, wat ons er aan herinnert dat we nog erg weinig hebben gegeten vandaag. Gelukkig zit Anchor Café op loopafstand!

Nu is lopen op de Seychellen best een beetje een uitdaging. Zaken als een stoep, straatverlichting of rustig rijdende auto’s zijn schaars. We gaan dus lopen als het nog licht is, zodat we in ieder geval de heenweg een goede kans hebben om heel aan te komen. We lopen de steile oprit af, wandelen de bocht om en hoeven dan alleen nog maar de heuvel af. Als we in de berm lopen zien we schuin boven ons tussen de heg en de stroomdraden enorme webben en reusachtige palmspiders zitten. Getver: ze bewegen niet en we weten echt wel dat ze niets doen, maar zijn gewoon te groot! Als we een stroompje oversteken zie we allerlei rood-paarse krabben rondscharrelen. En even verderop ligt Anchor Café. Buiten zitten maar? Het lijkt droog te blijven en zo kunnen we van de zonsondergang genieten.

Dat laatste lukt wat minder (de zon gaat ineens uit achter de horizon en dat was het dan wel), maar we zitten prima, genieten van het eten en het personeel is erg aardig. Hier kunnen we nog best een keer terug morgen of overmorgen! Voor nu is het wel klaar: we wandelen na het eten voorzichtig terug naar ons appartement. We komen heelhuids aan. Helaas net als twee enorme zwarte spinnen, die de gekko’s net te snel af zijn. Martijn werkt ze vakkundig en snel naar buiten. Brrr. Als we denken dat dat het dan wel is, worden we in de slaapkamer nog even getrakteerd op een enorme kakkerlak. Ook die zwiept Martijn naar buiten en dan trekken we de muskiettennetten strak om de bedden, doen de geluidloze (ja echt!) airco aan en vallen onder een laken in slaap. Morgen snorkelen!

Zuid-Mahé (dag 1)

Zuid-Mahé (dag 1)

Zo, dat was een prima nacht en bij het opstaan is er geen creepy crawly te zien. Bovendien is het prima weer. We nemen een snel ontbijtje en gaan dan profiteren van de reden dat we ook nog even aan deze kant van Mahé zijn. Vlakbij zijn meerdere prachtige stranden en één daarvan is een prachtig snorkelstrand volgens alle verhalen. We pakken de auto en na een minuut of 5 tot 10 rijden parkeren we en wandelen naar één van de mooiste strandjes die we hier hebben gezien. Het is prachtig en op dit moment helmaal van ons alleen!

We pakken onszelf in en duiken de plomp in: kom maar op! … Ehm, oehoe, onderwaterwereld, waar ben je?! Het lijkt wel thee! Het water is troebel, ondoorzichtig, bruinig en we zien helemaal niets. Oh nee, dan had Karin toch gelijk… Gisteren zagen we in langs de kust grote bruine vlekken in het water. Het deed Karin denken aan het ‘bloeden’ van de algen dat ze ooit op de Malediven zag en ze heeft gisteren al een keer gezegd dat ze hier bang voor was. Teleurgesteld klimmen we het strand weer op en gaan even zitten bijkomen. Als we even hebben gezeten gaat Martijn een rondje lopen over het strand en jawel, dode vissen…

Na een kwartiertje, als we net zitten te bespreken wat we gaan doen, komt er een Duits gezin aan dat meteen op ons afkomt. Hoe was het water?! Oh nog steeds?! Gisteren was het nog erger. Er zijn honderden dode vissen op het strand aangespoeld en lokale mensen hebben gezegd dat het inderdaad bloedende algen zijn. Daardoor wordt het water troebel en bruin en neemt het zuurstofgehalte in het water af, waardoor de vissen massaal sterven. Snorkelen heeft geen zin hebben ze gezegd. Balen, want het was tot gisteren de mooiste snorkelplek die ze ooit hebben gezien…

Ok, hier blijven heeft dus geen zin en we pakken de auto naar de volgende baai. Daar vinden we een half door koraal afgesloten ondiepte waar we in kraakhelder water tot halverwege onze dijen kunnen zitten, staan, poedelen, donderjagen. Dat doen we naar hartelust, tot we weer vrolijk zijn. Als we op rood dreigen te springen gaan we terug naar het hotel waar we douchen en onze spullen uitspoelen en uithangen. Daarna pakken we opnieuw de auto en rijden we via een uitdagende maar erg mooie route langs de volledige zuidkant van het eiland. Oh dat mooie blauwe water, daar krijgen we niet snel genoeg van!

Aan de andere kant van het eiland vinden we eerst de rumdestileerderij waar we naar op zoek waren. Dat is wel iets voor morgen (dan zal dat snorkelen ook wel tegen vallen vrezen we) en als we gaan vragen blijkt dat we morgen gewoon rond 11 uur langs kunnen komen en dan kunnen we aansluiten bij een tour. Ok, prima, tot morgen dan. Voor nu rijden we naar een andere bezienswaardigheid. We vinden ‘Le Jardin de Roi’ (de Koningstuin) met behulp van Foony helemaal bovenop een berg, aan het einde van een steeds smaller wordende weg. We denken een heel klein tuintje te vinden, maar zien een enorm perceel, met daarop een prachtig houten huis. Daar gaan we eerst heen, want je kunt hier uitstekend lunchen hebben we gelezen. 

Nou, dat klopt wel. We eten een overheerlijke, verse salade en daarna een verse crèpe! De bediening is zowaar behoorlijk vlot en een aantal ventilatoren zorgt dat we niet helemaal wegsmelten. Vandaag is het weer schitterend weer en daarom nog een paar graden warmer dan de afgelopen dagen. Als we klaar zijn met eten twijfelen we daarom even of we de ruin in willen, maar na een heftige spray actie tegen de muggen wandelen we toch een rondje. En dat is eigenlijk heel leuk. Het meest heftige stuk slaan we op advies van de dame die ons een kaartje verkoopt over: dat is te modderig geworden met de aanhoudende regen van de afgelopen weken. Maar de rest van de tuin kent schitterende bloemen en planten, veel kruiden (we zien bijvoorbeeld nootmuskaat!) en allerlei vruchten. Er is ook een aantal beesten, maar de hokken daarvan vinden we te klein. Gelukkig zien we bewijs van werkzaamheden, zo te zien om de hokken te vergroten. Dat maakt dat we lekker kunnen blijven genieten van het uitzicht en alles dat we ontdekken (oh ja, zo groeit ananas).

Als we zijn gesmolten en toch een aantal keer geprikt gaan we terug naar de auto, drinken een fles water leeg en laten ons met een zucht van opluchting in de airco zakken. Daarna rijden we in 20 minuten terug naar ons appartementje, waar we ons op de veranda in de schaduw in een stoel laten zakken. Daarna doen we een paar uur niets. We lezen wat, genieten van het uitzicht en het lekkere briesje, fotograferen wat… De middag keutelt voorbij en als het nog een uurtje voor zonsondergang is maken we ons op voor ons laatste uitstapje van vandaag. We willen namelijk heel graag nog een keer naar Del Place, het restarant aan het water waar we aan het begin van onze vakantie zo lekker hebben gegeten. Martijn slingert de auto behendig door de bochten (hmmm, niet een heel fijne weg om straks te rijden) en in de onddergaande zon gaan we aan een tafeltje aan de reling zitten. Cocktail erbij, uitzicht over het water en de ondergaande zon…. En jawel, net zulk lekker eten als de eerste keer dat we hier waren. We eten echt onze vingers er bij op en zitten heel gezellig te kletsen.

Uiteindelijk trekken we ons los van deze heerlijke plek en rijden we door het stikdonker naar ons appartementje. Op een aantal hartverknetteringen na (ieks, donkere man / vrouw, in donkere kleding, zonder lampje, wandelend aan de kant van de weg!) komen we ongeschonden aan. Deze keer zijn er geen creepy crawlies en tevreden laten we ons in ons bed vallen. Toch een prima dag ondanks de snorkelmislukking!

Zuid-Mahé (dag 2)

Zuid-Mahé (dag 2)

Na weer een prima nachtje slapen, een vlot ontbijtje en een uurtje lezen is het tijd voor drank! Pardon?! Ehm, we bedoelen natuurlijk voor een rondleiding door een rum destilleerderij waarbij we ons vooral interesseren voor de historie van het gebouw…?!

Na een half uurtje rijden zijn we bij Takamaka Rum Distillery, gevestigd op het terrein van ‘La Plaine St. André’. Op deze voormalige plantage zijn een hele tijd slaven aan het werk geweest en de oude plantage-bel staat (voorzien van bordje) als een herinnering aan deze tijd op het terrein. De suikerrietplantage was uiteindelijk wel de inspiratie voor de huidige destillerderij: de rum wordt gestookt van suikerriet! Gisteren zagen we het riet verwerkt worden; vandaag ligt de destileerderij er stil bij. Maar in het zorgvuldige gerestaureerde houten huis vinden we een bar, een restaurant en een ontvangstruimte waar we onszelf aanmelden. En kunnen we aansluitend op de tour lunchen?

Dat kan en we hoeven maar een minuut of 10 te wachten voor we met twee anderen op stap gaan, achter een gids / barman aan. De destileerderij is niet heel groot, maar we krijgen een duidelijke uitleg, mogen overal kijken (aan deze kant van het terrein: de echte, grote opslag is aan de andere kant van het terrein) en we kunnen helemaal los met vragen stellen. Daarna neemt de gids ons mee naar de kruidentuin, het blijkbaar onvermijdelijke hok met de schildpadden, de ruïnes van oude gebouwen op het terrein. Het is erg leuk en informatief en tegen de tijd dat we rum mogen proeven zijn we al erg tevreden over de tour.

De vijf rumsoorten die we proeven variëren van jullie, via mwah en ok tot heel erg goed. Oh die op één na laatste is erg lekker en willen we wel meenemen. Als we klaar zijn met de tour wandelen we daarom even langs de winkel, maar helaas zijn er alleen maar erg grote (en prijzige) flessen te krijgen: de halve liters zijn op. We laten een verdere aankoop daarom zitten en gaan lekker lunchen. Oh en lekker is het: waanzinnig! We nemen er allebei een drankje bij (Karin een rum-cocktail en Martijn een heerlijk gemengde sap) en eten daarna onze vingers erbij op. Met name bij de gegrilde tonijn met sesam: heerlijk!

Als we helemaal tevreden zijn, buiken we uit met een kopje koffie en gaan daarna naar de auto. We rijden een kleine stukje, want we hebben een strandje gezien dat er ondanks de vlekken ‘theewater’ heel aanlokkelijk uitzag. Het is opkomen water als we er aan komen en veel mensen gaan na een dag strand inmiddels naar huis. Wij strippen tot onze zwemkleding en liggen binnen no time af te koelen. Het water is zalig, grotendeels helder en Martijn waagt er nog een klein rondje snorkelen aan. Karin geniet van het prachtige uitzicht en het lekkere water en verzamelt schelpjes en mooie stukjes koraal. Die laten we straks achter natuurlijk, maar mooi (en leuk om te doen) is het wel!

En dan is het echt klaar, met deze laatste dag op de Seychellen. We rijden terug, douchen, spoelen alles uit, pakken de tassen opnieuw in, ruimen op en gaan uiteindelijk eind van de middag nog een hapje eten bij de Anchor Café. Daarna rollen we ons voor de laatste keer in een laken, onder een klamboe en vallen bij de airco in slaap…

Terug naar huis

Terug naar huis

Vandaag is het op. We laten de sleutel (conform afspraak) op tafel liggen en rijden naar de luchthaven. Daar is het onverewacht druk en chaotisch. Inchecken gaat soepel genoeg en ontbijt en koffie vinden ook, maar zodra we door de douane zijn zitten we met teveel mensen op een te kleine ruimte gepakt. We proberen ons er niet teveel van aan te trekken en gelukkig mogen we snel naar het vliegtuig wandelen.

Het uitzicht bij het opstijgen is geweldig: anders dan op de heenweg is het mooi weer en Karin klikt eindeloos veel plaatjes met haar telefoon. We zien na een draai ook Praslin en La Digue liggen en een groot aantal van de veel kleinere eilandjes liggen. Daarna worden de eilanden door de wolken aan het zicht onttrokken en kijken we films tot we bij Dubai zijn. Daar is het (natuurlijk) prachtig weer en we genieten van het prachtige uitzicht over de woestijn en daarna de stad. 

De overstap verloopt soepel en de uren daarna gaan voorbij met lezen, films en kletsen tot we rond 7 uur lokale tijd dik voor tijd landen in Amsterdam. Harro staat ons op te wachten, waardoor we een heerlijk luxe en bovendien gezellige rit naar huis hebben. Daar ploffen onze spullen neer en maken we ons op om ook mentaal te landen in Nederland. We zijn er weer!

Marokko wacht (nee, geen grapje)

Marokko wacht (nee, geen grapje)

Jaren geleden was Karin met Eveline in Marokko en dat smaakte naar meer. En dit jaar nemen we een ‘hap’. Na een late vlucht en twee nachten in Fes, rijden we in zes dagen via de woestijn en het rifgebergte naar Marrakesh. Daar blijven we ook nog twee nachten. Een beetje van allerlei kanten van Marokko hopen we te zien: schitterende landschappen, mooie steden, lekker eten en vriendelijke mensen. Eens kijken of Marokko nog steeds een feestje is! 

naar Fes

naar Fes

Wat een ontspannen begin van onze vakantie! We hoeven pas om half 3 van huis dus na wat uitslapen (mislukt), vakantie-rommelen (gelukt) en lekker lunchen (ook gelukt) pakken we om half 3 een bus en aansluitende trein naar Schiphol. We hebben dramatische berichten in het nieuwe gezien over een overlopende luchthaven, dus we hebben ruim de tijd genoeg genomen. Het valt mee vandaag, maar ‘better safe than sorry’. Na een dwaalsessie over Schiphol en flink wachten (met boek, met uitzicht op de vliegtuigjes zitten we op tijd aan boord en exact op tijd vertrekt de Royal Air Maroc vlucht naar Cassablanca. 

De vlucht verloopt soepel, ondanks het grote aantal (deels jengelende) kinderen en het feit dat we alleen tekenfilmpjes zonder geluid kunnen bekijken of verschillende geel/groen uitgeslagen schermen die boven het middenpad hangen. Maar: we zitten aslnog naast elkaar en we hebben allebei een boek bij ons en een reisgids om in te verdwalen, dus we komen de 3 1/2 uur prima door. 

In Cassablanca hebben we ons voorgenomen om meteen door te lopen naar de andere gate. Er is onderweg niet zoveel en we moeten door een controle en dat kan in Marokko lang duren, waarschuwt Karin Martijn. Niets teveel gezegd, want we komen bij de overgang naar de hal voor de binnenlandse vluchten in een trage, chaotische tas- en paspoortcontrole terecht. Maar goed; we hbben de tijd, anders dan het stel dat probeert de hele rij voorbij te rennen omdat ze NU een vlucht hebben. Aangezien er net 30 man tegelijk voorgedrongen is omdat ze ‘echt een aansluitende vlucht moeten halen’ valt dat niet heel lekker en uiteindelijk schuiven ze net voor ons in de rij. we hebben medelijden met de Marokkaanse moeder met twee kleine kinderen achter ons: het is inmiddels laat voor de frummels (zelfs als je er een uurtje afhaalt, voor lokale tijd) en de kids worden langzaam onhandelbaar.

Uiteindelijk zijn we door de rij en komen in een enorme ruimte. Er zijn meerdere gates, het krioelt er van de mensen, er is een café’tje en verder staat er een maquette van een moskee, met aan het plafond er boven een enorme, gouden … tja, het lijkt nog het meest op een strakke ijspegel, steeds smaller wordend naar onderen. De verbinding met Allah denken we; de punt wijst recht naar de top van de minaret. Het is in ieder geval erg… ehm uniek…

ALs we alles in ons hebben opgenomen halen we wat drinken, laden de telefoons op en wachten we op de vlucht naar Fes. En dat duurt effe. Het Marokkaanse systeem is ook bij de gates alles behalve duidelijk en efficiënt. Er zijn meerdere vluchten met vertraging die nog boarden vanaf het moment dat we bijvoorbeeld zouden moeten gaan boarden voor Fes. Dat laatste (het boarden naar Fes) gebeurt niet en die onduidelijkheid levert enorm veel stress op, bij zowel mensen naar Fes als mensen naar Agadir (de eerdere vlucht). We vermaken ons aanvankelijk wel, maar uiteindelijk duurt het erg lang en na anderhalf uur extra wachten (staand) zijn we redelijk versleten. Dan mogen we gelukkig het vliegtuig in en na een vlucht van zeker 32 minuten (ja, meer is het niet) landen we in Fes. 

Daar zijn we de laatste vlucht die binnen komt en we zijn onder de indruk van de lading douaniers die nog aan het werk is. We krijgen een efficiënt en vriendelijk welkom èn een stempel in onze paspoorten. Daarna pikken we de tassen van de band (terwijl achter ons de ene na de andere douaniers er mee stopt voor vandaag) en wurmen ons na nóg een controle (ja incusief x-ray en deze kunnen we ècht niet plaatsen) naar buiten. Daar staat onze chauffeur… of niet?! Er staan allerlei mensen, maar we zien onze namen niet. Als we na drie keer kijken op het punt staan te gaan bellen komt hij aangehold: sorry! Hij was net even iets uit zijn auto halen. Aangezien hij anderhalf uur op ons heeft moeten wachten en het inmiddels 1 uur ‘s nachts lokale tijd is, hoor je ons niet klagen. Zeker niet als hij ons veilig en supersnel naar ons hotel brengt. 

Althans, naar het dichtstbijzijnde pleintje en daar komt, nadat onze chauf heeft gebeld, een pietsie slaperig kijkende jongen aanwandelen die ons meeneemt naar Ria Tafilalet. Moeilijk te vinden, maar doodstil, voorzien van een prachtige ontbijtruimte èn een stille, schone kamer. Het bed is wat hard, maar dat mag de pret niet drukken. Weltruszzzz….

Fes

Fes

Ok, we willen het niet hebben over hoe weinig uren we hebben geslapen, maar we hebben wel góed geslapen en de fluitende vogeltjes buiten de Riad maken veel goed. We douchen ff en zitten keurig op tijd (9 uur lokale tijd) achter een uitstekend ontbijt. We gooien een hele berg eten naar binnen: trek! We vragen ook of we vanavond hier kunnen eten (de Riad ligt wat afgelegen, we willen vandaag rustig aan doen en we hebben goede verhalen gelezen over het eten) en krijgen een kaart plus de tip om zometeen een taxi te nemen naar de ontmoetingsplek met de gids voor de stadswandeling. Dat lijkt een goed idee: de oude binnenstad, of Medina van Fes is een, doolhof en we hebben bovendien nog 20 minuten om er te komen. En als je in één keer goed loopt is het 20 minuten lopen verderop!

We gaan op stap en lopen in één keer goed naar het pleintje van gisteravond. Daar loopt een drukke weg langs en daar over heen schieten de rode ‘petit taxi’s’. Elke stad in Marokko heeft een eigen kleur van deze lokale taxi’s en ze zijn nogal wisselend van kwaliteit. Als er een keurig exemplaar de bocht om komt steken we onze hand op. We vertellen waar we heen willen en de wat stug uitziende man knikt en zet meteen de meter aan. Opnieuw een chauffeur die ons snel en veilig wegbrengt. Deze keer naar ‘Cinema Amal’, een oude, gesloten bioscoop en het vertrekpunt van onze wandeling. We rekenen af, bedanken de chauffer (die vriendelijk glimlacht en ons toeknikt; helemaal niet zo stug), checken de tijd (exact 10 uur) en we staan nog geen 30 seconden voor de bioscoop als Mohammed er aan komt, een jonge Marokkaan die onze gids is. Hij blijkt uitstekend Engels te spreken en neemt ons mee. Nee, niet die grote weg op, hier, dit kleine steegje in!

En Fes… Fes is something else… 

Sommige steegjes zijn net een mens breed andere een ezel en twee mensen, ontdekken we. Aan sommige steegjes liggen prachtige gebouwen. Een moskee, een universiteit, een begraafplaats van de stichter van de stad, een oude karavanserai, of pleisterplaats voor handelaren van welleer, een bibliotheek en een soefi-heiligdom, met er om heen allemaal diepzwarte mensen uit zuidelijker landen. Aan andere steegjes liggen winkeltjes van allerlei soort. Een bakkerij, een ‘scharensliep’, een slager, een metaalbewerker. Winkeltjes met sieraden, metaalplaten, spoelen met draad, vlees (waaronder een drommedariskop en -bult; alleen voor bijzondere gebeurtenissen, zegt Mohammed), kleding, kruiden, peulvruchten, sinaasappels, dadels… En Mohammed vertelt honderduit en neemt ons vooral mee om allerlei ambachten te zien. De scharensliep laat ons zien hoe scherp een schaar van 180 jaar oud (!) nog is en hoe hij messen scherp maakt en metaal bewerkt tot pinnen om riemen mee te maken. De koperslagerhoudt met een blote voet de koperen pot tegen die hij geconcentreerd ‘uitdeukt’ met een hamer (“I call this the Noisy Square”, zegt Mohammed. We tend to agree). De wever laat zien hoe hij weeft met wol, katoen en ‘Moroccan silk”, een uit agave gewonnen draad die lijkt op zijde. De gemeenschapsbakker bakt tegen een vergoeding platte, door families zelf gemaakte broden. De leerlooiers nemen ons mee naar het dak om de verfbaden te bekijken: een stinkende, zware maar kleurrijke bezigheid. En tussen de toeristen en lokale families lopen ezels en paardjes, soms met zware ladingen op hun rug.

Het is netter dan 10 jaar geleden, toen Karin er was. Er is ook al veel gerestaureerd en er wórdt de komende periode ook nog veel gerestaureerd. En tegelijk is het precies zoals Karin zich herinnert: een vol, kleurrijk doolhof! De medina van Fes is Unesco werelderfgoed en we zijn blij dat het goed wordt bewaard. Sommige huizen zijn uit de 14e (!) eeuw en Mohammed maakt handig gebruik van allerlei afspraken met mensen die hij kent om ons de gebouwen en het uitzicht van de daken er boven te laten zien. Ondanks dat blijft het aantal verkoop-praatjes beperkt en als ze er zijn is het bescheiden en vriendelijk. 

We eindigen de tour in een ‘huiskamer’ van een lokale familie, die ons muntthee serveert. Mierzoet. De familie laat zich niet zien, maar Mohammed geeft uitgebreid antwoord op onze vragen en maakt het behalve leuk ook leerzaam, zonder vervelend te worden. Als de theepot leeg is, neemt hij ons mee naar een geweldig mooi en volgens zijn verhalen goed restaurant. We zien overal bordjes gerserveerd staan, maar ondanks dat het 1 uur is, zijn de meeste tafels leeg. Mohammed zorgt dat we een tafeltje op het dakterras krijgen, in de schaduw en neemt dan afscheid. We bedanken hem uiteraard uitgebreid en ploffen dan in de schaduw. Het windje zorgt er voor dat het niet heel heet is, maar we zijn wel een beetje op, na de weinige uren slaap en de forse wandeltocht. Het eten is heerlijk: allerlei hapjes vooraf, kip met amandelen als hoofdgerecht en fruit toe en met erbij een flinke plons drinken komen we helemaal bij. Als we beneden komen om af te rekenen zit de hele tent (alle drie de verdiepingen) stampvol! De ober bij wie we afrekenen heeft een flinke dosis humor, het eten is naar lokale begrippen duur, maar voor ons goedkoop en als we ook nog hulp aangeboden krijgen om de weg verder te vinden, lopen we helemaal vrolijk de deur uit.

We slaan rechtsaf en als laatste ‘actie’ voor vandaag lopen we de hoofdstraat (zo één die een ezel en twee mensen breed is) uit naar de Bab Boujeloud of Blauwe Poort, één van de beroemdste poorten van Fes. Na alle bezienswaardigheden van vandaag ziet deze winkelstraat er al bijna gewoon uit. Dat is hij hier natuurlijk ook, maar gisteren zouden we het nog heel exotisch hebben gevonden. De poort is blauw aan de buitenkant en tot onze verrassing groen (de kleur van de Koran) aan de binnenkant. We maken wat plaatjes, lezen de reisgids er op na en na enig overleg nemen we daarna een taxi naar onze Riad. Daar ploffen we op het dakterras, in de schaduw, met een muntthee en een frisje, terwijl de toenvalkjes en ooieevaars over ons hoofd scheren. Wat een eerste dag…

Van Fes naar Risanni

Van Fes naar Risanni

We hebben nog niet zoveel uur geslapen als we zouden willen, maar het begin is er. Gisteravond hebben we in het hotel gegeten en zijn we daarna op tijd ons mandje in gedoken. En nu is het half 8 Marokkaanse tijd en het valt nog niet mee om die aan te houden. Ons beider telefoons besluiten namelijk om de beurt dat het tóch Nederlandse tijd is. Of nee, tóch Marokkaanse. Of nee… Aangezien er geen touw aan vast te knopen is, ging de wekker vanochtend een uur te vroeg en besluiten we de rest van de week waar mogelijk maar af te gaan op Karin’s FitBit (haar Fitness horloge waar je ook een wekker op kunt zetten). Voor nu hebben we de wakkere tijd ‘benut’ door lekker een uurtje te liggen suffen, maar nu zitten we dan toch aan het ontbijt. Een wat slaperige Marokkaanse man begint van alles klaar te zetten, buffet-style. Waar we gisteren het hele hotel voor ons alleen hadden moeten we het sinds gisteravond delen.

Na het ontbijt rekenen we het eten en de drankjes af en gaan we daarna op zoek naar een Petit Taxi. Deze keer lopen we een paar minuten naar de Bab… ehm nouja de dichtstbijzijnde poort. En inderdaad, daar staan ladingen taxi’s. Een vriendelijke man wil ons wel meenemen. We vertellen hem de straat (in het Frans). Dat gaat goed: die kent hij. En dan het nummer. Ook in het Frans. Hij kent volkomen verbijsterd en vraagt voorzichtig in het Frans: ‘ehm, spreekt u Frans’. Karin schiet in de lach. Nou is haar Frans roestig, maar dit was toch echt het huisnummer in het Frans! Nouja, Martijn heeft de bestemming ook in Phoney staan (het route appje op zijn telefoon), dus hij gaat schaduwen en dan roepen we wel ho. Man blij, meter aan, wij blij. Jalla! (We gaan!)

De Europcar vestiging hebben we inderdaad zo gevonden en als we voor de deur staan komt er een mannetje aangerend. Mooi: het is stipt half 9. We hebben het strak gepland, want we hebben een lange rit voor de boeg. Alles gaat voorspoedig tot de pinautomaat (voor de borg) weigert… De man stelt na herhaaldelijk proberen een kleine koffiepauze voor en regelt in het café naast de vestiging een bakje lekkere, sterke koffie. Maar ook na de koffiebreak weigert het apparaat dienst. Of we dan even langs de luchthaven willen? Dan geeft hij ons wel de auto mee. We gaan akkoord (anders komen we hier nooit weg) en de luchthaven ligt op de route. Bij de luchthaven blijkt een borg laten blokkeren op je creditcard nog niet zo eenvoudig: eerst vinden we geen parkeerplaats. Dan komt Martijn de luchthaven niet eens op zonder paspoort. Inmiddels belt een verontwaardige Europecar-man. Waar we blijven. Karin handelt het gesprek af, regelt Martijn’s paspoort en terwijl Martijn zich heen en weer haast zien we de tijd voorbij tikken. Uiteindelijk, met in totaal anderhalf uur vertraging, vertrekken we dan toch naar het zuiden. He, he! Beetje jammer, want daarmee is al onze tijd om een stop te maken opgegaan aan administratief geneuzel en hebben we vooral een heel erg lange reisdag voor de boeg.

We pakken de N8 naar het zuiden en Martijdn went al snel aan de Marokkaanse rijstijl van de mede-weggebruikers (nee, niet alleen automobilisten, maar ook ezels, schaapskuddes, voetgangers, fietsers, brommers, vrachtwagens, bussen…) en aan het oude barrel dat deze week onze huurauto is. Het is niet idioot druk en als je je niet teveel op laat jagen, keurig stopt bij elke politiecontrole en ervan uitgaat dat je over de hele route ong. 60 km / uur kan afleggen, gaat het prima!

We rijden via Ifrane, een chique skiplaats in de Midden Atlas, waar we aapjes in de bomen zien. We slaan bij Azrou af naar de N13 en die blijven we de rest van de dag volgen. We maken bij de kruising een plasstop (en nemen flesjes fris mee) bij een enorm tankstation van Afriquia en verder gaan we. De route wordt steeds mooier: waar die eerst nog erg verstedelijkt is, rijden we steeds meer door de uitlopers van de Midden Atlas, langs een rivier, of over een mooie vlakte. We lunchen bij Le Pit in Midelt (ja, in het midden van onze route), een tent die goed staat aangeschreven op Tripadvisor en ons snel en vriendelijk van een goede lunch (hapjes vooraf, Tajine uiteraard en het fruittoetje weten we nog net te ontwijken: dat duurt te lang). Over het terras scharrelt een heel lange rij processierupsen. We weten meteen waarom ze zo heten: allemaal achter elkaar!

Verder gaan we naar het mooiste stuk van onze reis, de Gorge du Ziz. Deze prachtige kloof laat ons ook vanuit de auto genieten. Tussen rotspartijen, langs een rivier, via een helderblauw meer (gevuld met kalkhoudend water vermoeden we) en op en neer door de bergen. De kloof loopt door een uitloper van de Hoge Atlas en het ziet er bijzonder uit om de bergen eerst als een muur aan de horizon te zien. Een muur die steeds hoger wordt en waar we ons uiteindelijk op stuk dreigen te rijden, voor daar ineens de toegang tot de kloof is. Een groot deel van de kloof is gevuld met dadelpalmen. Er tussen staan staan ksour (enkelvoud: ksar): lemen woonkastelen die in lichte of zwaardere staat van verval zijn. In het steeds mooier wordende licht is het een prachtig en exotisch gezicht.

De kloof loopt door tot bij Erfoud (of: Arfoud) en daarna is het nog 20 minuten tot ons hotel bij Risanni. We slapen in hotel Ennasra, een lemen kasbah ongeveer twee kilometer noordelijk van Risanni. Het hotel is uitgestorven. We zijn letterlijk de enige gasten, al schijnt er nog een gezelschap te komen dat twee kamers bezet zal houden. Het hotel is prachtig: op de binnenplaats ligt een enorm zwembad en als het niet zo snel aan het afkoelen zou zijn zouden we meteen een duik nemen. Voor nu gaan we nadat we de tassen op kamer hebben gezet eerst een ommetje lopen. Aan de overkant van het hotel liggen de resten van een oude handelsplaats, een plek die rond 800 beroemd was als één van de belangrijke handelsplaatsen aan de rand van de Sahara. Er is niet veel van over: een paar stenen en lemen overblijfselen steken uit de grond. Verder is er niet veel te zien en aangezien de zon onder gaat en we langs de drukke N13 lopen, gaan we terug naar het hotel. Het is geen straf om aan het zwembad te zitten en we bestellen een drankje. Hebben ze toevallig bier…? En jawel, we hebben mazzel! We nemen allebei een biertje en toasten in de langzaam donker kleurende buitenlucht op deze lange, maar mooie rit. Volgende keer doen we hem graag in twee dagen: er is zoveel te zien. Volgende keer? Nou, als de rest van de vakantie net zo goed wordt….

Risanni, Merzougha en Erg Chebbi

Risanni, Merzougha en Erg Chebbi

Vandaag is er een keer geen wekker en hebben we echt lang en goed geslapen. Hehe: toen ons hoofd gisteravond het kussen raakte (na een prima maaltijd in het hotel: er was zelfs keuze!) waren we meteen vertrokken. Het was toch wat vermoeiend allemaal. Vandaag kunnen we de dag weer aan. Aan het uitstekende ontbijt (er is inderdaad gedekt voor nog 6 mensen, maar we zien ook nu, net als gisteravond, niemand) maken we plannen. Fossielen, ksour en souk moet het worden, in een nog te bepalen volgorde. En we sluiten af met de woestijn! We nemen afscheid van het vriendelijke personeel en stoppen de spullen in de auto. we hebben het zo geregeld dat we daar vandaag niet meer bij hoeven te zijn, maar het blijft sinds ons avontuur in Costa Rica (bagage uit de achterbak gestolen) een vervelend idee om daar onze tassen in te laten zitten, ook als iedereen ons verzekert dat er niets mis kan gaan.

Onze eerste stop is Tahiri’s Museum van Fossielen en Mineralen. Meneer Tahiri is daar wereldberoemd mee geworden en er is zelfs een fossielensoort naar hem genoemd. Een vriendelijke rastaman komt ons tegemoet. Het bezoek is gratis. Zal hij er iets bij vertellen? Dat willen we wel en hoewel het verhaal er wat op de automatische piloot uit komt, is het leuk om te horen bij de ladingen fossielen die hij ons laat zien. Het is indrukwekkend. Marokko begint de afgelopen jaren bekendheid te krijgen als fossielen- en mineralenland en we kijken onze ogen uit naar de piepkleine en enorme (en alles er tussen in) trilobieten, ammonieten, schildpadden- en krokodillenschedels en haaientanden. Er is zoveel dat niet alleen als fossiel wordt geprepareerd. De man laat ons zien dat ze van sommige stukken steen wastafels, wijnrekken of tafels maken. Het zwarte steen zit propvol fossielen en als het wordt gepoetst lijkt het wel marmer. Buiten liggen tafels vol met stukken steen vol met fossielen. Te koop, maar niet heel mooi. De restjes. Binnen, in de shop, ligt veel moois (en lelijks) en uiteindelijk willen we wel een in twee delen gezaagde ammoniet meenemen als aandenken. Wat moet het kosten, vraagt Karin. we willen zelf niet meer dan 70 Dirham betalen hebben we besloten, maar we willen ook wel wat achterlaten om te zorgen dat ze het museum-gedeelte intact laten. ’80’ zegt Rastaman. ‘Volgens mij moet 50 lukken’ zegt Karin (normaal zou ze 40 zeggen, maar zie boven). De man herhaalt 80. Karin 50. Ok, 70 zegt de man. Prima zegt Karin. Rastaman is verbaasd. Pardon? ‘Tja’, zegt Karin, ‘als je het liever hebt zeg ik 55 en dan wordt jij verontwaardigd en uiteindelijk zeg ik 60 en hap jij toe en zijn we allebei blij, maar ik dacht het museum moet wel blijven bestaan.’ De man is stil, krijgt dan ineens een enorme grijns op zijn gezicht en zegt ’60 sounds perfect to me’. We laten hem voor we weg gaan nog de foto’s van Trix zien, net T-Rex skelet dat in Leiden staat. Hij wil de naam drie keer horen en hoopt ooit nog eens langs te komen. 

Nadat we de karavaan van bijna 15 Italiaanse campers voor hebben laten gaan richting Erfoud, rijden wij terug naar Risanni. Helaas loopt de eerste tankbeurt op een teleurstelling uit (‘no diesel today, sorry!’) maar als we de afslag naar Risanni opdraaien zien we een groot tankstation dat stikt van de tour-auto’s. Mooi: lokale mannen die voor toeristen tanken, dan durven we de kwaliteit wel aan. Na het tanken laten we vlakbij de souk de auto in de bewaking van een mannetje met groen hesje achter. Goed op passen he?! Hji belooft het met een grijns. Daarna banen we ons een weg door de licht opdringerige mannetjes die proberen ons mee te krijgen naar hun winkeltje. De souk is behoorlijk groot, maar niet veel bijzonders vandaag. Morgen is het marktdag en schijnt er van alles te worden verkocht. Vandaag niet. We zijn dan ook vrij wild en na een uitgebreid rondje hebben we het ook wel gezien met souk en verkopers. Ze zijn vriendelijk, maar we willen echt niks, sorry.

We besluiten koffie te gaand drinken bij een café’tje dat we bij ons verkenningsrondje aan de zuidwestelijke rand van het dorp hebben gezien en als we die straffe bak achter de kiezen hebben vervolgen we de weg. Rechts op de rotonde, voor de circuit touristique, een route van 21 kilometer met allerlei ksour. Vervallen, gerestaureerd, bewoond of leeg, druk of verlaten: we zien ze allemaal in de route waar we anderhalf uur over doen. De lemen gebouwen (soms met rijk versierde torens of poorten) zien er geweldig uit en hoewel het licht niet heel vriendelijk is zo midden op de dag, genieten we met volle teugen, in onze koele auto met een fles water voor handen. Karin schiet plaatjes, we kijken onz eogen uit (ook naar een waterput, moskeetjes, een begraafplaatsje etc.) en we zijn blij dat we niet keihard Risanni uitgescheurd zijn. Dit is leuk!

Na een drankje bij ons hotel van afgelopen nacht (waar het personeel blij verrast is ons te zien: er is nog steeds / weer niemand) en een korte Internet-leen actie maken we het rondje naar Risanni terug af en parkeren de auto tussen twee andere auto’s haaks op de stoep, net als daarstraks. Karin kijkt opzij en ziet dat de jongen die zogenaamd achteloos tegen de auto naast ons leunt, in feite bezig is te proberen de auto open te maken! In zijn hand heeft hij een pin en hij blijft angstig over de auto heen kijken of hij parkeermannetjes ziet. Dit vinden we een heel slecht idee en Martijn rijdt resoluut weer achteruit. Iets verderop kan de auto langs de stoep staan, vol in het zicht van het parkeermannetje. De stoep is er bovendien zo hoog dat de deur aan die kant niet open gaat. Dat is beter. De parkeerman belooft op te passen en wij volgen de Tripadvisor app naar het best gewaardeerde restaurantje van Risanni. Het is flink zoeken, maar als we het dan hebben gevonden komen we in een leuke tent terecht waar we snel, vriendelijk en in het Engels worden bediend. En heerlijk eten: een ‘berber-pizza’. Eén van de platte Marokaanse broden, gevuld met gehakt, kruiden, ui. Het is heerlijk en we smikkelen samen de berg eten op. Als we op 2/3 zijn horen we een angstaanjagend geluid… De aankomst van een kudde Nederlandse toeristen. In veel te korte broeken en hemdjes strijken ze neer aan de tafels om ons heen. We kijken elkaar aan, schakelen over in (hopelijk feilloos) Engels en rekenen af zodra we klaar zijn. Nederlandser kunnen ook echt heel leuk zijn natuurlijk (kijk ons nou ;-), maar hier willen we even niet bij horen. 

Onze auto is gelukkig ongesloopt en na een bedankje aan Parkeerman vertrekken we naar Merzouga. De reisinstructies zijn wat verwarrend: in het ene geval wordt over 40 minuten gesproken, in het andere over anderhalf uur. In het ene geval is er anderhalve kilometer ongeasfalteerde weg; in het andere nog geen 100 meter. Het pakt gunstig uit: In 40 minuten en na ongeveer 150 meter ongeasfalteerde weg parkeren we de auto bij Kasbah Mohayut. De auto en onze tassen blijven hier vannacht staan en wij gaan de woestijn in! We hebben nog veel tijd en die gebruiken we voor nog een drankje, kleine tas reorganiseren èn kennismaken met Jos en Rita. Rond de 60 vermoeden we en een bereisd en vriendelijk stel. Zie je wel: Nederlanders op reis zijn ook leuk! We blijken met z’n vieren de rode zandduinen van de Erg Chebbi te gaan bedwingen en dat vinden we meteen allemaal een goed idee.

Karin is de enige met kameel (of nou ja: technisch gezien dromedaris) ervaring en geeft op verzoek wat adviezen (nek bedekken tegen de zon, toch echt je lenzen uitdoen, goed vasthouden als het beest omhoog komt) en als we allevier zijn geïnstalleerd deinen we het ‘erf’ van het hotel af, zo de woestijn in. De Erg Chebbi is één van de twee Sahara ‘Erg’s’ van Marokko: een stuk woestijn vol grote door zand omhoog geblazen zandduinen. De Erg Chebbi is bekend door de prachtige oranje-roze duinen die in het avondlicht steeds mooier van kleur worden. Een vreemd gezicht: de zandduinen lijken ‘ineens’ te ontstaan aan de rand van de zwart/grijze steen- en zandwoestijn die Merzougha omringt. We lopen eerst een stuk langs de duinen naar het noorden. Dat valt ons allemaal stiekem een beetje tegen: we zouden toch de zandwoestijn in? Maar na ongeveer een half uur deinen steken we schuin de woestijn in. De kamelen (drommi’s, maar iedereen hier noemt de beesten camels, dus het wil er niet zo in) sjokken achter elkaar en achter de gids (in felblauwe Touareg kleding) aan: Martijn voorop, gevolgd door Karin, Rita en Jos. Een kameel rijdt niet bijzonder comfortabel: je moet je evenwicht een beetje zien te vinden en naar beneden loop/glijdend over de zandduinen moet je enorm uitkijken dat je er niet voorover vanaf kukelt. We hadden ook een jeep, quad of sandbuggy kunnen nemen, maar eerlijk gezegd worden we een beetje chagrijnig van de herriedingen die in de verte de zandduinen stuk maken en de beesten verjagen. Maar: het uitzicht en de ervaring maken al die kleinigheden goed. Tussen de geel, oranje, roze, rode duinen sjokken we nog anderhalf uur door. We worden steeds stiller en iedereen probeert zo goed en zo kwaad als het gaat plaatjes te schieten. Zandduinen, knalblauwe lucht met hier en daar een wolkje, de strakke scheidiging tussen de zon- en schaduwkant van de duinen…

Beurs en stijf, maar zeer, zeer tevreden klauteren we na twee uur met wat hulp van onze drommi’s af. We staan nog even te genieten van de zonsondergang in de verte, maar die verzandt (no pun intended) wat in een inversielaag en bovendien heeft onze gids haast. Kom, kom, wuift hij ons achter zich aan. We vragen ons af waar het kamp is gebleven, maar over de duinkam kijken we naar beneden en daar in de kom, ligt een schitterend kamp. Wauw, dat ziet er chiquer uit dan we hadden gedacht. Keurige zwarte tenten, van binnen volledig met doeken en kleden bekleed, voorzien van licht en echte bedden èn een stoel. Tussen de tenten liggen kleden op de grond, om het lopen te vereenvoudigen en het zand op afstand te houden (Karin giet per kant een halve liter Sahara uit haar schoen).

De achterste tent bevat een w.c. en wastafel; de voorste een heus restaurantje met allemaal tafeltjes, kaarsen, stoelen. Wauw. Als de zon weg is en we hebben vastgested dat het halfbewolkt èn volle maan is (goed èn slecht nieuws: een mooi gezicht, maar nauwelijks een ster te bekennen door die klap licht!) worden we aan tafel geroepen. we delen een tafeltje met Jos en Rita en de tijd vliegt voorbij. Gelijkgestemde zielen zegt Jos en zo voelt het inderdaad. We hebben een erg leuke avond, die we na het eten afsluiten bij het vuur, terwijl de gids en de koks trommelen en zingen. Onverstaanbaar, maar oh zo passend in het landschap. Met de muziek nog in onze oren zoeken we de tent op. Weltrusten drommi’s, tot morgen!

Erg Chebbi, meer Merzougha

Erg Chebbi, meer Merzougha

Om 10 voor 7 staan we bovenop een zandduin, naar het oosten te turen. Het is frisjes: waar het daarnet nog windstil was, begint de wind te waaien terwijl de zon opkomt. De maan gaat onder in het westen, achter Merzougha, dat we van deze hoogte kunnen zien liggen, net als de uitlopers van de Atlas. Het is helder, alleen hier en daar een wolk. Die ene wolk is wel precies boven de horizon op de plek waar de zon er bovenuit zou moeten komen. Als die  er even later bovenuit piept is het licht al geel en helder. De duinen verkleuren snel, in omgekeerde volgorde. We kijken neer op het kamp. Het is doodstil om ons heen. In de verte zien we de onze drommi’s liggen. Goedemorgen woestijn.Tijd voor thee en een koekje.

Na dit snelle geïmproviseerde ‘ontbijt’ (vooruit: twee kaakjes) is het tijd om te gaan. We klimmen achter de gids aan naar onze drommi’s. Na een laatste blik op het kamp (zwaai, zwaai) bestijgen we onze drommi’s. Auw. vooral Karin zit een stuk minder comfortabel dan gisteren. Niet alleen hebben we wat spierpijn en een beurs achterwerk; Karin’s drommi krijgt een lange lijn en probeert constant zijn voorgangr in te halen. Dat levert grote stuiterende stappen op. Er is bovendien bezuinigd op het zadelmateriaal, wat haar na afloop een aantal enorme pijnlijke blauwe plekken opgeleverd blijkt te hebben, van het stalen frame. Twee uur terug duurt dan ook wel heel lang, maar het landschap is nog net zo mooi als gisteren. Wat een landschap en wat een voorrecht dat wij er deel van mogen uitmaken, al is het maar even.

Vlakbij het hotel zien we een enorme karavaan drommi’s het ‘erf’ verlaten. Het zijn er zeker 50. Het is een spectaculair gezicht! Ladingen mensen die even, voor 20 minuten, de woestijn mogen ‘proeven’. We voelen ons echte professionals en we worden druk op de foto gezet. Zij komen uit de woestijn. Jazeker, glimmen wij. Om ons vervolgens stevig vast te grijpen als de drommi’s wat vlot een duin af stuiteren. Professionals, jaja… Wij (en onze achterwerken) zijn blij als de tocht er op zit en we verdenken de drommi’s ook van enige opluchting. We geven een dikke fooi en strompelen het hotel binnen.

Daar staat een prima ontbijt op ons te wachten. We gooien flink wat brandstof naar binnen en na een paar glazen verse jus voelen we ons weer mens. We kunnen hier douchen, maar we laten het nog even zitten. We gaan eerst nog een beetje verder langs de woestijn rijden en vanmiddag in ons ‘eigen’ hotel wel zwemmen (jawel, weer een zwembad hebben we op Internet gezien), douchen en haren wassen. Voor nu nemen we hartelijk afscheid van Jos en Rita. We wisselen mailadressen uit, zodat we de over en weer gemaakte foto’s kunnen uitwisselen. We vermoeden allemaal dat we meer dan de helft moeten weggooien, dus hopelijk kunnen we elkaars collectie aanvullen.

Na een laatste zwaai gaan we er vandoor. We rijden nog even verder zuideljik. Naar het einde van de weg! Waar vroeger de geasfalteerde weg al ophield bij Risanni of zelfs bij Erfoud, is er nu een geasfalteerde weg tot Taouz. De weg is in uitstekende conditie en het is erg leuk om een stuk te rijden. Rechts de zwarte of bij vlagen witte of gelige rots- en zandbodem; links de oranje, roze en gele zandduinen, de Erg Chebbi. Vlak voor Taouz keren we om; de weg gaat niet verder en we genieten vooral van het grote niets. We hoeven even geen dorpje.

Terug naar Merzougha gaan we, met af en toe een fotostop. En met één koffiestop, bij Café Nora. We mogen gaan zitten op een binnenplaatsje met lemen banken, vrolijke kussens en allemaal stopcontacten in de lemen muren. Duidelijk gericht op toeristen. Maar dat is niet erg: we hebben goede verhalen gelezen over Nora en ze (nouja, hij, de ober) serveert een interessante bak koffie. Sterk en gekruid, met kardemom en kaneel! Niet iets voor elke dag, maar wel lekker om te proberen. We voeren een kort gesprekje met een Duits/Spaans stel, onderweg met een camper… en fietsen! Ze komen binnen in korte sportbroekjes en truitjes. Als ze horen dat we Nederlanders zijn, is de man opgetogen: ah, dan spreekt u Duits. Nou, een beetje. We hebben een kort gesprekje, maar zijn Spaanstalige partner trekt na een tijdje zijn aandacht en wij ontsnappen.

Tijd voor voor een douche. Hotel Nasser Palace is, met als Mohayud, alleen bereikbaar over een onverharde weg en wat moeilijker te vinden. Het is wel een groot hotel. Met een mooie plek aan de rand van de woestijn en wat verder weg van het dorp, organiseert het eigen woestijntripjes. Wij willen op dit moment vooral af van al dat zand en het zwembad op de binnenplaats twinkelt uitnodigend. We moeten alleen nog even wachten. Doordat ze zo vroeg zijn is de kamer nog niet klaar. Dat begrijpen we en excuses wuiven we weg: geen punt, mogen we dan wel wat drinken. Natuurlijk! Binnen een paar minuten staat er thee en een bak vers gedopte pinda’s voor ons neus. We zitten voor het hotel op een soort ‘veranda’ (maar dan enorm) op wat banken, uit de zon onder wat lappen. Beetje Internet er bij: best uit te houden! We hebben de helft van de eerste bak thee nog niet op als de man die ons ontving er aan komt: komen jullie? De kamer is klaar! Oh wauw, dat is snel. Hij wappert: drink eerst rustig je thee op, ik zie jullie zo.

We krijgen kamer 12, als we zover zijn, een dubbele kamer (duidelijk bedoeld voor een gezin oid) beneden in een hoekje. Er valt qua rust niet veel te kiezen: alle kamers liggen op de begane grond of op de eerste verdieping aan de binnenplaats. Het is bovendien druk op die binnenplaats, dus we zijn benieuwd hoe dat gaat vanavond. Voor nu trekken we zwemkleren aan en racen naar het zwembad. En dat blijkt… IJSKOUD! Man oh man, niet alleen zijn wij erg verhit, maar de watertemperatuur wordt ook na een tijdje niet beter. Martijn zwemt een klein rondje (op de foto kijkt hij alsof het heerlijk is, maar verder…) en Karin duikt een paar keer onder en dan houden we het voor gezien. Afkoelen? Gelukt! Nu dat echt schoon worden nog.

Een dikke drie kwartier later zitten we schoongewassen en met nog natte haren in het restaurant voor een bescheiden lunch. We delen een omelet met kaas. Brood erbij: prima. De soep, de salade en het fruit slaan we over, tot consternatie van de ober, maar tot begrip van de serveerster (een vrouw; de eerste die we deze week in de horeca zien!). Het eten komt op de kamer wordt ons verzekerd en tevreden ploffen we na de lunch op het terras: de zwemkleren uitgespoeld en over een stoel naast ons in de zon.

Eind van de middag is het verslag bijgewerkt, zijn de zwemkleren doorg, hebben we een lekker lang stuk gelezen en een ommetje gewandeld aan de rand van de woestijn. We zien kamelen worden gevoerd, Martijn spot vogels met een nestje in een struik, we kijken naar de zandduinen. Dat uitzicht is vandaag wel minder mooi: het raakt langzaam helemaal bewolkt! Ai, dat hadden we dus ook kunnen hebben. Wat hebben we mazzel gehad, met de volle maan! Als we terug wandelen besluiten we te vragen of er ook drank is. Alweer mazzel: we kunnen zelfs kiezen. Gezien de hoge temperaturen nemen we allebei één biertje. Pinda’s erbij en vanaf de veranda uitzicht op de zandduinen. Proost! Nu nog wat eten en ons geluk is compleet.

De vriendelijke man die ons al de hele dag af en toe even komt vragen of alles goed is of iets vertellen over het hotel, vertelt ons dat er diner op de binnenplaats is. We willen misschien wel vóór de groepen uit eten? We blijken ongeveer de enigen te zijn die geen onderdeel van een groep uitmaken. Normaal zouden we dus in Mohayut slapen; veel meer gericht op stellen en niet op groepen. Door overmacht zitten we nu hier en de vriendelijke man doet alles om het ons toch naar de zin te maken. Hij dekt een tafeltje in het hoekje van de binnenplaats en laat ons aan tafel gaan vóór iedereen anders. Het eten is verrukkelijk. Soep en fruit kennen we, maar de Tajine van gekruid gehakt en ei is echt zalig: het lekkerste dat we deze reis hebben gegeten. Toe nemen we een bakje sterke koffie en terwijl we dat opdrinken stroomt ineens de hele binnenplaats vol. Wauw; aan één lange tafel gaan 62 (!) mensen; voornamelijk Spanjaarden en Chinezen. Hoe die in één groep komen is ons een raadsel, maar wat een lawaaiig geheel! Dan nog twee groepen Belgen en een groep… Israëli? Ieks, we vluchten.

We rommelen ons wat door een avondritueel (na ons woestijnavontuur zijn onze tassen ook druk aan herinrichting toe) en gaan dan in bed liggen. En zowaar, met oordopjes filteren we het grootste deel van het geroezemoes uit! Daarmee kunnen we wel slapen. We zijn bijna vertrokken als er ineens een keihard getrommel klinkt. Oh nee, live muziek! Eerlijk is eerlijk de mannen zijn niet slecht, maar wat een herrie! Tussen half 11 en 12 is het één groot feest op de binnenplaats. Als we het helemaal zat zijn klinkt er na een laatste solo een luid applaus. Ha, eindelijk! We proppen opnieuw onze doppen in en gaan lekker slapen. Het duurt zeker 3 minuten voor we zijn vertrokken!

Van Merzougha naar Gorge du Dades

Van Merzougha naar Gorge du Dades

Nadat we gisteravond de wekker iets later hebben gezet, worden we iets voor half 8 uit onszelf wakker. De nacht begon later dan we wilden, maar we hebben allebei heerlijk geslapen! Het is verrassend rustig op de binnenplaats en we onderdrukken de neiging om heel hard te gaan gillen. Er zijn al best wat mensen aan het ontbijten en we sluiten aan voor een klein ontbijtje. Daarna rekenen we af. Onze drankjes staan keurig op de rekening, maar het eten is in geen velden of wegen te bekennen. Dat zit er bij in, zegt de balieman. Ehm, nee hoor. Jawel, wacht en hij haalt de Vriendelijke Man van gisteren erbij. Die herleest de bevestiging en geeft ons gelijk. Hij bedankt ons en nadat een bescheiden bedrag extra op de rekening is gezet, betalen we alsnog. Dag, dag hotel Nasser Palace. We komen niet terug, maar je eten was heerlijk en je Vriendelijke Man erg vriendelijk!

We rijden er vandoor. Er blijkt een nóg nieuwere weg te zijn dan die naar Taouz en dat is de R702 tussen Erfoud en Merzougha. Die nemen we en als we de weg opdraaien ligt het dorpje met zijn lemen huizen er schilderachtig bij tegen de duinen en in het inmiddels weer doorgebroken zonlicht. Als Martijn stopt voor een plaatje, trekt Karin wit weg: waar is de grote camera?! We blijken allebei gedacht te hebben dat de ander ‘m heeft, maar we hebben ‘m geen van beiden. We ‘racen’ terug naar het hotel. Natuurlijk mogen we in de kamer kijken. Balieman loopt meteen mee. Iets gevonden? Nee, zegt Karin, het is een zwart tasje en… Oh! zegt Balieman, die is gisteravond al gevonden en ligt bij de balie! En inderdaad… Bij het ‘vluchten’ naar de kamer blijken we allebei gedacht te hebben dat de ander de camera had en hij is dus bijven liggen op de bank. We zijn enorm opgelucht en Karin bedankt Balieman en Vriendelijke Man uitgebreid.

Bij poging twee op de R702 maken we niet alleen mooie plaatjes van de duinen, maar genieten we ook van een enorme roofvogel (een wouw-achtige, volgens Martijn). Met een aantal stops om plaatjes te maken, rijden we naar Erfoud over de splinternieuwe weg en er aan de andere kant weer uit. Net voorbij de stadsgrenzen vinden we de Ursine de Marmare, de plaats waar veel van de fossielen-in-steen worden bewerkt. Het zou erg leuk moeten zijn dus we maken een stop, maar het valt erg tegen. We krijgen een ongeïnspireerde uitleg van nog geen 5 minuten en worden dan de winkel ingeleid. Zelfs die valt tegen: de winkel van het museum was veel leuker! We gaan er gauw vandoor.

Verder op de R702 en de erg mooie, kale route. Geen geel of oranje zand meer, maar wel rotsen en zwart zand. Als we in totaal 2 uur onderweg zijn sinds het vertrek bij het hotel vinden we de perfecte stop onderweg. Keurige toiletten , lekkere muziek uit de speakers, goeie koffie: top! Na lekker even bijkomen en een caffeïnekick gaan we weer verder. Bij Tinejdad slaan we linksaf, de N10 op. Het is een grote plaats waar we doorheen rijden. We komen ogen tekort. Niets dat echt goed te vangen is op een plaatje, maar erg leuk: mensen op volgepakte ezeltjes, vrouwen met kinderen op hun rug, schoolkinderen wandelend, winkeltjes met van alles… Door gaan we naar Tinerhir en daar maken we een zijsprongetje. We nemen de afslag naar Gorge Toudgha: een mooie groene vallei met langs de rotsige wanden dorpjes met oude lemen kashba’s en ksour. We volgende kloof (via een smalle slingerweg, de R703) tot we niet verder kunnen. Het wordt steeds smaller en de wanden van de kloof komen steeds dichterbij tot je alleen nog maar kunt lopen. Het ziet er gaaf uit, maar het is zo druk dat we niet eens plaatjes maken. Misschien ooit een keer als we er ‘s ochtends kunnen wandelen!

Voor nu rijden we na een laatste blik ongeveer een kilometer terug door de kloof. Daar ligt namelijk Auberge Petit Gorge en we menen allebei dat we dat hebben gezien op Tripadvisor als de nummer één locatie om te lunchen in de kloof. En Internet heeft niet gelogen: we krijgen van een aardige kerel, die zijn benen uit zijn lijf rent (en nog efficiënt ook) een tafel met uitzicht op de groene vallei en de kloofwanden en daarna heerlijk eten. Zowel de ‘kafta bouef’ (gekruide gehakt’ballen’) als de ommelet berbère (een ommelet in een Tajine, met gronete en kruiden) zijn heerlijk en de verse jus is inderdaad spettervers en erg zoet. We komen lekker bij en rekenen tevreden af. Daarna beginnen we aan het laatste stuk van onze route voor vandaag. We gaan terug naar de N10 en rijden door tot Boumalne Dades, waar we rechtsaf slaan, de Gorge du Dades in via de R704. En die is echt fenomenaal. Een groene vallei, rechtop staande pannenkoek-rotsen, rotsen die er uit zien of ze zijn gesmolten, rotsen als een honingraat, vervallen kasbah’s en ksour.  We stoppen bijna elke 5 tot 10 minuten voor een foto (gelukkig kan dat hier ook) en kijken onze ogen uit. Geweldig! We rijden uiteindelijke helemaal door tot km 34, waar we zoals beloofd aan de linkerkant van de weg Hotel Berber de la Montagne vinden. Daar krijgen we een simpele, maar schone kamer en thee en pinda’s als welkom. En minstens net zo belangrijk: we zijn voor de bui binnen! Het gaat voor het eerste deze reis echt regenen. Gelukkig duurt het niet lang en terwijl we op ons zachte (!) bed lekker liggen te lezen vinden we het wel prima. Zo eten. Dan slapen. En het is zo lekker stil!

Van Gorge du Dades naar Aït Ben Haddou

Van Gorge du Dades naar Aït Ben Haddou

We worden voor de wekker uit onszelf wakker. Zo, dat was een lange, stille nacht slaap. Heerlijk! Martijn spingt onder een lekkere, warme douche, maar Karin slaat die nog even over. We gaan na het ontbijt namelijk een bergwandeling maken. We hebben er zin in, maar Karin calculeert ook wat zweetdruppeltjes en pijnlijke pootjes in, dus gaat na de wandeling nog even douchen. Om half 9 staat Hassan voor ons klaar. Gisterevaond heeft hij tijdens het eten al muziek gemaakt, grappen verteld en de gaste uitgedaagd met trucjes (en dat was een heel stuk leuker dan het op papier klinkt) en vandaag is hij onze gids. Hij is een paar kilometer verderop in de Gorge opgegroeid en wandelt al zijn hele leven door de bergen.

We blijken de wandeling te doen met een Duits stel van rond de 30, die spontaan in het Nederlands zeggen dat Nederlands praten ook geen probleem is, als Karin vraagt of we Engels kunnen praten! Ze hebben in Nijmegen gestudeerd en daar Nederlands geleerd. Ze lopen bovendien net zo snel (of langzaam) als wij en zijn erg vriendelijk, dus prima gezelschap voor een bergwandeling! Hassan blijkt een talenwonder en stuitert de hele wandeling heen en weer tussen Engels, Duits en zelfs wat woorden Nederlands. Hij begint met over een muur klauteren via een ladder, de snelstromende rivier oversteken via een dikke boomstam en daarna schuin omhoog lopen via een geitenpaadje dat bezaaid ligt met stukjes leisteen. De toon is gezet. Maar: hij loopt heel rustig en houdt goed in de gaten of we kunnen volgen. Hij last regelmatig korte pauzes in door wat te vertellen of ons te laten genieten van het uitzicht. en dat is fenomenaal. Het is schitterend weer geworden en de vallei ligt er prachtig bij in het ochtendlicht. We kunnen (naar boven lopend nadat we een droge rivierbedding zijn overgestoken) steeds verder kijken. De rotslagen teken prachtig af in de zon en de overs van de rivier kronkelen felgroen tussen de roodbruine rotsen door.

Een stuk de berg op vraagt Martijn of er ook fossielen liggen. Jazeker zegt Hassan, bukt zich en raapt een steen op met een fossiel er in. Kijk maar! We beginnen allemaal te lachen: dat lijkt te mooi voor toeval. Maar als we even verder kijken zien we overal stenen met fossielen er in. Vooral ammonieten. We krijgen allemaal een soort ‘fossielen-koorts’ en besteden dik 20 minuten aan het rondstruinen over de berg. We vinden een flink aantal mooie exemplaren, waar we foto’s van maken. Behalve fossielen vinden we ook kwarts; Hassan slaat plakjes af van een dikke steen, waar we het licht doorheen kunnen zien schijnen. Met enige tegenzin volgen we hem daarna nog een stukje verder de berg op en daarna slingerend over dunnen paadjes, naar beneden. Onderweg komen we allemaal mensen tegen. Kinderen, die op geitjes passen. Mannen en vrouwen, die op het werk zijn aan het land. Hassan kent iedereen en allerlei mensen zeggen ons vriendelijk en nieuwsgierig gedag. 

Beneden gekomen pauzeren we even bij de rivier en volgen Hassan dan over allerlei walletjes tussen de akkers naar het volgende dorp. Het land is vruchtbaar: er groeien graansoorten, maar bijvoorbeeld ook perzikbomen, amandel- en walnootbomen en rozen (waar rozewater van wordt gemaakt, dat overal in stalletjes langs de weg wordt verkocht). Het is hard werken op het land. Nog maar zo’n 10% van de jongeren blijft in de vallei, zegt Hassan, om op het land te werken. De rest trekt maar de grote stad om werk te zoeken. We vragen ons af hoe oud de mensen die we zien echt zijn: we denken niet zo oud als ze lijken…

In het dorp klimmen we naar het huis van Sarah, alweer iemand die Hassan kent. Ze is huisvrouw en daarnaast weeft ze tapijten. Die verkoopt ze in de buurt, maar ook op de jaarlijkse huwelijksmarkt in Imilchil. Zodat de bruidegommen hun huwelijksgeschenk meteen bij de hand hebben. De markt is in september; ze heeft nog even om er zich op voor te bereiden, maar er hangt aan de wanden al een indrukwekkende collectie tapijten. Sarah zet thee voor ons, die Hassan uitserveert. Groene thee met thijm. De thijm hebben we boven op de berg al kunnen ruiken en is enorm sterk, dus we vrezen voor de thee, maar die is verrassend lekker. En zoet natuurlijk. Thee zonder suiker is nog maar één keer gelukt. Misschien hebben we in Marrakech, waar ze gewend zijn aan rare toeristen, meer geluk. De koekjes zijn ook zoet, en erg lekker. We komen bij van de pittige wandeling en wisselen verhalen uit over gewoontjes in Duitsland, Polen (waar de manlijke helft van ons Duitse wandelstel is geboren), Nederland en Marokko.

Als de thee op is lopen we langs de rivier en over de weg terug naar het hotel. Het is 12 uur en Hassan heeft zijn fooi dik verdiend vinden wij. We nemen afscheid en daarna maakt Karin dankbaar gebruik van het feit dat we de kamer nog even hebben: ze rent onder de douche door en verkleed zich. He lekker, schoon! Daarna betalen we het eten van gisteravond, checken we uit en pakken de auto. Ook op de terugweg is de rit door de vallei geweldig. Wat een geweldige vallei: wandelen, uitzicht èn fossielen vinden tegelijk! We genieten van het zonlicht op de rotsen (gisteren was het weer veel minder) en als we de vallei uitrijden zwaaien we even. Dag vallei: wie weet tot ziens!

We rijden door; ons einddoel is Aït ben Haddou, de beroemdste ksar van Marokko. We eten een hapje onderweg in een restaurant langs de kant van de weg, net voor het dorpje Tizi. We proberen het in dit land een beetje uit te mikken met Internet en boerenverstand en vandaag is boerenverstand aan de beurt. En daar is vandaag in ieder geval niets mis mee: het eten is prima (we delen olijven vooraf, een tajine met vlees en ei en een klein zoet toetke) en goedkoop en het is er schoon. We eten net voor de drukte uit (iedereen luncht laat hier, pas rond 14 uur) dus als het terras volloopt met tourgroepen gaan we ervan door. Onderweg kopen we nog wat water bij een tankstation en verder rijden we door. Maar over het stuk hadden we ook wel een dag willen doen: overal ksour en kasbah’s en in Ouarzazate hadden we ook wel een dagje willen kijken. We komen dagen tekort voor dit gevarieerde land!

Rond half 4 nemen we de afslag van de N9 naar Aït Ben Haddou en na een tijdje zien we vanaf een uitzichtspunt de oude ksar liggen. Een ksar is een versterkt dorp van met elkaar verbonden huizen. Er zijn maar twee of drie ingangen en soms zitten er één of meer kasbah’s in de ksar, versterkte woonkastelen met vier torens. In de Aït Ben Haddou (Aït is het woord voor (samengestelde) familie, Ben betekent ‘zoon van’ en Haddou is de naam van de vader) liggen wel zes kasbah’s en sinds de ksar integraal Unesco wereld erfgoed is geworden, is hij flink gerestaureerd. Het is geen eenvoudige leefomgeving: de drie families die er nu nog wonen (tegen de 80 van vroeger) hebben geen stromend water of electriciteit. De ksar imponeert, net als jaren geleden, zegt Karin, maar hij ziet er nu wel veel ‘netter’ uit!

We rijden door naar het dorpje en daar vinden we Dar Mouna, onze slaapplaats voor vanavond. Het is een mooi hotel: afgesloten door een muur met grote poort, voorzien van een zwembad (oeh, nu komen we toch even in de verleiding: als die ksar er niet was…), een terras met schitterend uitzicht op de ksar en een prima kamer met keurige badkamer. We dumpen de spullen en graaien snel het hoogstnoodzakelijke bij elkaar. Eerst de ksar bekijken!

We kunnen via de ‘achterdeur’ het hotel uit en lopen naar de oversteekplaats. Een klein jongetje grijpt Karin bij haar pols: 1 Dirham, I help you. Karin bedankt. Jongetje houdt vol. Karin ook en wurmt zich los. Karin wint, jongetje wordt uitgelachen door zijn vriendjes. Karin steekt snel over voor hij het in zijn hoofd haalt om haar uit pure wrok een zet te geven. Hij rent nog een tijdje mee: money! money! money! we negeren hem en net zo plotseling als hij is verschenen druipt hij af. We steken zelf ook het tweede deel van de rivier over en betalen bij de ingang 10 Dirham om binnen te komen. Voor de restauratie. Er staat een kerel op als we hebben betaald die met ons mee loopt en de ksar laat zien. Hij heeft meegespeeld in de films zegt hij. In Game of Thrones in ieder geval. Hij kent vier woorden Nederlands: slaapkamer, woonkamer, keuken en eetkamer. Die laat hij ons allemaal zien, in één van de kasbah’s die wordt gerestaureerd. Verder laat hij ons een houten slot zien; een ingenieus systeem met een soort houten tandenborstel waarvan de pinnen het slot ontgrendelen. We wandelen met hem naar boven en als hij zichzelf begint te herhalen bedanken we hem en geven we hem nog 10 Dirham. Hij protesteert. Dat moeten er 50 zijn! Welnee lachen wij, dan had je dat moeten zeggen, we hebben al betaald. Hij houdt vol, maar stelt steeds sneller naar beneden bij. Uiteindelijk krijgt hij er van ons nog 10 bij en al mopperend neemt hij afscheid. Maar 10 passen later lacht hij alweer. 

Wij bekijken het uur daarna zelf de rest van de kasbah. Wat is het veranderd! Karin kan zich nog houten ladders, vervallen torens en smaller lemen doorgangen herinneren. Nu zijn de wegen geplaveid en minstens een meter breed, zijn de trappen van steen en zijn veel van de torens gerestaureerd. Ook het joodse deel van de kasbah wordt inmiddels gerestaureerd, al gaat dat minder snel in dit vooral Islamitische land. We wandelen en bekijken de kleine straatjes en als we het zat zijn wandelen we via de burg terug naar het nieuwe dorp. Dat is heel veel groter dan Karin zich herinnert. Destijds was er niet veel en nu ligt er een heus dorp aan de overkant van de rivier! We dwalen ons keurig terug naar de kasbah en daar is vooral Karin helemaal op. Dat waren wel heel veel trappen (en berghellingen) en stapjes! Ze ploft op het terras en zit te staren: uit. Martijn kijkt het eens aan, gaat een ober opzoeken en… regelt een biertje! Dat is wel heel welkom en we proosten op deze vermoeiende, maar ook zo leuke dag! 

Van Aït Ben Haddou naar Marrakesh

Van Aït Ben Haddou naar Marrakesh

Het diner was gisteren al niet slecht, maar ontbijten op terras met uitzicht op Aït Ben Haddou slaat echt alles. geweldig! Als ook het ontbijt nog eens prima is zijn we definitief fan van Dar Mouna. Als we ooit terug komen, kiezen we zeker weer voor dit hotel! We slurpen na het ontbijt nog even het Internet leeg en maken ons dan op voor de laatste vrij lange autorit van deze reis. Naar Marrakesh en om daar te komen moeten we de Atlas oversteken via de hoogste pas die er is, op 2260 meter. We poetsen de ramen schoon: na al het stof en daarna het buitje in Gorge du Dades kunnen we inmiddels nauwelijks meer door de ramen kijken. Niets wat een flinke plons water en een zakdoekje niet oplost. De eigenaar komt nog even vragen of hij kan helpen (nee hoor, al bijna geregeld) en doet daarna de poort voor ons open. We kunnen!

De route voert zoals gezegd door de Hoge Atlas, maar we beginnen met een laatste stuk door het droge zuiden van Marokko. Het landschap lijkt een beetje op het zuiden van de Verenigde Staten dat we in films wel hebben gezien: rode rotsen, afgeschuurd door de wind. Grand Canyon landschap. De dorpjes liggen bij oases, uitgestrekt langs de weg. Het groen constrasteert heftig met het rood en grijs van het landschap. De weg is uitstekend en het is rustig, dus tot de bergen schiet het enorm op.

De Atlas doemt als een muur, bovenop nog besneeuwd, voor ons op. De weg begint naar boven te slingeren en is bedroevend slecht. Eigenlijk het slechtst van de hele route: grote gaten in de weg, wegkanten die volledig zijn weggeslagen, bergwand die over de weg naar beneden is gegleden. Martijn stuurt rustig en behendig om de ellende heen en laat zich niet gek maken door de idioten die denken dat harder dan 40 tot 50 km / uur haalbaar is. Het uitzicht is fantastisch, al is het wat heiïg  en als we door de eerste bergketen heen zijn ineens ook veel groener. We zien mos, gras, struiken en naald- en zelfs loofbomen! Overal wordt hard aan de weg gewerkt en de grote werkvrachtwagens maken het af en toe nog wat spannender. We zijn ineens op de hoogste pas (een bordje markeert de overgang) maar besluiten door te rijden. Het uitzicht is hier niet echt bijzonder en we willen eigenlijk gewoon verder. En als we over het hoogste punt zijn, wordt de weg ineens fantastisch. Wauw, hier zijn de hardwerkende mannen dus al geweest en het effect mag er zijn. Het blijft slingeren natuurlijk, maar we glijden ineens over de weg. 

Als we aan de laatste kam toe zijn stoppen we voor koffie en toiletbezoek. Het uitzicht is bijzonder: rode, gele en witte rotsen met daarover heen een groene waas. En daarna gaan we verder, voor het laatste stuk. Vlakbij Marrakesh gooien we de auto vol (pardon; laten we de auto volgooien) en daaran rijden we naar de luchthaven. Het wordt eerst steeds drukken er daarna stuurt onze phoney ons ineens dóór de poorten in de muur, via een doodstille, maar keurige weg en voor zover we kunnen zien vlak langs het paleis! We wurmen ons door in totaal vier poorten heen en belanden daarna op de gote doogaande weg naar het vliegveld waar al het verkeer van Marokko zich verzameld lijkt te hebben. Even wennen na de rust van de afgelopen week, maar ook nu laat Martijn zich niet gek maken en voor we het weten staan we op een parkeerplaats bij de vertrekhal van de luchthaven. We aarzelen: klopt dit nou. Er komt een kerel aanrennen: Europcar?! Eh ja, maar wie ben jij?! Hij vraagt om de sleutel. We weigeren tot er een man aan komt lopen met een keurig Europcar pasje om zijn nek: het is ok, dit is mijn collega, zegt hij met een wat geïrriteerde blik opzij. We geven de sleutel af, halen alle spullen uit de auto en wachten het oordeel af. De auto is ongelooflijk stoffig en had een hele verzameling deuken voor we vetrokken. Daar wordt over gedebatteerd tussen de beide mannen. We hebben er zelfs geen krasje bij gemaakt dus geven vol vertrouwen de papieren af. We zijn goed verzekerd, maar het is toch ook een erekwestie en gelukkig hebben we er bij vertrek op aangedrongen dat alle deuken en krassen werden aangetekend op het papier. Dat loont nu: Pasjesman tekent het papier af en verwijst ons naar binnen.

Daar leveren we de autopapieren in en vervolgens kijken we elkaar aan. Misschien moesten we eerst maar eens kijken of we ergens wat kunnen eten. We wandelen richting de grote hal en… hoera! Een Paul. Deze Franse bakkersketen hebben we al in heel veel landen gevonden en dit exemplaar is zeer welkom. De zaak zit op een open binnenplaats. Het is er rustig, ze hebben heerlijke koffie, lekkere croissants, een goed stuk quiche… He, he, we waren er wel aan toe. En als we klaar zijn kunnen we het ‘gevecht’ met de taxichauffeurs aan…

Op de luchthaven mogen alleen grande taxi’s wachten en dat zorgt ervoor dat ze idiote prijzen vragen èn ermee weg komen. Karin onderhandelt voor wat ze waard is, maar de meter gaat niet aan en heel veel er af krijgen we niet. Afijn, we worden er zelf niet arm van, alleen licht geïrriteerd. Maar goed, als je eenmaal een afspraak hebt gemaakt, komt het wel goed en de chauffeur brengt ons snel en veilig naar onze bestemming. Daar moeten we een stukje van het doolhof door, dat de medina ook hier is. Een opdringerige kerel die op de parkeerplaats staat te wachten, is er van overtuigd dat we het niet kunnen vinden. We wimpelen hem af. we hebben een beschrijving en kunnen het prima vinden. Zo blijkt ook, maar Kerel blijft ons volgen. Om uiteindelijk bij het verkeerde hotel aan te belen. Wij bellen bij het juiste hotel (Riad Soumia) aan en negeren Kerel, die daar heel nukkig van wordt. We worden binnen gelaten en leggen hem nog één keer uit dat hij het echt zichzelf heeft aangedaan en uiteindelijk druipt hij af.

Wat een mooie plek, dit hotel. een Riad is een oud huis, gebouwd rond een open binnenplaats en op deze binnenplaats staan ook twee bomen waar de vogelstjes in rondrommelen. Aziz, een Marokkaan die Nederlands tegen ons begint te praten omdat hij 8 jaar in Antwerpen heeft gewoond, heet ons welkom, bedelft ons onder de informatie en laat ons een prachtige kamer zien. Als we iets nodig hebben moeten we het zeggen en veel plezier!Pff, we zetten onze tassen neer en ploffen neer. Wat gaan we vandaag nog doen?! We frissen ons snel even op en besluiten tot dwalen, wat drinken, meer dwalen en uiteindelijk iets eten bij – als het even mee zit – de nummer 1 van Tripadvisor die op kruipafstand van ons hotel zit. We gaan!

Marrakesh is sinds 13 jaar geleden enorm veel drukker geworden. En moderner. Hoewel er ook nog steeds ezeltjes lopen, zijn de straatjes in de siuk opgeknapt, scheuren er overal brommertjes en scooters en is het veel toeristischer geworden. De medina (de oude stad, met in het centrum de souks) zijn een doolhof, hoewel lang niet zo erg als in Fes. Maar wel veel groter dan we dachten en we kijken onze ogen uit. Op het centrale plein zien we slangenbezweerders, fruitstandjes, een man met een aapje, dames die hennatekeningen aanbieden, mannen die van alles te koop aan bieden… De souk is vooral toeristsich en wordt overstroomd door tourgroepen. Het is zo toeristisch dat Karin’s ekster-neigingen als sneeuw voor de zon verdwijnen. Op het kruidenplein (nouja, kruiden en vlechtwerk) ontsnappen we naar het dakterras van Café des Epices (kruidencafé) waar we even bijkomen van de hitte en de mensen. 

Terug door de souk raken we afgeleid door winkels waar schitterende lampen worden verokcht. Als de verkopers onze interesse merken en de lichten aandoen staan we bijna met open monden te kijken. Anders dan jaren geleden zijn het geen leren of stoffen, maar metalen lampen. Het is een prachtige gezicht, maar we slaan over. We dwalen terug en als we zijn uitgekeken dwalen we terug in de richting van ons hotel. Daar gaan we eten bij Naranj. 

Het restaurant staat op nummer 1 van Tripadvisor en gedurende de maaltijd worden we steeds blijer dat we hebben gereserveerd. Het loopt helemaal vol! We worden meegenomen naar een rustige, koele eerste verdieping en krijgen daar een mooie tafel. we vergapen ons ook hier aan de lampen: mooie stalen bollen, waarvan de uitgestanste vormen prachtige patronen toveren op de witte muren en het plafond. We eten Libanees en het is absoluut genieten. We laten de tafel vol zetten met hapjes en als we klaar zijn nemen we nog een kopje thee. Zonder suiker! 

Tevreden lopen we na het eten door de stiller wordende straatjes naar onze Riad. het hotel lijkt al in diepe rust en het idee dat we hier ook nog een kopje thee kunnen krijgen laten we varen. Dan maar op tijd naar bezzzz….

Marrakesh

Marrakesh

De laatste vakantiedag en we willen er het meeste van maken. Na een heerlijk ontbijtje in de zon, op het dakterras, gaan we als eerste de Saadische graven bekijken. Deze dateren uit de laat 16e eeuw (de tijd van sultan Ahmad I al-Mansur). In het mausoleum liggen ongeveer 60 koninklijke familieleden van Ahmad I al-Mansur, van de Saadi dynastie. Het gebouw bestaat uit drie kamers. Er is een hal voor een gebedsruimte en de hal met 12 zuilen. De graven zijn eenvoudige stenen, met mozaïeken bedekt en liggen in een mooie kleine tuin. Het lijken er maar een paar, maar als je beter kijkt zie je er steeds meer. Het geheel is prachtig, vooral het mooist bewerkte ‘koningsgraf’ dat in de jaren 80 is hersteld met Italiaans marmer. Het nadeel zijn ook hier de enorme hoeveelheid tourgroepen. Karin denkt weemoedig aan het vorige bezoek. Toch laten we ons niet gek maken en we wachten geduldig op een rustige blik of een gelegenheid voor een mooie foto.

Daarna wandelen we (met een koffie stop bij Café des Epices) helemaal van de ene naar de andere kant van de medina. Er is meer te zien en ook hier is Karin eerder geweest. De medersa Ali Ben Youssef, een koranschool, is gesticht in de 14e eeuw, maar kwam tot bloei in de 15e en 16e eeuw. Ruim 900 studenten studeerden hier ooit op theologische en juridische teksten. De medersa is inmiddels buiten gebruik en wordt overlopen door toeristen in plaats van studenten, maar het is nog steeds een majestueus, prachtig bewerkt pand. Het is schitterend en we bekijken in de anderhalf uur daarna elk hoekje en elk trappenhuis en we maken een enorme berg foto’s. 

Op de binnenplaats zien we een man zitten, tulband en al, die teksten in het arabisch schrijft op bewerkte kaarten, als souvenir. En daar schiet Karin van overeind: dat is leuk! We moeten even wachten, maar Martijn is geduldig en Karin kijkt de kunst bijna uit de man’s handen. Uiteindelijk is ze een tekst en een vrolijk praatje rijker en tevreden lopen we naar buiten.

Dwalend door de souk willen we nog even op zoek naar de verfsouk. We weten ‘m uiteindelijk te vinden, maar de mannen die bij de ingang staan zijn zo opdringerig (ze sleuren ons bijna naar binnen) dat we allebei tegelijk besluiten dat we dit geen goed idee vinden. We zijn stellig, wandelen door en maken iets verderop een foto van prachtige rode wol die in de zon hangt te drogen, op een dak. Dat is voldoende: de rest doen ze maar zonder ons!

Wij zoeken (en vinden) het Henna Art Café, een fijne lunchtent. Op het dakterras mogen we in de schaduw zitten (gelukkig maar, want het is warm en broeierig) en krijgen we verse sapjes en een heerlijke lunch. Na de lunch verdiept Karin zich nog een tijdje in de Henna Art (met henna versierde schrijfboekjes), maar uiteindelijk wordt ze er net blij genoeg van. 

Tijd voor nog één stop. Aan de rand van de medina ligt Le Jardin Secret (de geheime tuin). Dit coplex is pas sinds 2016 open na een jatrenlange restaurantie. Het gebouw (paleis) en de tuin zijn vierhonderd jaar oud en na een eerste verval werd het gebouw halverwege de 19e eeuw gerestaureerd en door allerlei hotemetoten bewoond. Daarna raakte het opnieuw in verval, maar inmiddels zijn het gebouw, de tuin en zelfs de watertoevoer gerestaureerd. Dat laatste is een knap staaltje: het geheel werkt volledig op waterdruk! Er zijn filmpjes die het uitleggen, maar het zien is indrukwekkend. We genieten van de rust, het groen en een heelijk kopje thee. 

Daarna doen we niet zo heel veel meer. We houden pauze in het hotel, gaan ‘s avonds een hapje eten bij een simpel café een stukje verderop (het ziet er allemaal een beetje groezelig uit, maar het eten is heerlijk) en daarna lopen we nog een klein rondje over het stampvolle plein. Daar zijn, nu het donker is, eindeloos veel etenskraampjes uit het niets opgebouwd en iedereen probeert ons aan tafel te krijgen met soms hilarische kreten. “Heb je al gegeten?! Geloof er niks van, je bent net een stokje” of (na een verhaal van 3 minuten van de man voor hem) “same story, better food”. We liggen in een deuk, maar we slaan toch af. 

Daarna is het klaar. Morgen gaan we terug naar huis. Een lange, saaie reisdag die we achterwege laten. Voor nu kijken we terug op onze vakantie, terwijl op het dakterras een kopje thee drinken. Hoewel we Marrakesh wel heel erg druk vinden, hebben we genoten van dit prachtige, kleurrijke, zonnige, smakelijke land. Karin zei het 13 jaar geleden al: Marokko is een feestje. En dat is het nog steeds!

Aftellen…!

Aftellen…!

Het duurt nog even maar dan gaan we weer op reis! Op 8 september vliegen we (Martijn en Karin) naar Johannesburg en de volgende dag door naar Windhoek, de hoofdstad van Namibië. De twee weken erna zullen we het noordelijke deel van dit land gaan bekijken èn een stukje Botswana (Chobe NP) en Zimbabwe (Victoria Falls). Alsof dat niet al geweldig genoeg zou zijn, gaan we daarna nóg twee weken reizen en dan ook nog samen met Harro en Eveline!

Vanuit Victoria Falls vliegen we via Johannesburg naar Kaapstad, waar we een kleine week wijntjes gaan drinken en walvissen kijken vanuit Stellenbosch, net boven Kaapstad. Vervolgens gaan we nog een dikke week door de kleinere wildparken rond Johannesburg toeren. En dan is het klaar en vliegen we, hopelijk met een berg geweldige herinneringen en een enorme stapel mooie foto’s, weer naar huis. Harro en Eveline gaan dan nog samen een week op stad naar Kruger NP en een stukje Mozambique.

Het is een reis die al een jaar geleden is gepland en waar we nog langer naar hebben uitgekeken. De laatste weken zijn we al bezig met allerlei grotere en kleinere voorbereidingen (malariapillen aanschaffen, safari outfit compleet maken etc.) en inmiddels kunnen we bijna niet wachten! Nog 12 nachtjes slapen… Lezen jullie weer mee?

naar Johannesburg

naar Johannesburg

Ruim voor de wekker gaat, gaan onze ogen open. Jawel, eindelijk: het is zover. We gaan op reis! Anders dan anders vinden we het behalve heel erg leuk, óók een beetje spannend.

Martijn heeft anderhalve week voor ons vertrek te horen gekregen dat de rugproblemen waar hij al maanden last van heeft, veroorzaakt worden door een hernia. Dat het beestje (eindelijk) een naam heeft stelt enrzijds gerust (het is niet iets nóg naarders), maar het maakt ook wel dat we ons (opnieuw) hebben afgevraagd of het een goed idee is om deze reis te gaan doen. Gelukkig zijn alle artsen (orthopeed, arbo-arts èn neuroloog) unaniem in hun oordeel: ja, prima die vakantie. Geen eindeloze afstanden lopen, niet zwaar tillen maar verder lekker blijven bewegen en vooral uitrusten en genieten. Pijn is een goeie graadmeter (niet teveel want dan moet het rustiger aan), maar wees er ook niet te bang voor: je moet het wel héél bont maken om je rug erger stuk te maken.

Nou da’s best een helder verhaal eigenlijk. Gaan dus! Neemt niet weg dat we ons natuurlijk afvragen hoe het zal gaan. Maar er is maar één manier om daar achter te komen. Gaan! Om kwart over 7 zitten we dan ook in de stromende regen in de taxi. Als we het weerbericht zo eens bekijken besluiten we dat het echt een topdag is om te vertrekken: Nederland krijgt vandaag beestenweer over zich heen! De taxi chauffeur is het met ons eens. Al pratend wisselen we verhalen uit over Chili, waar zijn vrouw vandaan komt. Hij wenst ons een heel erg mooie reis en helpt ons ondanks het beestenweer aan een karretje zodat we niet hoeven te sjouwen.

Als we de enorme rijen auto’s zo zien zal het binnen helemaal belachelijk druk zijn verwachten we zo, dus we halen maar eens diep adem voor we naar binnen gaan. … Precies drie kwartier later zitten we bij de Starbucks aan de koffie, volkomen verbouwereerd. We zijn letterlijk nog nooit zo snel overal doorheen gezeild. We zijn erg opgelucht en genieten rustig van een bakkie. Daarna browsen we nog een beetje door wat winkeltjes en planten onszelf vervolgens bij de gate.

Aan boord hebben we twee ruime stoelen geboekt, zodat we meer ruimte hebben. Bovendien zitten we op de middelste rij van het vliegtuig aan het gangpad èn (mazzel) blijft er naast ons een stoel vrij. We hebben dus samen drie stoelen en dat is heel erg lekker. Want het is wel een heel erg lange vlucht… Het loopt soepel en het personeel is enorm attent. Als er nog geen koffie is bij de eerste ronde drankjes komt de stewardess Martijn bijvoorbeeld speciaal een bakkie brengen. We zien elk drie films: LaLa land, Kong en Fantastisc Beasts and where to find them voor Karin en Logan, Pirates of the Caribean (deel zoveel) en ook Kong (ja, kwaliteitsfilmpje hoor …) voor Martijn. We lezen. We bewegen. We eten en drinken. En we zijn heel erg blij als we na bijna 11 uur landen op de luchthaven van Johannesburg.

Een stempel en onze bagage hebben we snel te pakken, maar waar vinden we nu die shuttlebus? Langswandelen bij een airport information stalletje biedt uitkomst: volg die man die dat andere stel wegbrengt. Zij moeten er ook heen! “Er” blijkt een halletje te zijn waar allerlei mensen wachten op een busje naar een hotel in de buurt. Na een kwartiertje wachten komt ook het busje naar Premier Hotel O.R. Tambo voorrijden. We krijgen een private transport en nauwelijks 10 minuten later worden we uitgeladen. We checken in, kijgen ondertussen wat drinken, onze bagage wordt op een karretje geplaatst en een vriendelijke ‘bell boy’ brengt ons naar de kamer. Hij is voor PSV zegt hij: voor wie zijn wij? We kunnen het niet over ons hart verkijgen om te zeggen dat voetbal ons geen biet interesseert. Feyenoord, zegt Martijn, daar ben ik vlakbij geboren. De jongen knikt goedkeurend. Ook een goede club.

De kamer is uitstekend en als we ook in de bar nog een drankje kunnen doen (een goeie gin & tonic) zijn we zeer tevreden. Morgen deel 2: nu lekker slapen. Weltruzzzzz…

van Johannesburg naar Windhoek

van Johannesburg naar Windhoek

Mja, zo snel in slaap vallen is natuurlijk lekker, maar als je dan vergeet een pijnstiller te nemen na zo’n heftige dag is het wel een beetje een onrustige en korte nacht! Maar goed: er hoeft vandaag niet zo veel. Lekker douchen, aankleden en een ontbijt scoren in de enorme ontbijtzaal. We krijgen accuut keuzestress van alle opties. 

Na het ontbijt zitten we nog een kwartiertje, in het zonnetje, aan het zwembad. Het hotel is erg groot, maar ook prima, zeker voor zo’n stopover! Dat blijkt ook maar weer eens als onze bagage wordt ingeladen in één van de shuttlebusjes die elk half uur gaan. Keurig volgens ons zelfbedachte schema worden we weer terug afgezet op de luchthaven. We vliegen pas om 12 uur, maar het blijkt best handig dat we er nu al, rond 10 uur, zijn. De luchthaven is echt enorm en vandaag mogen we inchecken in Terminal B en vetrekken vanaf Terminal A. Gelukkig zijn karretjes om je baagge op te laden niet alleen handig voor het niet-sjouwen, maar ook om op te leunen bij een stukje lopen. Het gaat dus allemaal heel soepel en omadt we ruim op tijd zijn kunnen we ook nog rustig ergens een bak koffie doen. Oh en kan Karin even ‘eksteren’ in een souvenirwinkeltje. Zonder iets te kopen want ‘we gáán nu pas!’.

De vlucht naar Windhoek is snel en op de laatste 10 minuten na heel soepel. Vlak voor de landing is er zoveel turbulentie dat Karin lichtgroen begint te zien, maar de piloten draaien er hun handen niet voor om. Met een zacht stuitertje komen we soepel aan de grond. Hallo Namibië!

Pfff en dan is het even klaar met het soepele gedeelte van de dag. De douane heeft een nieuw systeem. Ze willen niet alleen je paspoort zien, maar ook een ingevuld formulier, een foto (2x) en vingerafdrukken van ál je vingers! En dat dus in een nieuw systeem. Dat duurt even… We zijn een heel ruim uur bezig met door de douane komen. Daarna gaat het wel heel snel en voorbij de uitgang vinden we onze Chauffeur. Hij heeft geduldig staan wachten en vraagt in het Afrikaans ‘wil jij nog geld betrek?” Nou, pinnen willen we wel ja. Helaas is er één apparaat buiten werking en het andere geeft alleen Zuidafrikaanse Rand. Karin laat een ander stel even voorgaan: dit lijkt haar niet de bedoeling?! Jawel hoor, zegt Chauffeur: de koers is hetzelfde en door heel Namibiën worden Rand geaccepteerd. Oh! Nou, doe er dan maar een berg! 

Helaas heeft het stel dat Karin voor heeft laten gaan besloten dat ze in meerdere keren, met verschillende passen, van verschillende rekeningen eerst alle varianten willen uitproberen. Als we het na 10 minuten opgeven staan ze nog steeds te klooien. Dat pinnen komt morgen wel: we hebben nog Rand.

De weg naar Windhoek (38 kilometer verderop) is uitstekend. We razen met 120 km / uur over het asfalt en de enige keer dat we wat moeten afremmen is omdat er een troep bavianen de weg oversteekt. Het landschap is droog en er waait een stevige, warme wind. Het grijzige valkje dat Martijn spot beschouwt het vanaf een paaltje. Het is leek en de bergen in de verte worden indrukwekkender naarmate we dichterbij komen.

Windhoek is niet heel groot. Chauffeur rijdt ons er doorheen en brengt ons op 10 minuten lopen van het centrum zegt hij, bij Vondelhof Guest House. Er staat een grote muur omheen afgesloten met een hek. Hij parkeert de auto met de laadklep bij de receptie en geeft ons een hand. Fooi dik verdient Chauff: dat was een soepele, veilgie rit.

Het meisje achter de receptie is enorm vriendelijk. Ze geeft ons informatie, een welkomstdrankje (heerlijk: vedund guavesap!), een envelope van de reisorganisatie (morgen om 8 uur meet & greet), een sleutel, een wachtwoord voor Internet èn ze boekt een restaurant voor ons. Op haar advies gaan we vanavond eten bij Nice Restaurant. Dat staat voor Namibian Institute of Culinairy Education. Een restautant waar talentvolle maar kansarme jongeren (verder) worden opgeleid. En dan met eten op hoog niveau, maar – stelt ze ons gerust – niet te stijf. en op twee minuten lopen! Nou, dat klinkt briljant dus doe maar.

Na twee uurtjes rommelen op de kamer en in de schaduw op het terras (waarbij we twee blikjes drinken de man naar binnen gooien: dorst!) wandelen we naar het restaurant en het meisje heeft niets teveel gezegd. Het eten is heerlijk. Tonijntartaart en brie in filodeeg vooraf, daarna respectievelijk een sirloin- en een kudu steak en we delen de lekkerste appel strudel in tijden. Een wijntje en een biertje erbij èn een fles water. 

Als de rekening komt checken we drie keer of alles er op staat, want het komt over alsof we voor een derde moeten betalen. Dat is nog eens fijn dineren. We laten complimenten uitdelen aan de keuken, geven een dikke fooi en wandelen naar bjuiten. Het is volgens het meisje van de receptie handiger om s avonds een taxi te nemen, maar voor twee minuten lopen langs een drukke straat hebben we daar wat moeite mee. We hebben dan ook behalve cash geld en één creditcard niets meegenomen en als de straat verlaten blijkt, wagen we het er op.

In volle vaart wandelen we terug naar het Guest House. Hopla, gehaald en tevreden laten we ons zakken op een stoel op het terras. Daar doen we nog een drankje. Als het meisje om 9 uur de lichtje sop komt ruimen wensen we haar weltrusten en verhuizen naar de kamer. Op het beld met een klamboe er om heen (er zijn nauwelijks muggen maar die ene in Johannesburg en die ene hier in Windhoek hebben Karin alweer gevonden) lezen we en werken we de site bij. En daarna gaan we lekker slapen: morgen om 07:30 uur ontbijt!